• Dit is het inschrijftopic voor een verhaal in Midden Aarde.

    De rode lijn:

    Een draak heeft bezit genomen van een dwergenstad en doet uitvallen naar omliggende dorpen. Van mensen, van dwergen, van elfen. Afgezanten van verschillende rassen komen samen om iets aan dit probleem te doen, niet wetend dat de draak een handlanger is van Sauron, wiens krachten langzaam terugkeren. Dit speelt zich tegelijk af met de hobbit, alleen zullen nu niet alleen de dwergen iets aan dit probleem doen.


    Regels:
    - Er wordt geschreven in de derde persoon verleden tijd (de meest voorkomende vorm in boeken)
    - Je mag geen belangrijke beslissingen maken over andermans personages
    - Als je het risico neemt om iets te schrijven over de personage van iemand anders, mag de ander vragen het aan te passen als hij/zij vindt dat het niet in strijd is met het karakter van het personage
    - We hanteren de gewone spellingsregels; dus gebruik van enkele aanhalingstekens, leestekens en hoofdletters op de juiste plaatsen
    - Verder is het het belangrijkste dat iedereen ervan geniet om samen een verhaal te schrijven. (:


    Personages

    Personages

    Elfen:
    Thranduil Oropherion(m) – ThranduiI
    Saralinde "Alesia" Elensar (v) – WenseKronik
    Ithilwen Cûtalion (v) – LakeTown
    Larduin Paarthunax (m) – DelanoDKM
    Elrohir Elrondion (m) – Erebor
    Ireth Sáralondë (v) – Pinkrock
    Galahad (m) – Unox22

    Mensen :
    Angel Elthenin (v) – Niniel
    Gawain Strongbow (m) – Stapper
    Brennen Uquenyondo (m) – Erebor
    Keyla (v) – FiIi
    Sha’rin Gawahir (v) – Venomis
    Caylith Maera (v) – MargotAnne

    Hobbits:
    Chase Hidden (m) – Stapper
    Hobson Gamgee (m) – Theatre
    Prisca Baggins (v) – Snowqeeun

    Dwergen:
    Lili Houtblad (v) – WenseKronik
    Thorin Oakenshield (m) – Venomis
    Fíli (m) – FiIi
    Kíli (m) – Elvithien
    Gengi (v) - Theatre


    Verwante topics:
    Brainstormtopic
    Rollenstory
    Praattopic
    Inschrijftopic
    Speeltopic 2

    [ bericht aangepast op 7 jan 2014 - 10:42 ]


    Every villain is a hero in his own mind.

