• • Out of Sight, Out of Mind

    Het is begin 19e eeuw (Victorian Era) en de hele wereld is net aan het herstellen van een oorlog die zojuist gestreden is, zo ook het stadje Bathum, de hoofdstad van het land Hawkscourt. Er heerst grote onrust onder het volk en sommige zijn zo ontevreden over het huidige bestuur dat ze soms samenkomen en de boel saboteren. Terwijl het volk denkt dat deze rebellen’ het grote gevaar zijn, ligt er een groter gevaar op de loer. Vampiers. De laatste tijd hebben ook zij het moeilijk gekregen, met name een clan uit het noorden. De clan is gekrompen naar tot een relatief klein aantal waardoor deze veel kwetsbaarder is en daarom heeft de clanleider, Silas, besloten dat hier verandering in moet komen. Bathum is de geschikte plaats om nieuwe leden te werven voor de clan. Echter is niet iedereen geschikt en de vampiers zullen zich onder de mensen moeten mengen om te kijken wie wel geschikt is voor het harde vampiersleven, terwijl ze hun identiteit verbogen moeten zien te houden.

    Rollen: Getallen voor de naam zijn paginanummers
    Vampiers:
    Clanleider:
    (1,1) Silas Underwood - 26/247 - 1e rang + ring - Hireath
    Rechterhand:(1,1) Idwallon Calhoun Underwood - 24/245 - 1e rang + ring - Goldenwing
    Verbannen: Vrij

    Leden:
    - (1,1) Alice Woods - 21/103 - 3e rangs - BastiIIe
    - (1,2) Amaris Rae Valora - 23/28 - 4e rang - Cassia
    - (2,10) Alexa Elizabeth Turner - 20/100 - 3e rang - Florentina

    - (1,6) Cedric Laurentius Salomon - 21 - 3e rangs - Delish
    - (1,6) Devon Evian Lilyton - Bachandale - 23 - 3e rang - DreamerN
    - (1,5) Mitchell "Mitch" Giacomo Bianchi - 22 - Tegen + leider - Florentina (Was mens)

    - Onbeperkt!

    Mensen:
    - (1,3) Vilkas Alexander Pace - 25 - Voor - Akatosh
    - (1,11) Elijah Hodkin - 20 - Tegen - Cashby

    - (1,9) Daenerys Éowyn Frey - 22 - Tegen - BastiIIe
    - Onbeperkt!


    Gaan dood:
    - (1,9) Elizabeth (V mens) Dood door Mitch
    - (2,1) Katharina (V, vampier) Dood door Idwallon
    - {1,7) Lucas Nilsson (M, mens) Dood door Cedric
    - (1) Oliver William Dust (M, vampier) Dood door Silias


    Sfeerimpressies 19e eeuw
    Als je googelet op Victorian era, Victorian fashion of gewoon in het Nederlands Victoriaans ___ dan vind je al een hele hoop (:
    Of de film Vanity Fair, dit is ook een erg goede inspiratiebron. Zoek wat trailers of personages op voor een goede indruk.

    [ bericht aangepast op 26 mei 2014 - 16:49 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Cedric Laurentius Salomon, 21/138 • 3erangs.
    Ik voelde me aangenaam om haar ranke lichaam zo in mijn handen vast te houden en zo met haar te dansen op de muziek die afspeelde in onze gedachten, maar ik wist dat ik hier was voor een reden. Ik wist dat er ooit een gesprek aan zou komen met het 'waarom.' We konden het niet vermijden, geen van ons beiden kon dat. Of we het nou wilden of niet, dat gesprek kwam er. Eventjes bleef ik nog rustig dansen met haar en ik wilde haar bijna zoetjes toefluisteren hoe ik haar gemist had al die tijden dat zij weg was, maar dat zou een verkeerde stap geweest zijn. De lieve glimlach had ze op haar gezicht, die ik al bijna vergeten was door de tijd heen. De sprankeling wat iets ondeugends had kwam in haar ogen en ik had het gevoel dat zij de eerste stap zou zetten en hoe erg ik dit wilde, kon ik het niet.
    Kort had ik langs Alexa gekeken om niet te laten zien dat ik er mee zat. Zij wist altijd op de een of andere manier dat er wat was en dat kon ik er nu niet bij hebben. Dat was trouwens ook in mijn tegendeel.
          Ik had de woorden uitgesproken, maar ik voelde me er niet goed bij. Ze antwoordde impulsief. 'Prima, dan hoeven we het daar niet meer over te hebben.' Totaal hoe ik Alexa weer kende en ergens had ik het gevoel gekregen dat ze dacht dat alles nu goed was bij deze woorden, maar dat was echter niet zo.
    Ik liet merken dat het niet zo bedoeld was, door haar op een indringende manier in haar ogen aan te kijken en haar wat steviger vast te pakken. Maar ze had mij nog meer naar zich toegetrokken en ik had het gevoel dat ze me wilde kussen.
    De ene simpele vraag was uit mijn mond gerold en meteen zorgde het ervoor dat Alexa stopte met bewegen en dat haar handen van mijn hals gleden. De afstand verkleinde iets en de sprankeling was verdwenen.

    De seconden die daarna volgden leken wel minuten en die minuten leken uren, maar eigenlijk waren het maar een paar seconden dat Alexa haar mond had geopend en de zin eruit rolde met dat ze niet meer verliefd op mij was. Ze wilde voordat ze op reis ging het uitmaken, alleen wist ze niet hoe. De woorden galmden zachtjes na in mijn hoofd, mijn ogen verwijdden zich wat waarna ze weer normaal werden en ik ze dichtkneep, terwijl ik mijn handen weer wat harder in haar lijf drukten. Toen ik merkte dat ik dit deed had ik ze abrupt van haar lichaam afgehaald en draaide mij vluchtig om met een hand op mijn voorhoofd. Oh, man.
    Ik was niet verward door wat ze had verteld, maar waardoor ik net achterkwam. Ze was natuurlijk een losbol en vooral met mannen betreft. Dan was ik zelf ook geen lieverdje, maar Alexa.. Ik had mijn mond geopend om te vragen wie de mannen in die tussentijd van haar waren geweest, maar klapte toen mijn mond weer dicht. Nee, ik kon niet zeggen dat ik ze ging vermoorden.
    “Dat is onzin, Alexa.” Kon ik uit mijn mond persen. Het klonk weliswaar kil en hard, maar ik kreeg het eruit. Vervolgens zuchtte ik weer, omdat ik helemaal niet kil wilde antwoord – dat stadion waren wij allang veeér voorbij, Alexa en ik.
          Toen draaide ik mij om, keek koud, maar boosaardig naar Alexa en zag de fles met alcohol naast haar staan. Ik had er eerst een grote slok uitgenomen en smeet vervolgens de fles met een harde worp tegen de muur aan. “Verdomme.” Zei ik met een boze, harde stem.
    “Waarom lieg je, Alexa? Waarom?!” Ik had het gevoel dat ik door begon te draaien, terwijl ik al aardig gek was in mijn kop. Ik wilde Alexa helemaal niet pijn doen of kwetsen, maar ik liet mij ook niet ten schande zetten. Zoiets accepteerde ik niet, van niemand, dus ook niet van Alexa. En dat zou zij moeten weten.

    [ bericht aangepast op 2 okt 2013 - 20:20 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Amaris "Rae" Valora

    "Je hoeft je niet schuldig te voelen. Hij staat jou beter dan dat hij mij staat en eerlijk? Ik draag hem bijna nooit, echt waar. Het is zonde als hij niet gedragen wordt dus toe, hou hem." Ik voelde me net een kind dat voor het eerst in een lange tijd weer een cadeautje had gekregen. Ik voelde nogmaals over de stof en keek haar aan met pretlichtjes in de ogen. Het was echt zo geweldig maar ik had nog steeds het gevoel alsof ik het niet aan kon nemen.
    "Heb je geen andere kleding mee?" Ik schudde voorzichtig mijn hoofd en voelde hoe de glimlach op mijn gezicht een beetje milder werd. Misschien had ik geen andere keuze en moest ik de kleren wel aanpakken. Ze had me met mijn neus op de feiten gedrukt, ik had niets van kleding en ik kon inderdaad niet voor eeuwig in dezelfde jurk blijven rondlopen, dat zou best gênant zijn. "Mijn hemel, je mag wel wat van mij hebben, ik heb meer dan genoeg."
    Ze duwde me een stapel kleren in mijn handen, voor zover ik kon zien waren het blouses, een jurk en een rok. Ik had zelfs niet eens de tijd om er tegen in te gaan, niet dat ik dat van plan was geweest. "Alsjeblieft,en je zou me juist blij maken als je het aanneemt," Ik voelde hoe mijn wangen zich rood kleurden. Ze was echt zo aardig voor me dat ik er verlegen van werd.
    "Oh wat erg! Het spijt me, ik liet me te veel meeslepen en toen is het me helemaal ontschoten." Geschrokken door zo plotseling haar stem te horen, keek ik haar wat verbaasd aan en deed moeite om niet te lachen. "Ik heet Alice, Alice Woods," Ze stak haar hand naar me uit maar in plaats van haar de hand te schudden, keek ik er een beetje vreemd naar en probeerde kalm te blijven.
    Ik wist dat het zo onbeleefd van me was, maar ik zocht nog naar het knopje dat ik om moest draaien wilde ik lichaamscontact kunnen verdragen. Aarzelend stak ik mijn hand uit, trok mijn vingers onzeker terug maar overwon toch de angst om haar aan te raken. Zoals het hoorde schudde ik haar hand en voelde mijn hand tintelen. Het duurde niet bepaald lang want voor ik het wist had ik het weer losgelaten. Het was misschien niet veel, maar voor mij was het al een hele stap. Ergens had ik het gevoel dat ze me een vreemde snuiter zou vinden.
    "U bent echt te vriendelijk Miss Woods." Zei ik glimlachend zodat ze de tijd niet kreeg om over het voorval na te denken en voelde hoe er kleine kuiltjes in mijn wangen verschenen. "Er zouden meer mensen zoals u moeten zijn, echt. Ik heet Amaris Rae trouwens, maar ik prefereer liever Rae als u dat niet erg vindt." Ik meende wat ik over haar zei, ze was echt te goed geweest en ik vroeg me af hoe ik haar ooit genoeg kon bedanken.
    "Als ik ooit iets voor u kan doen hoor ik het graag, Miss Woods." Ik keek haar aan en prutste wat onwennig aan de stapel kleren die ze in mijn handen had geduwd. "Ik heb geen geld, dus daar kan ik je niet mee betalen, maar ik stel me wel ter beschikking indien u iets nodig heeft."


    [Het is niet veel maar het is iets. Ik voel me namelijk niet echt 100% dus je zal het hier mee moeten doen :') ]


    Forget the risk and take the fall...If it's what you want, it's worth it all.

