• Ze lijken op ons maar ze zijn anders. Ze zijn sneller, intelligenter of sterker als gewone mensen, het zijn de Hybriden.
    Lange tijd leefden ze als gewone mensen onder ons, maar die tijd is over. Wanneer hun gaven zich in het begin van hun tienerjaren ontwikkelen worden ze opgespoord en opgenomen in een speciaal wetenschappelijk onderzoekscentrum.
    Hier worden ze al jarenlang onderzocht op genetische afwijkingen, overeenkomsten en de werking van hun gave.



    Regels:
    Max. 2 rollen
    Niet alleen meiden aanmaken, als er te weinig jongens zijn sluit ik de inschrijvingen van meiden even.
    Geen ruzie OOC
    Geer Mary sue's
    OOC tussen haakje {}[]()
    Minstens 5 regels
    Tenzij ik anders zeg open alleen ik de topics
    Bij langdurige afwezigheid melden
    Onderzoekers alleen door ervaren rpg’ers
    Max. 5 onderzoekers, dit is een extra rol, dan kan je dus 3 rollen hebben in plaats van 2
    Speel met de ander mee, blokker niet.
    Niet alleen 1 op 1 spelen.
    Ik maak de kamerindeling en daar is geen discussie over
    Je draagt gewoon het uniform en geen sieraden dus zeg niet opeens, ik speelde met mijn armband/ik streek mijn rok glad.
    Huisdieren zijn niet toegestaan in het centrum



    De kamers


    Eetzaal


    Zitkamer



    Jongens uniform
    Meisjes Uniform


    Dagplanning:
    07.00 - 09.00 | Ontbijt
    09.00 - 12.30 | Vrije tijd of wetenschappelijk onderzoek
    12.30 - 13.30 | Lunch
    13.30 - 18.30 | Vrije tijd of wetenschappelijk onderzoek
    18.30 - 19.45 | Avondeten
    19.45 - 22.00 | Vrije tijd of wetenschappelijk onderzoek
    22.00 - 06.00 | Op je kamer

    Hybriden:
    Intelligentie:
    Sam Anthony Johnson - 20 - mannelijk - 1,1 - Silas
    Lizzy Marlize Clark - vrouwelijk - 17 - 1,4 - Anias
    Alexander Evan “Alex” Anderson - mannelijk - 18 - 1,4 - Essylt
    Kracht:
    Abigail Emma Bouvier - 17 - vrouwelijk - 1,1 - Somesley
    Nathan James Gibson - 22 - mannelijk - 1,4 - Essylt
    Audrey Jasmin Morgan - 18 - vrouwelijk - 1,2 - lilangel
    Snelheid:
    Georgia Elisabeth Evans - 18 - vrouwelijk - 1,1 - Silas
    Paisley Marybell Couvler - 17 - vrouwelijk - 1,1 - Phrases
    Charlotte 'Charlie' Case Stevenson - 16 - vrouwelijk - 1,1/1,2 - Kwijt
    Drake Miller - 21 - mannelijk - 1,2 - lilangel

    Onderzoekers:
    Meredith Diane Price - 26 - vrouwelijk -1,1 - Silas
    Kevin Alan Emett - 27 - mannelijk - 1,2 - Tolkienn

    Het is 's ochtends 8 uur en de personen zijn wakker worden of ontbijten.

    [ bericht aangepast op 30 maart 2013 - 22:26 ]


    Remember to be ridiculous.

    [Tihiii. XD
    En kennen ze elkaar al lang? En op watvoor manier? x.x
    I FEEL SOCIALLY AWKWARD.
    Gesprekken beginnen, hea. Ja, tja. ]


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    Nathan James Gibson
    Langzaam sjokte ik naar de zitkamer. Stiekem hoopte ik Paisley hier te vinden. Zij was een van de weinigen met wie ik wel graag praatte.
    Vanbinnen schold ik mezelf de huid vol. Hoe had ik hem zo ver kunnen laten komen? Waar sloeg verdomme dat hele gesprek op? Ik was toch niet zíélig? Normaal gedroeg ik me toch niet zwák?
    Boos trapte ik tegen een stoel, en klauwde geërgerd met mijn handen in mijn gezicht toen er een deuk in het ronde ding ontstond.
    Mijn stemming verbeterde echter toen ik het meisje zag zitten waar ik naar op zoek was. 'Excuser moi.' Zei ik. Onwillekeurig voelde ik een van mijn mondhoeken omhoog trekken, waarna ik naast haar op de bank plofte.

