Silas Underwood |
‘Ik kan dat zangeresje ook geen ongelijk geven, waarschijnlijk is ze rijkelijk beloond voor de informatie die ze heeft kunnen doorspelen,’ sprak zijn broer hierop, waar hij enkel maar mee in kon stemmen. Hij sprak de woorden al uit voordat hij het überhaupt had kunnen doen. ‘Dat is nog altijd het enige wat mensen het meest bezig houdt, geld.’
Hij had het nooit kunnen begrijpen waarom mensen zo graag geld wilden hebben van alle dingen, het maakt kapot. Meer niet. Vroeger – oh de ironie – hadden we dan misschien niet veel, maar genoeg om van te leven en we hadden het niet over geld. In elk geval niet zo veel dat we er ons tijd aan verdeden. Daarom was dit een gepaste reactie van hem.
‘Geld, wat triest dat mensen daar nog altijd hun tijd aan verspillen.’ Zijn kaken verstrakten iets, maar werden al snel iets losser toen Idwallon een andere vraag aan hem stelde. Anders had hij zich er nog aan over gegeven ook, aangezien hij een uitermate hekel aan hebzucht had. Altijd maar datgene willen. Het was bijna hetzelfde als met bloed, het rode vloeistof wat hij – tot zijn ergernis – nodig had om te overleven.
‘De nieuwe dame, Rae, kan ze zingen?’
‘Haar heb ik nog niet horen zingen, ik was al wat later dan gepland hier. Alleen ik heb een goed gevoel over haar zang, ze lijkt me… excentriek, niet waar?’ Die aandrang daarnaar werd ook sterker benadrukt door haar verschijning, hoewel hij van zichzelf wist dat uiterlijk zo nu en dan kon bedriegen. Toch bleef het aandringen en daarbij zou hij zo meteen weer naar haar toe gaan om er daadwerkelijk naar te luisteren. Hij had die rust nodig, voor het beest, want als hij honger had, zou dat hem op sommige momenten zelfs kunnen temmen. Nu voelde hij het alweer opkomen, die onrust in zijn lijf wat overging in tintelingen op allerlei plekken. Silas kon het niet stoppen, daarvoor had hij bloed nodig, of de zang van iemand. De speelse blik in de ogen van zijn broer lieten hem deels terugkeren, al werkte het niet geheel. Dat nare gevoel begon hem bijna te overmannen, de bovenhand te krijgen. Het zou pas werkelijk erg worden als hij zwarte vlekken voor zijn ogen zou krijgen, dan zou hij het eveneens niet meer in de hand krijgen.
‘Heb je nog even tijd, of moet je alweer verder?’ Langzamerhand begon er een vaag grijnsje op Silas zijn lippen te spelen, en stapte wat naar Idwallon toe om zijn handeling te zetten, maar dat werd ruw verstoord. Er klonk een vrouwelijk gegil, wat galmde door de bijna lege zaal. Direct hield de man op met al zijn bewegingen en ging recht staan, zoals hij zich voor zijn clanleden voordeed. Zijn rug recht, armen op de rug en een emotieloze blik in zijn ogen, al was het dit keer anders dan normaal. Zo waren zijn lippen strak op elkaar en ook zijn kaken hadden een gespannen lijn, maar dat was nog niet alles, want wat het afmaakten, waren zijn ogen. Silas zijn koude, hardvochtige ogen die met de minuut donkerder werden, als een bodemloze put waarin geen afgrond te bemerken was.
Alice Woods kwam de Grote Zaal in, terwijl ze wilde bewegingen maken. Waarvoor? Dat deerde hem niets. Als ze daar aan de deur had staan luisteren, had ze privé dingen gehoord die hij enkel met zijn broer deelden. Daarbij hield hij er in feite niet van om bestudeerd te worden als één of ander dier. Dat was echter niet het ergste waar hij mee zat; Silas had er een hekel aan als zijn orders genegeerd werden. Wanneer mevrouw Woods niet naar boven was geweest om dat te doen, zou hij boos worden, het was nog te hopen voor haar dat ze met nieuws kwam. Tegen de bevelen ingaan van de leider was niet zomaar wat, dan kon hij net zo goed aftreden en al het harde werk opnieuw doen. Straks kwamen er nog meer in opstand.
