• 1729, de gouden eeuw van de piraten loopt ten einde en het word moeilijker. De zwaar beladen schepen vormen niet meer zo’n makkelijke prooi als daarvoor, dus zoeken deze piraten een nieuwe en makkelijkere manier om hun prooi alsnog buit te maken. De bemanning van The Ophelia merkt ook dat alles slechter gaat. Het eens zo mooie schip dobbert al een tijdje haveloos rond op de woeste zee, terwijl haar bemanning uitgedund is door verschillende gevechten. Het lot is ze gunstig gezind als ze plotseling op het kleine, maar magische eilandje ‘Lighthouse Cove’ stuiten.
    Het eilandje is maar klein, de wateren om het eiland levensgevaarlijk. Dat is één van de redenen waarom niemand het eiland bezoekt. De trouwe vuurtorenwachter, die al generaties lang door dezelfde mannen word vervuld, loodst alle schepen netjes om het eiland. Het eiland is maar dunbevolkt, met een enkel dorpje dicht bij de vuurtoren en het strand. Voor de rest bestaat het eiland vooral uit een magisch, tropisch bos.
    De komst van de piraten word door sommige als een kleine verademing beschouwt, een afleiding van het dagelijkse leven. De piraten zuipen veel, maken gebruik van alle wat ze tegen komen en lokken de schepen in de val door de vuurtoren te saboteren. Uiteraard is niet iedereen hier blij mee, zoals een deel van de kleine bevolking en natuurlijk de trouwe vuurtorenwachter, die buiten het zicht van de piraten probeert om de schepen veilig weg te krijgen.


    Regels:
    - Lange posts van 200-300 woorden is echt een minimum. Dat houd in dat je minstens 10 of meer regels schrijft, een kort hoofdstuk eigenlijk. Dit houd dus niet in dat je om de regel of om de twee regels een enter doet.
    - Je schrijft in de ik-vorm, met de naam van je personage boven je post.
    - Geen onnodig gequote! Daarvan rekken de pagina’s uit en je hoeft echt niet een reactie te quoten als hij op de vorige pagina staat of als je een reactie op iemand schrijft, al is het al even geleden. Je neemt trouwens zelf maar even de moeite om een reactie terug te zoeken als je dat nodig hebt.
    - Niet off-topic gaan! Je bespreekt dingen maar in iemands gastenboek of via een privé bericht. Kleine dingetjes mogen uiteraard wel.
    - Geen Mary Sues, niemand houd ervan om met perfecte personages te spelen of mensen die zich overal uit weten te redden.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Maximaal 3 rollen.
    - Geen mensen die al snel stoppen, denk daar goed over na voor je jezelf aanmeld. Meld het wel als je afwezig bent of wel wilt stoppen.

    Piraten:
    - Nicholas Elijah Hawkins Hidan - kapitein
    - Alice Gwyn Barwick Assassin - rechterhand
    - Bernadette Mary-Ann Raydel Permission
    - Peyton Locke Neiva
    - Noël Sam Thomson Frodo

    Eilandbewoners:
    - Ezra Gilbert Jenkins Assassin
    - Milan Montgomery Gasai
    - Aurélie Gabrielle du Aquitaine Neiva
    - Milena Cassia Jenkins Hidan
    - Hassu Kins Wiarda

    Rollentopic
    Een kleine map van het eiland.
    Bij het dorpje moet je je zoiets voorstellen.

    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend, de dageraad breekt pas net aan waardoor het nog redelijk donker is. De eilandbewoners doen gewoon hun ding, terwijl de piraten hun plan om de vuurtoren over te nemen helemaal klaar gemaakt hebben. De piraat Peyton Locke heeft de vuurtoren al verkend en verslag uit gebracht bij de kapitein om het plan compleet te maken. Nu hebben ze het schip veilig achter wat rotsen gelegd om vervolgens de vuurtoren over te gaan nemen. De piraten gaan ook naar het dorp en kunnen zelf kiezen of ze zich daar huisvesten of op de boot blijven.


    Your make-up is terrible

    Nicholas Elijah Hawkins, kapitein The Ophelia.
    De jongen knippert even verdwaasd met zijn ogen, maar ik let helemaal er niet meer op hoe onschuldig hij er nu eigenlijk uitziet. Wanneer iemand een woede in me los heeft gelaten, komt die er niet meer zo snel vanaf. Het was zijn eigen schuld om die storm op hem af te laten komen, daar ben ik niet verantwoordelijk voor.
    Hij haalt echter wel zijn armen omhoog, om zo zijn handen om mijn keel te klemmen en heel hard te knijpen, waardoor mijn volgende slag veel minder hard aan gekomen is dan ik eigenlijk wilde.
    Hoewel het me niet echt iets doet, merk ik toch wel dat ik een aantal keer naar adem hap. “Rot op, klootzak.” Komt er wat hoog en onmannelijk uit zijn keel, waar ik dan toch wel een kort, maar vooral humorloos lachje op laat horen. Hoewel ik er wel degelijk de humor van kan inzien: hij vermaakt mij gewoonweg gratis.
    Precies op het moment dat ik weer wil uithalen, spring er iemand op mijn rug. De lichtharige vrouwe, bedenk ik me. Ze slaat haar armen om mijn hals en doet een poging me zo van de jongen af te halen. “Ga van hem af!” Ik grom, maar het vermaakt me eigenlijk wel. Zeker op een bepaalde manier waarin ze mij een viezerig zou noemen. Ja, misschien houd ik wel van vrouwen die hun mond open durven te trekken, maar nog wel dat ik hun superieur ben.
    “Nee.” Grauw ik dus, maar na enkele minuten – ondertussen had ik mijn handen ook om zijn nek gedaan en geknepen – stop ik toch en gooi ruw de dame van mijn rug af en maak me los van zijn handen. Dan klop ik mijn kleding af, alsof hun afval zijn en draai me abrupt om, om van ze weg te lopen. “Scram, insects.” Die vrouw zou ik eigenlijk wel krijgen, daar had ik mijn zinnen al op gezet. Dan loop ik weg naar het schip, maar nog altijd blijf ik op uitkijk staan.