    [ bericht aangepast op 7 april 2013 - 22:29 ]


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    Paisley Marybell Couvler
    Er hing een klok aan één van de wanden in de verder, geheel witte kamer. Hij tikte. Stak af tegen de stilte. Het testte mijn concentratie tegenover het boek dat ik in handen had genomen. De regels - ik kende ze al. Het was een oud boek. Te oud. Het zwarte, vierkanten ding met een glasplaat voor de wijzers betekende niets. Helemaal niets. Wat deed tijd er nog toe als je binnen deze muren was beland? Ik zweeg, het antwoord al beseffend.
    Mijn ogen gleden kort over het gestalte van een nieuw figuur binnen de kamer. Anderen. Soms vergat ik dat ze er waren, of trachtte ik hen te vergeten tot ze zich opnieuw voor me opstelden.
    Nathan. Het was zijn gestalte. Hij was zijn controle verloren, als hij die al had gehad. Bij die gedachte veerden mijn mondhoeken kort omhoog, voor ze opnieuw terugvielen in de eindeloos uitdrukkingsloze streep.
    'Excuser moi.' Natuurlijk. Het was Nathan die ik hier voor me had, geen opgever - zoals ik hem eerder had ingeschat. Zelfs de intelligentere anderen bleven weg uit deze kamer. Ik bekeek hem enkel, en ik wist dat het genoeg was om hem te laten weten dat ik hem had gezien, geaccepteerd.
    Hoe het ooit zo had kunnen stranden, overdacht ik nog altijd zodra ik de lege kamer bereikte. Mijn ogen gleden als vanzelf terug naar de bladzijden, vergeeld en oud. Eenzaam, zou ik het bijna kunnen noemen. Er was nog maar zo weinig leven over in dit gebouw. Het meeste zou wegkwijnen, zoals de tijd het zou leren. Voor de meeste onderzoekers was er niets meer om in te geloven als het op mij aankwam. Ik was al zo lang geleden gestopt met menselijke interacties, dat ik meer een deel van het gebouw vormde dan een levend wezen. Ik hief mijn kin kort, bedachtzaam - voor ik het boek terug op zijn plaats naast me legde. Bij gebrek aan concentratie was er niet veel om mijn best op te doen. Soms vroeg ik me af of ze het uiteindelijk zouden opgeven, me proberen te laten praten. Ik wilde dat ze zouden stoppen met het vragen naar dingen waarvan ze het antwoord al lang wisten. Ik zou niet weten waarom ik het laatste deel vrijheid - de vrijheid in mijn hoofd, in mijn gedachten en in mijn stem - zou verspillen aan een stel hooghartige mensen die zelf doktertje wilden spelen.
    Een zachte grinnik verliet mijn lippen toen mijn gedachten afdwaalden naar de moeite die ze stopten in iemand die niet gered wilde worden. Misschien waren ze dan toch niet zo slim als ze zelf dachten.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    [Ik voel me echt niet lekker, maar ik wil niet slapen. Niet alleen althans. I miss people. >.> Soooo.. Mogelijk ben ik hier nog wel even. Je schrijft trouwens echt prachtig.]

