Yuniper || Kruistocht
De sfeer tussen ons lijkt iets te veranderen, alsof we er anders instaan. Maar goed, dat is slechts een gevoel en ik ben niet het soort persoon dat afgaat op gevoelens. Verstand, gewoon gezond verstand, dat is beter om op af te gaan. Wanneer ik een stukje wegschuif van Katarina lacht ze zachtjes en ik zie haar haar hoofd schudden.
'Wat?' zeg ik tegen haar, 'ik hoef die luizen en vlooien van jou niet, als je die hebt.'
Ik ben namelijk dolgelukkig dat ik die nog niet bij mezelf geconstateerd heb. Hoe het komt, dat ik ze nog niet heb, daar heb ik geen flauw idee van. Katarina lacht nog een keertje iets harder en haar blik gaat een andere kant op. Ik kijk in de richting waarin zij ook kijkt en zie allemaal mensen. Kun je je voorstellen dat deze groep nog wel 2 keer zo groot? Zoveel mensen zijn er al gestorven en er zullen er ook nog meer gaan sterven. Ondanks dat ik heel graag weg wilde uit het weeshuis, was het daar misschien toch nog een klein beetje beter dan op deze kruistocht. Je ziet al die uitgemergelde lichamen, behalve natuurlijk van de rijke mensen. De zogenaamd betere mensen. O, sorry, God, dat ik slecht over ze denk, maar ze zijn egoïsten. Ik kan het niet anders inzien dan dat. Naast me hoor ik Katarina zachtjes zuchten.
'Waarom zucht je?' vraag ik onverstoord aan haar.
Ik ben van mezelf altijd nieuwsgierig en ik schaam me er dan ook niet voor om iets te vragen aan iemand. De stilte tussen ons duurt weer even voort en mijn blik schiet gewoon van het ene ding, naar het andere ding. Wanneer gaan we weer verder lopen? Misschien moet ik dat straks even aan Profeet Albert gaan vragen. Ik kan namelijk er nooit zo goed tegen om op één plek te blijven. Dat is ook een reden waarom ik weg wilde uit het weeshuis. Je was daar haast opgesloten, tenzij je echt iets verkeerd had gedaan. Dan zou je echt opgesloten kunnen worden. Dat was elke keer weer de ergste straf voor mij en dat wisten ze. Aan de andere kant is het goed dat ik ervoor gestraft ben, zodat ik mijn zondes herken en erken. Naast me rilt Katarina even.
'Gaat het wel goed met je? Je bent toch niet ziek ofzo?'
Wanneer je ook maar enige ziekte voelt, op deze kruistocht, heb je eigenlijk geen kans meer om het te overleven. Het enige wat er dan nog voor je gedaan kan worden, is bidden. Weer zucht Katarina en ze kijkt weer mijn kant op.
'Wat wil je dan doen met je nieuwe kansen?' vraagt ze aan me en ze lijkt geïnteresseerd.
Maar eigenlijk twijfel ik eraan of ze oprecht geïnteresseerd is, aangezien ze het daarstraks ook al niet met mij eens leek te zijn.
'En wat vindt je van heidenen?'
Die laatste vraag vind ik raar en ik frons daarom ook even naar haar. Heidenen? Daar wil ik niet eens over nadenken.
'Als ik in Jeruzalem ben, dan heeft God mijn zondes vergeven. Zo kan ik gewoon een nieuwe start maken, vrij zijn van de zondes en die van mijn ouders. En je om op je laatste vraag te reageren. Waarom vraag je naar heidenen? Die doen er niet toe. Ze geloven niet in onze God, wat ik een slecht teken vind, en om niet beïnvloed te worden door zulk soort mensen, zal ik ze altijd mijden. Hoewel er in mijn omgeving geen heidenen zijn.'
Het is toch bespottelijk, dat ze in meerdere goden geloven, of weet ik veel wat ze allemaal doen. Onze Lieve Heer is de enige.
'En als je me nu wilt excuseren, ik ga op zoek naar Albert, om te vragen wanneer we verder gaan lopen.'
Ik sta op van de steen en doe niet eens meer de moeite om wat vuil van mijn kleren af te kloppen. Het heeft toch geen zin. Mijn witte blouseje is helemaal vuil en twee maten te groot en de broek is gelukkig al grijs, maar overduidelijk ook al vies. Ik loop weg van Katarina en ga op zoek naar onze Profeet.
I'm Ellie's & Mitshy's little secret. Rawr.