    Ash.
    Iedereen kon zich wel indenken als je naar zijn kleding keek dat hij niet bepaald uit het arme deel van het land kwam. Maar de vraag was meestal waar hij dan wel vandaan kwam. Dat was voor hem een weet en voor de anderen een vraag. Hij hield er simpelweg niet van om te praten over dingen die al waren gebeurd.
    Het was zijn taak om mensen te irriteren. Zijn gedrag zou in elk geval niet gaan veranderen als hij in zag dat mensen zich niet op hun gemak voelden in zijn buurt. Hypocriet? Hij wist het niet. Het deerde hem vrij weinig. Over tachtig jaar waren deze mensen er immers niet meer. Wat had hij er dan aan als hij ze te vriend hield? Hij kon zich beter in het goede boekje plaatsen bij de vampieren – iets waar hij vast ook wel een flinke reputatie had gekregen vanwege het feit dat hij zo kon verdwijnen en opduiken.
    Het was wonderbaarlijk hoe ze zich gedroeg tegenover hem. Op het moment dat ze zijn naam wist te herinneren leek het wel alsof ze dacht dat ze hem van alles kon maken. Het kon natuurlijk zijn dat hij die interpretatie fout had, maar zo zag het er uit in zijn ogen. ‘Eowyn?’ Een frons sierde zijn voorhoofd. Normaal zou hij zichzelf zoiets wel hebben herinnerd, maar ditmaal was dat niet het geval. ‘Ik zou bijna gaan vragen of dat wel echt zo is,’ mompelde hij voor zich uit. ‘’Ik moet toegeven dat ik over het algemeen iemands naam wel onthoud, maar die van jou is me toch ontglipt,’ Een tel glimlachte hij haar toe. Het was geen stralende glimlach, maar onvriendelijk was het ook niet.
    ‘Vilkas..’ mompelde hij langzaam voor zich uit. Deze naam herkende hij wel degelijk, maar of zij wist wat hij precies was? Hij durfde het niet te zeggen. Ze leek wel op iemand die verstand had van zaken. Duistere zaken wellicht.
    Een glinstering verscheen in zijn ogen op het moment dat hij door kreeg dat ze dit als een unieke kans zag om hem iets te vragen. Wellicht was dit mensfiguur toch nog interessanter dan de meesten die er rond liepen. Hij vond het in elk geval wel zeer vermakend.
    In zijn wereld werkte het verlenen van een gunst vast anders dan in haar wereld. Bij hem kwam het er eerder op neer dat men hem maar moest geven waar hij om vroeg en als hij er zin in had, dan zou hij er wel wat voor terug doen.
    De zakdoek stopte hij onder het praten weer veilig weg in zijn binnenzak. De ijzeren geur dat het beetje bloed had achter gelaten irriteerde zijn maag lichtelijk, maar het deed hem verder niet zo heel erg veel. Over de jaren leerde je er wel mee omgaan.
    Zijn hoofd hield hij iets scheef. ‘Hoe kom je aan die zegelring’ haar woorden drongen heel langzaam tot hem door. Zijn blik gleed af naar zijn hand, waar het sieraad pronkte in het vroege middaglicht. Langzaam maar zeker krulden zijn mondhoeken om tot een trieste glimlach. ‘Het is een erfstuk,’ zei hij daar zachtjes op terug. ‘het is me erg dierbaar,’
    Zijn vingers strekte hij een paar keer, de ring was na jaren een onderdeel van hem geworden. Achter zo’n stukje staal zat meer verhaal dan menig mens zou gaan denken. Het was een simpele ring, zilver en ingelegd met een smaragd. De kleur die zijn ogen ook droeg. Het enige wat hem echt kenmerkte was het familiewapen. Een heel oud symbool wat niemand hedendaags nog zou moeten kennen, thans, dat dacht hij toch. Maar waarom was zij er dan zo nieuwsgierig naar?
    Als het zou verdwijnen zou hij dat zeer spijtig vinden, maar er was niet veel wat hij er aan zou kunnen doen. Wellicht was Ash tot veel in staat, maar zijn macht op een verkeerde manier gebruiken zou hij niet doen. Alles in het leven had een reden, dat was zijn levensmotto.
    ‘Waarom ben je uitgerekend daar nieuwsgierig naar?’ Was zijn weerwoord daar op. Voor nu leek de knorrige jongeman even plaats te hebben gemaakt voor de schappelijke, nieuwsgierige vreemdeling.
    Met zijn diepgroene ogen keek hij naar haar. Zoals hij al eerder had gedacht, het tere meisje waar ze op het eerste oog voor aan kon worden gezien, was alles behalve dat. Interessant,. Maar ook gevaarlijk als het erop aan kwam.
    De wind begon weer zachtjes te waaien. Vanuit zijn ooghoeken nam hij waar dat een aantal mensen rilden. En daar stond hij dan, in zijn jasje. Hij wist dat bepaalde dingen erg op konden vallen. Maar niemand had hem er ooit naar durven vragen. Zou zij het durven?
    Ze deed hem aan iemand denken, misschien dat hij haar daarom uit zijn gedachten had verbannen na een korte ontmoeting. Hij wist het niet goed.
    Het was een van de weinige keren in Ash’s leven dat hij daadwerkelijk verward was.


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    • Silas Underwood.

          ‘Sam,’ sprak de man die hij net veranderd had opeens. Silas fronste, wie is dat in Godsnaam? Het klonk ongelooflijk verloren, het moest wel een dierbare zijn geweest. ‘Je móet terugkomen!’ riep hij daarna, hardop en eveneens nogal kwaad. Was hij nu nog in zijn hersenspinsels verloren? Hij werd niet als enige met de minuut gekker, de vampierleider leek er zelf ook steeds erger last van te hebben. Hierdoor was hij begonnen te schreeuwen; hij had het niet kunnen hebben dat hij dit van hem wist. Misschien had hij hem dan toch niet moeten veranderen?
          ‘Niemaaand. Hij is… hij is… hij is…’ beantwoordde hij zijn vraag toen halfjes, aangezien hij niet verder ging. Het frustreerde Silas zo erg, maar hij besloot zich in te houden – wat hem heel moeilijk lukte, zelfs nu hij hem heen en weer was gaan schudden. Hij had pas door dat zijn ogen opeens geopend waren toen hij nogmaals goed naar hem blikten.
          ‘Laat me los!’ Nee, Silas ging nog verder met zijn gestoorde bui. Echter, had hij wel doorgehad hoe de knul zijn ogen door de ruimte hadden geblikt. Voor de rest had hij niets anders gedaan dan naar hem staren, hem heen en weer schudden en opgaan in zijn gekte. Hoe wist hij van zijn geheim af? En een nog betere vraag: wist hij van Darren af?
          ‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei hij opeens, en het klonk eerlijk. Het klonk als de waarheid, maar waarom twijfelde Silas dan zo erg? Hoe kwam dat? ‘Ik weet echt niet waar je het over hebt.’ Hij zou juist opgelucht moeten zijn. In zijn ogen was angst te vinden, vermengd met wat verdriet, maar toen hij doorhad hoe hij zo bovenop hem hing, besloot hij haastig recht te gaan staan. De leider hijgde nog altijd alsof hij hevige inspanningen had gedaan, wat hij eveneens tot een normale ademhaling probeerde te bedaren.
          ‘Ik weet echt niet – Waarom…? Wa…’ De rest volgden niet over zijn lippen, hierdoor besloot Silas hem weer aan te kijken. Hij had nog altijd een verwarde sfeer over zich heen en zijn donkere poelen hadden iets weemoedigs, maar het kille overstemden dit alles. Hierdoor was hij abrupt weer de oude vampierleider geworden die, bijna, iedereen erkende.
          ‘Wie ben jij? Wat moet je van me?’ Vroeg de jongeman direct, wat eerder nog onbeleefd door Silas opgevangen kon worden, alleen na dit rare tafereel besloot hij er niets op te vermelden. En aangezien de man bij kennis leek te zijn, niet meer door zijn eigen herinneringen gemarteld, wilde hij hem in eerste instantie vrij laten van het touw. Dit deed hij echter niet; hij wilde even afwachten.
          ‘Het deert ook niet, vergeet hoe ik eerder heb gedaan,’ eiste Silas van hem met een sterne aanblik. Hoewel hij niet van de botte, directe aanpak hield met dit soort gevallen, besloot hij daarentegen hem toch te informeren. In feite wilde hij deze knul zo snel mogelijk weer alleen laten, want hij had niet het idee dat hij nog langer met hem – alleen – in één ruimte kon zijn zonder opgegeten te worden door zijn terugkomende, pijnigende herinneringen.
          ‘Hierbij wil ik je inlichten dat je ter ziele bent gegaan,’ Silas zuchtte verveeld. ‘Hoe kan je nu dan nog leven?’ stelde hij de vraag al voor hem. ‘Je bent getransformeerd naar een vampier en vanaf toen stond je al onder mijn hoede; ik ben Silas Underwood en ik ben ervoor om te zorgen dat je nog mensen overlaat in je smachtbuien.’

    † † †
    Silas probeerde zich door de bloederige sleur te slepen, het mocht echter niet baten. Nadat hij Elvyra geëist had te vertrekken, werd het zo mogelijk nog vreemder voor hem, alsof hij daadwerkelijk in een psycho veranderde. Het jaar dat erop volgde was een waas van bloed, moord en gekte. Niet enkel een moord van de mens, eveneens voor zichzelf; meerdere pogingen om zichzelf – en vooral het beest – om zeep te helpen, waarvan hij de eerste paar keren het niet durfden. Daarop, voor de zoveelste keer, besloot de man er het einde aan te geven.
    Op één van de donkerste nachten, terwijl de Hemel bleef huilen, vertrok hij naar de zee. Hij wilde het mormel verdrinken door zich in de zee te storten. Voor een ongelooflijk lange tijd bleef de man eerst naar de woeste, grijze zee staren – als in een trance. Zijn benen begaven zich er sneller naartoe dan dat hij überhaupt gedacht had, want voor hij het goed en wel kon beseffen, sloeg de zilte zee tegen hem aan. Het koude omarmde zijn lichaam als een oude vriend, trok hem naar beneden om de onderwaterwereld te laten bezichtigen. Hij had er niets aan gedaan, de man liet het allemaal maar over zich heen komen en ergens – hoe curieus dat ook moge klinken – had hij er vrede mee. Dat moment leek eeuwig te duren, een serene gelegenheid waarin hij opging.
          Totdat hij naar adem happend boven water kwam.
          Het enige wat hij ervan herinnerde, was hoe er iemand hem ruw in de arm nam en hem mee naar de kant nam. Met een klap kwam hij op zijn rug terecht, het zand leek harder te zijn dan het in feite was. De regen stortte zich nog altijd met bakken naar beneden, waardoor hij dit op zijn gezicht voelde plenzen. Silas werd op zijn zij gerold, waar hij verder proestte en het water uitspuugden wat in zijn longen zat. Tot nog toe hevig tot adem snakkend probeerde hij eerst tot zichzelf te komen, voor de persoon een koekje van eigen deeg te geven.
          ‘Hé, heb je een doodswens, vrind?’ Het klonk geschreeuwd, het kwam enkel maar vaag tot hem binnen, als van ver. Ruwe handen omsloten zijn schouders, waar hevig aan geschud werd. Het wilde eerst niet tot Silas doordringen, totdat de man zich bedacht dat iemand – klaarblijkelijk een man – hem gered had van zijn actie om het beest te vermoorden.
          ‘Bij…’ prevelde hij toen, nogmaals proestend en met zijn ogen gesloten. ‘Bij… de duivel,’ kwam er dan toch grommend achteraan. Hierop probeerde hij overeind te komen, wat de eerste keer niet lukte doordat hij achterover geduwd werd door de zogenaamde held. De tweede keer lukte het hem wel, waarna hij zijn donkere blik – wat eerder als verwart overkwam in deze gehele situatie – naar de ander richtte. Het was inderdaad een man, en er lag een zorgzame blik in zijn poelen. Alhoewel hij ook flink op zijn hoede leek te zijn. Hij had krullerig, bruin haar, maar grijsblauwe ogen die door me heen leken te kijken. Of alles kon ontrafelen, hierdoor begon de man zich zowat naakt te voelen. Als de zee waarvan hij net gered was, maar toch leek hij er weer in verzonken te zijn.
          ‘Weet je toevallig niet hoe te zwemmen?’ probeerde hij grappig te zijn, waarbij zijn wenkbrauw iets omhoog ging toen hij merkte dat Silas hem nog aanstaarde.
          ‘Wat?’ murmelde hij schor, nog door het water.
          ‘Je verdronk,’ vermeldde hij droogjes terug. ‘Was dat zodat ik voor reddingsboei kon spelen?’ De man vond het uiterst grappig, maar Silas gromde hier enkel op en kwam krabbelend overeind. Hij had weg willen lopen en geen woorden vuil willen maken aan de man, maar na een paar stappen had hij zich toch tegen beter weten in omgedraaid. Hij keek recht in zijn amusante gezicht, met een kostelijke glimlach op zijn lippen. De jonge vampier had hier langer naar gekeken dan dat hij wilde.
          ‘Ik probeerde een demon vanbinnen te vermoorden, al bekostigde dat mijn leven.’ Hierop was zijn plan om, om te draaien en weg te lopen – wat eerder waggelen genoemd kon worden, echter de jongeheer zijn blik werd opeens zo ernstig dat hij in zijn stappen bevroor.
          ‘Dat is buitengewoon stupide,’ beantwoordde hij met een andere toon in zijn stem. Niet meer humoristisch; eerder scherp en – volgens Silas – nogal grof. ‘Waarom zou je, je leven weg willen gooien?’ Hij zag eruit alsof hij nadacht over iets belangrijks, totdat het lampje leek te branden en hij met grote stappen naar Silas toeliep.
          Met een zachte stem sprak hij: ‘Jij bent er één, jij bent een vampier.’
          Silas had een brok in zijn keel weg geslikt, terwijl hij de geur van de man nog had kunnen ruiken. Zo dichtbij had hij gestaan. Hij rook naar de natuur; hij bracht een zilte zeelucht en verse aardegeur met hem mee. Iets wat sterker leek te worden door de regen die nog neer kletterden.


