Silas Underwood | Clanleader
In de tussentijd dat hij weg was gegaan, gevlucht zoals Silas het noemde, had de man zijn ogen weer kunnen openen. Het was misschien maar voor eventjes, maar deze hadden de ruimte natuurlijk verkend. Het schuldgevoel dat er al in zijn lichaam present was, werd enkel groter, het begon te borrelen zodat de clanleider er zowat misselijk van werd. Al zou dat vast en zeker van al dat bloed zijn geweest, laat staan dat hij weer bijna een man vermoordt had. Hij had een clanleider moeten voorstellen, maar nu was hij zelfs dat niet meer, vond hij zelf. Dit hele akkefietje deed hem niet ten goede, en hij had er een godganse hekel aan.
Zijn broer had hij gestoord, hij had nog net een wazige glimp op kunnen vangen hoe hij in zijn fauteuil zat, een boek in zijn handen die hij op het moment had open geslagen. Daar was ik ook alleen maar goed in, bedacht Silas zich, het verpesten en mijn broer erbij betrekken – hem mijn vieze klusjes op laten lossen. Zo leek het wel, en hij zou zijn broer er niet eens vreemd op aankijken als hij op een dag er de brui aan zou geven. Er waren geen woorden voor hoe erg hij zijn broer respecteerde en daarbij waardeerde wat hij allemaal voor hem had gedaan, en nog zou doen – zeker met dit nu als toestand.
Nu terug in zijn kamer, en uit zijn hersenspinsels die maar niet wilden stoppen, merkte Silas niet eens de geur van het bloed op. Natuurlijk liet dat zich nog altijd toe en moest hij er tegen vechten, maar voorlopig had hij genoeg gehad. Bovendien was zijn schuldbeladen gevoel erger, dat overstemde de geur, de gedachten en honger naar het bloed. Hij zag nog net hoe Idwallon zich duidelijk ertegen moest verzetten, wat hij sterk van hem vond, toen slootte zijn ogen zich.
Pas toen hij weer voetstappen hoorde, opende hij ze, wat wel een eeuwigheid leek trouwens. Idwallon was naar de jongeman toe gelopen om hem te bestuderen. Wanneer hij zijn vinger langs een druppel bloed liet gaan, en deze aflikte, liet een tinteling over zijn lichaam lopen. Aan de ene kant kon hij zich de wellust naar de bloed herinneren, hoe fijn het gesmaakt had en het beest die nu eindelijk ophield, toch ging dat andere nare gevoel maar niet weg. Het bleef aan en leek zowaar wel erger te worden, al wist Silas dat hij – als hij zich eerder gevoed had en niet zo koppig was geweest – hij het gered had, en dit niet gebeurd zou zijn.
Er zat bloed op het witte laken dat hij kort geleden nog verschoond had, alleen het deed hem niets. Die jongeman deed hem veel meer, maar alles van het enkele beetje gevoel dat hij nog had, leek afgestompt. Evenals een koude doek dat te allen tijde om je lichaam heen zit, als een tweede huid – die je er in feite af wilt. Nu had de man tijd om zijn “slachtoffer” van de destructieve nacht gade te slaan – hoewel onderzoeken beter klonk, volgens hem. Hij keek ernaar aangezien hij zichzelf wilde straffen, dit had hij aangericht.
Zijn huid is licht getint, niettemin is dat kleurtje weggetrokken en heeft hij een bleke huid gekregen. Eveneens transpireert hij lichtjes, maar dat komt ook doordat hij zowat leeggezogen is. Toch kan ik nog opmerken dat hij niet hier oorspronkelijk vandaan komt, of hij moet een ouder hebben die uit een ander land komt. Door zijn kleding merk ik de spieren op die hij duidelijk heeft, wat ik ook gevoeld had toen ik tegen hem aan ging staan. Hij had nog door willen kijken, hem bestuderen hoe stilletjes hij daar lag, alleen toen hij in de gaten had dat zijn broer richting hem zou draaien, wendde hij haastig zijn gezicht af. Weer die schuldbeladen blik in zijn ogen, dit keer samen met een licht gekwetste.
,,Wat is er gebeurd, Silas? Het hele verhaal graag.” Hij slikte een brok in zijn keel door toen hij de toon van Idwallon had opgemerkt, de lichte verhitting. Silas had het ernaar gemaakt… toch? Abrupt draaide hij zich naar hem om, een grom die rolde over zijn lippen.
,,Kijk me aan als je tegen me spreekt, Silas!” Alsof de bliksem ingeslagen had, blikte de desbetreffende man tegen wie hij kwaad had gesproken op. Wel likte hij kort over zijn lippen, ook om het laatste beetje bloed ervan weg te halen, al zat er vast nog wat op zijn wang toen hij het eerder weg had geveegd. Hij moest eerlijk toegeven, hij was lichtelijk geschrokken door zijn broer en de uitbarsting, maar hij verdiende het. De man verdiende elk beetje ervan, dus hief hij zijn hoofd op en keek Idwallon met een blik aan dat hij het begreep hoe hij reageerde. Hij zou het niet tegen hem houden. Wel lagen zijn handen nog strak tegen elkaar op zijn rug. Terwijl hij begon te ijsberen, begon Silas te praten. Het leek nu net alsof zijn broer degene was die de clanleider moest voorstellen, maar dat was nog steeds de ander, en hij baalde daar nu van. Hij had gefaald, en niet zo’n klein beetje ook. Als dit uitkwam, zou hij wel gedag tegen zijn positie kunnen zeggen, want welke clanleider zou nu het monster niet binnen kunnen houden? Zeker met het aantal jaren dat hij nu had?
