Adelynn Jae Daesha
Mijn blik schoot even over elke passagier van het platform. Gezichten die ik moest onthouden, maar gelukkig deed ik dat nogal snel.
Ik betwijfelde of ik hier bleef. Wat moest ik zeggen? Dat ik ben geboren als mens, dat mijn eigen vader me heeft gemuteerd toen ik twaalf was? Dat ik was getraind om rebellen te vermoorden met messen en mijn pijl en boog, en dat me dat ook zeker was gelukt? Dat Nathaniel me vanaf mijn vijftiende soms bij zich riep, om me duidelijk te maken dat ik één van z'n lievelingetjes was? Dat ik de kans had gehad om die man z'n lichaam in mootjes te hakken, maar werd tegengehouden omdat ik hem had willen zien lijden?
Nee, ik zei wel gewoon niks. Alsof ze ernaar gingen vragen.
Onwillekeurig verplaatste mijn hand zich naar het vage, lichtroze litteken op mijn sleutelbeen. Mijn blik viel op het vogeltje op mijn pols.
Als één iemand wist dat het een brandmerk was, en wat voor één, kon ik meteen mijn hele verhaal vertellen. Het was een "teken" die elke mutilant ergens droeg. Als teken dat we bij Snow hoorden. Tenminste, toen we net gecreeërd waren.
"Do you believe monsters are born or made?"