    Kostte me meer tijd dan verwacht, dus Alice komt later.. Ik wil nu niks voor je afraffelen, omdat mijn voorgaande posts al flut waren. Nu wil ik eens een goede voor je schrijven, dus hopelijk verschijnt hij in de loop van de week (:
    (Het is niet meer het woordenaantal wat ik altijd schreef, maar ik kom alweer in de goede richting. Blah, stress is nergens goed voor ;l)

    Daenerys Éowyn Frey ~ Rebel.
    Opnieuw borrelde er een lichte irritatie in mijn op toen mijn naam hem niks zei. "Ik moet toegeven dat ik over het algemeen iemands naam wel onthoud, maar die van jou is me toch ontglipt." Nou werd ie helemaal mooi! dacht ik gepikeerd. Blijkbaar had de man zich meer in andere dingen geïnteresseerd en ik besloot het voor deze ene keer te laten varen. De volgende keer dat hij zou vergeten wie ik was, zou ik er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat het geen derde keer zou gebeuren.
    Toen ik Ash vervolgens mijn vraag stelde kreeg hij een glinstering in zijn ogen die ik zo gauw niet kon plaatsen. "Het is een erfstuk, het is me erg dierbaar," was slechts zijn antwoord, zo had de doorsnee simpele ziel in het dorp het in ieder geval opgevat. Ik daarentegen keek zwijgend naar hoe de ring Ash zijn blik vast wist te houden en hoe de man ineens heel iemand anders leek. Alsof hij zijn stoïcijnse masker even had afgedaan, voordat hij mij een vraag stelde. Geamuseerd wipten mijn wenkbrauwen omhoog alvorens de woorden over mijn lippen gleden. "Voor mij een weet, voor jou een vraag." Ik schonk hem een plagende knipoog, maar de kans om een nog een mooie reactie te plaatsen kreeg ik niet meer. In zijn oude jas die ieder ander allang bij het vuil had gegooid en zijn blauwe ogen die altijd vrolijk stonden kwam hij aangerend, alleen leek de jongeman deze keer in de verste verte niet op de altijd vrolijke Elijah die ik kende. Voordat ik het wist lag Elijah op de grond en verbaasd keek ik hem aan, proberend een reden te vinden achter zijn paniek, toen hij me hier al bij te hulp schoot. "Éowyn," zei hij, terwijl hij opkrabbelde en me aankeek met die blauwe kijkers van hem. Zijn mond bewoog razendsnel op en neer en zijn eerste paar woorden ontglipten me, omdat ik nog altijd verrast was van zijn plotselinge komst. Zijn ademhaling schoot omhoog en plots werd ik overvallen door een vrijwel altijd onderdrukte emotie. Ik had de neiging hem gerust te stellen, te troosten als een broertje en deze plotselinge oprukkende emotie liet me even verward staan. Nog totaal overdonderd kon ik hem nog net vastgrijpen toen hij plots als een lappen pop in elkaar leek te zakken. Hij was zwaarder dan ik had gedacht en daardoor was ik verplicht me snel door mijn knieën te laten zakken, "Elijah!" zachtjes schudde ik hem door elkaar terwijl ik hem deels overeind probeerde te houden. Mijn blik gleed van Elijah naar Ash en ik haalde vragend mijn wenkbrauwen op. Meestal had ik wel een antwoord voor een veelal aan dingen, maar ik was absoluut geen dokter en had geen idee wat ik moest doen. Het enige wat ik wist was dat Mitchell verdwenen was. Waar kon hij zijn? Als hij in handen was gevallen van soldaten, dan zag de toekomst er niet zo rooskleurig uit voor Elijah en mij. Als Elijah nog bijkwam.. Ik betrapte me er zelf op dat ik me zorgen maakte om het tweetal en dat bracht me tot de realisatie dat ik wel degelijk om ze gaf. Ik was ze door de tijd heen gaan waarderen en bijna gaan zien als vrienden. Hoewel ze mij vaak irriteerden, vond ik hun gezelschap vaak ook wel aangenaam. Mitch, wat heb je ons nou weer op de hals gehaald? dacht ik en sloeg mijn ogen kort ten hemel.

    [ bericht aangepast op 6 okt 2013 - 19:22 ]


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    Alexa Elizabeth Turner ~ 3e rangs vampier

    Vreemd, hoe in enkele seconden een goede stemming verpest kon worden. Ze had gehoopt dat hij er niet meteen over zou gaan beginnen, naïef als ze kon zijn. Het was waar dat ze er omheen draaide. Eigenlijk had ze helemaal geen zin om het onderwerp ooit nog naar boven te laten komen. Misschien wilde ze stiekem wel gewoon zo verder, alsof er helemaal niets gebeurd was. Dat Cedric niet naar haar verlangde kon ze zich niet voorstellen. Er waren genoeg momenten geweest waarop hij maar al te graag in gezelschap van haar verkeerde, ook al waren ze vluchtig en kwamen ze spontaan tot stand. Doordat Cedric van haar weg keek, kon ze hem ook niet peilen. Ergens had ze wel het gevoel dat hij toch niet zoveel zin in haar had, als dat zij in hem had. En dat dat vooral kwam omdat hij maar al te goed in zijn gedachten had dat zij hem had gedumpt alsof ze een papiertje in de prullenbak had gegooid. Nadat ze haar woorden had uitgesproken had ze bijna meteen ook al spijt gehad. Natuurlijk wilde hij het er wel nog over hebben, zo lokte ze nog een ruzie uit. Ze keek recht in zijn ogen en kon de indringende manier van zijn kijken eigenlijk niet negeren, maar had het toch gedaan. Alexa had de neiging om aan de open velletjes rond haar nagelriemen te peuteren. Ze hield zich in.

    En weer had ze het voor elkaar gekregen om dingen te zeggen die ze eigenlijk niet meende. Of ze meende ze wel, maar wist dat het niet meer was dan de halve waarheid. Ze merkte op aan zichzelf dat ze best een beetje bang was voor zijn reactie. Ze wist best goed hoe hij boos kon worden, maar dat overkwam anderen eerder dan haar. Het leek wel alsof ze in een film speelde, een slechte film, waarbij het script niet goed paste bij hoe de personages zich gedroegen. En ze stond daar maar, niet wetend hoe ze precies moest staan, alsof de regie haar niet goed had opgedragen hoe ze moest staan. Haar ogen bleven op Cedric hangen, maar hem echt waarnemen deed ze niet. Ze focuste zich niet op hem maar op de muur achter hem. Zo kon ze niet zien hoe zijn ogen zich hadden verwijdt, maar ze kon wel voelen hoe zijn handen zich wat harder in haar lijf drukten. Dat deed haar even schrikken, maar al snel had hij zijn handen van haar lichaam afgehaald. Ze wist op dit moment niet hoe ze zich voelde. Boos kon ze zich niet voelen, dat zou ook niet terecht zijn. Ze voelde zich waarschijnlijk schuldig, tegelijkertijd opgelaten en ook wel een tikkeltje geïrriteerd. Ze wachtte af totdat hij iets ging zeggen. Keek toe hoe hij zijn mond opende, maar zag dat hij zijn woorden inslikte. Iets positiefs kon het niet geweest zijn. “Dat is onzin, Alexa.” klonk het kil. Hoewel ze vond dat hij niet op zo’n toon tegen haar hoorde te spreken, wist ze dat hij gelijk had. Het was ook onzin. Ze wilde spreken, maar kreeg weer eens de woorden niet over haar lippen. Ze durfde haast niet meer te spreken, alleen weloverwogen woorden zouden op zijn plaats zijn. Ze had alleen maar kunnen toezien hoe hij een slok uit haar fles wijn had genomen.

    De spanning leek op dat moment op zijn hoogtepunt te zijn en ze wist dat het een kwestie van tijd zou zijn voordat hij zou losbarsten, en ze wellicht een storm aan woorden over zich heen zou krijgen. Het was niet echt een verrassing dat hij de fles tegen de muur aansloeg, zoiets had ze wel kunnen verwachten, maar toch schrok ze. Tientallen kleine stukjes glas vlogen in het rond en de meeste van hen belandden op de grond. Alexa had echter geen stap verzet en had zo een ver gevlogen stukje in haar hand gekregen. Meteen begon haar hand te bloeden. Zonder te aarzelen trok ze het stukje uit haar huid, en gooide het zo bij alle andere stukjes glas. Het bloed aan haar hand veegde ze af aan haar witte jurkje, maar verder besteedde ze geen aandacht aan de wond. Ze beet op haar lip en keek Cedric aan. Hij had door dat ze loog, natuurlijk. “Ik weet het niet” zei ze en ze hoopte dat hij niet een woede-uitbarsting zou krijgen. Ze kon nu niet meer liegen. Ten eerste zou hij dat zo door krijgen, ten tweede zou ze het niet over haar hart kunnen verdragen en ten derde had ze geen puf om een goede leugen te verzinnen. Ja, ze voelde zich nog steeds aangetrokken tot hem. Maar betekende dat meteen dat ze een relatie moesten hebben? Haar handen zette ze in haar zij en ze keek hem aan, een eerlijke twijfelachtige blik in haar ogen. Even werd haar blik getrokken door het glas dat op de grond lag en als het ware een nog grotere barrière tussen hen had gecreëerd. Plotseling overheerste de twijfel in haar blik. “Ik wil je niet kwetsen. Ik wil dat je het begrijpt, maar ik kan het niet goed uitleggen” sprak ze, duidelijk. “Het ging te snel, misschien. Ik weet niet of ik wel toe ben aan een vaste relatie” klonk het zacht. Het had haar moeite gekost om deze woorden over haar lippen te brengen. Ze toonde liever geen zwakte. Maar het waren eerlijke woorden, dat was iets wat vast stond.