    Nathan James Gibson
    Paisley zei niets, staarde enkel. Ik keek terug, stopte daar niet mee toen ze haar blik weer op het boek in haar handen richtte. Haar ogen volgden de regels, zinnen, woorden, letters. Toch wist ik dat ze er met haar hoofd niet bij was. Daarbinnen gebeurde vast iets heel anders, zoals altijd.
    Mijn eigen donkerbruine ogen gleden over de bladzijden, vingen een aantal woorden op. Vlogen door over haar armen, met de littekens open en bloot, bleven rusten op haar gezicht met de zacht uitziende huid, lippen. Ik schatte haar zo'n vijftien centimeter kleiner dan ik, al was dat moeilijk te zien nu we beide zaten.
    Paisley boeide me. Er was iets met haar, maar juist het feit dat ze dat niemand vertelde maakte haar interessant. Ik had een hekel aan mensen die hun emoties her en der in het rond gooiden, zonder schaamte, zonder te bedenken hoe weinig het anderen kon schelen, of juist hoeveel pijn ze hen konden doen. Normaal gesproken deed ik dat zelf dan ook niet. Mijn gezicht vertrok toen ik terugdacht aan het gesprek met dokter Emett, geïrriteerd drukte ik mijn nagels in mijn handpalm, die zoals altijd begon te bloeden.
    Na een tijdje, het duurde niet lang, hief ze bedachtzaam haar hoofd en legde het boek naast haar neer. Een zachte grinnik ontsnapte uit haar mond, zomaar uit het niets. Hij zweefde tussen ons in, en ik keek ernaar, naar de lucht tussen ons, en naar het meisje voor me. De blik in mijn ogen verzachtte weer. Ik vroeg niets.


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    | Me too. Ik moet morgen funky as hell vroeg opstaan, maar ik ben nog lang niet vermoeid genoeg om te gaan slapen. Fucked up mondays.
    Thihi. Aw, dat is lief van je, jij schrijft ook op een heel leuke manier. Het is makkelijk te volgen, subtiel maar wel met eigen stijl. ^-^ |

    Paisley Marybell Couvler
    In tegenstelling tot de meesten, probeerde Nathan geen hopeloze pogingen tot een gesprek dat er nooit zou komen. Ik wist niet wat ik hem zou moeten zeggen, dat al niet duidelijk genoeg was. Hij was dan geen intelligente - dat betekende niet dat hij dom was. Mensenkennis was subtiel, maar een belangrijke eigenschap als je hierbinnen wilde leven zonder emoties die je gedrag beïnvloeden. Ik kende het, had het gedaan. Al het mogelijke om te laten zien dat ik er was. Uiteindelijk, bracht het me niets dan nog meer scherven in toch al gezouten wonden. Ik had het niet opgegeven, zoals de anderen het wilden beschrijven. Ik had het geaccepteerd - het grijze leven binnen deze muren. De emoties verdwenen vanzelf, evenals de drang om gehoord te worden. Het was het niet langer waard. Niet voor mij, althans. Er was nog zoveel om mijn aandacht naar uit te sturen, en dan zonder de aandacht die iedere ziel hier dagelijks door de ruimtes joeg - klaar om verzet te bieden tegen de mensen in de witte jassen en ontsmettingsmiddel rond hun gestalte.
    Ik beet zacht op mijn onderlip, mijn blik glazig gericht op de kapotte handpalmen van Nathan. Uiteraard bestond er naast de geestelijke kwelling, ook zoiets als de fysieke pijn. Een onbetekenende glimlach krulde mijn mondhoeken omhoog toen ik me opnieuw bewust werd van de aanwezigheid die de jongen uitstraalde. Zijn nieuwsgierigheid, het brandde op zijn tong - het was ironisch dat de kamer er haast van gevuld leek zodra zijn gezicht binnen de ruimte verscheen. Iedere dag opnieuw. Hij was lang, sterk. Ik had kunnen weten dat zijn kracht tot in grote hoogte reikten, vooral als hij zich op de vaste plek naast mij op de wit lederen bank voegde. Ik vroeg me af of hij het zou opgeven, zoals de velen voor hem. Ik was er nog niet helemaal uit, gezien zijn gedrag leek te verschillen met de dagen die verstreken. Er hing een zweem van munt en ontsmettingsmiddel tussen ons in. Ik wist dat we beiden zouden weten wie welke geur meebracht.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    [ik schrijf me uit, sorry. Ik ben Somesley btw.]