    Hobson keek naar de haard. Het was wat fris buiten, geen beste tijd voor een ritje. Hij was sowieso geen fan van ponyritjes en zeker niet als hij zo ver moest.
    Hij luisterde naar de geluiden van zijn gezin in de aangrenzende gang van zijn hol. De kinderen speelden braaf, want dat hoorde hij meteen. Hij hoorde meteen of ze zoet bezig waren of dat ze zich misdroegen. Dan waren ze stiller, meer op hun hoede, maar ze vergaten dat Hobson dan ook meer op zijn hoede was en nog beter luisterde. Nee, hij kon ze vandaag met een gerust hart achterlaten. Hij wist dat ze het zouden redden, zijn gezin, iedereen, maar hoe zou dat morgen zijn? Zouden ze het dan redden? Zou hij het redden?
    Hobson zoog aan zijn pijp en vlies een lange sliert rook uit, die naar het plafond dwarrelde. Hij was eigenlijk al in zijn hoofd bezig te bepalen wat hij allemaal mee zou nemen, hoewel hij nog geen concreet plan had. Hij wilde er nog niet eens over na denken om weg te gaan.
    Het was niet dat die gedachte hem schuwde, het lukte hem gewoon nog niet om zijn geest ook zo ver te krijgen. Het leek hem beter. Er waren niet veel Hobbits die zin hadden om een potje te knokken met een woeste draak of überhaupt de behoefte hadden om dat hele eind naar Isengard af te leggen op een hobbelige pony, niet in staat een fatsoenlijk ontbijt te nuttigen of om voldoende tabak mee te nemen.
    Hij zuchtte. Zo ging het niet. Met trage bewegingen zocht hij naar een goede tas, maar toen hij die vond, bleek die toch te mooi te zijn om mee te nemen. Het was echt leer, dat wilde hij niet kapotmaken onderweg. Het zou hoe dan ook gaan regenen en dus moest hij ook aan voldoende kleding denken. Een mantel, slaapzak en proviand. Dat eerst.
    Terwijl hij pakte, floot hij zoals hij altijd deed wanneer hij in de tuin bezig was. Het kalmeerde hem en liet hem de dingen doen die gedaan moesten worden. Verder niets. Hij veroorzaakte een hoop troep bij het zoeken van een goed stuk kaas en kon zich er niet toe zetten verder te gaan met pakken voor hij alles in zijn kast opnieuw had ingericht, zodat hij alles gemakkelijk kon terugvinden wanneer hij weer terugkwam.
    Hobson was met zijn gedachten totaal niet bij de strijd die hij ongetwijfeld moest gaan leveren. Hij keek er niet naar uit om te worden geplet door Orcs die zeker twee keer zo groot waren als hijzelf en hij zag er ook niet tegenop om terug te keren met zakken bulkend van het goud, omdat hij een draak verslagen had. Draken bestonden immers niet. Niet echt, maar hem was verzekerd dat ook de Hobbits spoedig onder de tirannie van de draak zouden lijden.
    Hobson was verzot op zijn leven en wilde niet dat er iemand was die dat van hem zou afnemen, al was hij zelf nu nog net zo hard bezig dat te doen. Hij had eigenlijk al spijt van zijn onuitgesproken beslissing, maar hij kon voor zijn gevoel al niet meer terug. Hij voelde zich verantwoordelijk voor zijn familie, zijn soortgenoten, Hobbits die hij niet eens kende – al waren dat er niet veel. Hij moest gewoon gaan en er niet meer over zeuren.
    In zichzelf mompelend bond hij de pakketten samen in het halletje van zijn hol en keek peinzend naar de kapstok die wat gebogen was, zodat hij tegen de muur paste. Het hout was mooi afgewerkt en hij hield van die kapstok zoals een Hobbit van een kapstok kon houden. Hij zou het ding missen, net zoals alles om hem heen. De ronde kleedjes op de vloer, zijn voetenbankjes, collectie pijpen, de vaten wijn…
    Gauw rende hij nog even terug naar de provisiekast, omdat hij zich herinnerde zijn gevulde veldfles daar te zijn vergeten. Hij keek nog even rond, met een naar gevoel achter zijn ribben dat hem zei dat hij iets vergat, maar dat hij ook vergeten was wat dat dan was.
    Hij hing de fles aan zijn riem en koos een willekeurige mantel. Die was van zijn zoon, een andere. Deze hield hem wel warm. Hij was olijfkleurig en gevoerd. Hij rafelde niet, want hij was van onderen goed afgewerkt. Hobson zuchtte één maal heel diep en hees zijn pakketten met moeite op zijn rug. Hij moest zich aan de deurpost overeind houden, om niet te vallen en tuurde naar buiten.
    Zou hij een briefje achterlaten? Zijn gezin hoorde hem niet weggaan, al had hij nog zo veel lawaai gemaakt. Ze leken absoluut niet aangedaan door de komende dreiging en daar was Hobson blij om. Normaal zou het hem namelijk ook weinig hebben gedaan, maar de waarheid was zo diep in hem doorgedrongen dat hij daar voor het eerst heel anders over dacht.
    Hobson liet zijn bagage weer van zijn rug glijden en besloot eerst de pony op te zadelen. Dat had hij eerder moeten bedenken.
    Het beest leek niet zo veel zin te hebben, alsof het wist wat Hobson van plan was en het kostte hem enige moeite om het zadel recht te leggen en vast te gespen. Hij bond zijn spullen op de rug van het dier en hees de lichtste rugzak achterop zijn rug. Een kaart in het zijvak en een pijp in de andere. Prima.
    Hobson was een vredelievend man. Ten strijde trekken klonk voor hem nog steeds als naar het circus gaan, onschuldig vuurwerk bekijken. Iets wat maar even heftig en gedenkwaardig was en daarna weer voorbij. Zo kwam het totaal niet in hem op dat er, bij het verslaan van een of ander reusachtig monster, een wapen aan te pas zou komen. Hij had ook geen spullen die als wapen door zouden kunnen gaan. Misschien zijn schoffel, maar dat zou hij betwijfeld hebben als hij zo ver had na gedacht.
    Nee, Hobson was al een tijdje onderweg voor hij zich dat bedacht en haalde zijn schouders op. Het was nu niet de tijd om om te keren.


    Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes

    Prisca Baggins

    Haar mond was plots alsof het was dichtgesnoer en ze begroette hem door een knikte te geven en te glimlachen. Toen hij vroeg of ze samen konden reizen knikte ze haar hoofd van ja. Het meisje die sprak was verdwenen, maar haar wilskracht en dapperheid was wel gebleven. Ze zou het eigenlijk wel fijn vinden om samen te reizen, ze zou het toch niet in haar eeentje gered hebben, dan zou ze vast verdwaald zijn en Chase had een kaart dus naar Isengard komen zou geen moeilijk puntje zijn, ze keek hem aan en beet even op haar lip. 'Welke kant? Zei ze zacht richting Chase en keek hem aan. Ze wees richting een splitsing. De ene kant ging links en de andere kant ging rechts, welke kant moesten ze hebben om naar Isengard te komen?

    -oke dat laatste spzin leek echt zoals Dora het zou zeggen lol-


    Standing frozen, in the life I've chosen. You wont find me, the past is all behind me. Buried in the snow.

    Ireth Sáralondë

    Ireth sprong op haar paard, en begon door het bos te rijden. In de verte hoorde je Orks gillen, en dat was geen goed teken. Misschien plunderden ze weer een dorp, de vorige keer was ze te laat geweest, en was geen mens meer over. Voor de aanslag trok Ireth haar dolk alvast, Ireth the Ork Hunter Werd ze soms ook wel genoemd. Sommige mensen vonden het raar, waarom zou je je leven op het spel zetten daarvoor? En helemaal als je een meisje was.
    Maar toen Ireth er eindelijk was, zat het dorp gewoon nog helemaal vol. Geen aanval, geen schade, niets. Achja, het begon al te schemeren dus misschien kon ze een herberg vinden. Behendig sprong Ireth van haar paard, en gaf haar aan een knecht van een paardenstal.
    “Morgen betaal ik.” wierp ze hem toe. En Ireth liep een onwillekeurige herberg in. Daar zaten een paar dwergen aan een tafel, lachend met bier te smoezen. Maar toen werd het gesprek serieuzer, en Ireth zelf werd nieuwsgieriger. Dus besloot ze om aan een tafeltje achter hun te zitten.
    “De vogels keren terug naar Erebor. Wart zou dat betekenen?” vroeg de een, met een niet al te snuggere blik in z’n ogen.
    “Dat betekent, als je erheen gaat dat het je dood word idioot. Die draak is echt niet weg, die ligt gewoon een beetje in het goud te pitten.” Zei een kleine, met een grijze baard. Zouden de orks daarom dit dorp gespaard hebben? Om degene die naar Erebor te gaan te doden?
    “Ik hoorde dat de elven van Mirkwood een leger aan het verzamelen zijn ofzo.” Zei de grijze dwerg weer, maar hij kon het fout hebben. Want hij dronk nu al z’n zevende glas Bier in vijf minuten tijd. Daar moest ze dus heen, Mirkwood, Koning Thranduil. Om de koning te waarschuwen voor de Orks, en haarzelf aan te bieden voor de overige Orks die gedood moesten worden. Snel liep zxe naar buiten, en haalde haar paard van stal.
    “En m’n geld dan?!” riep het mens. Snel wierp Ireth nog wat muntjes a