‘Oh mijn hemel,’ fluisterde ze, maakte gauw een buiging hierbij, terwijl ze stamelend verder ging. ‘Ik… Het was niet… Ik wilde niet…’ Haar lippen hield ze op elkaar. Ze rechtte haar rug en blikte voorzichtig naar de leider, die zich momenteel erg in moest houden om niet te gaan schreeuwen, of in één van die driftbuien terug te vallen. Het was niet gemakkelijk als hij al honger had, dat betekende dat hij hier snel weg zou moeten voordat er iets onaangenaams gebeurde. Wat hem in deze staat nog wel opviel, was dat ze niet naar Idwallon blikte, wel naar hem. Zou dat met een bepaalde reden zijn?
‘Mevrouw Woods,’ kon hij er nog net uit krijgen, al was het met ongelooflijke hese stem, wat erop doelde dat zijn kaken op elkaar geklemd waren. Zijn houding was meer ijziger dan normaal, waarbij zijn blik ondertussen een mengeling had gekregen van ongenadig en nijd. ‘Nu u hier bent, kan ik er toch op uitgaan dat u een protegé heeft,’ Het was geen vraag, oh, het was absoluut geen vraag! Zonder zijn ogen echt van haar af te laten, keek hij toch rondom haar. ‘Waar is hij of zij?’
Silas zijn kaken waren losser, wat leek alsof het beest in hem nu wel daadwerkelijk wakker was geworden, voor hij met zijn koude blik abrupt weer in die van Alice keek. ‘Zeg me niet dat u mijn orders genegeerd heeft. Iedereen heb ik er nadrukkelijk op gewezen naar boven te gaan om aan het belang van de clan te denken.’ Er was een korte stilte, waarbij hij naar zijn broer keek om zijn reactie hierover te peilen. Hierop wendde hij zijn gezicht naar haar terug.
‘Bovendien mag ik toch niet hopen dat je ons gesprek van daarnet gehoord hebt,’ Hij peilde haar gestalte, van top tot teen, zodat hij er wat wijs uit kon maken. Het was wel duidelijk dat ze zich gesnapt voelde daarstraks, dus het was geheel goed mogelijk dat zij toch enkele dingen tot haar oren had gelaten. ‘U weet dat het volstrekt onaanvaardbaar is, en bovendien onbeschaafd.’ Wat hij nu aan het geven was, leek op een donderpreek en misschien was dat het ook wel, echter hoorde zij te weten wat ze moest doen – waar ze zich aan moest houden. Voor luistervink spelen en bovendien rebel spelen, hoorde daar absoluut niet bij.
Voor een kort moment sloot hij de ogen om tot zijn rustige gedachten te komen, al wist hij ergens diep vanbinnen dat het niet zou werken. Nu zou hij enkel bozer worden en dat zou het beest voeden, dat vond hij maar al te leuk. Hopelijk zou Idwallon haar ondertussen in de gaten houden, je wist maar nooit, maar daar zat hij ook verder niet mee in. Als er iemand was die hij kon vertrouwen, was hij het wel. Rode vlekken, gedruppel op de vloer, iets wat hij bijna kon horen. Het was begonnen, wat duidelijk was doordat het klam voor hem begon te worden. Abrupt opende hij zijn ogen fel, met een barse stem zei hij vervolgens, ‘Alice Woods, of u nu wil of niet; u gaat naar boven en ik wil minstens één beschermeling onder uw hoede zien. Zonder gemaar.’
Quiet the mind, and the soul will speak.