    Mila Jenkins, eilandbewoner.
    Hij was bijna tegen me op gebotst, maar ik merkte het enkel vaag, aangezien ik al te druk bezig was met het verkennen van het prachtige landschap. In de verte kon je de vele bomen en enkele rotsen zien, terwijl het hier omgeven was met het water. Hij zou het ook vast mooi vinden, ernaar kijkende dat hij van de zee hield, het water net zoals ik. Dat was te merken aan zijn adem waar hij abrupt naar moest snakken. Mij benam het de adem ook, ik bleef er altijd maar naar kijken. Ik kon niet geloven dat er mensen waren die dit kapot zouden willen maken, waar dan ook.
          De warmte die van zijn hand had gestraald, voelde ik nog altijd en ik betrapte mezelf erop dat ik diezelfde warmte van zijn huid weer wilde voelen. Ik gaf er echter niet aan toe, er waren nog redenen genoeg dat ik hem eigenlijk niet kon vertrouwen. De rest liet ik maar even terzijde, ik wilde er niets eens over na denken. Zoals ik al verwacht had, wilde hij mij stoppen, maar uiteindelijk deed hij het toch niet. Het deed me goed dat hij dit toch niet deed, misschien had hij door gehad dat ik er toch niet naar zou luisteren. Hoe het vervolgens zou uitpakken, was dan weer mijn eigen verantwoordelijkheid.
          Noël gaat naast me staan, terwijl ik de woorden uitspreek over het landschap dat het prachtig is, iets wat ik ook werkelijk vind. Het drong pas tot me door wat hij zei toen ik naar hem keek. “Dat ben je zeker,” had hij gemompeld. Hij schudde lichtjes zijn hoofd, maar ik wist niet precies wat hij nu van mij verwachtte. Moest ik hier iets op zeggen? Misschien had hij het tegen meerdere vrouwen gezegd en dat was de precieze reden dat ik er dus niets op zei en hem enkel aan keek.
    “Het is perfect Mila.” Ik glimlach, waarbij ik terug kijk naar het uitzicht. De wind speelt zachtjes met mijn donkere haarlokken.
          “Ja, dat is het…” Noël gaat door zijn knieën en zet zich in de kleermakerszit op het gras, waardoor ik even op hem neerkijk. Hij maakt een teken dat ik hetzelfde kan doen en ga daardoor na een enkele minuut ook naast hem zitten. Mijn donkere haren doe ik allemaal weer over één schouder, maar de wind haalt het weer door de war door ermee te spelen. Het geluid van de waterval maakt praten bijna onverstaanbaar, echter als ik abrupt merk hoe Noël naar me toebuigt, schrik ik en schiet iets naar achteren, waardoor ik bijna naar beneden val. Als ik dit echter merk, pak ik hem vast en ga wat bij hem zitten. Ik had niet zo wantrouwig of geschrokken moeten doen. Hierdoor kan Noël nog altijd in mijn oor fluisteren, wat een warm, zacht gekietel op mijn oor achter liet.
          “Bedankt om me mee te nemen. Ik ben bijna overal geweest maar dit… Ik heb nog nooit zoiets gezien.” Ik was nieuwsgierig naar het meer, wat duidelijk te merken was. Toch bleef ik nu wel zitten, zodat hij nog steeds iets dichtbij me zat. “Koester het maar,” grinnik ik zachtjes, maar zeg er verder niets op. “Wil je wat weten?” Mijn blik richt ik op de waterval. “Ik kom hier altijd, als ik wil nadenken of weg wil zijn. Ik wil me vrij voelen, maar op de één of andere manier lijkt dat altijd mis te gaan.” Geef ik toe.

    [ bericht aangepast op 28 dec 2012 - 20:57 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    (Wanneer gaan Noël, Alice en Peyton terug naar het schip?)

    Pirate Noël Sam Thomson

    Mila probeert haar donkere lokken uit haar gezicht te houden, maar dat is tevergeefs. De wind waait telkens weer in haar gezicht en dan laat ze het maar zitten. Precies zoals ik het mooi vind.
    Als ik naar voren buig om datgene in Mila's oor te fluisteren, valt ze bijna van de klif en voor een tel staat mijn hart stil. Snel grijpt ze mijn onderarm vast en komt naast me zitten, wat me weer gerust stelt. Als ik haar vertel dat deze plek de mooiste is die ik ooit heb gezien van alle plekken, zie ik die nieuwsgierige blik in haar ogen weer verschijnen. Het begint me weer eens duidelijk te worden dat ze, net als mij, naar plaatsen wil gaan, dingen wil zien. Nu zit ze vast hier en dat is niet wat ze wil.
    Eén voor één kan ik de puzzelstukjes die Mila's persoonlijkheid vormen, tegen elkaar plakken. Hoewel er nog zoveel zijn die ik niet kan vatten en zeker nog wil leren kennen.
    'Koester het maar.' grinnikt Mila en ik grijns als ik merk dat ik gelijk heb. Ze wil dus inderdaad wat ik wil. 'Wil je wat weten?' ik richt me naar haar en zie hoe haar donkere ogen over het landschap glijden. Alsof ze het koestert, het met alle tederheid behandelt. 'Ik kom hier altijd, als ik wil nadenken of weg wil zijn. Ik wil me vrij voelen, maar op de één of andere manier lijkt dat altijd mis te gaan.' het blijft even stil tussen ons, waarna ik me weer voorover buig. Dit keer zie ik dat ze zich niet verroert. 'Waarom?' vraag ik haar. 'Is er iets dat je gebonden houdt? Hier? Want je lijkt me wel iemand die, wanneer ze dat kan, meteen vertrekt. Wat houdt je tegen?'
    Ik weet dat de tijd verstrijkt en dat ik al lang terug zou moeten zijn bij het schip. Het zou me niet nog minder kunnen boeien. Enkel het hier en nu, Mila en deze prachtige plek, telt.