    "She Is Far Away, She Is Far Far Away From Me." ~ Kili About Tauriel

    Chase Hidden
    Chase hield hier wel van: met een kaart in zijn handen, zoekend naar de juiste weg. Niet wetend waar heen. Alleen liep hij liever, dan zittend op de rug van een pony. Toen ze voor de splitsing stonden, wierp hij een korte blik op zijn kaart en wees naar rechts. 'Die kant op.' Zei hij en spoorde zijn pony aan om die kant op te lopen. 'Denk ik.' Voegde hij er nog zacht aan toe en bekeek de kaart nog eens, waarna hij tevreden knikte. Chase hield van avontuur. Lekker op pad zijn, inspiratie op doen voor zijn verhalen of tekeningen en gewoon ergens heen gaan. Hij wist niet wat hem te wachten stond in Isengard, hij hoopte maar dat het een lekker bed en goed eten zou zijn en anders.. Wel, anders zou het een teleurstelling zijn maar daar zou hij mee kunnen leven. Hij was te nieuwsgierig naar Isengard dat hij deze kans niet kon laten liggen. Of hij nog steeds zo dacht wanneer hij oog in oog met de draak zou staan, of de anderen in Isengard zou ontmoeten, wist hij nog niet. En voor nu was dat nog niet belangrijk. Voor nu was alleen de weg erna toe belangrijk.


    You know, sometimes when you cage the beast, the beast gets angry.

    Elrohir Elrondion

    Voordat hij het huis van Halbaron binnen ging, keek hij nog even toe naar hoe alles eraan toe ging in het dorp. Waar het eerst rustig was geweest, was nu iedereen in de weer vanwege het nieuws dat hij gebracht had. Hier en daar hoorde hij het angstig uitgesproken woord "draak" vallen. Hij hoopte dat Halbaron wist welke mannen hij mee moest sturen voor deze queeste, want gevaarlijk zou het zeker wel worden.
    Na enkele minuten besloot hij om het huis binnen te gaan, waar hij een bruinharige vrouw aan trof. Hij hield zijn rechterhand tegen zijn borst en maakte een kleine buiging. 'Halbaron heeft mij in zijn huis uitgenodigd vrouwe Evonyn.' Een grote glimlach verscheen op het gezicht van de vrouw.
    'Wees welkom dan. Ga zitten, dan pak ik wat te eten en te drinken voor je.' Elrohir legde zijn boog en pijlkoker naast de tafel neer en ging eraan zitten. Het duurde niet lang voordat Evonyn terug was met een brood en een kroes bier. Ondanks dat hij de wijn van de elven gewend was, vond hij het bier van de Dúnedain ook prima te drinken en na zijn rit had hij dorst gekregen. Tevreden deed hij zich te goed aan het brood en het bier en Evonyn had het huis even verlaten om te kijken hoe het met haar man was.
    Toen hij de deur weer hoorde opengaan, ging hij ervan uit dat het Evonyn was, maar toen hij een onzekere "hallo" hoorde, wist hij dat het iemand anders was. Hij keek om en zag een jonge vrouw in de deuropening staan. Aan haar kleding te zien, was ze een jonge Dúnedan.
    'Hallo,' zei hij met een glimlach. 'Als je Halbaron of Evonyn zoekt, die zijn ergens anders, maar vraag me niet waar.'

    Thranduil Oropherion

    Terwijl hij normaal geen moeite had met het verbergen van zijn emoties, moest hij nu wel moeite doen om niet geamuseerd te glimlachen om Ithilwen's woedende blik. Het was jaren geleden sinds iemand zo'n houding durfde aan te nemen, en ook al was hij daarvoor kwaad geworden om haar disrespect, nu voelde hij zijn woede langzaam verdwijnen. Zijn gezicht deed geen pijn meer en hij had zijn vader achter hem gelaten voor nu. Zijn doel was hem weer duidelijk: het bij elkaar zoeken van bekwame krijgers om mee naar Isengard te vertrekken.
    "Ik ben Ithilwen Cûtalion." sprak ze krachtig. "Mijn broer is jaren geleden gestorven in een gevecht met een Airdragon van het Noorden." Thranduil stopte met lopen toen hij recht voor haar stond en zijn gelaatsuitdrukkingen werden iets zachter toen de elleth over haar broer begon. Hij kende de pijn van verlies maar al te goed en ook hij had vrienden verloren aan een draak. Toen Ithilwen was uitgesproken nam Thranduil een seconde om over haar woorden na te denken, maar voor hij kon reageren hoorde hij Galion's stem.
    "Majesteit?" Thranduil keek Galion's kant op en zijn adem stokte toen hij zag dat hij geen enkele vrijwilliger mee had genomen. "We kunnen niemand missen."
    Thranduil's blik gleed naar de grond en hij slikte.
    Er moesten genoeg soldaten in en rondom het paleis blijven, als bescherming voor het hof, en in het bos was het zo'n chaos dat zelfs zijn zoon ingezet moest worden. Niet dat Legolas thuis zou blijven als er soldaten genoeg waren; in dat aspect was hij precies hetzelfde als zijn vader. Nee, Thranduil kon nu elke vrijwilliger gebruiken. Thranduil herpakte zichzelf en keek opnieuw naar de elleth die voor hem stond.
    "Vertel me, Ithilwen," begon hij, zijn stem verrassend licht, "Welk wapen heeft jouw voorkeur?"