    Aan niets denken is ook denken.

    Jeetje, Darren mag er ook wel zijn ;D


    Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel

    Mitchell bleef de man voor zich aankijken. Hij wilde wel eens weten wat dit hier allemaal te betekenen had. Nog steeds voelde hij zich beroerd. Maar hij voelde zich ook anders. Anders op een manier die hij niet kon beschrijven. Het leek wel alsof zijn zintuigen opeens veel gevoeliger waren, al had hij ook sterk het idee dat hij zich dit verbeelde. Hij leek meer te ruiken, beter te voelen, en was zich bewuster van de geluiden om zich heen. Zelfs de kleine geluidjes ontgingen hem niet. Hij begon na te denken over wat ervoor zou kunnen zorgen dat hij zich nu zo ..anders.. voelde. Misschien had deze man voor hem, hem wel vergiftigd. Zijn geheugen van de laatste dag en nacht leek hij immers niet goed te kunnen ophalen. Misschien lag hij hier al veel langer, was hij beland in een lange slaap, en werd hij nu wakker. Of was hij ontvoerd door de man en had deze hem bewusteloos geslagen. Toch had hij het idee alsof het dieper moest liggen, alsof dit allemaal oorzaken waren die niet de gevolgen beschreven. Als de man voor hem iets met hem wilde doen, had hij dat al lang kunnen doen. Hij had hem niet hoeven vastbinden met een touw aan een bed om hem te vermoorden. Dat was zijn manier van logisch redeneren.

    De man voor hem kon hij niet peilen. Hij wist niet waarom deze hem door elkaar had geschud. Waarom hij zo naar hem keek, zo staarde, en hem door elkaar was blijven schudden. Het was beslist geen fijn gevoel geweest, iets dat op Mitchell zijn gezicht af te lezen was geweest. Hij had de irritatie niet onder stoelen of banken geschoven. Mitchell keek af en toe recht in de ogen van de man, maar dat maakte alleen maar verwarring in hem los. Waarom leek het alsof er verdriet stond in die ogen, en kon hij zelfs spoortjes angst bekennen? Ontspannen kon hij op dit moment niet. De meeste spieren in zijn lichaam waren aangespannen. Nog steeds wilde hij een manier vinden om te kunnen ontsnappen, maar er kwam niets in zijn gedachten op. Mitchell was meer dan opgelucht toen de man blijkbaar had besloten dat het genoeg was geweest. Hij was gaan staan. Nog steeds waren Mitchell zijn ogen vooral gefixeerd op de man, hij wantrouwde hem genoeg om te denken dat hij geen goeds met hem van plan was.

    ‘Het deert ook niet, vergeet hoe ik eerder heb gedaan’ klonken de woorden van de man, wiens naam hij nog niet wist. De woorden zorgden ervoor dat Mitchell zijn wenkbrauwen even fronste. Hoe kon hij nou zo praten, terwijl hij hem even eerder nog door elkaar had geschud alsof hij een sinaasappelsapje was? Nee, het deerde hem wél, wie er voor zijn neus stond en zijn gedrag zou hij ook niet zomaar vergeten. Toch rolde er geen sarcastische opmerking over zijn lippen. Hij wilde weten waar hij aan toe was, en liet de man daarom ook uitpraten. ‘Hierbij wil ik je inlichten dat je ter ziele bent gegaan,’ De woorden klonken vreemd in zijn oren. Ter ziele bent gegaan? Hij besefte niet dat dit serieus bedoelt was, waardoor een ongelovig sceptisch grijnsje op zijn gezicht te zien was. Deze man voor hem kon net zo goed een gestoorde gek zijn, waarom zou hij hem geloven? Meteen wilde hij dan ook een opmerking maken, maar de man was hem voor en sprak. De verveelde zucht was hem niet ontgaan. Hij voelde zich niet dood, dus hij was niet dood, dat was zijn logica. ‘Je bent getransformeerd naar een vampier en vanaf toen stond je al onder mijn hoede; ik ben Silas Underwood en ik ben ervoor om te zorgen dat je nog mensen overlaat in je smachtbuien.’ Mitchell kon niet anders reageren op deze woorden dan te lachen. Meende deze man dit nou echt serieus? Het klonk hem allemaal als de grootste onzin in de oren. Hij had nooit geloofd in telepathie, waarzeggers of dat soort andere onzin. Vampiers? Dat woord deed hem alleen maar meer lachen. Die bestonden niet eens, althans, niet in zijn wereld. Maar bij het zien van het gezicht van de man die zichzelf Silas Underwood -een onheilspellende achternaam die Mitchell ook zeer lachwekkend vond- kwam hij tot het besef dat hij zijn woorden daadwerkelijk serieus nam. Juist doordat de man zo serieus bleef kijken moest hij zichzelf inhouden om niet weer te gaan lachen. Hij was immers nog wel aan de zwakke kant hier, en het was niet slim om hem uit te lachen. “Vampiers bestaan niet” merkte Mitchell droogjes op. Deze man was echt knettergek, dat kon gewoon niet anders. En dat beangstigde hem ergens nog wel. Hij was genoeg vreemde figuren gewend, maar mensen die bloedserieus over vampiers praten was hij nog nooit tegengekomen.

    Hij vroeg zich opeens sterk af hoe hij ervoor had kunnen zorgden dat hij hier op dit bed was beland. Hij probeerde weer op zijn hoede te zijn, maar dat lukte nog niet erg goed doordat de situatie nog steeds onwerkelijk voor hem aanvoelde. Zonder zich iets van zijn gespannenheid aan te trekken ging Mitchell rechtop in het bed zitten. Dat had hij beter niet kunnen doen. Of in ieder geval niet zo snel, het duizelde hem even. “Dus ik ben dood gegaan. En nu weer levend. En ik ben een vampier? Door jóú?” sceptisch was hij nog steeds. Hij geloofde er nog steeds niets van, en zou er ook niet snel in gaan geloven. Het woord vampier. De enige associatie die hij daarmee had waren de verhalen die hij wel eens hoorde, van het oude vrouwtje dat wel eens in zijn bakkerij kwam. Hij steunde op zijn ellebogen, omdat hij het gevoel had dat hij deze steun nodig had. De man voor hem beweerde dus dat hij een vampier was en dat hij hem ‘zou beschermen’. Ondanks dat hij niet veel van het verhaal geloofde, voelde hij zich wel anders, niet op een goede of een foute manier. Hij was in elk geval geen vampier, nee, hij was een mens.

    Hij wist niet wat er met hem aan de hand was. Misschien had hij te veel gedronken, dat kon maar al te goed, want hij kon zich nog wel iets van aankondigingen van het oogstfeest herinneren. Maar Silas moest weten wat er gisteren met hem was gebeurd. Want hij -of iemand anders- had hem hierheen gebracht. “Wat is dit voor een donkere kamer en waarom heb je me hier heen gebracht?” hij schroomde niet om te vragen, daar was hij veel te nieuwsgierig voor. Hij wilde weten of hij deze man echt tot krankzinnige gek mocht bestempelen of dat hij gewoon een vreemde soort humor had, en dit deed om hem te pesten. “En als ik een vampier zou zijn, waarom had je me niet gewoon op de grond kunnen laten leggen?” Nu hij eenmaal was begonnen met praten hield hij niet zo snel zijn mond. Hij wilde weten wat er echt aan de hand was. Daarnaast wilde hij niets liever dan van dit bed komen, en één manier om niet te laten opvallen dat hij nog overal in de kamer zocht voor uitwegen, was om een gesprek met de man te beginnen. Als er ook maar een kans zou voorbijkomen om te ontsnappen zou hij die grijpen. De man had even een afwezige blik gehad, alsof hij verzonken was in gedachten, herinneringen. Mitchell gaf hem echter geen kans om weer in gedachten te verzinken. “Wat is er nou écht gebeurd, gisteren.. de dag daarvoor..” vroeg hij ietwat dwingend. Hij had geen besef van tijd, dat irriteerde hem. Toch had hij het akelige gevoel dat hij hier een stuk langer dan een paar uur was. Zijn ogen gingen nogmaals door de kamer, terwijl hij zo onopvallend mogelijk aan het touw probeerde te wrikken. Hij dwong zichzelf om Silas weer aan te kijken, wilde zijn gezichtsuitdrukking kunnen lezen als hij antwoord zou geven op zijn vragen.

    [ bericht aangepast op 14 okt 2013 - 18:21 ]


    Aan niets denken is ook denken.

    Ash.
    Het kon Ash vrij weinig schelen wat zij er over dacht. Er waren bepaalde namen of gezichten die hem ontglipten. Natuurlijk kwam ze hem wel bekend voor, maar dat betekende niet gelijk dat ze belangrijk genoeg was om te onthouden. Blijkbaar had ze niets voor hem gedaan en nauwelijks indruk op hem achter gelaten. Al had hij zo het idee dat hij ditmaal wel zou gaan onthouden wat voor persoon ze was en waar hij haar van kende. De indruk die ze nu achterliet? Hoe hij het bestempelen moest? Dat wist hij nog niet. Maar hij nam aan dat het niet per definitie slecht was. Maar niets was zeker. Met zijn leeftijd werd het soms moeilijk om iedereen een dienst te bewijzen, daar had hij simpelweg geen zin in. Er waren wel belangrijkere zaken waar hij zich mee bezig kon houden.
    Een wenkbrauw rees Ash de hoogte in op het moment dat ze hem zo’n bijdehand antwoord wist te leveren. ‘Het is voor jouw ook een vraag waar de ring officieel vandaan komt, je zou kunnen zeggen dat – dat voor mij een weet is,’ wierp hij daar weer op terug. een tel was er weinig te merken geweest van zijn stroeve karakter. Maar zo snel als dat er was gekomen, was het ook alweer weg.
    Zijn wenkbrauwen vormden een krullerige frons op het moment dat er iemand tegen hem aanbotste. Blijkbaar was de situatie er niet naar dat hij een verontschuldiging kreeg. Maar zodra hij een jongeman in zag storten, begreep hij dat er ook geen tijd was voor een verontschuldiging.
    Wat er aan de hand was, was hem een raadsel. Hij snapte de mensen simpelweg nooit. Ze hadden iets kwetsbaar over zich heen hangen. Zoals nu ook maar weer bleek. Zonder pardon konden ze in elkaar zakken. Hij zou zich toch bijna niet meer kunnen indenken dat hij ook ooit zo kwetsbaar geweest was. Dat was voor zijn gevoel al eeuwen geleden – letterlijk was dat natuurlijk ook zo. Maar sommige nachtwezens hadden daar een ander gevoel bij.
    Zijn ogen gleden over het gestalte van de jongeman. Deze had blijkbaar een enorme klap te verduren gekregen. Mentaal zeker, maar lichamelijk? Wellicht was het stress. Hij durfde het in elk geval nog niet met zekerheid te zeggen.
    Bijna zuchtte hij op het moment dat ze hem zo wanhopig aankeek. ‘Heb je een plek waar hij naar toe kan?’ informeerde hij rustig. Om haar een beetje van het gewicht te ontdoen, tilde hij de jongeman makkelijk op. ‘Hij heeft rust nodig. Hij met plat liggen, voor we ook maar iets ondernemen.’ Deelde hij mee voor hij haar afwachtend aankeek.
    Hij had geen idee waar hij moest zijn in dit dorp, waar ze überhaupt een onderkomen had. Wou ze zijn hulp wel? Blijkbaar zat er op het moment niets anders op. Ze mocht hem later wel vervloeken als het erop aan kwam.


