Silas Underwood | Clanleader
In een soort trance keek hij toe, hoe de licht getinte kleur die de jongeman had met de minuut niets meer van te zien was. Het was weggetrokken, er lag een vochtige waas overheen doordat hij aan het veranderen was. De roestige geur van bloed vulde de ruimte, en als Silas niet zo misselijk van zichzelf was, zou het beest opnieuw hebben toegeslagen. Gelukkig hield die zich kalm, buitengewoon rustig zelfs, wat hij nogal merkwaardig vond. Hij kwam er pas achter dat hij aan het staren was toen hij weer naar de blauwe poelen keek van zijn broer, het herinnerde hem aan de zee. Een donkere diepte van emoties en geheimen, die hij niet snel met anderen zou delen. Hierom was hij ook nog boos op Alice dat ze hen zomaar afgeluisterd had. In eerste instantie was hij het vergeten, had het plaats gemaakt voor de angst en schuld naar de jongeman. Toch kwam voor een paar seconden diezelfde boosheid terug, die al snel weer weg gewaaid was.
Rood. Zijn ogen hadden een glans over het rood heen, anders dan normaal leek het wel. De leider van de vampierclan knipperde duidelijk verward met zijn ogen, aangezien hij er niet met zijn gedachten bij was. Of misschien schrok hij wel van de kleur rood die hij opeens zag in de blik van Idwallon, hij vond de zee-blauwe kleur juist mooi.
Het eens witte verband was doorweekt van het rood, het lag als een lint langs de man zijn lichaam op zijn bed. Ergens zag het erg artistiek uit, en kon Silas het niet laten om ernaar te blijven kijken. De wonden die hij in de nek had gemaakt, werden weer opengedrukt door Idwallon zijn scherpe tanden. Broers die deze man van zijn leven beroofden en hem het bestaan van een onmens terug gaven. Ze hadden het besproken, toch kon hij er niets aan doen dat het fout voelde. Hoewel dit beter zou zijn dan hem dood laten bloeden, anders had hij zijn leven gered. Wie hield hij voor de gek? Op het moment dat zijn ogen op zijn gestalte blikten, was de man zijn leven al kwijt geraakt, daar was geen twijfel over mogelijk. Zou Idwallon ook van zijn bloed genieten, zoals hij had gedaan? Silas vond het tot op zekere hoogte ook wat zoets hebben, maar zijn smaakzintuig was vast allang naar de pest gegaan.
‘Gefeliciteerd met je nieuwe clanlid, broer, die heb je mooi getransformeerd.’ Idwallon had een paar passen achteruit gezet, keek naar zijn broer met een glimlach, die het met een zuinig lachje terug beantwoordde.
‘Bedankt,’ prevelde hij, waarbij het droevige beeld van hem opeens toesloeg, aangezien hij ook zijn ogen afwendde. ‘Desalniettemin kon ik het niet zonder jou.’
Zijn blik schoot naar het verstrakte lichaam van de man die momenteel niet bij bewustzijn was. Silas had nog wel geweten waarin hij verzonken was toen hij in een vampier was veranderd door die trien. De leider lette op de kleine bewegingen, zette nog enkele stappen dichterbij toen hij vlak naast zijn kussen stond en blikte toe hoe hij op zijn lip beet. Een stukje scheurde en bloed verscheen. Overal leek er wel bloed te zijn. Handen tot vuisten gebald, nagels die zich in zijn huid hadden gezet. Hij keek toe alsof het een interessante poppenkast was, die elk moment kon stoppen om te zeggen dat hij ermee kapte. Dat deed hij echter niet, zijn ogen draaiden weg. Toen wist Silas dat zijn nare herinneringen gewonnen hadden, want was dat bij hem ook niet hetzelfde geval geweest? Hij had de neiging om zijn hand op de klamme huid van de man zijn voorhoofd te leggen, het weg te vegen of wat dan ook, alleen hij hield zich in. Het onregelmatige, ruwe heen-en-weer beweeg van hem maakte het er niet beter op, maar Silas nam hem helemaal niets kwalijk.
