Sionnach Regan
"Nou... Wanneer mag je weg? En... ik bedoel niet hier, maar van het kamp," zegt Giorg. Ik trek een wenkbrauw op, hou mijn klembord onder mijn arm en krab met mijn vrije hand even in mijn haar. Nog nooit, in de vier jaar dat ik begeleider ben heb ik zo'n stomme vraag gehoord. Ik sta Giorg even aan te staren, om er zeker van te zijn dat hij me niet in het ootje neemt, maar de jongen ziet er helaas bloedserieus uit.
Ik steek een vinger op naar de jongedame die zichzelf voorstelt als Ashley, zowel als teken dat ik haar gehoord heb als teken dat ze even moet wachten.
"Mijn beste jongen," zeg ik, nog steeds verbaasd door deze vraag. "Het spreekt toch voor zich dat je naar huis mag zodra je hetero bent? Het spijt me als dat je niet zint, maar je zult toch echt moeten blijven tot je genezen bent, knul."
Ik tover een voorzichtige glimlach tevoorschijn. De arme kerel moet wel van streek zijn, dat hij zo'n vraag stelt. Dat is ook wel begrijpelijk, hij is al ziek en dan wordt hij nog een keer gedumpt in een kamp vol vreemden. Maar ik ga hem helpen, dat staat vast. Weldra zal hij gezond en gelukkig zijn.
Ik gebaar nog een keer naar de zak op tafel, waar een van de jongens zijn mobiel al heeft in gedaan, als teken dat hij dat ook nog moet doen. Ondertussen ben ik gedwongen mijn aandacht op Emmanuel te richten.
“Niet echt een vraag. Het is meer een verzoek. Als je me Emmanuel noemt, zou je het dan bij de hele naam willen houden? Ik ben niet zo gediend van afkortingen van mijn eerste naam. Als je het niet kan laten om het toch af te korten, noem me dan maar Ezra, zoals ik me ook al voorstelde.”
Ik moet, ondanks de ernst van dit kamp en het feit dat hij een serieuze vraag stelt toch even lachen. Hij heeft dus niet graag dat ik hem bij zijn voornaam noem, en verwacht dat ik dan meteen de hele riemram in de mond neem, maar Ezra is wel oké. Ik haal mijn schouders op en knik.
"Dat is prima, ik zal er proberen aan denken, Ezra," zeg ik als teken van goede wil.
Verder hoor ik hem nog iets mompelen, maar ik ben afgeleid door het meisje dat vanuit de verte meedeelt dat Valérie Rose Hattaway zich meldt. Ik haal mijn lijst onder mijn arm vandaan en zoek allereerst Ashley op, gezien zij er eerst stond. Ze zit in mijn groep, net als Valérie. Ik wenk de laatste en wanneer ik opkijk van mijn klembord, zie ik nog een vrouwelijk figuurtje voor me staan.
"Callia Wicklow."
Ik richt mijn blik opnieuw op de lijst met de namen, en kom al snel tot de conclusie dat deze dame bij Daria in de groep zit. Ondertussen is ook Valérie er bij komen staan.
"Ashley, Valérie, Callia. Welkom op Camp Springwood," zeg ik, opgelucht dat ik er nu drie tegelijk heb en dit geen twee extra keren meer moet doen. "Ik ben Sionnach, één van de begeleiders. Maar noem me gerust Shy. Ashley en Valérie, jullie zitten in mijn groep en slapen beiden in zaal twee. Callia, jij bent ingedeeld bij Daria, zij zal je je hutnummer meedelen. Als jullie even zo vriendelijk willen zijn jullie mobieltjes in de zak te doen, dan kan ik zometeen eventuele vragen beantwoorden," zeg ik met een glimlach.
Mooi, mijn groep is volledig. Het gaat goed vooruit zo. Met een beetje geluk kan ik na het controleren van de koffers "mijn" kinderen al een beetje leren kennen. Dat zou een mooie start van het kamp zijn.
Jaime Conneely
“Hee."
Ik kijk, nog steeds van mijn melk af, op naar de onbekende stem. Bij die stem blijkt een al even onbekende jongeman te horen. Ik knipper een keer met mijn ogen en wanneer ik weer opkijk, staat hij vlak voor mijn neus.
"Mijn naar is Emmanuel Ezra Smit. Maar noem me maar Ezra.”
Ik schud zachtjes de hand die hij naar me uitstrekt, maar ik ben er helemaal niet bij met mijn gedachten. Ik hoor steeds weer opnieuw de woorden van mijn broer, en ik heb nog steeds geen idee hoe ik ze moet opvatten. Kiezen voor de kant waar ik me best bij voel? Wat is dat voor onzin, Tiernan is toch ook genezen? Hij kwam naar dit kamp, en kwam genezen terug. Toch?
"Ik ben zo in de war." Pas na twee seconden krijg ik door dat ik het luidop zei en dat ik de hand van de jongen nog vast heb. "Jaime! Ik bedoel Jaime! Ik ben Jaime," verbeter ik mezelf snel. Ik laat mijn hand uit de zijne glijden en haal hem door mijn haar. Wanneer ik van de schok bekomen ben, moet ik toch even lachen om mezelf. Ik rol met mijn ogen en zucht even, de glimlach op mijn lippen nog intact. Goede eerste indruk, zeker wel. Ach, ik hoef me dan in elk geval geen zorgen te maken dat hij me een elegant, aantrekkelijk wezen zou gaan vinden. Niet dat dat me vaak overkomt. Zeg maar; nog nooit eerder.
"Sorry, ik heb je naam niet helemaal meegekregen, volgens mij zat ik even op een andere planeet," verklaar ik dan mijn onvrijwillige bekentenis van net. "Manu?" waag ik een gokje.
Oké, ik schaam me nu officieel kapot. Ten eerste voel ik me een ongemanierde eikel omdat ik zijn naam niet gehoord heb, en ten tweede heb ik iets toegegeven dat ik normaal niet eens tegen mijn ouders zou zeggen. Nou, dan kunnen we stellen dat ik het ergste voor vandaag wel gehad heb, niet? Ben ik daar ook meteen vanaf.
I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.