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Mila Jenkins, eilandbewoner.
    Hij had gezegd dat hij bijna overal geweest is, maar hoe zal het daarbuiten zijn? Ik was nog nooit verder geweest en vanaf mijn geboorte al op dit eiland gebleven. Misschien voel ik me wel ergens onzeker, want wat als het niet is zoals ik me voorgehouden heb, verwacht had? Hoewel ik wist dat ik me daardoor niet mocht laten leiden, het was vast prachtig en dat was de precieze reden waarom ik de wereld in wilde trekken. Ik was zo nieuwsgierig dat ik net als Noël over de zee wilde varen op een schip en verschillende landschappen wilde zien, over de gehele wereld. Waar zou hij allemaal geweest zijn? Zou hij me erover willen vertellen? Ik weet zeker dat ik alles wil weten: verhalen die hij mee gemaakt had en fantasieën over droomachtige plaatsen.
    De grijns op Noël zijn lippen staat hem, maar ik weet nog altijd niet hoe ik het op zou moeten vatten, want de verhalen over piraten staan me wel bij. Hij richt me naar mij toe wanneer ik begin te praten en mijn ogen over het prachtige landschap laat glijden. Na mijn woorden blijf het iets stil, al is dat het nooit echt, aangezien het geruis van het water doordringt. Toch voel ik de kalmte me overstromen en laat hierbij zelfs mijn ogen kort dichtgaan, terwijl ik wat rechter ga zitten en de lucht diep inadem. Dan hoor ik zijn stem weer, maar dit keer schrik ik niet. Het voelt wel fijn, weer dat zachte gekietel bij mijn oor. Ik verroer me dan ook niet.
    “Waarom?” vraagt hij mij. “Is er iets dat je gebonden houdt? Hier? Want je lijkt me wel iemand die, wanneer ze dat kan, meteen vertrekt. Wat houdt je tegen?” Kalm lik ik even met mijn tong over mijn rozige, volle lippen, maar hoewel hij me die vragen had gesteld, richtte ik me niet direct op hem. Langzaam aan kijk ik dan toch en zeg, dit keer met een serieuze blik in mijn ogen: “Dit eiland houd me gebonden,” zeg ik uiteindelijk. “Ik woon hier al mijn hele leven, iemand moet ervoor vechten, het beschermen… Hoe zal het zijn als ik weg ben? Het lijkt alsof er dan een stukje van mij weg is gegaan.” Dan knipper ik enkel met mijn ogen en een klein glimlachje siert mijn lippen, terwijl ik dit keer diegene ben die naar hem voorover buigt. “Toch zal dat me niet tegen houden om de wereld te verkennen. Ik wil plaatsen zien, bewonderen… Wil jij dat? Dat ik stiekem met je mee ga?” Glimlach ik uitdagend en lichtelijk ondeugend, om zo zijn reactie te peilen.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Pirate Noël Sam Thomson

    Als ze even haar ogen sluit en rechter gaat zitten, streelt haar bovenarm kort tegen die van mij. Het is maar een kort moment, toch wil ik het nog eens.
    Wanneer ik mijn vraag heb gesteld, zwijgt ze even. Bewust of onbewust laat ze haar tong over haar lippen glijden, wat me eventjes serieus afleidt. Ik moet met mijn hoofd schudden om me terug op haar ogen te concentreren en niet op die lokkende, zachtrode lippen.
    'Dit eiland houdt me gebonden.' zegt ze uiteindelijk, terwijl ze me aankijkt. De nieuwsgierige, levendige blik is verdwenen en ingeruild voor een serieuze. Ik weet dat ze voor honderd procent meent wat ze zegt. 'Ik woon hier al mijn hele leven, iemand moet ervoor vechten, het beschermen… Hoe zal het zijn als ik weg ben? Het lijkt alsof er dan een stukje van mij weg is gegaan.' Ze is zo'n uitbundig en vrij mens en heeft nog nooit een voet verder gezet dan dit eiland? Hoe is dat mogelijk? Ik zou gek worden als ik mijn hele leven op één plaats zou moeten blijven. Me binden aan alles rond me en het dan misschien niet meer los kunnen laten. Mijn hele leven op het rottige land dat ik achter heb gelaten... ik kan er niet eens aan denken.
    Er bekruipt me een gevoel dat ik eerst niet kan plaatsen, maar daarna herken. Medelijden. Medelijden met dit prachtige meisje voor me, dat ik amper ken en die me zo intrigeert.
    Ze knippert even met haar ogen en glimlacht kort, terwijl zij nu naar voren buigt. Een walm van haar geur - een soort parfum of haar natuurlijke - komt me tegemoet. 'Toch zal dat me niet tegen houden om de wereld te verkennen. Ik wil plaatsen zien, bewonderen… Wil jij dat? Dat ik stiekem met je mee ga?' Ik denk er even over na. Dat zou niets voor mij zijn, ik kom en ga, alles achterlatend en enkel herinneringen met me mee nemend. Maar zij...
    Ik stel het me voor, Mila op het schip. De ruwe piraten, de grove opmerkingen, de dagen zonder zeep of erger; voedsel. Natuurlijk zou het zalig zijn om haar die dingen te kunnen tonen, maar die gruwel die ik ondertussen gewend ben, laten ondergaan?
    'Als ik mijn eigen schip had, vertrokken we nu meteen.' zeg ik samenzweerderig. Alsof het ons klein geheimpje is. 'Dan zaten we nu al op zee en kon ik je dingen laten zien Mila, onvoorstelbaar...' maar dan schud ik mijn hoofd, om de droom te laten verjagen. 'Maar spijtig genoeg heb ik dat niet en ben ook ik gebonden. Aan een schip, aan een kapitein... ik denk dat niemand helemaal vrij kan zijn.' dan lach ik ietwat meewarrig. 'Hoewel dat precies is wat ik wil.' ik wil haar vertellen welk beeld ik in mijn hoofd heb, dat ik haar zo zou meenemen naar andere landen als ik het kon. Maar volgens mij weet ze al precies wat ik bedoel.