    [Ik weet niet of DelanoDKM nog mee doet, want ik heb hem nergens meer voorbij zien komen.]

    [ bericht aangepast op 28 dec 2013 - 22:00 ]


    Caution first, always.

    Ja, hij doet wel mee. Het topic is pas net een dag open he. ;D


    Every villain is a hero in his own mind.

    Venomis schreef:
    Ja, hij doet wel mee. Het topic is pas net een dag open he. ;D

    [Ja, maar LakeTown had een aantal uur geleden een bericht gestuurd toen hij online was en daar is ook nog niet op gereageerd. We wachten wel af.]

    [ bericht aangepast op 28 dec 2013 - 22:18 ]


    Caution first, always.

    Mocht hij voor dinsdag niet gereageerd hebben, dinsdag is hij hier en kan ik het hem sowieso vragen :P

    Alesia had haar ogen tijdens het harpspelen niet van Galahad af kunnen houden. Ze wou hem achterna, ze wou mee op avontuur maar wie zou nou een kleine elf op pad mee willen hebben. Ze had nu een kans, een kans zoals haar personages in de boeken die ze las. De mensen, elfen en andere mythische wezens die op pad gingen. Een episch avontuur, in haar enthousiasme stoten ze haar harp op, deze knalde tegen die van haar buurvrouw.
    'Het spijt mij!' Zei Alesia iets te hard, plots was de muziek gestopt en keek iedereen naar Alesia. 'Sorry, euhm ik moet gaan!' Ze sprinten er snel vandoor met een rood hoofd. De zaal uit, snel weg van alle mensen en blikken.
    Plots knalde ze tegen iets op, viel op de grond en keek tegen wie of wat ze was opgeknald.
    'Gaat het?' Iemand stak zijn hand uit en trok haar omhoog. 'Voortaan kun je niet zo radeloos rond rennen,' Alesia staarde met openmond naar Galahad, wist geen woord uit te brengen en voelde dat ze nog rooier werd. 'gaat het wel goed met je?' Ze knikte, binnen in haar schreeuwde een stem.
    'Ik wil mee!' Alesia keek stomverbaast, het moest er echt idioot hebben uit gezien, ze wensde dat ze door de grond kon zakken van schaamte. Galahad keek haar vriendelijk aan.
    'Mag ik eerst je naam weten, ik ben Galahad.'
    'ja dat weet ik,' het was eruit voordat ze het realiseerde. Hoe raar zou het zijn dat ze wist wie hij was terwijl hij niet eens wist wie zij was, ze sloeg maar haar handpalm tegen haar voorhoofd. 'Sorry, ik bedoel ik weet wie je bent, omdat ik net je naam heb gehoord omdat heer Elrond je bedankte maar je was al weg en ik weet niet echt wat ik moet zeggen en nou dat dus.' Terwijl ze dit ratelde keek ze naar de grond. Ze hoorde gelach.
    'Ik heb je naam niet meegekregen.' Weer sloeg ze met haar handpalm tegen haar voorhoofd. 'Als je dat vaker doet,' Zei Galahad terwijl hij haar pols pakte, ze keek hem recht in zijn ogen aan. 'dan krijg je straks hoofdpijn.'
    'Saralinde Alesia Elensar, maar noem mij maar Alesia.' Wist ze uit te brengen.
    'Aangenaam Alesia,' zei Galahad.

    Galahad

    'Ik moet mijn spullen inpakken, Alesia,' zei Galahad.
    'En als je met me mee wilt gaan, lijkt het me verstandig om dat aan Elrond te vragen. Ik zal wachten bij de paarden.'

