Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel
Langzaam maar zeker kwam het besef dat hij hier niet zomaar weg zou komen. Het leek wel alsof hij in een heel andere wereld terecht was gekomen. Een wereld waarin hij zich nog niet thuis voelde. Hij behoorde hier niet te zijn, hield hij in zijn gedachten vol. Hij wilde maar al te graag weer naar zijn huis, naar de rebellen en naar zijn bakkerij. Naar zíjn wereld. Er moest een manier zijn om hier weg te komen. Het was wachten op het juiste moment, als hij in ieder geval niet meer verkeerde in de aanwezigheid van heer Silas. Deze hield hem op dit moment hoogstwaarschijnlijk met argusogen in de gaten. Had hij zijn mond dichtgehouden, dan had Silas hem waarschijnlijk meer gemogen dan nu. Maar dat kon hem eigenlijk niet zoveel schelen. Mensen hoefden hem niet aardig te vinden, hij was zichzelf, en zou trouw blijven aan zichzelf.
Het kwam niet in Mitchell op om zich voor te stellen. Zijn naam zou al veels te veel vertellen over zijn achtergrond. Hij kende niemand anders met dezelfde voornaam of achternaam als hem in het land, laat staan in het dorp waar hij woonde. Voor hem was deze man voor hem nog steeds een vreemde, al had hij zichzelf wel voorgesteld. Als het aan hem lag hoefden ze elkaar niet te kennen, en hielden ze ieder contact zo kort mogelijk. Hij had zo’n idee dat Silas ook niet het persoon was dat zichzelf snel blootgaf.
Mitchell was opgehouden met zich ongemakkelijk te voelen. Hij probeerde zich zo bij de situatie neer te leggen. Zijn hand ging niet meer door zijn haren, maar hij wachtte enigszins geduldig op de antwoorden van de man voor hem, waarbij hij zijn gezichtsuitdrukking bestudeerde. "Je schreeuwde redelijk vaak “Nee”, “Dat kan niet”, “Laat me los” De woorden zorgden ervoor dat Silas, Mitchell zijn volledige aandacht had getrokken. Het waren woorden die een ieder ander ook wel had kunnen zeggen, maar hij wist dat hij ze had uitgesproken, in zijn slaap. Het verwonderde hem niet dat hij in zijn slaap had gesproken, dit had hij al wel eens eerder gedaan. Een erg prettig gegeven vond hij het echter niet. Hij probeerde geen enkel spoortje van emotie op zijn gezicht te laten bekennen, al was dit wel erg lastig bij de opkomende herinneringen. Meteen wist hij de woorden te linken aan de gebeurtenissen. Hij voelde dat hij enigszins prikkelbaar en geïrriteerd werd, en de sterke behoefte had om op dit moment alleen te zijn. Hij wilde dan ook een paar stappen richting de deur zetten, om te blijven staan op een willekeurig gekozen plek, expres met zijn rug naar de man toe. Maar dat kon niet. Want op dat moment lag hij nog op het bed, helaas. Er was dan ook geen manier om zich te verschuilden, behalve onder het deken, maar dat zou wel erg sneu zijn. Een open boek was hij niet, maar spoortjes emotie drongen toch wel door op zijn gezicht. Hij had gehoopt dat hij niet verder zou praten na die paar woorden, zodat hij de herinneringen snel van zich af kon schudden, en ergens anders aan kon denken. Maar hij sprak verder, en die woorden die hij toen sprak, had hij in tijden lang niet gehoord, maar zorgen ervoor dat hij zich opeens heel emotioneel voelde worden. Kwetsbaar voelde hij zich, blootgelegd, alsof de man zojuist achter zijn grootste geheimen was gekomen. Maar hij wist dat het woorden waren geweest die hij in zijn slaap had gezegd en dat het maar al te goed kon zijn dat enig onderling samenhangend verband ontbrak. De woorden sneden door zijn ziel en deden alle emotie van vroeger weer opkomen. Zijn huid leek te verbleken. Zijn handen waren klam, zijn lippen waren droog, maar hij kreeg het voor elkaar om niet een woede-uitbarsting toe te laten. Hij had de sterke neiging om iets kapot te maken, maar klemde zijn nagels in zijn vuisten om zich van zijn woede te proberen ontdoen. Dat Silas ook maar het lef had om in zijn toon van praten door te laten dringen dat hij enigszins nieuwsgierig was naar waar die woorden over gingen. “Ik hoef niet te weten wat ik onbewust heb geschreeuwd” kaatste hij terug. Even hield de spanning stand, maar hij kon zich redelijk snel weer ontspannen en zijn handen deed hij in de zakken van zijn broek.