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Mila Jenkins, eilandbewoner.
    De vraagtekens staan in zijn ogen, het is gemakkelijk te zien dat hij er niets van begrijpt. In elk geval niets begrijpt van het feit dat ik nooit van dit eiland ben geweest. Al zou ik dat eerlijk gezegd tot op de dag van vandaag ook niet gewild hebben. Noël is hetzelfde als mij op dat vlak, ik weet dat hij zich net zoals mij vrij wil voelen. Ondanks dat hij al meerdere plaatsen gezien heeft, waar ik nog altijd erg nieuwsgierig naar ben en die blik ligt ook in mijn donkerbruine ogen.
          Ik was naar hem toe gebogen, wilde weten wat dit voor effect op hem zou hebben, maar hij leek zich nog prima in te houden. Misschien moest ik hem inderdaad wantrouwen, maar al bij al kende ik hem pas net en was dat ook logisch. Waarom nam ik hem dan mee naar deze plek? Het plekje dat een stukje magie had, welke duidelijk te zien was. Het was duidelijk dat Noël erover na dacht, over mijn vragen en opmerkingen. Uiteindelijk zei hij: “Als ik mijn eigen schip had, vertrokken we nu meteen.” De samenzweerderige toon waarmee hij het zei, liet me denken alsof het ons kleine geheimpje was, iets waardoor ik ook lichtelijk moest glimlachen.
          “Dan zaten we nu al op zee en kon ik je dingen laten zien Mila, onvoorstelbaar…” Ik droom al weg op het moment dat hij begon te praten, stelde me voor dat hij en ik op een groot, mooi schip waren om de zeeën te verkennen en landen die ik nog nooit had gezien. Hij kende vast bijna alle mooie plekjes, hoewel het me niet zou verbazen als er ook vreselijke tussen zaten. Zwarte gaten waar mensen kwamen die ik niet kon bevatten, maar het was niet aan mij hun lot te bepalen. Hoe zou het zijn, op een schip? De droom werd verstoord doordat Noël met zijn hoofd schudde.
          “Maar spijtig genoeg heb ik dat niet en ben ook ik gebonden. Aan een schip, aan een kapitein... ik denk dat niemand helemaal vrij kan zijn.” Hij lacht meewarig. “Hoewel dat precies is wat ik wil.” Ik knik, ik snap precies wat hij wil, want dat is ook wat ik wil. Andere landschappen, vrijheid, niet iemand die je dingen verbood te doen. Ik zucht diep en dromerig en pak onbewust zijn hand glimlachend vast, terwijl ik me achterover laat vallen. De donkere haarlokken krullen om mijn hoofd en het past mooi bij mijn gebruinde huid. Met lichtjes in mijn donkere ogen kijk ik naar de lucht die allerlei kleuren blauw met zich mee brengt.
          “Het is vast mooi om al die plekken te kunnen zien… Vertel me erover, Noël.” Volgens mij had ik nu voor de eerste keer zijn naam uitgesproken, één van de eerste keren. “Vertel me over je dromen en de prachtige landschappen die je hebt gezien, ik wil ze weten.” Fluister ik dan in zijn oor, omdat ik hem ondertussen naast me heb getrokken.

    [ bericht aangepast op 28 dec 2012 - 22:20 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Pirate Noël Sam Thomson

    Ineens pakt Mila mijn hand vast en weer ben ik verrast door haar koele huid en hoe groot de mijne lijkt tegenover haar hand. Ze glimlacht en laat zich achterover vallen, waardoor haar donkere krullen verspreid liggen op het gras. Haar ogen zijn gericht op de blauwe lucht terwijl de mijne gericht zijn op haar. God, ik weet niet of ik ooit zo iemand als haar ontmoet heb.
    Bijna automatisch laat ik mijn vingers strelend over de palm van haar hand gaan. Een gewoonte omdat mijn moeder het vroeger bij me deed. Het werkte bij mij altijd geruststellend, alsof ik altijd op haar kon bouwen, wat er ook was. Mila trekt me naar zich toe en ik ga naast haar liggen. Ik ben me heel erg bewust van haar dij tegen die van mij en hoe dun de stof is die ertussen zit. Ik zie het ritme van haar ademhaling door haar borst die gestaag op en neer gaat en word er rustig van.
    'Het is vast mooi om al die plekken te kunnen zien…' zegt ze dromerig. Ik knik glimlachend. Dat is het zeker. 'Vertel me erover, Noël.' Het is raar om te horen hoe zij mijn naam uitspreekt, met die rare tongval van haar. Het is de eerste keer dat ze die noemt en het klinkt zo.. teder.
    Mila brengt haar lippen naar mijn oor en ik voel ze kort langs mijn nek strijken. 'Vertel me over je dromen en de prachtige landschappen die je hebt gezien, ik wil ze weten.' zegt ze me, op een verlangende toon. Ik zucht even, leg me anders en kijk dan ook naar de lucht.
    'Waar je ook heen gaat, alle plaatsen zijn anders. Het landschap is anders, de mensen zijn anders, de gewoontes zijn anders. En dat is wat ik er zo leuk aan vind.' ik slik even en sluit kort mijn ogen ,waarna ik ze weer open. 'Ik ben bijvoorbeeld in een zuiderlijk land geweest waar het land heel droog was en de mensen dansten om de regen te laten komen. Ze vonden ons bezoek niet erg amusant.' ik grinnik bij de herinnering. 'En die ene keer... Dat had je moeten zien Mila. Het was niet zo mooi als hier maar het komt zeker op de tweede plek. Een groot woud, vol geluiden, kleuren en geuren. Allemaal dingen die je nog nooit gezien hebt. Het regenseizoen was pas geweest en alles stond ik bloei.' Ik hoor hoe de toon in mijn stem verandert als ik eraan terug denk. 'Dat is zeker de eerste plek waar ik je mee naar toe neem.' fluister ik. 'De eerste die ik aan je laat zien.'