    To love is to destroy.

    [Het kan ermee door. x) Ik probeer het nog te verbeteren, een interessantere schrijfstijl te ontwikkelen.]

    Nathan James Gibson
    Paisley staarde voor zich uit, naar mij, naar de ruimte, in het niets. Haar gedachten waren kort bij mij geweest. Dat wist ik, maar nu waren ze weer mijlenver van deze plek verwijderd. Ik vroeg me af hoe haar sessies eruit zagen als ze weigerde te praten, als ze zich gedroeg zoals altijd, zoals hier bij mij.
    Ik vroeg me af of ze zich liet prikken, haar bloed af liet nemen, alle testen braaf onderging, of zich ertegen verzette. Misschien was ze er mentaal wel helemaal niet bij.
    Terwijl zij op haar lip beet zochten haar ogen zich een weg naar mijn handen. Voor ieder ander zou ik ze in elkaar hebben geslagen om de wondjes te verbergen, maar nu legde ik ze met de palmen naar boven op haar benen, net boven haar knieën. Zij was de enige die ze mocht zien. Natuurlijk waren er mensen die het afdwongen, zoals de onderzoeker die ze een uurtje geleden schoon had gemaakt, maar ik zou hem nooit vrijwillig mijn handen hebben laten zien als hij er niet om gevraagd had.
    Nog steeds zei ik geen woord, staarde haar enkel in haar ogen.
    Ik werd rustig van Paisleys aanwezigheid. Hier werden me geen vragen toegeslingerd waar ik het antwoord niet op wist, of waarvan ik het niet wilde geven. Hier was het stil, hier was maar één iets om mijn aandacht op te richten, en dat was zij. Ik sloot mijn ogen even, en genoot van de rust en de geur van boeken en munt. Die van ontsmettingsmiddel op mijn handen probeerde ik te negeren. Gelukkig had ik het meeste er al af weten te wassen voor ik hier kwam.
    Het eerste wat ik zag toen ik mijn ogen weer open deed was haar glimlach, en als vanzelf krulden ook mijn eigen mondhoeken zich om.

    [ bericht aangepast op 8 april 2013 - 12:18 ]


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    | Ik vind dat je leuk en professioneel speelt. 8'D |

    Paisley Marybell Couvler
    Voor sommigen was het een geheim om te houden - wat zich afspeelde zodra ik in de deuropening van een onderzoekskamer verdween. De nieuwere onderzoekers probeerden me in die tijd voornamelijk tot spreken te dwingen - maar het frustreerde ze dat ik zelfs niet brak onder de dwingende kracht van veel te sterke medicijnen. Degenen die me echter al iets langer kenden, wisten dat ze er zelfs niet zouden komen door me te drogeren met kalmeringspillen en vitamine injecties. Ik krulde mijn bovenlip enigszins bij de gedachten aan mijn laatste onderzoeker. Een vrouw, met hypnotiserende rode lokken en een ovaal gezicht. Haar irissen hadden een bijna gouden kleur gehad. Ik kon me herinneren dat ik haar mooi had gevonden, naast de bleke lampen van haar kantoor. Zoals de meesten, had ook zij gehoord van het zielige meisje dat weg zou kwijnen als ze bleef zwijgen - en uiteraard beweerde zij de perfecte remedie te kennen. Ik had zoveel naalden in mijn huid gevoeld, zoveel pillen in mijn mond geproefd en zoveel ontsmettingsmiddel voorbij zien komen dat ik uiteindelijk twee dagen over een wc gebukt stond. De vrouw was uiteraard meteen van deze taak verwijderd en dus had ik rust gekend tot noch toe.
    Alles was vrijwel direct in de doofpot gestopt en zelfs de andere onderzoekers werd verboden over de ''miscommunicatie'' te spreken. Een moment lang richtte ik mijn blik op de handpalmen van de jongen, die bij het raken van mijn benen, mijn aandacht had gewonnen. Voor even verdween de glazige, afwezige blik voor mijn pupillen en was ik wel degelijk bezig met de bijna perfecte wondjes. De mijne waren voornamelijk op mijn polsen, die al eerder in mijn schoot handen gelegen. Overal waar aderen doorliepen, waren naalden geweest. Zelfs mijn nek, gezien mijn polsen sneller kapot konden gaan door de sterke medicatie die ik werd getracht te nemen. Geen kalmeringsspul, zoals de meesten voorgeschreven kregen. Het was meer een soort.. drugs. Iets waarvan mijn gedachten high werden, en het minder druk was in mijn hoofd. Onnodig, maar ik voelde er niet veel voor om in isolatie te leven.
    Nathan had het nodig - dat er iemand op hem lette. Of hij het nu zelf besefte of niet. Hij was lang genoeg in mijn gedachten geweest om een prioriteit naar deze kamer te vormen.
    Ik zweeg in bedachtzame stilte toen ik mijn vingertoppen weloverwogen langs de nieuwe en oude littekens in zijn handen liet glijden. Zijn huid was ruwer. Sterker, en tegelijkertijd tevens gebroken. Ik vond het mooi. Ze waren nog onontdekt, vers. Nog niet beïnvloed door chemicaliën.
    Mijn hoofd kantelde als vanzelf toen ik mijn beide handen gebruikte om zijn vingers terug te laten krullen, niet hard. Goed genoeg om te laten weten dat hij ze moest houden. Littekens waren goed. Het herinnerde je aan bepaalde momenten. Pijn. Pijn was ook goed. Het zorgde er in mijn geval voor dat ik altijd bleef doorgaan.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    [Hihi, nou dankje dan. ^.^]