‘Ik kan beter gaan voordat hij bij komt,’ hoorde hij opeens van zijn broer. Haastig keek hij naar hem op, de blikken kruisten elkaar, al wist hij niet zeker wat hij ervan moest denken. ‘Je kunt het vanaf hier verder, toch?’
Silas fronste door de abnormale kalmte van zijn broer zijn stem, maar had niet de tijd er wat meer achter te zoeken, aangezien de jongeman de woorden nog een keer herhaalde. Hij was ongelooflijk onrustig en was begonnen allerlei dingen te schreeuwen. Hierdoor blikte hij, zonder echt aandacht aan Idwallon te geven hierdoor, naar de veranderende knul op ’t bed. Er ging van alles door zijn hoofd, hersenspinsels die over zijn broer gingen, maar ook over andere dingen. Toch werden die allemaal even op stil gezet door hem, diegene die Silas voortaan onder zijn hoede moest nemen. Hij zou het nog druk krijgen, ook met Rae erbij.
‘Ja, dat gaat lukken. Bedankt Idwa–’ prevelde hij, die stopte op het moment dat de deur zachtjes dicht klikte. Fronsend en nogal verward keek hij op, in verwachting zijn broer te zien. Maar hij was weg, en dat was de reden dat Silas ietwat droevig – vooral van zijn stuk gebracht – naar de dichte deur keek. Alles binnenin hem lag overhoop, was chaotisch. Had hij wat verkeerd gedaan? Ja, deze man zowat leeg drinken, dat was echter al bepraat. Voor de rest zou hij het niet weten. Waar had Idwallon aan gedacht? Waarom…– ?
Zijn aandacht werd opnieuw getrokken door hem, hij die onrustig heen en weer lag te bewegen. Kalmer dan daarnet zorgde hij voor een koude lap, zodat hij deze op de man zijn voorhoofd kon leggen – wanneer hij dan uiteindelijk stil zou liggen. Het touw dat nog rond zijn pols zat, zorgden voor meerdere striemen, en Silas twijfelde om het los te halen. Toch deed hij het niet, want het was niet zeker hoe hij eraan toe zou zijn het moment dat hij wakker zou worden. Honger? Hij zou de regels moeten weten, Silas zou eerst moeten kennen, bijvoorbeeld zijn naam was wel handig. Hij verwachtte ergens een buitenlandse naam.
Gefascineerd keek de leider naar de tranen die over zijn wangen stroomden, iets wat hij zelf al een lange tijd niet snapte. Hij was geen man die snel huilde, het was dan ook een aantal jaar dat hij een traan had gelaten om iets. En als het dan zo mocht zijn, wilde hij bij niemand in de buurt zijn, zelfs niet zijn broer. Idwallon was de enige die hij dingen toe vertrouwde, als het niet kon zou hij wel naar hem toe gaan.
‘Da…t kan niehiet, dat káán niehieet!’ kwam er bijna hysterisch zijn mond uit, waarop Silas zijn hand weer op zijn voorhoofd legde. Met een beetje druk veegde hij enkele haarplukken weg, terwijl hij bestuderend naar hem bleef kijken. Het leek wel alsof hij zijn poelen niet ergens anders naar kon laten, alsof hij verslaafd was. Waaraan wist hij echter niet, maar zijn ogen bleven op hem gelijmd. Op hoe hij heen en weer kronkelde, hoe hij huilde en hoe hij dingen bleef roepen, op het hele beeld dat het teweeg bracht.
‘Laat me los, laat me los!!’ Silas zijn lichaam spande direct aan, reageerde erop door op z’n hoede te zijn, maar het was duidelijk dat de knul het niet tegen hem had. Dat had hij nu door. Dus legde hij voorzichtig zijn hand terug en bewoog met de natte, koude doek over zijn gezicht.