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Mila Jenkins, eilandbewoner.
    Wanneer ik zijn hand had vast gepakt, had ik wel degelijk weer opgemerkt hoe klein mijn hand was in die van hem. Toch voelde het zo vertrouwd en beschermd, waardoor ik zijn hand ook niet meer los liet. De warmte ervan liet me denken aan een zonnestraal die je op je huid kreeg. Zou hij dat voor mij zijn? Ergens voelde ik een gevoel van teleurstelling door mijn lichaam gaan, mijn blik was voor enkele tellen op hem gericht, voordat ik deze terug had gedwaald naar de blauwe lucht. Ik wist niet eens waar de teleurstelling vandaan kwam, dat zal ik nog uit moeten zoeken. Bewust was ik er wel van dat zijn ogen op mijn gezicht waren gericht, het deerde me echter niet. Ik deed alsof ik het niet merkte, omdat ik er anders misschien nerveus door zou worden.
    De streling die hij met zijn vingers over de palm van mijn hand liet gaan, voelde goed, geruststellend en ik werd er kalm door. Het gevoel van teleurstelling verdween en ik zuchtte diep, terwijl ik mijn ogen dichtdeed. Ik had een goed gevoel over hem, wat ik lang niet over iedereen had, waardoor ik dit dus kon maken. Hij zou me niet aan vallen, waarom had hij me anders zo vast, liet hij me anders voelen alsof we samen de wereld zouden zien? Ondertussen had ik hem al naast me getrokken en grinnikte zacht door het feit dat hij toen naast me ging liggen. Zijn dij lag tegen die van mij aan en ik voelde de warmte door het dunne stofje van mijn jurkje. Dromerig begin ik te praten, mijn ogen geopend.
    Verlangend en vooral heel nieuwsgierig fluisterde ik in zijn oor dat ik erover wilde weten. Noël zuchtte even, legt zich anders en kijkt ook naar de lucht, maar ik blijf naar hem kijken wanneer hij begin te praten. Ik betrap mezelf er zelfs op dat ik dit keer zijn manier overneem en met mijn vingers over de palm van zijn hand streel. “Waar je ook heen gaat, alle plaatsen zijn anders. Het landschap is anders, de mensen zijn anders, de gewoontes zijn anders. En dat is wat ik er zo leuk aan vind.” Hij slikt even en sluit kort zijn ogen, waarna hij ze weer opent. “Ik ben bijvoorbeeld in een zuidelijk land geweest waar het land heel droog was en de mensen dansten om de regen te laten komen. Ze vonden ons bezoek niet erg amusant.” Hij grinnikt, waardoor ik veronderstel dat hij eraan terug denkt.
    “En die ene keer... Dat had je moeten zien Mila. Het was niet zo mooi als hier maar het komt zeker op de tweede plek. Een groot woud, vol geluiden, kleuren en geuren. Allemaal dingen die je nog nooit gezien hebt. Het regenseizoen was pas geweest en alles stond ik bloei.” De toon in zijn stem veranderd wanneer hij eraan denkt, merk ik op, het klinkt een beetje dromerig, alsof hij er ook heel graag naar terug wil. “Dat is zeker de eerste plek waar ik je mee naar toe neem.” Fluistert hij. “De eerste die ik aan je laat zien.” De manier waarop hij over al die plekken had gepraat, het liet me glimlachen met een dromerige blik in mijn donkere ogen. Ik richt mijn blik op de blauwe lucht en zucht diep. “Je kunt het aan me laten zien, Noël.” Fluisterde ik.
    “Ik wil het zien, zo graag…” Weer die verlangende toon in mijn stem, maar toen kwam Noël in mijn gedachten terwijl. Hierdoor wist ik waardoor ik opeens zo teleurgesteld was. Zijn aanblik… hij was duidelijk enkele jaren ouder dan ik was, dit is allemaal heel fout en dat bedenk ik me nu. Snel liet ik zijn hand dan ook los. “Je bent ouder dan mij, Noël…” merk ik dan zo nonchalant mogelijk op, al klonk er nog wat anders in mijn stem. Al zou leeftijd niet uit moeten maken voor vriendschap… Het was vriendschap, toch?


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    (we gaan door tot in de late uurtjes, olé!)
    Pirate Noël Sam Thomson

    Pas als ik klaar ben met praten, merk ik dat Mila's strelende vingers nu dezelfde beweging maken op de palm van mijn hand. Ik voel me zo rustig onder het warme licht van de zon, het ruisen van de waterval en haar hand in die van mij. Ik zie haar glimlachen als ik gedaan heb met vertellen.
    'Je kunt het aan me laten zien, Noël.' fluistert ze en ik zwijg. Natuurlijk zou ik dat kunnen, maar niet onder deze omstandigheden. Oh, had ik maar mijn eigen schip. Geen gezag over me heen, niemand waarmee ik rekening mee moet houden. Ik zou gewoon Mila mee kunnen nemen, haar geven wat haar hartje begeert. Iets wat ineens heel belangrijk lijkt.
    'Ik wil het zien, zo graag…' Haar verlangende toon is weer terug en ik kan gewoon voelen dat er niets is dat ze liever wil. Misschien ooit... het zou zomaar kunnen, op een dag. Ik kan het al helemaal voor me zien, met de fantasie die me al vaker heeft gered van eenzame nachten of posten waarbij de vermoeidheid je begon te slopen. Ik zou dag en nacht werken aan mijn eigen schip en zodra ik klaar zou zijn, ging ik naar haar huis - die ik nu maar zie als een eenvoudige hut, aangezien ik het dorp nog niet in ben geweest - en verras haar. De fantasie is zo duidelijk en helder, alsof het een herinnering zou kunnen zijn. Mijn mondhoeken krullen omhoog bij mijn eigen waanzin.
    Ineens voel ik hoe Mila haar hand uit de mijne trekt en ik open mijn ogen, die blijkbaar dicht zijn gevallen. Ik frons mijn wenkbrauwen. Wat is er aan de hand?
    'Je bent ouder dan mij, Noël...' merkt ze ineens op, met een zogenaamde nonchalante toon. Toch trap ik daar niet in.
    Zo weinig woorden die zoveel zeggen. Zij heeft het dus ook gemerkt... het is niet enkel de magie van de eerste ontmoeting of vriendschap tussen ons. Het is meer en daar maakt ze zich nu zorgen om. Ik zucht en ga recht zitten, zodat ik op haar neer kijk.
    'Mila... leeftijd is maar een getal.' ik snap niet waarom ze dit erg vind, maar ga door. 'Het aantal jaren dat ik geleefd heb... is dat nu echt belangrijk? Hetgene dat je hebt meegemaakt, dat is wat telt. De dingen die jij nog niet hebt meegemaakt, wil ik je laten zien.' ik zwijg even en neem haar hand vast, waarna ik die op mijn borst leg. 'In mijn hart ben ik even oud als jou. Ik wil hetzelfde als jou.' zeg ik zacht. 'Is dat dan niet wat je wilt? Reizen? Dingen zien?' ik kijk rond me, laat zien wat ik zie. 'Vrij zijn?'