    Ik heb niet helemaal gevolgd hoe dat zat met Elijah en Mitch, dus ik weet ook niet precies wat er aan de hand is met 'm :3


    The woods are lovely, dark and deep. But I have promises to keep, and miles to go before I sleep.

    Poooeh, here it is, niet zo goed als ik gewild had, but well.
    En hahaha omg de poes ging op de laptop staan en toen was even alles weg, gelukkig was ik niks kwijt!

    Alice Woods ~ 3e rangs vampier.
    Het voelde goed dat ik vandaag blijkbaar niet alleen maar pech leek te hebben en iemand werkelijk had opgevrolijkt. Zelfs al was het zoiets kleins zoals een paar kledingstukken weggeven, het vrolijkte ook mij op. De pretlichtjes waren in de vrouw haar ogen te zien en ik begreep goed waarom toen ze bekende dat ze verder geen kleren meer had. Wat een verschrikking! Je kon je toch niet elke dag in je oude plunje vertonen? Alleen de gedachte gaf me al een gevoel van onbehagen, elke dag dezelfde jurk aan... Tot mijn geluk nam ze de kleding inderdaad aan, maar al gauw maakten mijn gevoelens plaats voor verbazing toen ze niet direct mijn uitgestoken hand aannam. Het was een simpel en vriendelijk gebaar, die niet zo warm werd ontvangen als ik had gewend was. Aarzelend stak de vrouw haar hand uit, maar trok deze op het laatste moment terug en ik begon me sterk af te vragen wat het was waarom ze zo bang leek te zijn voor het schudden van mijn hand. Uiteindelijk schudde de jonge vrouw toch mijn hand en trok deze ook gauw weer terug. Mijn nieuwsgierigheid bleef, maar ik hield mijn vraag voor me, aangezien ik het vermoeden had dit een gevoelig onderwerp zou zijn en ik vandaag al genoeg in de problemen was gekomen. "U bent echt te vriendelijk Miss Woods," antwoordde de vrouw, " "Er zouden meer mensen zoals u moeten zijn, echt. Ik heet Amaris Rae trouwens, maar ik prefereer liever Rae als u dat niet erg vindt."
    Deze keer was ik diegene die begon te blozen en ik schudde glimlachend mijn hoofd. "Zeg maar Alice hoor en waarom wil je niet dat ik je Amaris noem? Het is een mooie naam," sprak ik naar de waarheid. Vervolgens begon Rae over dat ze iets voor me terug wilde doen en opnieuw schudde ik mijn hoofd. "Nee, dat hoeft echt niet hoor! Het is goed zo, echt waar."
    In de stilte die volgde dwaalden mijn gedachten opnieuw af naar Idwallon, ik kreeg het beeld van hem maar niet uit mijn hoofd en ik wist dat dit door zou gaan, totdat ik erachter was of het inmiddels goed met hem ging. Mijn besluit was dan snel genomen. "Ik moet nog iemand opzoeken nu, maar als je nog iets nodig hebt of wilt weten kan je het me altijd vragen." Rae was nieuw en ik kon begrijpen dat er misschien bepaalde dingen waren waar ze meer over wilde weten en daarbij wilde ik haar het gevoel geven dat ze niet alleen was. Toen ik hier voor het eerst kwam had ik me de eerste weken behoorlijk eenzaam gevoeld, maar gelukkig was dit langzamerhand steeds minder geworden. Ik wilde niet zeggen dat ik me nu hier helemaal thuis voelde, in tegendeel zelfs, maar de clan had nog het meest iets weg van een thuis en nu Alexa terug was, wilde ik ook niet meer weg. "Ik ze je later nog wel, Rae," nam ik vervolgens afscheid van de jonge vrouw, glimlachte kort en liep toen weg. Terwijl ik rustig liep twijfelde ik er ineens aan of mijn plan wel slim was of niet, maar dat was typisch iets voor mij. Ik wilde het allemaal goed doen, wilde het té perfect en twijfelde daardoor veel en het nare was nog wel dat ik juist altijd in de problemen leek te komen. Zoals eerder. Hopelijk was Idwallon niet boos meer op me, alhoewel ik zo een sterk vermoeden had dat dit wel het geval zou zijn. Toch hield dit me niet tegen en gauw genoeg zou ik het weten, ook of het inmiddels weer goed met hem ging. Mits ik erachter zou komen waar hij zich op het moment bevond. Dit bracht mij tot stilstand en bedenkelijk keek ik voor me uit, waardoor een paar voorbijgangers me wat vreemd aankeken en ik bracht mezelf dus weer in beweging. Misschien had hij zichzelf teruggetrokken in zijn kamer, maar ik zou het lef niet hebben daar aan te kloppen. Ik slaakte een diepe zucht en streek een verloren lok haar voor mijn ogen weg. Besluiteloos keek ik rond en realiseerde me dat me dit meer moeite ging kosten dan ik gehoopt had.


    In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.

    • Silas Underwood | Vampire-clanleader.

    De man had na zijn woorden over het vergeten gefronst, niet dat het hem daadwerkelijk kon deren, hij volgde deze gemakkelijke opdracht van hem maar op. Wanneer hij ook maar één enkel woord over zijn lippen verliet over deze… beschaamde situatie waarin Silas zich had laten verkeren, was de man zeker het haasje, de leider liet dat niet zomaar toe namelijk.
          Een ongelovig, sceptisch grijnsje verscheen er op zijn gezicht, eentje die de koude man net zo emotieloos aanschouwden. Want als de man hem niet wilde geloven, moest hij er op een gegeven ogenblik zelf maar achter komen. Toch praatte hij verder, liet zijn wel erg kleine toespraak met net zo’n kalme, bijna verveelde, toon eindigen en blikte richting hem. Vrijwel direct reageerde de ander erop met gelach, het gelach dat al als feit in Silas werd geprint: hij geloofde er niets van. De man reageerde niet op het gelach, hij liet hem zijn gang maar gaan, waarop hij uiteindelijk toch een uiterst kalm, honend gesnuif liet horen, alsof hij meer wist dan hem. Iets wat in feite ook daadwerkelijk waar was.
          “Vampiers bestaan niet,” bemerkte hij droogjes op, alhoewel de oudere hem redelijk schaapachtig vond antwoorden. Wat afstandelijker dan voorheen bewoog Silas zich met een starre toch sierlijke tred jegens de jongeman op het bed, om vervolgens met een diepe, nogmaals verveelde, zucht plaats te nemen. De ander ging net rechtop zitten, en Silas merkte op dat hij even duizelde.
          “Dus ik ben dood gegaan. En nu weer levend. En ik ben een vampier? Door jóú?” Het was wel helder in zijn toon te horen dat hij tot nog toe sceptisch over dit gehele gebeuren was. De man die net op het bed was gaan zitten, persten zijn lippen wat strakker op elkaar alvorens hem een antwoord te geven.
          “Precies,” beaamde hij, terwijl de jongeman op zijn ellenbogen steunden. Silas vervolgde, dit keer ietwat plagend: “je begint het wel te leren.”
          “Wat is dit voor een donkere kamer en waarom heb je me hier heen gebracht? En als ik een vampier zou zijn, waarom had je me niet gewoon op de grond kunnen laten leggen?” De leider begon zich lichtelijk te ergeren doordat deze jongeman zomaar deze vragen op hem afvuurden alsof het niets was. Hij had er een hekel aan als hij zichzelf uit moest leggen en dat hij daarbij wat bestudeerd werd, beviel hem al helemaal niet. Dit zou vast een newbie-vampier zijn die de regels aan zijn laars zou lappen, hij merkte het aan hem. Net zoals hem…, liet een stemmetje in zijn hoofd weten, die alles graag overhoop wilden hebben. Haastig duwde de man deze weg, voordat hij zich nogmaals naar de man keerde.
          “Wat is er nou écht gebeurd, gisteren… de dag daarvoor…” De dwingende toon in zijn stem probeerde hij zo goed als te negeren, wat maar deels lukte. Opzettelijk liet Silas zijn blik in die van de jongeman boren, probeerde hem te doorgronden terwijl hij lichtelijk knarsetandend uit probeerde te leggen.
          “Deze ‘donkere kamer’, zoals je het zo aangenaam had gebracht, is mijn slaapvertrek. Dat betekent dus eveneens dat dit,” De man liet zijn rechterhand over de zachte dekens glijden, die op sommige plaatsen al veel bloed van de knul markeerden. Hierbij liet hij zijn duistere poelen erover heen glijden, zag zijn ring die ervoor zorgden hem in het daglicht te laten lopen, waarop hij naar hem terug keek. “mijn bed is, waar jij in lag.” Hij liet een zacht, ironisch, toch vermakelijk geluid horen, waarna hij opstond.
          “Tijdsbesef heb je niet meer, hé?,” speelde hij de vraag aangenaam richting hem, omdat Silas wel wist wat er gebeurd was en hij zo zijn gelijk kon krijgen over vampiers – wat hij toch wel zou krijgen. Alleen deze jongeman, iets zorgde ervoor dat hij nog meer op zijn hoede was dan normaal, dan bij enig andere newbie. “Wat er gebeurd was, was dat ik je van bijna al je bloed had ontdaan,” Opzettelijk liet hij het tijdsbesef bij hem nog een vraagteken. “Hoe ik het zie, mag jij me wel rijkelijk belonen, aangezien ik je gered heb. Om te beginnen, zou ik maar beginnen te geloven dat vampiers bestaan.”
    Met dezelfde starre tred die hij eerder had gehad, maakte hij de man los, maar hield hem nog altijd goed in het vizier, terwijl hij hem streng meenam aan zijn onderarm naar een spiegel. Kort likte hij over zijn droge lippen, echter liet zijn andere hand richting de man zijn kin dwalen, om deze iets te draaien zodat de twee gapende puntjes te zien waren in zijn nek. De handeling waarmee hij zijn kin als zowel hoofd had gedraaid, was echter op bijna een tedere manier.
          “Geloof je het nu?” klonk het bekoorlijk, op een geheimzinnige manier uit Silas zijn mond. En om zijn woorden kracht bij te zetten, dacht hij aan het o-zo rijke, zoete bloed dat de jongeman had gehad, waardoor zijn poelen weer lichtelijk rood werden en zijn scherpe tanden liet hij eveneens zien. Dit liet hij weer verdwijnen toen hij zijn handen naast zich liet zakken, zich vervolgens omdraaide en naar één van de fauteuils liep. Een raspend geluid was er te horen toen de leider zijn vingers over zijn kin lieten gaan, wat hij vaak deed als hij nadacht. Het geluid kwam door het driedagen baardje die hij nog moest scheren, en waar hij momenteel nog altijd geen zin in had.
          “Proberen te ontsnappen is trouwens nutteloos; de deuren zijn op slot en ik ben eerder bij je dan je ‘u’ kunt zeggen,” verzuchtte hij als laatste. “Wil je nu komen zitten, zodat we echt kunnen praten?” Een vaag grijnsje speelde op zijn lippen wanneer hij naar de knul keek.