    Prisca Baggins

    Ze zag welke kant Chase opging en spoorde haar pony aan om hem te volgen. Hij wist precies waar hij zou rijden, althans daar hoopte ze natuurlijk gewoon wel op. Toch bleef ze wel op haar hoede om zich heen, voor je het weet heb je orks achter je aan. Orks zijn vuile en gemene wezens je wilt ze zeker niet op je pad hebben. Maar ze zal zich verdedigen als het moet.
    Ze bleef rustig naast Chase lopen en hield alles heel goed in de gaten, ze moest voor hun beide alert zijn. Dat was niet anders. Rustig bleef ze draven, het zou een lange tocht worden, maar zolang ze maar heelhuids aankomen in Isengard is het goed, ook al zullen ze misschien als laatste arriveren.


    Standing frozen, in the life I've chosen. You wont find me, the past is all behind me. Buried in the snow.

    Thorin II Oakenshield

    Thorin leunde tegen de muur aan terwijl hij wachtte op de reactie van Balin en Dwalin. Hij had zijn plan aan hen uitgelegd en ze moesten zijn woorden even laten bezinken.
    ‘Misschien is het niet nodig en geven ze ons grondgebied terug,’ zuchtte Thorin, ‘maar ik wil daar niet bij voorbaat vanuit gaan. Ik wil iets achter de hand hebben.’
    Dwalin knikte begrijpend. ‘We zullen de andere clans opzoeken en zoveel mogelijk dwergen verzamelen. Wie neem je mee naar Isengard?’
    ‘Mijn neven.’
    Fili en Kili waren jong en levenslustig. Ze konden goed met wapens overweg, waren dapper en waren misschien wel de trouwste onderdanen die hij had. Het was goed voor hen als ze iets voor hun thuisland konden doen, in plaats van afhankelijk te zijn van de goede wil van anderen.
    ‘Ze zullen je volgen en ze kunnen zich redden,’ knikte Dwalin.
    ‘Dat niet alleen. Je hebt lieden nodig die het vertrouwen van de anderen kunnen winnen. Ze zullen dat verbazingwekkend snel voor elkaar weten te krijgen, daar durf ik mijn hand voor in het vuur te steken.’
    Thorin keek de oude dwerg lang aan. Het was niets iets waar hij zelf al over na had gedacht. Hij had nog niet stilgestaan bij zijn toekomstige reisgenoten – behalve aan het aandeel dat hij daar zelf in had. Als er elfen waren, wist hij niet of hij het verdriet dat ze hem en zijn volk hadden aangedaan, zomaar kon negeren en het was gunstig als zijn jongere familieleden hem hielpen niet direct in een kwaad daglicht te staan.
    ‘Denk je dat drie dwergen genoeg is?’
    Thorin had er geen antwoord op. Hij vond het belangrijker dat er zoveel mogelijk dwergen waren die hem konden helpen Erebor te houden nadat de draak verslagen was. Bovendien zou het argwaan wekken als hij tien van zijn soortgenoten zou meenemen. Waarschijnlijk stuurden ze de helft naar huis. De groep kon niet te groot worden, want dan konden ze nergens ongemerkt langsglippen.
    ‘Ik zal Gengi ook opzoeken.’
    Dwalin keek hem onderzoekend aan. ‘Gengi? Wil je haar mee laten gaan?’
    Hij wist dat zijn vriend een zwak had voor de dwergenvrouw, al deed hij zo hard zijn best om dat niet te laten merken. Zelfs Thorin, die zich niet bezig hield met zulke zaken, kon daar niet omheen.
    ‘Waarom niet? Ze is ijzersterk en een geweldige krijgster. Bovendien verwachten ze vast niet dat ik een vrouw toesta mij te vergezellen. Hopelijk leiden ze daaruit af dat ik geen plan achter de hand heb.’
    Dwalin trok een gezicht, wat duidelijk maakte dat hij maar niets vond dat ze tegen een draak ging vechten, maar omdat hij haar in stilte bewonderde, wilde hij haar deze kans om zich te bewijzen niet misgunnen.
    ‘Oké.’
    Thorin stond op. ‘Dan zal ik haar opzoeken.’
    Hij omarmde zijn vrienden kort en liep toen naar de mijnen toe.
    ‘Gengi?’ Hij hield stil voor de ingang. ‘Ben je daar?’