De glimlach op het gezicht van de man had Mitchell niet opgemerkt, wat ook maar beter was, anders had hij zonder enige aarzeling hem een klap met zijn vuist verkocht. Hij was even afwezig, te gefocust op het verbannen van zijn eigen gedachten. Zijn houding was veranderd, op het moment dat hij het voor elkaar kreeg om weer in het heden te denken. De man had hem losgemaakt en hij was ‘gehoorzaam’ gaan zitten. Op dit moment besefte hij pas echt dat hij een vampier was en dat de man voor hem geen onzin aan het praten was. De man leek niet te reageren op zijn wantrouwende blik, maar blikte enkel nonchalant naar hem terug. De man moest lachen om zijn woorden, iets dat hij niet echt lachwekkend had gevonden. Mitchell voelde zich tevreden toen de man ophield met lachen. Zo, die lach hoefde hij niet meer te aanschouwen. Dit was niet grappig, althans, hij vond dat dit niet grappig hoorde te zijn. Hij voelde zich helemaal niet schuldig over het feit dat hij nogal beschuldigend had geklonken. Al was hij zelf een vampier, zo dacht hij er nog niet over. Hij voelde zich nog een mens, dacht als een mens. Hij had de woorden gesproken alsof hij zichzelf niet tot die groep rekende.
Hetgeen dat hij verwachtte als reactie van de man wist hij niet, maar het was niet deze reactie. De man begon, leek het, opeens te trillen. Mitchell deed niets, maar bleef rustig zitten op zijn stoel. Hij had niet de behoefte om ook maar een hand uit te steken om te helpen en had eerst het idee dat de man een spelletje met hem speelde. Maar de manier waarop hij voorovergebogen zat en toen schreeuwde, was zo echt en doordrenkt van emotie dat het hem deed schrikken. Hij had gevraagd of hij terug kon worden veranderd, iets dat hij heel belangrijk vond, maar de rollen leken te zijn omgedraaid. Nu was de man in zijn eigen wereldje en leek hij er niet zo 1,2,3 uit te komen. Mitchell keek alleen maar toe, niet goed wetend wat hij hier nou weer van moest denken. Hij was wel menselijk en op dit moment begon hij zich toch enigszins schuldig te voelen, ondanks dat hij zich voorhield dat hij deze man niet mocht en nooit zou mogen. Het was akelig om te zien hoe hij opging in zijn verdriet, en Mitchell hield dan ook zijn lippen stijf op elkaar. Zelf wilde hij op dat soort momenten ook nooit gestoord worden en hij zou niet weten wat er zou gebeuren als hij de man nu zou aanspreken. Plotseling leek zijn stemming om te slaan, en was hij woedend genoeg om een onschuldige vaas van het leven te ontdoen. Waarom hij zo woedend was wist hij niet, maar hij vermoedde sterk dat zijn woorden herinneringen bij hem hadden doen oprakelen.