    Nou, toch 954 woorden. Hopelijk kan je er wat mee, en vindt je het een leuke post, Florentina! :Y).

    [ bericht aangepast op 20 okt 2013 - 0:44 ]


    Cedric Laurentius Salomon, 21/138 • 3erangs.
    Op het moment dat de fles alcohol de muur raakte, verspreidde het in duizenden scherven en vlogen sommige delen ver van de muur weg. Het was zowel onverwacht als verwacht dat de scherven rondvlogen en een stukje in de hand van Alexa zou komen, en hoewel ik hierop zou moeten reageren en vragen hoe het met haar ging, deed ik dat niet. Ik bleef alleen stijf stil staan en toekijken hoe ze de scherf uit haar hand haalde en het bloederige stukje aan de kant gooide, bij de rest van het afval.
          Ik wist hoe ver ik overdreef om te denken dat ik dat afval was en zij de alcohol die weg dreef, in staat geen pijn te lijden, maar ik deed het wel. Ik zag mijzelf als de stukken kapotte scherven en het bloed dat was gevloeid door Alexa, dat nu langs haar hand droop. Allerlei vragen begonnen zich op te hopen in mijn gedachten en wendde kort mijn blik af van haar bloederige hand. Had ze gelogen over haar gevoelens tegenover mij? Had ze misschien iemand anders? Vertelde ze wel de waarheid? Wist ze überhaupt wel dat ik van hier hield? Dat ik om haar gaf? Ik greep kort naar mijn hoofd, alsof het opeens hard begon te bonken, en kneep in mijn haar – ik kon er niet meer tegen.
    'Ik weet het niet,' had ze gezegd, terwijl ik mijn hoofd nog steeds had gewend – al kon ik het bloed ruiken. Dan was Alexa een vampier en geen mens, maar de geur van haar zoeterige bloed dat mijn neus inkwam zorgde ervoor dat ik al die herinneringen weer voor mij zagen dat we zo intiem waren geweest, dat ik zelfs bang was om te zien dat ik van haar hield. Zulke dingen deed ik niet bij iemand anders – ik wilde er geen eens aan denken om zoiets bij iemand anders te doen.
    Wat bedoelde ze met dat ze het niet wist? Zoiets kon je toch wel weten waarom je het had gedaan. Of niet? Zou ik het weten? Ik dacht eraan met de situatie dat ik weg zou gaan in plaats van Alexa – waarom zou ik het dan doen? Mijn ogen verwijdden zich en precies op het moment dat ik de woorden dacht, sprak zij. Ze was bang, maar ik vond het ook eng.
    'Ik wil je niet kwetsen. Ik wil dat je het begrijpt, maar ik kan het niet goed uitleggen. Het ging te snel, misschien. Ik weet niet of ik wel toe ben aan een vaste relatie.' Het had zachtjes geklonken, maar voor mij was het duidelijk genoeg.
          Eerst was mijn plan om snel weg te gaan en het te pakken, maar aangezien ik haar al zolang niet gezien had liep ik naar haar toe en greep haar bij de arm. “Meekomen.” Met de seconde dat ik dat deed, keek ik haar kort in de ogen en trok haar vervolgens mee de gang op, richting mijn kamer.
    Eenmaal aangekomen bij mijn kamer kon ik het boekje al in mijn gedachten zien liggen. Elke dag sinds zij wegging had ik mijn gedachten en gevoelens opgeschreven. Het hielp mij en ik hoefde er niet met andere vampieren over te praten, 2 vliegen in 1 klap. Ik hield er al niet van om over mijn problemen te praten en het ging ze niet aan.
    Mijn doodskist opende ik en ik haalde een stukje bekleding bij het hoofdeinde weg, waarna ik een geheim vakje opende dat een klein, zwart boekje onthulde. Ik zuchtte bij het zien en mijn hart krakte. Het boekje griste ik eruit en draaide mij toen om, met mijn handen achter mijn rug, zodat ze niet zouden verhullen wat ik in mijn handen had.
    “Je wilt mij niet kwetsen? Je wilt dat ik het begrijp? Je zegt dat je niet toe bent aan een vaste relatie?” Vroeg ik haar volop, terwijl het niet echt vragen waren met een antwoord, omdat ik ze al wist.
    Ik drukte kort op mijn lippen en bleef vast voor haar staan, een paar meter van haar vandaan, maar genoeg zodat het niet leek alsof we vreemden of onbekenden waren voor elkaar.
          “Een droombeeld van een vrouw was zij. Een stralend schouwspel scheen ze mij. En één en al lieftalligheid. Een sieraad, een bijzonderheid. Als schemerlicht haar donker haar.” Kwam er mijn mond uitrollen, rustig maar bekwaam. Ik leerde de zinnen uit mijn hoofd, al die tijd dat zij weg was, en nu was ze er.
    En fonkelend haar ogenpaar. Geschapen uit een overdaad. En fris als elke dageraad. Een dansend wezen, altijd blij. Verrast, belaagt je, blijft je bij.” Kort sloot ik mijn ogen en hoorde de wind door de bomen waaien van al die keren dat ik buiten in de nacht had gezeten om het uit mijn hoofd te leren.
          Ik opende mijn ogen en keek haar vast noch vurig en oprecht aan. “Eerste couplet. William Wordsworth. Een droombeeld van een vrouw was zij.” Ik zette een stap dichter bij haar, wat ons hechter zou maken dan gewoon 'bekenden van elkaar'. Mijn hand wreef zachtjes over haar wang en ik fluisterde toen zachtjes. “De woorden had ik niet beter kunnen beschrijven als dat hij deed.”

    [ bericht aangepast op 22 okt 2013 - 0:42 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel

    Mitchell haalde een hand door zijn haren, een gebaar dat vaker voorkwam als hij in een onzekere situatie verkeerde. Want vreemd was het nog steeds, ze hadden het over levenden die dood gingen en vervolgens weer tot leven kwamen. En vampieren. Dit gegeven op zich was voor Mitchell al genoeg om sceptisch te worden. Dat er dan ook nog over werd gesproken alsof het de normaalste zaak van de wereld was maakte het voor hem echt een vreemde situatie. En dus wist hij niet helemaal hoe hij ermee om moest gaan, zoals menigeen mens ongetwijfeld zou hebben gehad. Onbewust haalde hij zijn hand nogmaals door zijn haar, wat er voor zorgde dat het alleen maar in de war kwam te zitten. Een paar plukjes staken eigenwijs een andere kant op. Ijdel was hij niet, dus dat kon hem helemaal niets schelen. Zijn ogen stonden gefocust op het enige andere ‘levende’ wezen dat in de kamer te bevinden was. Een vampier, zogezegd.

    Benieuwd naar wat de man te zeggen had, richtten zijn grijsblauwe kijkers zich op zijn gedaante. Iedere beweging en iedere gezichtsuitdrukking kon heel veel vertellen over een persoon. Dat had Mitchell naarmate dat hij ouder was geworden al snel geleerd. Hij kon zonder schaamte zeggen dat hij aardig wat mensenkennis had. Dit was dan ook een van de redenen dat hij zichzelf leider van de rebellen kon noemen. Toch had hij het idee alsof niet iedereen makkelijk te peilen was en eerste indrukken konden dan vaak bedriegen. Zo’n gevoel had hij ook bij deze man. Alsof hij niet veel wilde prijsgeven en datgene dat hij prijsgaf woorden waren die met zorg waren gekozen. Heel anders dan dat hij deed. Hij trok vaak snel zijn mond open zonder zich te beseffen wat daar de consequenties van zouden kunnen zijn. De man, Silas, had geen enkele emotie getoond op het moment dat hij was gaan lachen. Aan de ene kant vond hij dit fijn, aan de andere kant wilde hij graag soms dingen uitlokken, om te zien hoe mensen reageerden. Op dat soort momenten kom je meer te weten van hoe iemand echt in elkaar zit.

    Het honende gesnuif was hem zeker niet ontgaan. Dat kon niemand zijn ontgaan, zo duidelijk was het te horen in de verder stille kamer. Hij reageerde er maar niet op, maar vond het allerminst plezierig. Hij hield er niet van als mensen dat bij hem deden maar wist goed de boodschap uit dit gedrag te halen. Deze man dacht dat hij hem gewoonweg niet geloofde, maar dat het vanzelfsprekend zou zijn als hij dit wel deed. Dit zorgde ervoor dat hij alleen maar meer verward werd. Hij wist niet wat hij moest geloven, van de man en zijn verhaal. Zijn kalme uitstraling en de manier waarop zijn woorden overkwamen als de waarheid brachten hem in verwarring. Maar iemand anders had hij niet om naar te vragen, dus hij moest het maar met hem doen. Silas had inmiddels op zijn bed plaatsgenomen. Mitchell vond dit hele gebeuren toch maar vreemd, en stelde het niet zo op prijs dat de man de afstand tussen hen had verkleint. Toch bleef er een nieuwsgierigheid in hem branden, een nieuwsgierigheid die het won van de ongemakkelijkheid. “Precies,” “je begint het wel te leren” waren de woorden van Silas. Mitchell trok enkel een wenkbrauw op. Hij was nog steeds niet overtuigd.

    Hij had andere vragen op hem afgevuurd, waar hij tot zijn verbazing ook nog allemaal antwoord op kreeg. Al waren de antwoorden lang niet precies de antwoorden waar hij op gehoopt was. Het klonk allemaal nogal vaag. Hij hield van concreet en van bewijzen. Plotseling voelde Mitchell de blik van de man op zich gericht. Het was een blik die hij niet kon ontwijken. En op de een of andere manier betrapte hij zich erop dat hij de blik wel intrigerend vond. Zo kon hij ook heel goed naar mensen kijken, erg prettig was het niet. “Deze ‘donkere kamer’, zoals je het zo aangenaam had gebracht, is mijn slaapvertrek. Dat betekent dus eveneens dat dit,” Ah fijn, hij bevond zich in de slaapkamer van ene meneer vampier. Het gevoel dat hij weg wilde werd hierdoor alleen maar sterker. In iemand anders zijn bed liggen was één ding, maar in het bed van deze man liggen was een ander ding. Alhoewel hij niet kon ontkennen dat het bed goed lag. Hij was best aan slaap toe geweest en nog steeds had hij het gevoel alsof zijn lichaam niet op volle kracht was. “mijn bed is, waar jij in lag.” hoorde hij de stem van Silas weer. “Fijn, dan zal ik vast heel goed hebben geslapen” mompelde Mitchell sarcastisch. Hij zag toe hoe zijn hand over de dekens gleden, en merkte het bloed van hemzelf opeens ook op. Oh man, nu wilde hij hier héél graag weg. Hij hield er niet van om zijn eigen bloed te zien, en ook niet om het te ruiken. Daar werd hij akelig van. Een zacht ironisch geluid kwam uit de mond van de man. Hij negeerde dit simpelweg. Zijn manier van praten was hem enigszins beginnen te irriteren. Alsof hij onderdanig aan hem was en naar hem hoorde te luisteren, naar zijn ‘werkelijkheid’. Toch was er iets in die stem, de manier waarop hij sprak, dat maakte dat hij het gevoel had dat hij wel eerlijk was. Leugenaars herkende hij als geen ander, daar had hij vaak genoeg te maken mee gehad. Mitchell bewoog zich even, maar kon geen fijne manier vinden om te zitten. Tot zijn opluchting was de man inmiddels opgestaan.