,,Het was te sterk, broer, en ik weet dat het geen excuus is voor deze stompzinnige daad. Ik moet verantwoording afleggen voor dit en desnoods geef jij mij nu een straf, dat zal ik zonder gemaar uitvoeren,” verklaarde hij aan zijn broer met een nog steeds schuldige stem, hoewel hij steeds zekerder werd met het woord dat hij uitsprak. Toch kon hij het niet laten om nog een paar blikken naar de jongeman op het bed te geven.
Hij leek rustiger toen hij zich opnieuw naar Silas omdraaide, wat goed was voor hen beiden – nee, drieën natuurlijk, als het er eenmaal op aankwam dat de jongeman zo’n beest zou worden.
,,Ja, je hebt er een puinhoop van gemaakt en je kunt je daar lang sorry voor voelen maar dat heeft momenteel geen zin. Silas, zet dat schuldgevoel voor nu aan de kant, bedenk liever wat we met de jongeman gaan doen.” Het begon inderdaad te dringen voor hem, bedacht hij zich opnieuw, alleen hij twijfelde nog zo erg. Silas wilde hem absoluut niet laten sterven, maar hem het lot van een vampier te geven vond hij ook alles behalve een goed idee. Waren hier geen benodigdheden waardoor hij het eveneens zou kunnen redden? Zonder dat er gelijk een hele poespas moest gebeuren waardoor deze man zijn leven ook naar de haaien zou gaan? Hij wilde hem dat niet aandoen, maar wellicht was dat de enige optie die het juist nog zou kunnen redden. Abrupt vroeg Silas zich af wat de man ervan zou vinden, hoe hij zou reageren als het gebeurd was, echter veegde hij die onnozele hersenspinsel direct weg. Zo mocht hij namelijk niet denken, het gebeurde niet!
,,Als jij hem opvoed dan verander ik hem voor je in één van ons, als je dat niet wilt dan zitten we met een lijk, aan jou de keus.” Hoorde hij ineens uit de richting van Idwallon, iets wat hij opmerkelijk vond en hij was werkelijk waar verbaasd geweest – misschien wel deels geschrokt. Zijn broer had honger, hij had ook te lang dan goed voor hem was geen bloed verkregen. Het was sowieso handig dat Idwallon dit regelde, hij had gelijk. Zoals bijna altijd, natuurlijk had hij het ook eens fout gehad, dat had iedereen wel eens. Maar zijn broer was slim, hielp hem uit de brand elke keer opnieuw en hij mocht zeker niet als onschuldig gezien worden. Met een paar stappen liep hij naar voren, tot hij weer een hand op zijn schouder kon leggen, maar voordat hij die daadwerkelijk raakte, liet hij het naast zich zakken. Wel keek Silas hem goedaardig aan, net zoals zijn oude–ik, alsof dit helemaal niet gebeurd was.
,,Mijn zorgen gaan uit naar wat de jongeman wilt, hij zou vast niet van het ene op het andere moment in een monster veranderd willen worden. Ik weet dat ik er inderdaad een grote puinhoop van heb gemaakt,” Om de woorden van zijn broer even kracht bij te zetten. ,,Alleen we zullen zeker de nodige mensenspullen niet hebben om hem beter te maken of hem in elk geval niet dood te laten gaan. Hier zaten we ook totaal niet op te wachten, en in het vervolg zal ik me beter proberen te controleren op zulke tijden. Het is niet vergeving waar ik voor vraag, Idwallon, want ik heb een grote fout gemaakt, maar het enige waar het mij nu omgaat, is dat deze man niet de dood tegemoet gaat. Dat laat ik niet gebeuren, zelfs niet als het betekend dat één van ons degene is die hem moet veranderen. Die eer laat ik aan jou over, misschien dat het ook direct je honger naar het bloed zal stillen, die je voor mij op een laag pitje had moeten zetten.”
Na deze woorden zocht hij naar een scherp voorwerp en wanneer hij iets te pakken had gekregen, klemde hij het stevig in zijn hand vast, waarna hij zijn weg vervolgde naar de jongeman die op het randje van sterven lag. Zijn blik ging nu naar zijn broer.
,,We moeten snel zijn, elke seconde telt.” Murmelde hij enkel nog, om vervolgens het scherpe stuk in zijn hand te drukken waardoor er bloed op begon te wellen. Hij had zijn hand boven de mond van de jongeman gehouden, welke hij opendeed en druppels vielen naar beneden. Sommigen kwamen nog op zijn mondhoeken terecht, echter drukte Silas zijn hand helemaal tegen de man zijn lippen toe. Toen hij zeker wist dat hij genoeg had gehad, keek hij fronsend naar Idwallon met een beslissende blik. Het is begonnen.
Quiet the mind, and the soul will speak.