Iyalle Yggdrasil
Al snel was ik de poort door en bijna bij de ophaalbrug toen ik nog één keer achterom keek, waar ik sir Gwaine in gesprek zag met een blonde jongeman die een mooier harnas droeg dan de overige ridders, dat moet dan prins Arthur Pendragon zijn waar ik wel eens over gehoord had van mijn vader.
Zelf heb ik dus nog niet het privilege gehad om hem te ontmoeten, dus ik kon niet beoordelen over hem, maar wat ik gehoord heb is hij een soms iets wat arrogante jongeman die wel veel over heeft voor zijn volk, wat over het algemeen een interessante combinatie vormt.
Heel goed kon ik hem niet bestuderen en ik had ook geen zin om het drafje van mijn paard in te houden terwijl we bij een bomenrij aankwamen die we moesten passeren.
Ik richtte mijn volle aandacht weer op mijn omgeving. “Oké, waar zullen we heen ?”
Mijn hengst brieste even en boog diens hoofd naar rechts, waar een klein pad te zien was tussen het struikgewas.
“Interessante keuze.” Mompelde ik nieuwsgierig terwijl ik hem erheen manoeuvreerde in een rustige voorwaartse stap.
Hetgeen wat ik vond was een klein meertje, het wateroppervlak glinsterde betoverend door de inmiddels al dalende zon.
Zonder enige moeite sprong ik uit het zadel en gaf mijn hengst de ruimte om even lekker te grazen.
Ik klopte even de stof van mijn rok af en trok de mantel nog wat strakker om me heen voor ik me naar de oever van het meertje begaf.
Mijn spiegelbeeld weerspiegelde helder en overduidelijk in het water dat het me heel wat moeite koste om daardoor heen te kijken, het water leek meer op een spiegel dan op een normaal oppervlak.
Maar toen kon ik het zien, de stenen op de bodem, kleine visjes die rustig heen en weer zwommen zonder enige moeite.
Ik tilde mijn rok op en zette voorzichtig een stap het water in, wat heerlijk aanvoelde aan mijn zachte huid.
Natuurlijk zou ik niet te ver gaan, tot mijn enkels vond ik genoeg, want er kunnen genoeg wezens hier zitten die me iets aan zouden doen als ik te ver het water in zou gaan.
“Prinses Iyalle, wat doe je hier ?”
Met een glimlach draaide ik me om en keek recht in de grote glanzende paardblauwe ogen van Celabor.
Hij stond aan de wal en stak al een hand naar me uit om me uit het water te leiden.
“Ik ben op staatsbezoek, al is er nog niet echt enige aandacht aan me besteed.” Ik pakte zijn hand vast waarvan de huid bijna zilver oplichtte.
“Is Aronea hier ook ?” Maar Celabor schudde zijn hoofd al waarbij zijn lange paarszwarte haar heen en weer golfden. “Zij is achtergebleven.”
Hij leidde me naar een boomstronk en liet mij als eerst zitten. “Maar ben je echt alleen op staatsbezoek ?” Hij trok even een wenkbrauw op en ik herinnerde me het gesprek dat wel al eens gehad hadden, waarin ik hem verteld had over de plannen van mijn vader om me uit te huwelijken.
Ik schudde mijn hoofd. “Ik krijg van mijn vader de tijd om een geschikte man voor mezelf te vinden voor hij zelf verdere stappen gaat ondernemen.”
“Dan moet je dus wel snel zijn en ik ken jou, jij word niet zo snel tot over je oren verliefd op iemand.”
Ik glimlachte spijtig naar hem. “Daar heb je gelijk in, maar opzicht is er wel iemand, ook al weet ik dat het nooit wat zou worden.”
Celabor grinnikte. “Laat me raden, iemand van de wacht ? Een ridder ?”
“Het tweede Inderdaad.”
Achter me hoorde ik mijn hengst even hinniken, alsof hij me ergens voor wou waarschuwen.
Zelf ook schichtig draaide ik me bij, met mijn hand op het gevest van mijn zwaard.
“Rustig maar, het zijn vast een aantal andere elfen, zij zijn niet zo vertrouwd met mensen hier, zeker niet sinds magie hier verboden is en ons volk hier grotendeels als uitschot word behandeld.”
Er trok even een donkere trek over zijn hoofd waardoor ik sussend een hand op zijn arm legde, waardoor hij leek te ontspannen.
“Jij en Aronea kennen mij het beste en jij hebt me het beste in diens zien van mensen, al zijn velen hier dan ook anders, ik kom hier niet graag, maar ik heb familie hier wonen waar ik wel eens op visite ga.”
Even waren we beiden stil, hij scheen het hier al wel goed te kennen, misschien kon hij mij dingen laten zien hier in de omgeving waarvan nog niemand wist.
“Iyalle, doe alsjeblieft niet al te gevaarlijke dingen.” Daar kwam Celabor weer tussenbeiden, soms leek hij wel mijn gedachten te kunnen lezen wat hij tegenwierp met dat ik gewoon een open boek ben voor hem. “Ik kan niet met je mee, je mag niet met mij gezien worden.”
“Celabor….”
“Nee prinses.”
Hij stond op en trok mij ook weer zachtjes overeind. “Jammer genoeg moet ik gaan, blijf hier niet veel langer dralen want andere elfen hier zijn dus niet echt happend op menselijk bezoek.”
Hij drukte snel een kus op mijn voorhoofd voor hij tussen de bomen verdween en zuchtend liep ik zelf terug naar mijn hengst om weer op te stijgen. “We gaan toch nog even verder, misschien komen we de ridders onderweg wel tegen en kunnen we hen achtervolgen.”
Even moest ik lachen om mijn eigen woorden, maar ik weet dat ik het zo zou doen als ik daar de kans voor kreeg.
Of misschien moest ik zelf op zoek gaan naar de draak.
Wel, ik zou wel zien waar de gedachten van mijn hengst en mij ons zouden brengen.
Credendo Vides