    Every villain is a hero in his own mind.

    Gengi hief met al haar kracht het houweel in haar handen en liet het met een brul op de stenen neerkomen. Ze veegde het zweet van haar voorhoofd toen de steen afbrokkelde. Mooie stukken waren het. Ze keek er even naar, half met trots en half afkeurend. Het leveren van goed werk, betekende nog harder werken om het nog beter te doen.
    Zonder haar handen af te vegen, streek ze door haar haren toen iemand haar riep. Ze plakten aan haar gezicht en zaten in de weg. De vlecht die er vanmorgen in had gezeten, was uitgezakt door haar harde werk. Graven was een fijne bezigheid en ze was dan ook extra vroeg uit de veren gekomen, omdat ze dat vandaag graag wilde doen, in plaats van koken en opruimen. Ze was immers geen zwakke mensenvrouw, die hun kracht uit hun wapens moesten halen. Haar vuisten en tanden konden haar net zo goed beschermen als een houweel of een knots.
    ‘Thorin!’ brulde ze terug en ze draaide zich om met het houweel nog half opgeheven in haar hand. Ze keek hem aan zonder gene, zonder zich iets aan te trekken van zijn positie. Ze was gehoorzaam en loyaal, maar liet zich niet onderdrukken.


    Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes

    Caylith Maera

    Caylith voelde de wind door haar haren suizen, toen ze op haar paard Elossa de versterking door was gegaan en in vol galop over de Velden van Pelennor kon rijden. De zon was vol genade vandaag en liet zijn stralen over de stad voor haar dwalen. Haar paard was moe, maar ze hield niet in, want ze was er bijna. Het paard zou genoeg kunnen rusten in de tijd dat zij bij stadhouder Turgon zou zijn.
    Ze remde Elossa af toen ze de eerste van de zeven poorten bereikte. De wachters leken goed geluimd en groetten haar vrolijk. Ze kwam hier vaak en ze was een graag geziene gast.
    Ze vervolgde de weg, die door de stad naar boven slingerde. Bij de zesde poort steeg ze af en ze liet haar paard wegleiden door een jongen.
    Toen ze de bovenste laag had bereikt, werd ze door een van de wachters naar binnen geleid.
    'Ik weet niet of hij je wel kan ontvangen Caylith,' zei hij, die Memyr genoemd werd. 'Er schijnt vanmorgen een brief te zijn gekomen, en er worden verscheidene mensen opgeroepen. Er is een kans dat hij het veel te druk heeft, maar je weet dat hij je graag ziet, dus we kunnen het wel proberen.'
    Caylith knikte. 'Dankjewel Memyr.'
    Hij begeleidde haar tot de deur van de raadszaal en wachtte tot ze had aangeklopt. Er kwam geen reactie, dus Caylith stapte voorzichtig naar binnen. Turgon leek druk in gesprek met verscheidene mannen, maar ze zag dat via andere deuren meer mensen naar binnen kwamen lopen.
    'Mijn heer,' sprak ze, terwijl ze de stadhouder naderde, 'ik kom met bericht van Angelimir.'
    Turgon schonk haar een korte grijns. 'Dat bericht hou ik van je te goed,' zei hij, 'maar we zijn nu bezig met een ernstige zaak. Er is een brief gekomen en als allen die ik heb opgeroepen straks binnen zijn, zal ik de zaak die de brief behandeld met jullie bespreken. Je kunt hier blijven Caylith Maera, wervelwind uit het Schoonstrand. Dit gaat ook de prins in Dol Amroth aan.'
    Caylith grinnikte tevreden en bedankte hem. Stadhouder Turgon had een goede verstandhouding met het prinsengeslacht van Dol Amroth, en hij kon het met haar, nichtje van Prins Angelimir, bijzonder goed vinden.
    Ze liep op haar gemak door de zaal, die haar aansprak door haar eenvoudige schoonheid en wachtte tot alle genodigden arriveerden.


    Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen, geenszins om liefde, maar om de sublieme momenten en het sentiment daartussen.