Jeetje, Darren mag er ook wel zijn
Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel
Mitchell bleef de man voor zich aankijken. Hij wilde wel eens weten wat dit hier allemaal te betekenen had. Nog steeds voelde hij zich beroerd. Maar hij voelde zich ook anders. Anders op een manier die hij niet kon beschrijven. Het leek wel alsof zijn zintuigen opeens veel gevoeliger waren, al had hij ook sterk het idee dat hij zich dit verbeelde. Hij leek meer te ruiken, beter te voelen, en was zich bewuster van de geluiden om zich heen. Zelfs de kleine geluidjes ontgingen hem niet. Hij begon na te denken over wat ervoor zou kunnen zorgen dat hij zich nu zo ..anders.. voelde. Misschien had deze man voor hem, hem wel vergiftigd. Zijn geheugen van de laatste dag en nacht leek hij immers niet goed te kunnen ophalen. Misschien lag hij hier al veel langer, was hij beland in een lange slaap, en werd hij nu wakker. Of was hij ontvoerd door de man en had deze hem bewusteloos geslagen. Toch had hij het idee alsof het dieper moest liggen, alsof dit allemaal oorzaken waren die niet de gevolgen beschreven. Als de man voor hem iets met hem wilde doen, had hij dat al lang kunnen doen. Hij had hem niet hoeven vastbinden met een touw aan een bed om hem te vermoorden. Dat was zijn manier van logisch redeneren.
De man voor hem kon hij niet peilen. Hij wist niet waarom deze hem door elkaar had geschud. Waarom hij zo naar hem keek, zo staarde, en hem door elkaar was blijven schudden. Het was beslist geen fijn gevoel geweest, iets dat op Mitchell zijn gezicht af te lezen was geweest. Hij had de irritatie niet onder stoelen of banken geschoven. Mitchell keek af en toe recht in de ogen van de man, maar dat maakte alleen maar verwarring in hem los. Waarom leek het alsof er verdriet stond in die ogen, en kon hij zelfs spoortjes angst bekennen? Ontspannen kon hij op dit moment niet. De meeste spieren in zijn lichaam waren aangespannen. Nog steeds wilde hij een manier vinden om te kunnen ontsnappen, maar er kwam niets in zijn gedachten op. Mitchell was meer dan opgelucht toen de man blijkbaar had besloten dat het genoeg was geweest. Hij was gaan staan. Nog steeds waren Mitchell zijn ogen vooral gefixeerd op de man, hij wantrouwde hem genoeg om te denken dat hij geen goeds met hem van plan was.
‘Het deert ook niet, vergeet hoe ik eerder heb gedaan’ klonken de woorden van de man, wiens naam hij nog niet wist. De woorden zorgden ervoor dat Mitchell zijn wenkbrauwen even fronste. Hoe kon hij nou zo praten, terwijl hij hem even eerder nog door elkaar had geschud alsof hij een sinaasappelsapje was? Nee, het deerde hem wél, wie er voor zijn neus stond en zijn gedrag zou hij ook niet zomaar vergeten. Toch rolde er geen sarcastische opmerking over zijn lippen. Hij wilde weten waar hij aan toe was, en liet de man daarom ook uitpraten.
‘Hierbij wil ik je inlichten dat je ter ziele bent gegaan,’ De woorden klonken vreemd in zijn oren. Ter ziele bent gegaan? Hij besefte niet dat dit serieus bedoelt was, waardoor een ongelovig sceptisch grijnsje op zijn gezicht te zien was. Deze man voor hem kon net zo goed een gestoorde gek zijn, waarom zou hij hem geloven? Meteen wilde hij dan ook een opmerking maken, maar de man was hem voor en sprak. De verveelde zucht was hem niet ontgaan. Hij voelde zich niet dood, dus hij was niet dood, dat was zijn logica.