    Nathan James Gibson
    Het duurde niet lang voor Paisley teken van leven gaf. Haar ogen vertelden me dat ze bij mij, bij deze kamer, deze plek was met haar gedachten, in plaats van op een van de plekken waar ze zich gewoonlijk bevond. ‘Neem me een keer mee, Paisley. Je bent de enige die weet hoe je hier weg komt, geestelijk.’ Ik zei het heel zachtjes, zodat ik alleen de stilte verbrak, maar niet de rust.
    Ze draaide haar hoofd, terwijl ze mijn handen dichtvouwde.
    Ik pakte een van de hare, en volgde met de vingertoppen van mijn andere hand de putjes, strepen, lijntjes op haar pols. Met een zachte zucht tilde ik haar arm op, boog mijn hoofd en drukte een zacht kusje op de overgang tussen arm en hand, legde het toen weer terug op haar schoot, en vouwde mijn eigen handen ineen.
    Ik wilde dat ik was zoals zij, dat ik wist hoe je je kon afsluiten voor alles wat er om je heen gebeurde. Sommige hybriden zeiden dat Paisley gek was, dat maakte me woest. Ik wist donders goed dat Paisley niet gek was, ze was gewoon anders. Gelukkig had ik er tot nu toe geen problemen mee veroorzaakt, maar ik was altijd bang dat ik de volgende keer iemands been zou breken, of iets anders. Misschien vermoordde ik wel per ongeluk iemand. Dat was mijn allergrootste angst, dat ik iemand van het leven zou beroven in een plotselinge woedeaanval. Misschien, heel misschien kon ik leren me te beheersen, als ze me meenam, als ze me hielp. Heel misschien kon ik dan gewoon vluchten, net als zij.


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    [Sorry voor de korte, late post. Ik ben er met mijn hoofd niet helemaal bij.]