    Even was hij verzonken in gedachten. Wat moest hij geloven? Wat moest hij niet geloven? Waarom luisterde hij nog naar deze man? Geloofde hij hem dan wel, ondanks dat zijn gezonde verstand hem iets anders vertelde? “Tijdsbesef heb je niet meer, hé? Hij schrok op uit zijn gedachten. Het was alsof deze man opeens zijn woorden wel heel goed timede. En alsof hij zijn gedachten had kunnen lezen. Mitchell probeerde geen enkele emotie in zijn gezicht te laten zien. Hij vond dit onprettig, dat de man de spijker op zijn kop had geslagen. Hij knikte enkel instemmend, nietszeggend. “Wat er gebeurd was, was dat ik je van bijna al je bloed had ontdaan,” Hij wist niet wat hij hier van moest geloven, al zijn bloed? Bijna dan. “Hoe ik het zie, mag jij me wel rijkelijk belonen, aangezien ik je gered heb. Om te beginnen, zou ik maar beginnen te geloven dat vampiers bestaan.”

    Rijkelijk belonen, die woorden vielen bij hem niet in goede aarde. Hij was gered? Hij was goddomme de leider van de rebellen, hij hoefde niet gered te worden. Plotseling deed dit hem aan zijn collega’s, mede-rebellen, denken, die hij nu in de steek liet. Waar zouden ze zijn? Hij wilde bij ze zijn, een plan opzetten, en niet hier luisteren naar iemand anders. Dat was iets dat hij als leider niet echt gewend meer was. Om veel naar anderen te luisteren. Dat was simpelweg niet zijn rol en hij voelde zich niet prettig bij deze man, die leek te beweren dat hij bij hem in het krijt stond. Hij kon prima voor zichzelf zorgen, wat er ook gebeurd was, hij had het alleen kunnen overleven. Hij had al zoveel alleen overleefd. “Oké, bedankt dan maar” hij had zo even besloten om het spelletje mee te spelen, al was hij nog steeds niet overtuigd. Misschien zou hij zo aan meer informatie komen, nuttige informatie. De volgende actie van de man had hij niet verwacht. Hij maakte hem los. Verward als hij was kwam hij niet meteen in actie. Deze actie zorgde er wel voor dat hij de man iets meer vertrouwde. Beetje bij beetje begon hij hem onbewust toch meer te geloven. Er was iets veranderd, iets dat hij niet kon verklaren, maar iets dat deze man misschien wel toch wel kon verklaren.

    Even had hij de tijd gehad om aan zijn polsen te voelen. Ze hadden week aangevoeld en hij wist dat hij had geprobeerd om zich te ontdoen van het touw. De striemen waren nog zichtbaar. Hij vroeg zich af of hij een nachtmerrie of iets dergelijks had gehad, een licht onderbuikgevoel had hem dat doen vermoeden. Zonder dat hij er veel tegen kon doen werd hij streng door de man meegenomen naar een spiegel. Hij was toch enigszins blij dat de man hem aan zijn onderarm naar de spiegel had gebracht. De eerste stappen waren nogal onwennig geweest, alsof hij een lange tijd niet meer had gelopen. Hij voelde zich nog vreselijk stijf en zwak.
    Aangekomen bij de spiegel pakte de man zijn kin vast, om deze te draaien, zodat hij twee gapende puntjes te zien waren. Mitchell zijn ogen veranderden direct naar donkere grote poelen waarin de verbazing duidelijk af te lezen was. Hij bleef even staren naar de puntjes. De manier waarop de man zijn hoofd gedraaid had, bijna teder, had ervoor gezorgd dat hij niet gelijk bij hem vandaan was gesprongen maar hem liet begaan. “Geloof je het nu?” klonk het geheimzinnig. Hij kon niet toezien hoe de ogen van de man een merkwaardige gloed hadden en hij plotseling die akelig scherpe tanden opmerkte. Mitchell rilde, voelde hoe hij opeens gestrest werd, gespannen. Hij wilde nog steeds het liefste weg, maar leek zich plotseling niet meer te kunnen bewegen. Hij wist namelijk heel goed dat dit de waarheid was, dit voelde gewoon als de waarheid aan. Maar hij wilde deze waarheid niet onder ogen zien, hij kon het niet zomaar accepteren. Een zinnige reactie kon hij dan ook niet geven. Hij was hier allerminst blij mee, want wat een vampier zijn inhield, wist hij echt helemaal niet. En hij wilde het ook niet weten. Hij wilde dit niet, was een gedachte die overheerste in zijn hoofd. Het raspende geluid was goed te horen. Mitchell zei namelijk niets en stilte overheerste verder in de kamer. Hij had lood in zijn schoenen leek het, wilde zich ook niet voortbewegen en had het gevoel alsof hij zelfs kon flauwvallen als hij zijn hoofd er niet bij hield. “Proberen te ontsnappen is trouwens nutteloos; de deuren zijn op slot en ik ben eerder bij je dan je ‘u’ kunt zeggen,” En weer had hij het gevoel alsof de man zijn gedachten had kunnen lezen. Hij rolde zonder enige schaamte met zijn ogen. Dat hij hem nu wel geloofde betekende nog niet dat hij enige vorm van eerbied moest verwachten.

    Hij had de neiging om naar de deuren te kijken, maar hield zich in. “Wil je nu komen zitten, zodat we echt kunnen praten?” Met een geërgerde zucht stemde hij toch in om de man ‘te gehoorzamen’. Met tegenzin kon hij zich ertoe zetten om op een stoel voor de man te komen zitten. Hij was dan wel weer zo dat hij de stoel had gekozen die zo ver mogelijk van hem af zat, expres, om een afstand tussen hen te creëren. Lichtelijk ongeduldig begon hij toch wel te worden. Hij kon niet tegen zo lang stilzitten en tikte met zijn been heen en weer, maar hield daar ook snel weer mee op. Hij zat met een rechte rug, zoals hij altijd deed, en keek de man lichtelijk wantrouwend aan. “Waar wil je het over hebben?” “Over hoe je mensen het best hun nek kunt leegzuigen?” hij kon er niets aan doen, sceptisch als hij kon zijn. Het was alsof zijn tong plotseling terug was van weggeweest. Hij had een hekel aan vampiers, had hij besloten. Wezens die onschuldige mensen iets aandeden, daar kon hij alleen maar tegen zijn. Hij wilde mensen beschermen, niet schaadden, was een pijnlijke gedachte die plots op kwam en niet te verdrijven was. ”Want is dat niet wat vampiers doen, lekker mensen in het hulst van de nacht vermoorden” flapte hij eruit, wetend dat deze woorden fout waren en hij beter zijn mond had kunnen houden. Het had beschuldigend geklonken. Zijn blik ging even langs Silas, zodat hij deze niet hoefde aan te kijken. Hij zou ongetwijfeld niet geamuseerd zijn. Een stilte liet hij vallen. “Kun je me niet terug veranderen?” vroeg hij uit het niets, maar deze woorden klonken heel anders dan voorgaande woorden. Ze waren zachter, brachten meer lading met zich mee en waren oprechter. In zijn blik was een klein sprankje hoop te zien. Hij wilde dat er een oplossing was die deze voor hem nog vreemde werkelijkheid veranderde in onwerkelijkheid. Hij wilde weer zo zijn als eerst, een echt mens.

    [ bericht aangepast op 22 okt 2013 - 23:23 ]


    Aan niets denken is ook denken.

    Idwallon Calhoun Underwood

    Het duurde lang voordat zijn tranen op waren en zijn lippen de woorden ‘nooit meer’ niet meer gevormd kregen, toch leek het voor Idwallon maar kort. Zijn gezicht voelde plakkerig aan door het water vermengd met zout dat onophoudelijk zijn weg naar beneden had gezocht. Zijn keel brandde, niet vanwege het verlangen naar bloed maar vanwege het snikken en de woordenstroom die hem hadden uitgeput. De wonden op zijn vuisten waren alweer hersteld, natuurlijk, dat ging als vampier zijnde heel snel. Zijn ellebogen liet hij steunen op zijn knieën terwijl hij zijn handen in zijn haar begroef. Eigenlijk was hij een puinhoop, bij elkaar gehouden door de wil door te gaan, de drang om niet op te geven. Idwallon dwong zichzelf langzaam adem te halen, zijn gejaagd de ademhaling door het huilen terug te brengen naar een normale snelheid. Dat Alice hem had gezien toen hij zichzelf even compleet was verloren had hij niet in de gaten gehad. Hij wist niet dat zij nu wist hoe zeer hij met zichzelf in de knoop zat. Waarschijnlijk was het maar beter ook dat hij het niet wist, ze wist al te veel. Hij moest uit de gang weg, voordat iemand hem zag.

    Traag wist hij overeind te komen. Hij focuste zich kort op zijn gehoor om te zien of er niet iemand in zijn directe nabijheid was voordat hij begon te lopen naar zijn kamer. Met een stukje zwemmen hoopte hij zichzelf goed terug in het heden te krijgen. Of het ging lukken was maar de vraag maar hij ging het in ieder geval proberen. Het kwam niet eens in Idwallon op om te gaan kijken bij zijn broer, die was ten slotte de oorzaak van zijn terugslag naar het verleden. Hoeveel hij ook van de jongen hield, momenteel moest hij zijn eigen plan trekken en kon hij het niet hebben als zijn broer hem zag. De wonden van het verleden moesten eerst terug dicht groeien voordat hij Silas pas weer onder ogen wilde komen. Zijn handen begroef Idwallon in de zakken van zijn broek terwijl hij met vluchtige tred naar zijn kamer liep. Eenmaal daar binnen pakte hij een doek om vervolgens weer snel de kamer uit te lopen. Hoe minder mensen hij tegen kwam hoe beter. Via allemaal omwegen liep hij naar het ondergrondse meer, daar zou hij wel tot rust kunnen komen. De doek hield hij intussen in zijn vingers geklemd, bang hem te verliezen, zoals hij zijn broer was verloren lang geleden.