‘Ik wihilll niehiet weheg!’ Hij snoof schalks, waarbij een halve glimlach op zijn lippen speelde. De toon vond hij wel grappig, maar dat verdween al snel.
‘Hou op, rot op!’ Zijn blik volgde zijn hand die op het bed sloeg, waarop de man zijn vuisten balden. Dit was echter niet hetgeen waar hij van schrok, nee, dat kwam hierna.
‘Laat hem bij me zijn… Laat hem bij mij zijn…’ Murmelend, een stuk zachter, verdrietig, toch goed hoorbaar. Een ruis klonk in zijn oren, hetzelfde moment dat er van alles toe sloeg. Het bouwde zich op, werd sterker met de woorden die hij sprak.
‘Ik wil bij hem zijn,’ Silas kreeg een schrokkerige ademhaling, zijn temperatuur schoot omhoog en zijn ogen verwijdden zich als schoteltjes. ‘Ik wil jullie hulp niet. Ik wil nergens heen, ik wil bij hem zijn.’ Abrupt begon zijn lijf abnormaal te trillen, waarbij hij bevend enkele stappen achteruit zette, alsof hij met zijn voeten ergens in vastzat, maar zich kon lostrekken en alsnog een stap deed. Zo zag het eruit. Het waren kleine stappen, echter wel snel genoeg zodat hij op een gegeven moment tegen het nachtkastje aan knalde. Het mes waaraan zijn bloed kleefde, viel op de grond met een daverend geluid. De mist in zijn hoofd werd dikker, dichter, donkerder.
‘N-nee… Het is vast zijn broer, of enig ander familielid.’ Hij kon er echter niets van geloven, want de toon waarmee hij het had gezegd, de manier waarop… zoiets was niet voor een familielid. Silas bleef het zachtjes herhalen, net zoals de jongeman die hetzelfde zinnetje steeds bleef herhalen. Van schrik kon de clanleider nergens anders naar blijven kijken en voor het eerst sinds lange tijd stond het huilen nader dan het lachen. Toch wilde hij het vol blijven houden.
Nog steeds strompelde hij achteruit, tot hij op een stoel belandde, waar hij minutenlang van schrik bleef zitten. Toekijkend hoe de man het mes had gevonden, half uit bed was gevallen en het scherpe in zijn huid liet boren. Silas, de eens zo kalme, bijna stoïcijnse vampierclanleider, was nu een bang jongetje. Pas na wat een kwartier leek, stond hij op met een furieuze blik, stapte net zo kwaad naar hem toe en trok ruw het mes uit zijn hand. Het mes gooide hij ergens heen, zonder ernaar te kijken. Onbehouwen trok hij de man recht, zodat hij normaal op het bed lag, om hem enkel bij de schouders hardhandig te pakken en heen en weer te schudden. Silas was kwaad, hijgde hees en snel, waardoor hij wel het beest leek dat hongerig was. Dat was hij echter niet. In feite juist, hij was bang. Bang dat deze man zijn geheim wist, of in elk geval herinnert te worden aan die tijd – aan die man.
‘Hou op, hou op! Van wie heb je dat?’ De man zijn blik stond levenloos, duister en depressief, maar het maakte hem geen flikker uit. Silas begon hem nog woester door elkaar te schudden, over hem heen gebogen.
‘Wordt wakker, beveel ik je! Nu! Wat is je verteld? Waar heb je het over? Wat… wat?!’ Zijn kaken verstrakten, tanden knarsten om niet in huilen uit te barsten zoals die jongeman, en tegelijkertijd was hij opgehouden om hem heen en weer te bewegen. Wel was Silas zijn blik ongelooflijk vol verdriet, angst zelfs, en knepen zijn handen zowat de man zijn armen fijn. Dit kon niet gebeuren, dat kon niet. Speelde er iemand een spelletje met hem?
[ bericht aangepast op 20 sep 2013 - 0:37 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.