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien


    Het zachte gevoel van zijn strelende vingers die over mijn handpalm gleden voelden nog steeds goed, waardoor ik dus ook begonnen was en mezelf afvroeg of ik dat effect bij hem had. Op dat ene moment voelde ik me kalm, zelfs vrij door de natuurgeluiden die rond ons afspeelden. De wijde wereld in, goh, wat zou ik dat graag willen, met iemand aan mijn zijde of niet. Ik wil plekken zien die net zo prachtig zijn als deze, zelfs als er barbaren zijn. Ik voel me gebonden met dit eiland, maar dat komt omdat ik hier al mijn hele leven woon en niets anders ken. Dan is er dat gevoel van bescherming voor dit eiland, want zullen de mensen hier op dezelfde manier naar kijken als ik? Noël leek het wel te snappen, waardoor ik me instant naar hem toe was getrokken, alsof er een klik was. Ik had dus toch gelijk gehad, dat speciale gevoel was er.
          Hij zwijgt wanneer ik fluister dat hij het aan mij kan laten zien, het was met een zachte, verlangende fluistertoon gezegd. Waarschijnlijk zou hij al weten dat ik dit heel graag wil. Even geen verplichtingen, waaraan ik niet eens wil denken. Ik vroeg me af of Ezra er weet van had, maar ik praatte er met hem niet over, met niemand eigenlijk – behalve onze vader natuurlijk. Het was zijn idee, zijn plan om mij aan mijn responsabiliteit te voldoen, aangezien ik tot nu toe enkel roekeloos en impulsief had geleefd. Geen zorgen aan mijn hoofd en van alles weglopen, zei hij, dat waren zijn woorden toen de bom daarna viel. De gedachte daar alleen al aan liet me terug gaan naar die herinnering.

          Kalm zat ik bij een rivier, waarvan de kleur zo helder was dat je de vissen zag zwemmen. Ik glimlachte door dit geval, doordat de vissen vrij leken te zijn. Geen verantwoordelijkheden waar ze aan moesten attenderen of zorgen aan hun hoofd, maar ik wist dat de vis nooit mee zou gaan met de stroom. Wanneer je dit zou denken, zouden ze expres tegen de stroom ingaan, alsof ze het wisten. In dat opzicht leken ze nogal op mij, hoewel dat moment misschien ook van mij werd af genomen.
          ‘Milena.’ Het was een mannelijke stem die ik maar al te goed kende als mijn vader, dus stond ik langzaam op bij de rivier en draaide me om. Het was hem inderdaad, maar de blik op zijn gezicht vertelde me dat er iets aan de hand was welke ik vast niet leuk zou vinden. Daarop stelde ik me dan ook in, aangezien ik hem afwachtend en lichtelijk nieuwsgierig aankeek. ‘Wat is er, vader?’ Je hoort met respect te spreken tegen je ouders, in elk geval deed ik dat altijd. Mijn hart klopte wat sneller, echter probeerde ik er niet op te letten. Ik stelde me in op de stappen die mijn vader naar voren zette tot hij voor me kwam en zijn hand op mijn schouder legde.
          ‘Ik zal morgen weer weggaan naar het buureiland.’ Een enkele knik liet hem weten dat ik hoorde wat hij zei en bevestigde dat hij verder kon praten, wat hij dan ook deed. ‘Dit keer zal het anders zijn, het is nu niet alleen om bevriend te worden…’ Ik fronste kort, omdat ik het ook echt niet snapte en verwachtte iets in de zin van dat hij nog langer weg zou blijven, maar mijn vader glimlachte enkel. Waarom glimlachte mijn vader over zoiets? Had ik nog gedacht, omdat ik het werkelijk niet snapte. Hij liet zijn arm naast zich neer vallen en maakte zijn glimlach nog groter. ‘Iets spannends staat er te gebeuren.’ Een oorlog? In gedachten schudde ik mijn hoofd. Nee, dan zou hij zeker niet geglimlacht hebben. ‘Echt, wat is het?’ Door de enthousiaste bui van mijn vader kreeg ik ook een glimlach op mijn gezicht. Dit zou enkel goed zijn, dat dacht ik tenminste.
          ‘Ik zoek een man voor je en ik heb er al één op het oog. Hij zal je hand vast vragen, Milena.’ De moed zonk er in mijn schoenen. ‘Wat?’ sprak ik, maar het kwam er niet harder uit dan een gefluister. ‘Het word tijd dat je standvastig staat, Milena. De mensen mogen niet uitsterven hier en het is belangrijk dat je een goede man vind.’ Hard beet ik op mijn lip, maar schudde mijn hoofd toen. ‘Ik wil me niet schikken, ik wil me niet binden aan iemand. Vader, je kunt me dat niet afnemen.’ Hij schudde echter zijn hoofd en zuchtte diep. Het zou er sowieso aan komen dus. De volgende ochtend was hij weg gegaan. Al een paar maanden is hij weg, dus zou hij elk moment weer terug kunnen komen, maar luisterde dan niemand wat ik wilde? Vrijheid, dat is alles wat ik vraag. Ik ga voor enkel risico opzij, mij kun je niet dwingen. Toch was mijn vader, dat precies gelukt.