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    | Dat geeft toch niets? Take it slow. ^-^ |

    Paisley Marybell Couvler
    'Neem me een keer mee, Paisley. Je bent de enige die weet hoe je hier weg komt, geestelijk.' Zijn stem was niet meer dan een fluistering tegen het gebroken wit van de kamer. Als ik me concentreerde op het gebouw, kon ik de piepjes van diverse machines onderscheiden. Ik durfde te wedden dat ik iedere inventie ooit had ervaart - stuk voor stuk metalen apparaten die er van overtuigd waren mijn geestelijke ziekten te verdrijven. Ik was immers niet slechts hybride: ik was mentaal ziek verklaard, na mijn laatste bezoekje aan één van de grijze kamers. Bij de smaak van ontsmettingsmiddel op mijn tong kon ik niet anders dan slikken. Het was bitter, brandde enigszins. Ik werd ziek van het spul, al wist ik niet meer dan beter dat zij dat ook wisten. Ze zouden er enkel niet om stoppen.
    Het feit dat Nathan één van de weinige mensen was die mijn naam correct uitsprak, klonk zijn vraag voornamelijk als een hulpeloze, laatste smeekbede. Zijn stem was gebarsten, zoals zijn handpalmen. Ik kon het horen, en ik trachtte mezelf ernaar te luisteren. De jongen was veel beter af in de echte wereld, hij zou niet sterk genoeg zijn voor de onderhuidse strijd zodra hij zijn lichaam op zou geven. Nee. Hij was mijn reddingsboei naar het heden, of hij dit nu begreep of niet. Het laatste dat ik voor hem zou doen, was hem met open armen naar de onderzoekers drijven.
    Zijn vingers glipten als vanzelf rond één van mijn handen. De gebolde markeringen en overblijfselen van naalden, infusen en ik had werkelijk geen besef van wat nog meer. Uiteraard volgden niet lang daarna de oude overblijfselen van fysieke pijn. Mijn lichaam had zoveel pijn gedaan, dat ik het bloed nog altijd langs mijn lippen kon voelen lopen zodra de herinnering mijn gedachten doorkruiste. Het was de reden geweest die me tot zwijgen had gemaald. Toen ik een lange tijd in serene slaap werd gehouden, had ik onbewust een uitweg gevonden. In mijn eigen hoofd, met mijn eigen gedachten. Mijn eigen gevangenis. Ze dachten echter nog altijd dat ik mijn spraakvermogen was verloren in die coma, en dus was er niemand die moeite nam om verdere actie te ondernemen dan de onrustigheid waarin ze leefden zodra ik meer bewoog dan anders. Een minieme, misselijke glimlach dwong mijn mondhoeken omhoog toen ik me bedacht dat ze me zouden platspuiten als ik nu naar mijn eigen kamer zou lopen.
    Als vanzelf dreven mijn ogen terug naar de jongen. Hij had geduld, wist ik. Hij stoorde me niet, zelfs niet met de nieuwsgierigheid aan zijn lippen.
    Ik volgde hoe mijn hand opnieuw op mijn schoot eindigde, niet lang nadat zijn lippen kort de kwetsbare huid ervan hadden geraakt.
    Het was fascinerend dat een jongen als Nathan iemand als ik zocht. Als ik het me goed herinnerde, was hij één van de oudere hybriden. Iets in de twintig, het getal was door mijn vingers geglipt. Het feit dat ik zeventien was, iets meer of iets minder, maakte dat ik niet begreep waarom hij mijn gedachten nodig had. Ik was er nog niet uit waarmee ik hem precies moest helpen, hem beschermen zou er enkel tot leiden dat ik opnieuw dagen met kalmeringspillen zou spenderen - zo lichamelijk uitgeput, terwijl mijn gedachten er alles voor over hadden om uit elkaar te klappen - en dus wachtte ik in stilte op zijn verzoeken. Ik wist dat ze zouden komen, vroeger of later, en ik wist dat ik zou luisteren.


    Feel the fire, but do not succumb to it.