    Zijn mondhoeken krulden licht omhoog bij het zien van een leeg meer, mooi zo, dan kon niemand hem storen. Zijn doek legde hij op een wat hogere rots alvorens hij zijn kleding uit deed en ernaast legde. Alles vouwde hij netjes op zodat er geen kreukels in kwamen die er niet in hoorden. Naakt stapte hij het meer in waar het water hem bewust maakte van het heden. Langzaam liep hij steeds verder totdat hij tot halverwege zijn bovenlichaam onder water stond. Het water voelde heerlijk verfrissende aan. Met zijn handen maakte hij kringen in het water voordat hij zijn ogen sloot en zich achterover liet vallen, kopje onder. Hij liet zich omringen door het water, opgaand in het element. De geschiedenis probeerde hij van zich af te laten glijden, weer terug te stoppen in het kamertje in zijn hoofd waar het altijd gevangen zat. De chaos die zijn hoofd daar straks was geweest maakte plaats voor de rust van het water. Hij ging terug naar de rust die hij zelf altijd al was geweest. Alleen het heden telde nog terwijl hij iedere seconde die hij onderwater had probeerde op te rekken.


    Stand up when it's all crashing down.

    Alexa Elizabeth Turner ~ 3e rangs vampier

    Alexa beet heel eventjes op haar lip. Het was haast niet zichtbaar, zo snel had ze haar gezicht alweer in de plooi getrokken. Onzekerheid toonde ze het allerminst. Ze wist ook niet goed hoe ze ermee om moest gaan. Cedric was één van de weinige personen waarbij ze zich zo kwetsbaar durfde op te stellen. Het was alsof er een onzichtbare muur rond haar lichaam was ingestort. De façade was doorbroken. Hier stond ze dan, met beide handen omklemde ze een stukje van haar jurk, bang om zichzelf helemaal te verliezen. Alsof ze op deze manier niet zou omvallen, zich zo staande kon houden terwijl ze in haar binnenste van alles en nog wat voelde. Maar haar lichaamstaal sprak dit keer de waarheid, dat was ze tegenover Cedric meer dan verontschuldigd.

    Ze merkte op dat ze het nu echt koud begon te krijgen. De kou begon zich langzaam maar zeker over haar lichaam te verspreiden en deed haar even rillen. Gelukkig had ze het raam in haar kamer niet opengezet om het te laten doorluchten. Anders was ze nu wel veranderd in een ijsblokje. Hij was niet te hulp geschoten op het moment dat het glasstukje in haar huid was beland. Ze had dit ook niet verwacht. Het was niet erg, de wond zou toch binnen enkele seconden alweer genezen zijn. Ze was immers een vampier en het was geen grote wond. Toch voelde het akelig, dat hij geen enkele reactie tot stand kon brengen. Of geen poging deed om haar ook maar aan te kijken. Plots zag ze hoe hij naar zijn haar greep, en trok één enkele wenkbrauw op. Waarschijnlijk overspoelden gedachten hem, toch kon ze alleen maar vissen naar waar hij mogelijk aan zou kunnen denken. Ze wilde iets zeggen, maar wat? Geen woorden leken op dit moment gepaster. Toch had ze gesproken, met moeite wist ze de woorden over haar lippen te krijgen. Weer wist hij haar te verrassen. Of ze dit aangenaam vond of niet, daar was ze nog niet uit. Hij greep haar arm, ze keek hem enkel aan met een blik van twijfeling, maar stond toe dat ze zich naar zijn kamer begaven. Ze vroeg zich af wat hij nu van plan was. Of hij nu boos op haar was, teleurgesteld, of hij het goed met haar wilde maken, of dat hij op het punt stond om haar te vertellen dat hij haar het liefst niet meer wilde zien. Ze wachtte af, iets dat ze niet vaak deed. Ze kon net zien dat hij ergens naar griste en vermoedde dat hij iets pakte, maar wat hij pakte wist ze niet. “Je wilt mij niet kwetsen? Je wilt dat ik het begrijp? Je zegt dat je niet toe bent aan een vaste relatie?”
    Ze knikte alleen maar op deze woorden.

    “Een droombeeld van een vrouw was zij. Een stralend schouwspel scheen ze mij. En één en al lieftalligheid. Een sieraad, een bijzonderheid. Als schemerlicht haar donker haar.”
    Dit had ze niet verwacht, de woorden klonken natuurlijk, alsof ze voorbestemd waren om te worden uitgesproken. Ze wilde het niet, maar voor deze woorden bezweek ze, hoe stereotype het ook mocht zijn. Een glimlach brak door op haar gezicht en hield stand. Ze voelde zich gevleid, tegelijkertijd wist ze niet wat ze met deze woorden aanmoest. “En fonkelend haar ogenpaar. Geschapen uit een overdaad. En fris als elke dageraad. Een dansend wezen, altijd blij. Verrast, belaagt je, blijft je bij.” Haar glimlach bleef op haar gezicht, ook al wilde ze het niet. Ze durfde zich niet helemaal over te geven aan de gevoelens die nu zo snel naar boven kwamen. “Wat poëtisch” zei ze gemeend. “Ik wist niet dat je zoiets in je had” in haar ogen was een sprankeling te zien, ze herhaalde zijn zinnen in haar hoofd. Zo mooi vond ze ze. En al waren ze niet van hem afkomstig, maar van William Wordsworth, het was alsof hij de woorden perfect tot leven kon laten maken. Ze liet hem een stap dichterbij komen en toen hij zijn hand zachtjes over haar wang liet wrijven kon ze het niet laten om te spreken. “Het spijt me, het spijt me” zei ze zacht. Ze keek in zijn ogen en kon zo die vurige en oprechte blik nog herkennen. Hij was gewoon onweerstaanbaar op dit moment, zoals hij haar voor zich kon winnen met zijn woorden en ze was zich er meer dan bewust van dat ze nog steeds gevoelens voor hem had. In een opwelling sloeg ze dan ook haar armen om hem heen, en kuste hem vurig, zo passioneel had ze in een lange tijd niemand gekust. Het was een kus vol verlangen, een kus om het goed te maken en een kus die haar liet inzien dat ze toch dolverliefd op hem was. Al wist ze zich nog niet goed aan deze verliefdheid over te geven, verlangen en lust voelen kon ze als geen ander. Ze wist dat dit een groot risico betrof, het was maar de vraag of hij hier in mee zou gaan, of dat ze toch een klap in haar gezicht terug kon verwachten.


    Aan niets denken is ook denken.

    Cedric Laurentius Salomon, 21/138 • 3erangs.
    Bij de eerste paar zinnen kon hij zich altijd al voorstellen, terwijl hij de woorden aan het onthouden was, hoe ze hier een glimlach op haar gezicht zou krijgen. Ze had er vele; mooie, verdrietige, medelevende, maar deze was stralend. Deze glimlach had ik eerder gezien, maar dat was vroeger – heel vroeger. En tot ongenoegen had ik het gemist, ik voelde het van diep vanbinnen, want het deed pijn en het was warm noch verdrietig. Het riep allerlei gevoelens en herinneringen op. Iets wat ik liever niet had gewild.
    Waar was ik toch met mijn stomme kop mee bezig? Het is Alexa, sprak mijn geweten tegen me. Laat haar niet aan de kant staan als dat ze bij jou deed.
    Ik had enkel geknikt. Ik liet dierbaren niet vallen. En Alexa is dierbaar voor me.
    Alsof ik al meteen het antwoord wist op mijn vragen, kreeg ik een kleine glimlach op mijn gezicht.
    'Wat poëtisch. Ik wist niet dat je zoiets in je had,' sprak ze met een sprankeling in haar ogen. De kleine glimlach op mijn gezicht was wat breder geworden.
    “Ik heb nog wel meer dingen in huis, waarvan je niet wist dat ik ze had.” Sprak ik zachtjes geheimzinnig.

    'Het spijt me, het spijt me.' Had ze zachtjes gezegd. Ik kon voelen hoe ze haar woorden menen. Ik zag Alexa eigenlijk ook niet echt voor het type om te liegen en vooral niet tegen mij. Dat briefje was wat anders, ze was er niet klaar voor en ze vond het eng, dat snapte ik.
    Ik schudde zachtjes mijn hoofd als reactie en bracht mijn wijsvinger naar mijn mond als teken dat ze stil moest zijn. “Sst. Dat maakt niks uit, lief.” En ik bracht mijn hand weer naar haar wang, om het te strelen.
    Krak. Daar ging weer zachtjes mijn hart. Eigenlijk maakte het wel iets uit, het was de rottigste tijd uit mijn leven en ik had al heel wat meegemaakt in m'n leven. Ik wist niet dat Alexa zo mijn leven kon beïnvloeden, maar op dit moment was ik al blij genoeg dat ik haar kon zien en haar aanraken – al wilde ik natuurlijk wel een verklaring voor dit alles.

    De gedachte dat ik had bij het kapot springende glas, sprak nu meer van mening. Nu kwam het zowel als onverwacht en verwacht, misschien zelfs meer onverwacht. Ik kon niks meer doen op het moment dat ik haar blanke gezicht dichterbij zag komen, mijn hart (al was die gestopt) begon als een razende te bonken en mijn ogen verwijdden zich van schrik en vooral van verbazing.
    Abrupt had Alexa haar armen om mij heen geslagen en, in een lange tijd, haar zachte, rode lippen op die van mij gedrukt. Verschrikt liet ik mijn zwarte boekje uit mijn handen glippen, waarna het met een doffe plof op de grond open viel. Eigenlijk zou ik het op moeten rapen en het verstoppen, zodat ze niks geheim zou kunnen lezen, maar ik was verstijf. Ik kon niks meer, zelfs geen haartje bewegen.
    Een paar keer knipperde ik met mijn ogen en kon eindelijk wat rede hervatten van wat er was gebeurd en nog steeds gebeurde.
    Het was een passionele kus en ik had het wat stijf beantwoord, meer dan dat kon ik niet. Het leek wel alsof ze door deze kus wilde zeggen dat ze toch verliefd op me was en dat ze naar me verlangde, dat ze het goed maakte van alles wat ze gedaan had. Nou, ze maakte het zeker goed, dat wist ik wel.
    “Wacht.” Had ik gezegd door de kus heen – ik wilde meer zeggen, maar meer dan dit kwam er niet uit. Mijn handen waren wat verkrampt langs mijn lichaam gehangen en ik kreeg er eindelijk wat beweging in. Ik bracht langzaam en houterig mijn handen naar haar onderrug en greep zachtjes haar jurk beet met het teken dat ik haar gemist had en dat ik diep van binnen hoopte dat ze niet stopte.
    Ik beantwoorde haar kus kort, maar moest mezelf toch bij elkaar rapen om de kus te stoppen. Alexa mocht dan goed zijn om zich goed over te geven aan de verlangen en de lust, dat wist ik al helemaal, maar ze mocht niet een uitweg vinden om dit altijd maar te kunnen gebruiken. Daarbij wilde ik niet iemand die dit als chantagemiddel ging gebruiken.
    “Alexa.. lief..” Probeerde ik door het kussen te zeggen, waarna ik eindelijk stopte en haar van me af duwde. Ik probeerde adem te halen.
    “Ik weet dat we geen relatie hebben, maar je zei net nog dat je niet toe was aan een relatie. Ben ik je back-up voor liefde of voor.. intieme handelingen?” Was ik even gestopt voor ik verder ging. Ergens was ik angstig voor het antwoord, maar dat was de onzekerheid die praatte.
    “Denk je dat ik je zo snel zal vergeven na een kus?”
    Nu wilde ik haar in een opwelling mijn liefde laten voelen door een passionele en hartstochtelijke kus, maar dit was daar nu niet het moment voor, al voelde ik dat het moeilijk was om mezelf in te houden – ik moest voet bij stuk houden.


    Don't walk. Run, you sheep, run.