Crimson-eye Rogue.
Breedgeschouderd als hij was, was hij neergekomen als een kanon dat tegen een schip werd gelost. De man had niet opgemerkt dat ze voor een seconde bij de deur bleef dwalen — pas toen ze sprak, keek hij wezenloos op. Daarna was het een veranderlijk gezichtsuitdrukking — riskant. De eenogige boekanier had haar vermeldt te gaan, omdat hij niet wist wat hij anders zou doen, toch was de vrouw blijven staan en ging in tegen zijn orders.
'Wat moet ik toch met jou, zuipschuit?'
Hij bromde als antwoord. “Ga weg, Cordelia,” er klonk een gevaarlijke ondertoon in zijn schorre stem. “Het is nie' handig als jer blijft.” De vrouw was namelijk naast hem komen zitten en niet tot zijn genoegen. Het enige wat er in de stille ruimte te horen was, was de hevige ademhaling van Cordelia die — wanneer hij zijn ogen dichtdeed in de hoop tot bedaren te komen — met de seconden rustiger werd.
'De drank is nooit op,' prevelde de vrouw wanneer hij de fles drank tot zijn lippen zette. Hij voelde wat drank langs zijn mond glijden, maar daar besteedde hij geen erg aan. Het was het beste als hij tevens geen aandacht aan haar opmerkingen maakte. Op dit ogenblik was dat voor hem niet handig, wist hij van zichzelf, anders loopt het wel verkeerd af en kreeg hij een geheel andere naam dan 'The King of Swordfights'. Zolang hij maar geen aanrakingen voelde.. dan was het goed.
'Ik zou je anders niet kunnen verdragen, of wel?' Alsof de vrouw het aanvoelde, had zij z'n drinkarm aangeraakt. 'Vergis je niet, Rogue, als je me nog eens zoiets flikt houd ik me aan mijn woorden.' Hij bemerkte het lichte kraken van de houten vloer wanneer ze bewoog en de tedere kus die ze op zijn voorhoofd had geplant, maar uit het niets bewoog hij zijn arm snel naar haar arm en trok hij haar naar zich toe. Een zachte kus plantte hij op haar lippen, alvorens hij haar losliet. De man bedoelde er niks verkeerds mee.
Het was zo snel weer voorbij, waardoor je je bedenkt of het wel echt gebeurd was. Het was eigenlijk het gevoel dat oplaaide in hem, niet zozeer om verder te gaan dan dat — wat hij niet erg vond, maar meer door de onbekende emotie dat hij voor een korte seconde had gevoeld.
“Nou, dat is tegenvallend,” murmelde hij tegen zichzelf als hij nadacht over wat het zou kunnen zijn. Hij wist niet zozeer wat hij het voor gevoel moest benoemen, het was geen lust, want dat gevoel kende hij maar al te goed. Hierom wist hij dat hij eraan terug zou denken om erachter te komen wat het was en zichzelf zou opvreten erom, maar voor nu drukte hij snel weer het gevoel weg.
“Ellendig genoeg wel,” beantwoordde hij haar opmerking over drank.
“Del, volgende keer er niet tussenkomen wanneer 'k in nie' zo'n goede bui ben, als jer nie' van plan ben' om a'n m'n seksuele daden te doen en delen.” Waarschuwde hij haar. Er volgde voetstappen op de houten vloer, die in zijn hoofd nagalmden tot hij haar niet meer hoorde. Rogue wist dat hij wellicht verslaafd was aan zijn drank, maar dat was beter dan die akelige gevoelens op te rakelen. Waarvoor had je ze nodig? Nergens voor. Ze lagen alleen maar in de weg.
“Alsjeblieft, stop hem niet in de sloep tot hij nuchter is,” prevelde hij bijna met een kwellende toon, terugkomend op het liedje dat hij zojuist zong. “De arme zeeschuimer.” Vervolgens sloeg hij de fles nogmaals naar achter, er klonk een klokkend geluid, en met een geluid dat hij stukken beter voelde, zette hij de fles met een smak op de grond.
Tussen de tijd dat Cordelia er was en wegging, was zijn oog niet opengegaan. Het was te zwaar om zijn oog te openen, er viel een lichte neiging om te slapen over hem heen en hoewel hij dat niet van plan was, viel hij toch met een roes in slaap.
|
Een vrouwelijke kapitein was op onderzoek uit voor een ring dat voor haar vele opties tegemoet ging. Het was niet zomaar een ring, maar eentje van ongekende waarde en zij wilde het hebben. Van goede bronnen had ze te horen gekregen dat er iemand in Port Royal enige informatie wist waar het zich bevond en zij wilde die niet overslaan. Zo liep ze met stevige passen door en was ze vastbesloten zich door weer en wind niet tegen te houden. Totdat haar zwarte laarzen stopten in haar spoor — haar oren, die versierd waren met goud, hadden een krijsend geluid opgevangen.
'Wurm,' prevelde ze, wanneer ze het naakte schepsel in beeld kreeg. Het kind was alleen in een versleten, bruine deken gewikkeld en het lichaam was ietsjes rood geworden. Enkele, twijfelende seconden bleef ze staan. In haar ogen was het wezen een schat van andere waarde. Hoewel ze een vrouw van de zee was, was haar hart niet zo kil en koud als dat ze aldoor zeggen.
Met het kind in de armen, toegedekt met haar jas, liep ze door naar de kroeg — waar ze de man zou ontmoeten. Eenmaal in de kroeg was ze, zonder dat ze het wist, extra oplettend voor eventuele gevaren. 'Wat mot' jer m't dat kind, Delahaye?'
“Rot weg, John, het is van mij,” schold ze terug. De man, wiers naam John, haalde zijn schouders op en mompelde een 'mot jij weten,' waarna hij haar de weg wees naar de bron. 'Hoe heet 'ie?'
“Rogue, Crimson-eye Rogue,” vermeldde ze met een glimlach, wanneer ze een blik stal van de baby in haar armen.
|