          Daarom had ik ook deels mijn hand weg getrokken uit de warme hand van Noël. Ik wil me geborgen voelen bij iemand, maar hoe zou dat lukken als ik aan iemand gebonden zou worden die ik nog niet eens kende? Noël zuchtte en ging recht zitten, zodat hij op mij neer kijkt. Wat wilde ik graag dat ik gewoon met hem mee kon, het nest verlaten en dingen zien. ‘Mila… leeftijd is maar een getal.’ Met nieuwsgierige ogen, maar een ietwat verslagen blik erin keek ik naar hem op. De donkere krullen omringden nog steeds mijn gezicht.
          ‘Het aantal jaren dat ik geleefd heb… is dat nu echt belangrijk? Hetgene dat je hebt meegemaakt, dat is wat telt. De dingen die jij nog niet hebt meegemaakt, wil ik je laten zien.’ Kon dat maar, dacht ik. Ik wil mezelf niet buigen voor de plichten die ik moet doen, die mijn vader wil dat ik doe. Noël zwijgt even en neemt mijn hand weer vast, waarna hij deze op zijn borst legt. Het kloppen van zijn hart voel ik zachtjes tegen mijn hand aan, waardoor ik kort mijn ogen sluit. ‘In mijn hart ben ik even oud als jou. Ik wil hetzelfde als jou.’ Zegt hij zacht. ‘Is dat dan niet wat je wilt? Reizen? Dingen zien?’ Ik had mijn ogen open gedaan hierop. Hij keek rond zich, laat zien wat hij zag. ‘Vrij zijn?’
          Hij snapte het niet, maar hoe kan hij dat ook? Hij wist niet eens wat er speelde. ‘Dat is het enige wat ik wil…’ sprak ik, duidelijk in gedachten en met een verslagen toon. Mijn hand liet ik van zijn borst af dwalen en stond op, tegelijkertijd dat ik zachtjes zong. ‘Mijn leven is van mij…’ Ik keek het landschap over en zette een paar stappen naar achteren, zodat ik steeds meer bij Noël vandaan kwam. Eigenlijk zou ik mijn broer moeten opzoeken, kijken of hij ervan af wist, maar ik wilde het niet. Ik wilde niet over de plichten praten welke van mij verwacht werden. Dit was nog steeds mijn eigen leven, echter leek niemand dit te snappen.
          ‘Ik moet maar eens gaan…’ fluisterde ik, draaide me al om, om weg te lopen.

    [ bericht aangepast op 29 dec 2012 - 15:01 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    (JE BENT GEK)

    Pirate Noël Sam Thomson

    Ik zie hoe Mila's blik ineens afwezig wordt. Ze staart naar één punt - de rand van de klif - en laat die voor een lange tijd niet los. Haar ogen gaan niet rond zoals gewoonlijk, zelfs haar constante, kleine bewegingen stoppen voor dat ene moment. Ik weet niet waar ze aan denkt, maar wel dat het al haar aandacht opeist en dat het haar zorgen baart. Want ineens staan haar ogen donkerder dan ik ze tot nu toe gezien hebben en er verschijnt een peinzende blik in. Een beetje verloren. Het doet me om één of andere manier denken aan een hertje, of een ree, die verloren is gelopen en de weg niet meer terug kan vinden.
    Steeds maar weer gaat dezelfde vraag door mijn hoofd: Wat is het dat haar zo'n zorgen baart?
    Als ik rechter ga zitten, verdwijnt het weer en worden haar ogen die kleur die ik kan herkennen; kastanjebruin. De kleine denkrimpel een stukje boven haar wipneus verdwijnt en ze kijkt naar me op. Ergens zie ik nog wel de gevoelens die door haar heen gingen, maar ze glippen zo snel weg dat ik er maar een glimp van kan opvangen. Een soort... verlangen? Ik kan het niet goed plaatsen en laat het gaan. Want nu verschijnt de nieuwsgierigheid die haar constant lijkt te bezitten weer, hoewel er nog steeds een verslagen blik in haar ogen rust.
    Terwijl ik haar vertel over mijn droom, onze droom, is ze stil en luistert. De belovende woorden rollen zo over mijn lippen terwijl mijn ogen haar opnemen. Haar donkere haren - een tint donkerder dan haar ogen, kleine zomersproetjes die bijna niet te zien zijn en haar lange wimpers die bijna tegen haar jukbeenderen aankomen als ze knippert. Er zijn beelden waar je lang naar moet kijken, voor je de pure waarheid erachter kan ontdekken. Mila is zo'n beeld. De onschuld van haar kindertijd die al stilletjes aan verdwijnt, het duidelijk zichtbaar verlangen om hier weg te komen en... datgene dat ik niet kan vatten. Hoe vaak ik ook mijn ogen over haar gezicht laat glijden, dit stukje van de puzzel blijft onopgelost.
    Als ik haar vertel over de dingen die ik kan verwezenlijken, reageert ze precies zoals ik verwacht. 'Dat is het enige dat ik wil...' zegt ze duidelijk. Toch verschijnt die droevige blik weer en laat ze haar hand afdwalen. Bij mijn buik neemt ze hem weer terug en staat op. Ik wacht er even mee omdat ik niet wil dat ze de teleurstelling ziet. Als dit is wat ze wilt, wat is het dan dat haar zo tegen houdt?
    Ineens klinkt haar liefelijke stem over het gebulder van de waterval heen en ik moet wel omhoog kijken. Ze zingt. 'Mijn leven is van mij...' het is niet zoals de vrouwen in mijn thuis land, die alles doen om zo'n trilling in hun stem te krijgen. Het klinkt zo puur, als een vogeltje. Even kijkt ze rond zich, en stapt dan achteruit, bij mij vandaan.
    ‘Ik moet maar eens gaan…’ fluistert ze en draait zich om. Dan pas kom ik in actie en sta direct op, waarna ik haar achterna kom. Ik neem haar hand vast, zodat ze zich wel om moet draaien en druk haar tegen de stam van een boom. Ik houd nog genoeg afstand, maar boor mijn blik in die van haar.
    'Als je wil gaan, ga dan. Ik zal je niet tegen houden. Maar er is iets met je Mila, ik kan het zien. Ik wil je helpen, ik-' ik schud even mijn hoofd. 'Ik hoop gewoon dat dit', ik wijs naar ons beiden. 'niet enkel iets voor mij betekend, maar ook voor jou.' dan laat ik haar hand los en loop zelf weg.

