Ireth Sáralondë
De bomen in Mirkwood begonnen wijder uit elkaar te staan, dat was een goed teken. En inderdaad, na even rijden zag Ireth de woonplaats van koning Thranduil. Toen ze net wou afstappen, hoorde ze weer een Ork gillen. Welke verdoemde Ork zou zich aan de grens van Mirkwood wagen, dacht ze in zichzelf. “Á Tokro lo, ma ni toko Ork!” schreeuwde ze in het Elvish, meer tegen haarzelf dan de Elven van Thranduil, maar die zouden het ook wel kunnen horen. Misschien zelfs Thranduil, maar dat hoopte ze niet. ‘Ik dacht dat ik van die stomme Orks af was!’ Betekende het. Met haar dolk in de aanslag, spoorde ze haar paard aan om zich om te draaien, en met een spurt ging ze weer terug. Soms was het leven zwaar, maar daar had ze voor gekozen. Weg uit het rustige Rivendell, waar Ireth altijd maar moest kijken hoe de mannen terugkwamen, met mooie verhalen. En zij niet weg kon, die periode had ze allang achter zich gelaten. Maar haar ouders, waren die vast nog nooit vergeten.
Toen ze daar aankwam, waar ze dacht de Ork te horen, was hij er ook echt. Wel in z’n eentje, en op het eerste moment zag Ireth hem niet. Maar wel toen ze staal tegen haar nek voelde, en het in haar huid sneed. Ze slikte, en wist waarom ze niet in dat dorpje waren. Ze wouden haar weghebben, Ireth had al zoveel last bezorgd. De ork grijnsde, en hief zijn zwaard op. Angst was uit haar gen te lezen, maar zo snel zou ze zich niet laten vermoorden. Hij mocht haar nek dan wel met z’n vieze handen vast hebben, Ireth was ook bewapend. En met een klap in zijn gezicht, viel hij van het paard. Waar Ireth ook afsprong om hem te onthoofden. Maar haar dolk kwam in de grond. Hij was gevlucht. “Geloof me Ork, jou krijg in nog wel.” Mompelde ze, terwijl ze op haar paard sprong, en aan de terugreis begon.
Weer bij de woonplaats van koning Thranduil, begon haar nek zeer te doen, maar daar trok Ireth zich niets van aan. Zonder te twijfelen liep ze het kasteel in, en bond haar paard aan een boom vast. Zacht vloekend in ‘gewone taal’ liep ze de trap op. Ooit was ze hier geweest, één keer in haar leven, toen ze nog zeer klein was. Maar de weg had ze onthouden, net zoals alle andere wegen die ze in haar hele leven had genomen. Wat er vrij veel waren, aangezien ze op jonge leeftijd al weg was gelopen. Haar bruine ogen flitsten langs alle dingen in het kasteel, en ze besloot haar zwarte kap op te zetten, die haar blonde haren nu bedekte.
Ah hier was het, ze klopte op de deur. Maar was niet van plan lang op haar Koning te wachten, het was dringend. Ze moest niet alleen bespreken dat ze mee wou, ook was er iets met de Orks. Ze vocht lang genoeg tegen ze om dat te weten.
"She Is Far Away, She Is Far Far Away From Me." ~ Kili About Tauriel