    (kan morgen helaas pas reageren)


    [i]Help always come when people fight for right - Tonto [/i]

    [Quizlet gedroeg zich gisteren echt hatelijk. >.> Ik ga nu schrijven. Tussenuren ftw. p;]


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    Nathan James Gibson
    Paisley zei niets. Ik zuchtte. Waarom ik had gehoopt dat ze dat nu wel zou doen wist ik niet.
    Ik wreef ongemakkelijk door mijn haar, waarna ik naar mijn handen staarde.
    ‘Laat maar,’ Fluisterde ik ‘Ik overleef het wel.’
    Zou ze altijd al zo stil geweest zijn? Zo geïsoleerd? Zo alleen? Als dat tenminste was hoe zij het ervoer. Als ik nou maar zou weten wat er in haar hoofd om ging. Zou ze in woorden denken? Of in beelden? Of gewoon alles door elkaar? Zou het druk zijn, of juist heel rustig? Was het een keuze of was ze gedwongen zo ver van hier? Zou ze verhalen bedenken? Zou ik haar gedachten zo nu en dan kruizen?
    Bij gebrek aan verdere woorden pakte ik het boek op dat nog altijd tussen ons in lag. De kaft was bruinig en de bladzijden zwaar vergeeld. Hoe oud zou het zijn? Mijn vingertoppen streelden de letters op de voorkant, veegden een restje stof van weg.
    Ik vermoedde dat Paisley het al eerder had gelezen, misschien zelfs meerdere keren. Het moest wel. Hoe anders kon ze het ontcijferen, terwijl ik slechts een aantal letters kon onderscheiden uit de mengelmoes van bruin, geel, en verkleurd zwart?
    Ik wist niet wat ik moest, kón doen. Ik voelde me hier niet langer welkom, maar had ook geen idee waar ik anders heen kon gaan. Ik wílde ook nergens anders heen. Dit was de enige plek waar ik me kon ontspannen, waar het rustig was in mijn hoofd en waar ik na kon denken. En dan was zij er natuurlijk nog.
    Ongemakkelijk schoof ik een stukje naar achteren tegen de bank, liet het boek ronddraaien in mijn handen. Ik keek naar de kamer waarin ik me bevond, luisterde naar de klok die onophoudelijk tikte. Zo regelmatig, op een plek waar levens op zijn kop stonden. Misschien stond er ergens nog een boek dat ik kon lezen. Dat was iets wat ik van haar had geleerd, al wist ze dat zelf waarschijnlijk niet. Ze had me geleerd mezelf te vergeten door weg te duiken in een verhaal, al was ik nooit zo’n lezer geweest. Mijn ogen speurden de ruimte af op gebonden papier.


    Thou shallt not stir one foot to seek a foe.