‘Je bent getransformeerd naar een vampier en vanaf toen stond je al onder mijn hoede; ik ben Silas Underwood en ik ben ervoor om te zorgen dat je nog mensen overlaat in je smachtbuien.’ Mitchell kon niet anders reageren op deze woorden dan te lachen. Meende deze man dit nou echt serieus? Het klonk hem allemaal als de grootste onzin in de oren. Hij had nooit geloofd in telepathie, waarzeggers of dat soort andere onzin. Vampiers? Dat woord deed hem alleen maar meer lachen. Die bestonden niet eens, althans, niet in zijn wereld. Maar bij het zien van het gezicht van de man die zichzelf Silas Underwood -een onheilspellende achternaam die Mitchell ook zeer lachwekkend vond- kwam hij tot het besef dat hij zijn woorden daadwerkelijk serieus nam. Juist doordat de man zo serieus bleef kijken moest hij zichzelf inhouden om niet weer te gaan lachen. Hij was immers nog wel aan de zwakke kant hier, en het was niet slim om hem uit te lachen.
“Vampiers bestaan niet” merkte Mitchell droogjes op. Deze man was echt knettergek, dat kon gewoon niet anders. En dat beangstigde hem ergens nog wel. Hij was genoeg vreemde figuren gewend, maar mensen die bloedserieus over vampiers praten was hij nog nooit tegengekomen.
Hij vroeg zich opeens sterk af hoe hij ervoor had kunnen zorgden dat hij hier op dit bed was beland. Hij probeerde weer op zijn hoede te zijn, maar dat lukte nog niet erg goed doordat de situatie nog steeds onwerkelijk voor hem aanvoelde. Zonder zich iets van zijn gespannenheid aan te trekken ging Mitchell rechtop in het bed zitten. Dat had hij beter niet kunnen doen. Of in ieder geval niet zo snel, het duizelde hem even.
“Dus ik ben dood gegaan. En nu weer levend. En ik ben een vampier? Door jóú?” sceptisch was hij nog steeds. Hij geloofde er nog steeds niets van, en zou er ook niet snel in gaan geloven. Het woord vampier. De enige associatie die hij daarmee had waren de verhalen die hij wel eens hoorde, van het oude vrouwtje dat wel eens in zijn bakkerij kwam. Hij steunde op zijn ellebogen, omdat hij het gevoel had dat hij deze steun nodig had. De man voor hem beweerde dus dat hij een vampier was en dat hij hem ‘zou beschermen’. Ondanks dat hij niet veel van het verhaal geloofde, voelde hij zich wel anders, niet op een goede of een foute manier. Hij was in elk geval geen vampier, nee, hij was een mens.
Hij wist niet wat er met hem aan de hand was. Misschien had hij te veel gedronken, dat kon maar al te goed, want hij kon zich nog wel iets van aankondigingen van het oogstfeest herinneren. Maar Silas moest weten wat er gisteren met hem was gebeurd. Want hij -of iemand anders- had hem hierheen gebracht.
“Wat is dit voor een donkere kamer en waarom heb je me hier heen gebracht?” hij schroomde niet om te vragen, daar was hij veel te nieuwsgierig voor. Hij wilde weten of hij deze man echt tot krankzinnige gek mocht bestempelen of dat hij gewoon een vreemde soort humor had, en dit deed om hem te pesten.
“En als ik een vampier zou zijn, waarom had je me niet gewoon op de grond kunnen laten leggen?” Nu hij eenmaal was begonnen met praten hield hij niet zo snel zijn mond. Hij wilde weten wat er echt aan de hand was. Daarnaast wilde hij niets liever dan van dit bed komen, en één manier om niet te laten opvallen dat hij nog overal in de kamer zocht voor uitwegen, was om een gesprek met de man te beginnen. Als er ook maar een kans zou voorbijkomen om te ontsnappen zou hij die grijpen. De man had even een afwezige blik gehad, alsof hij verzonken was in gedachten, herinneringen. Mitchell gaf hem echter geen kans om weer in gedachten te verzinken.
“Wat is er nou écht gebeurd, gisteren.. de dag daarvoor..” vroeg hij ietwat dwingend. Hij had geen besef van tijd, dat irriteerde hem. Toch had hij het akelige gevoel dat hij hier een stuk langer dan een paar uur was. Zijn ogen gingen nogmaals door de kamer, terwijl hij zo onopvallend mogelijk aan het touw probeerde te wrikken. Hij dwong zichzelf om Silas weer aan te kijken, wilde zijn gezichtsuitdrukking kunnen lezen als hij antwoord zou geven op zijn vragen.
[ bericht aangepast op 14 okt 2013 - 18:21 ]
Aan niets denken is ook denken.