Mitchell stond op en keek even naar de scherven die nu op de grond lagen. De man liep opeens ergens anders heen. Ook al was het maar voor even, hij was blij dat hij even alleen kon zijn. Mitchell volgde hem met zijn ogen en keek toen weer naar de scherven op de grond. Wat zou er gebeuren als hij die scherven in zichzelf boorde, zo, recht door het hard? Zou hij dan niet sterven en wellicht weer mens kunnen worden op de een of andere manier? Het was een filosofie die plotseling in hem op was gekomen. Zijn hand had al een van de scherven vast, voordat hij zich het besefte, dat waar hij serieus aan dacht, daadwerkelijke onzin moest zijn. Het stukje bestudeerde hij even, het was scherp, en glansde verleidelijk. De schreeuwen die hij hoorde kon hij niet negeren, ze zorgden ervoor dat hij even omkeek naar de richting van waar ze vandaan kwamen, al was daar niets te zien. Doordrenkt van verdriet en woede, zo klonken die schreeuwen. Zijn blik ging snel naar de scherven, die hij niet kon aanzien. Zo hulpeloos als ze daar lagen, zo verleidelijk als ze waren, dat ze idiote gedachtes bij hem deden opkomen. Snel verzamelde hij de stukjes bij elkaar, en legde ze neer in een donker hoekje, zodat ze niet meer te zien waren. Hij was nog maar net teruggelopen naar de plek waar hij eerder had gestaan, toen Silas abrupt de kamer uit kwam lopen en hem koel aankeek. Wat hadden ze het toch gezellig met elkaar.
Hij had wel door, dat het nu echt serieus was, en hij beter niet nog een eigenwijze opmerking kon maken. Al had hij daar nog wel zin in. Silas leek in alle staten te verkeren. ‘Wij gaan eens op een klein reisje,’ Mitchell wilde maar al te graag zeggen: "Jij liever dan ik” maar hield zich in. Hij werd, voordat hij zich kon verzetten, in zijn kraag gepakt. Hij liet een grom over zijn lippen komen, hier was hij echt niet van gediend. ‘Geen gelanterfanter meer of liefdoenerij. Als jij niet naar mij wilt luisteren, best. Het is jouw eigen graf.’ Veel waarde hechtte hij niet aan deze woorden, die een beetje als een waarschuwing klonken. ‘Zal wel’ mompelde hij hierop. ‘Eerst gaan we eens met iemand anders praten, zullen we, wijsneus?’ en voordat hij het wist waren ze al bij de deur. Hier reageerde hij maar niet op. Veel keuze had hij waarschijnlijk niet, hier wegkomen zou niet zomaar lukken. Ergens was hij wel benieuwd naar wie ze dan zouden gaan, weg uit deze kamer leek voor hem op dit moment wel een goed idee. Toen ze de deur uit waren trok hij zich gelijk los van de man, maar gaf door zijn stappen aan dat hij wel bereid was om mee te lopen, al keek hij nogal geïrriteerd om zich heen. Nieuwsgierig naar de omgeving was hij wel, dus verbleekte zijn irritatie al snel. Hij liep nu nog naast Silas, maar was niet van plan om snel te gaan lopen als dat hem geacht werd. Normaal gesproken liep hij wel in een stevig looptempo, maar kon het niet laten om zich expres anders te gedragen dan dat hij zich normaal gedroeg. Deze man kende hem niet, en het was dan ook niet meer dan strategisch dat hij zich had voorgenomen om zich iets anders voor te doen dan dat hij eigenlijk was. Het was een manier om ervoor te zorgen dat hij hem niet zomaar door zou hebben. De omgeving bekeek hij zoals hij dat had aangeleerd. Snel speurden zijn ogen af en toe de ruimte af en nam hij details in zich op, maar dit alles gebeurde altijd zo onopmerkelijk mogelijk. Zijn handen had hij nog steeds nonchalant in zijn zakken. Hij had werkelijk geen idee waar hij in terecht was gekomen. Maar er al te lang bij stilstaan had volgens hem geen zin. Hij zou de weg terug wel vinden, al zou het misschien meer tijd kosten dan dat hij voor ogen had.
[ bericht aangepast op 15 nov 2013 - 21:46 ]
Aan niets denken is ook denken.