    Paisley Marybell Couvler
    'Laat maar, ik overleef het wel.' Zijn stem was zacht, terwijl de blik in zijn ogen tot beteuterd veranderde. Ik wierp een kalme blik om te jongen, terwijl ik nadacht wat zich afspeelde in zijn hoofd. Hij verlangde naar iets dat niet echt was. Het was niet wenselijk om in jezelf te keren, en zodra ik hem zou vertellen wat me er toe dreef het hier en nu te verlaten - zou van hij elk, klein uitstapje ernaar gaan walgen. Ik wilde dat hij wist dat het me speet, maar er was nu eenmaal niets dat k voor hem kon betekenen. Slaap. Het was een manier om op een gezond moment weg te sluipen uit deze ruimten. Het was een wereld, al zij het niet de mijne.
    Het feit dat hij zich zou vervelen, zoals ieder ander in deze kamer, bracht een glimlach rond mijn lippen. Een kleine, al was het een effect dat hij op me uitoefende. In stilte, zoals altijd, gebaarde ik naar het kastje waar de bank, en waar ik tegenaan leunde. Er bevonden zich enkele prullen rond het grijs geverfde meubel, en de meesten daarvan waren boeken . Er was zoiets als een spelbord geweest, maar toen het enkele hybriden oververhit competitief maakte - werd iedere vorm van tegenspel ervan verwijderd. Jammer, als je het mij zou vragen. Ik hield van een goed spel.
    Ik nam de tijd om het boek uit zijn handen te nemen en het vervolgens op zijn vaste plek naast mij neer te leggen. Hij had het vaker geprobeerd, om de tijd te doden. Al waren zijn eerste bezoeken vooral gericht op het feit dat ik niet sprak. Ik had gedacht dat hij beledigd zou zijn, maar in plaats daarvan bleef hij terugkomen. Ik wist niet precies waarom. Misschien was hij ook gewoon eenzaam.
    Mijn lippen weken kort van elkaar, toen ik overeind kwam na een blik op de in glas verpakte klok, terwijl mijn ogen de ruimten doorkruisten richting de deuropening.
    'Ik weet dat je er bent, Nathan.' Mijn stem was zacht, al was dat niet enkel het volume. Ik miste het geluid, soms. Hoewel mijn stem exact hetzelfde klonk in mijn hoofd. De toon was zacht, mild maar accentloos. Hij doorbrak niet eens de serene stilte. Ik was de sfeer binnen deze kamer, dus ik zou hem niet veranderen. Ik wist niet of ik de jongen had gegeven waar hij op hoopte, ik wilde enkel dat hij van mijn boeken af zou blijven. Maar dat wist hij. Ik wist dat hij het zou begrijpen, vroeger of later.
    Zoals iedere dag, vlak voor ik naar mijn eigen kamer zou keren, verscheen één van de laboranten in de deuropening. Haar lippen fel rood gekleurd, en haar lokken in een strenge knot op haar hoofd bevestigd.
    Ik stak mijn arm naar haar uit, en staarde met een glazige blik in haar ogen. De vrouw kende de procedure, en graaide enkele attributen van de trolley naast haar. Ongewild gleden mijn ogen opzij, naar Nathan. Hij was nooit lang genoeg gebleven om dit mee te moeten maken. Helaas was vandaag anders geweest.
    De vrouw krulde haar perfect geëpileerde wenkbrauwen samen terwijl haar vingers kort maar krachtig langs de onzuivere, gebolde lijnen en punten van mijn linkerpols gleden. Ze wist hoezeer ik de kleding haatte, maar ik sprak uiteraard nooit hardop.
    Ook de vrouw, Margery, leek Nathan te hebben opgemerkt en glimlachte een kordate glimlach. Ze was koud. Alles aan haar was koud. En zou rook naar ontsmettingsmiddel. Te veel, te bitter.
    'Ik zou teruggaan naar de anderen nu je nog kan, jongen.' Haar blik schoot kort naar mij, voor een geblazen zucht haar lippen verliet. Ze hield haar mond nooit, en zei altijd net iets te veel.
    'Het ziet er niet naar uit dat Paisley beter wordt van onze behandelingen. Dit meisje hier is ziek, Nathan.' Het feit dat ze zijn naam kende, zorgde ervoor dat ik mijn spieren voelde spannen - al wist ik niet of dat door de woorden of de aanwezigheid van Nathan kwam. Ik wist niet of hij bestemd was tegen de waarheid. Npg niet.
    De vrouw perste haar lippen op elkaar terwijl ze de eerste injectie in één van mijn aderen spoot. Ik voelde hoe het stugge spul zich verspreidde, en mijn arm langs mijn lichaam viel toen de vrouw losliet. Zoals gebruikelijk, volgden enkele pillen niet lang daarna. Het waren kleurige pillen. Sommigen voor vitaminen, anderen om mijn gedachten kalm te houden.
    Ik merkte het zodra ze in mijn keel verdwenen. Mijn blik werd onscherp, mijn benen slap. Mijn lichaam was op van de medicatie die het de afgelopen maanden toegediend had gekregen. Er was zoveel schade, zoveel medicatie. Ik knipperde enkele keren toen de vrouw naar de klok wees.
    Tik, tak. Tik, tak. Net een spel.
    'Zorg ervoor dat je op tijd in je kamer bent, Paisley.' De vrouw wierp een laatste blik op de ruimte, voor ze doorliep. Mijn mond voelde droog toen ik me omdraaide om Nathan te kunnen zien. Nu had hij een antwoord op één van zijn velen vragen, niet waar? Natuurlijk werd ik medicatie toegestopt. Test medicijnen door de onderzoekers, zware medicatie door het lab. Was het wel zo vreemd dat ik amper sprak of bewoog? Ik wist het niet. Niet meer.


    Feel the fire, but do not succumb to it.