    [ bericht aangepast op 29 dec 2012 - 15:29 ]


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Erza Giilbert Jenkins

    Zijn volgende slag komt minder hard aan dan de vorige, waarschijnlijk door mijn armen om zijn keel, maar het doet alsnog heel veel pijn en volgens mij krijg ik wel enkele blauwe plekken in mijn gezicht. Ik hoop maar dat het niet gebeurt en dat Mila er niets van merkt. Het is de laatste tijd net zo rustig qua gevechten en woede uitbarstingen. Alsof ze me gaat geloven als ik zeg dat een wit-harige man met een schip Aurélie probeerde mee te nemen. Hij hapt toch een paar keer naar adem, maar verder lijkt het hem niets te doen.
    Als ik onmannelijk naar het piep, komt er een kort, maar vooral humorloos lachje uit zijn mond. Ja, lach maar, alsof nog niet genoeg mensen dat doen. Ze plagen mij altijd met het feit dat ik er nog altijd uitzie als een veertienjarig en dit écht geen vrouwen trek. Enkele van mijn oude vrienden hebben allang kinderen, anderen hebben al bijna een vrouw. Ik nog niet, natuurlijk niet.
    Hij lijkt weer uit te willen halen, waardoor ik mijn ogen stijf dichtknijp, maar er gebeurd niets, ik voel geen slag op mijn lichaam. Ik voel wel iets anders en als ik mijn ogen open, is het Aurélie die op zijn rug is gesprongen. Wauw, dit vind ik nog wel wat voor haar en het lijkt me niet iets wat ze normaal gesproken gedaan zou hebben. Hier zal ik haar maar flink voor bedanken. Ze slaat haar armen om zijn nek heen en doet zo een poging om hem van mij af te halen. "Ga van hem af!" Hij gromt naar haar, maar ik kijk haar enkel dankbaar aan. Ik hou het niet langer, de woede is groot en deels weg getrokken en heeft plaats gemaakt voor paniek.
    "Nee." grauwt hij, maar na enkele minuten – ondertussen heeft hij zijn handen ook om mijn nek gedaan en geknepen waardoor ik hem wel losser moest laten en langzaam rood en paars aan begin te lopen – stopt hij toch en gooit ruw Aurélie van zijn rug af en maakt zich los van mijn slappe handen. Dan klopt hij zijn kleding af, alsof wij afval zijn en draait zich abrupt om, om van ons weg te lopen. "Scram, insects." Ik zuig de lucht dankbaar in mijn longen en mijn keel brand want, maar ik spring al snel overeind om Aurélie overeind te helpen.
    "Bedankt." glimlach ik dan ook naar haar als ik haar handen vastpak en haar overeind trek. Mijn gezicht voelt beurs aan, misschien moet ik er zo maar iets koels opleggen. "Wil je nog steeds naar het schip?" vraag ik dan op een wat plagerige manier, om de spanning weg te halen, terwijl ik de witharige man nakijk. Nou ja, zijn haar is niet écht wit, maar komt er toch wel heel dicht bij in de buurt.


    Your make-up is terrible

    Houden jullie het nog wel een béétje realistisch?


    Your make-up is terrible

    Ja, Nikki. Mila gaat nu terug naar het dorpje om haar "plichten" over te nemen van Ezra. [a]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Aurélie Gabrielle du Aquitaine
    Als ik tegen de barbaar zeg dat hij van Ezra af moet gaan gromt hij. 'Nee,' grauwt hij. Als ik over zijn schouder heen kijk zie ik dat Ezra me dankbaar aankijkt. Dat mag ook wel. Als hij niet zo dom was geweest hem te slaan, dan had ik ook niet op de rug van de vieze man hoeven te springen. Ik had dat nu natuurlijk ook niet hoeven doen, maar ik kon de man lastig Ezra in elkaar laten slaan en er zelf naar staan kijken.
    Ik zucht geïrriteerd en zet dan mijn nagels hard in de schouders van de man. 'Ik zei dat je van hem af moest gaan, smeerlap!' sis ik. De man luistert echter nog steeds niet en sluit zijn handen rond Ezra's keel. Ezra begint steeds roder te worden waardoor ik bang word dat hij elk moment kan stikken. Na een paar minuten stopt de man toch, gooit hij me ruw van zijn rug af en maakt hij zich los van Ezra's handen. Zijn kleding klopt hij af, alsof Ezra en ik hier de vieze mensen zijn. Hufter. Hij kan beter eerst zelf eens in de spiegel kijken. Plots draait hij zich om en loopt hij weg. 'Scram, insects.' Ik snuif minachtend. 'Beter een insect dan een vieze rat!' snauw ik hem na.
    Ik hoor Ezra lucht in zijn longen zuigen, maar als ik opzij kijk zie ik dat hij overeind springt er naar me toe loopt. 'Bedankt,' glimlacht hij terwijl hij mijn handen vastpakt en mij overeind trekt. Zodra ik rechtop sta veeg ik het zand van mijn jurk. Ik ben nooit een fan geweest van zand. Bah. 'Je had niet tegen hem moeten zeggen dat ik van een hoge stand ben,' brom ik iets beschuldigend.
    'Wil je nog steeds naar het schip?' vraagt hij vervolgens plagerig terwijl hij de man nakijkt. 'Ik wil naar huis, dat is wat ik wil,' zeg ik waarna ik me omdraai en richting het dorp begin te lopen.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    (nogmaals; wanneer gaan Alice en Peyton naar het schip? Kan ik ze onderweg tegen komen?

    + sorreuh Nikki, iets teveel laten meeslepen )


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien