• 1729, de gouden eeuw van de piraten loopt ten einde en het word moeilijker. De zwaar beladen schepen vormen niet meer zo’n makkelijke prooi als daarvoor, dus zoeken deze piraten een nieuwe en makkelijkere manier om hun prooi alsnog buit te maken. De bemanning van The Ophelia merkt ook dat alles slechter gaat. Het eens zo mooie schip dobbert al een tijdje haveloos rond op de woeste zee, terwijl haar bemanning uitgedund is door verschillende gevechten. Het lot is ze gunstig gezind als ze plotseling op het kleine, maar magische eilandje ‘Lighthouse Cove’ stuiten.
    Het eilandje is maar klein, de wateren om het eiland levensgevaarlijk. Dat is één van de redenen waarom niemand het eiland bezoekt. De trouwe vuurtorenwachter, die al generaties lang door dezelfde mannen word vervuld, loodst alle schepen netjes om het eiland. Het eiland is maar dunbevolkt, met een enkel dorpje dicht bij de vuurtoren en het strand. Voor de rest bestaat het eiland vooral uit een magisch, tropisch bos.
    De komst van de piraten word door sommige als een kleine verademing beschouwt, een afleiding van het dagelijkse leven. De piraten zuipen veel, maken gebruik van alle wat ze tegen komen en lokken de schepen in de val door de vuurtoren te saboteren. Uiteraard is niet iedereen hier blij mee, zoals een deel van de kleine bevolking en natuurlijk de trouwe vuurtorenwachter, die buiten het zicht van de piraten probeert om de schepen veilig weg te krijgen.


    Regels:
    - Lange posts van 200-300 woorden is echt een minimum. Dat houd in dat je minstens 10 of meer regels schrijft, een kort hoofdstuk eigenlijk. Dit houd dus niet in dat je om de regel of om de twee regels een enter doet.
    - Je schrijft in de ik-vorm, met de naam van je personage boven je post.
    - Geen onnodig gequote! Daarvan rekken de pagina’s uit en je hoeft echt niet een reactie te quoten als hij op de vorige pagina staat of als je een reactie op iemand schrijft, al is het al even geleden. Je neemt trouwens zelf maar even de moeite om een reactie terug te zoeken als je dat nodig hebt.
    - Niet off-topic gaan! Je bespreekt dingen maar in iemands gastenboek of via een privé bericht. Kleine dingetjes mogen uiteraard wel.
    - Geen Mary Sues, niemand houd ervan om met perfecte personages te spelen of mensen die zich overal uit weten te redden.
    - 16+ en al het bijbehorende is toegestaan.
    - Maximaal 3 rollen.
    - Geen mensen die al snel stoppen, denk daar goed over na voor je jezelf aanmeld. Meld het wel als je afwezig bent of wel wilt stoppen.

    Piraten:
    - Nicholas Elijah Hawkins Hidan - kapitein
    - Alice Gwyn Barwick Assassin - rechterhand
    - Bernadette Mary-Ann Raydel Permission
    - Peyton Locke Neiva
    - Noël Sam Thomson Frodo

    Eilandbewoners:
    - Ezra Gilbert Jenkins Assassin
    - Milan Montgomery Gasai
    - Aurélie Gabrielle du Aquitaine Neiva
    - Milena Cassia Jenkins Hidan
    - Hassu Kins Wiarda

    Rollentopic
    Een kleine map van het eiland.
    Bij het dorpje moet je je zoiets voorstellen.

    Het begin:
    Het is vroeg in de ochtend, de dageraad breekt pas net aan waardoor het nog redelijk donker is. De eilandbewoners doen gewoon hun ding, terwijl de piraten hun plan om de vuurtoren over te nemen helemaal klaar gemaakt hebben. De piraat Peyton Locke heeft de vuurtoren al verkend en verslag uit gebracht bij de kapitein om het plan compleet te maken. Nu hebben ze het schip veilig achter wat rotsen gelegd om vervolgens de vuurtoren over te gaan nemen. De piraten gaan ook naar het dorp en kunnen zelf kiezen of ze zich daar huisvesten of op de boot blijven.


    Your make-up is terrible

    Lieverd, hoe kan Nicholas weten hoe Ezra heet :') ?


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Ezra Gilbert Jenkins

    "Au, Ezra! Als je mij de volgende keer weer wilt vast grijpen mag dat ook wel wat minder ruw." meld ze me wat geïrriteerd waarna ze haar arm lostrekt. Ik let nog maar amper om haar woorden en knik wat onhandig terwijl ik mijn blik op de man houd. "Wat is er zo interessant dat je wilde stoppen?" vraagt ze, maar ik geef geen antwoord. Volgens mij heeft ze het allang door. Hierna stap ik naar de man toe en begroet ik hem wat zenuwachtig. Het is nogal vreemd om vreemden hier te hebben, vooral als ze zo raar eruit zien.
    "Tuurlijk is dat schip niet van hem. Hij is gewoon één of andere smerige zwerver." zegt ze tegen me. Nu is zij degene die me bij mijn arm vastpakt en me iets wat ongeduldig meetrekt, verder richting het schip. Ik wil iets tegen stribbelen, maar dat hoeft al niet. De man versperd ons de weg en maakt zich wat breder, terwijl hij zijn ogen kil in die van ons boort. Ik moet zeggen dat ik hem wat intimiderend vind, vooral omdat ik ondanks mijn lengte niets lijk vergeleken bij hem. Ik ben zo slingelig en mager als de pest.
    "Nooit van verdomde respect gehoord, little missy?" zegt hij, met een duidelijke afstandelijke, kille toon erin verworven en zijn armen over elkaar geslagen. Hierdoor ga ik iets beschermend voor Aurélie staan en kijk ik hem wat brutaal aan. "Zij hoeft geen respect voor jou te tonen want ze is mooi heel hoog van stand, hoor." zeg ik betweterig. Ik heb geen idee hoe of wat, maar ze lijkt me duidelijk belangrijker dan dit witje en ik kom nou eenmaal graag voor Aurélie op, hiermee hoop ik ook dat ze hier blijft en niet met het schip mee gaat.
    Dan begint hij opeens eng te grijnzen. "Ik had het niet verwacht op dit nutteloze, kleine eiland te vinden, maar nu heb ik uiteindelijk toch mijn lichtekooi gevonden." smaalt hij, zijn blik op Aurélie. Ik heb geen idee wat hij bedoeld, maar zijn toon klinkt alles behalve goed. Hierdoor schud ik heel heftig met mijn hoofd en raken enkele van de donkerbruine lokken uit het strikje achter op mijn hoofd, die door de wind langs mijn gezicht waaien. Ik pak haar hand stevig vast, maar niet wat ik hierop moet zeggen. Wat is een lichtekooi nou weer?


    Your make-up is terrible

    Aurorea schreef:
    Lieverd, hoe kan Nicholas weten hoe Ezra heet :') ?

    Lol. Ik ben moe en dan krijg je dat. :']. Even veranderen.
    Done.

    [ bericht aangepast op 25 dec 2012 - 21:32 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Aurélie Gabrielle du Aquitaine
    Voordat we ook maar een paar stappen hebben kunnen zetten, verspreid de man ons de weg door voor ons te gaan staan. Hij maakt zich wat breder en zijn ogen boren zich kil in de ons. Ik trek een wenkbrauw op, al moet ik wel toegeven dat de man intimiderend overkomt en hij zal waarschijnlijk een stuk sterker zijn als Ezra.
    'Nooit van verdomde respect gehoord, little missy?' zegt de man dan, op een afstandelijke en kille toon terwijl zijn armen over elkaar geslagen zijn. Ik grinnik iets wat spottend. Ezra reageert er op door iets voor mijn te gaan staan en de man brutaal aan te kijken. 'Zij hoeft geen respect voor jou te tonen want ze is mooi heel hoog van stand, hoor,' zegt hij betweterig. Ik zucht zacht. Het was misschien verstandiger als hij dat niet had gezegd. Die engerd hoeft niet te weten dat ik van hoge stand ben. Ik kan echter niet boos zijn op Ezra. Hij bedoelt het goed.
    Nu pas neem ik de man goed in me op. Zijn haar is lichter als dat van mij, wat me verbaasd. Ik had hier nog nooit iemand anders gezien met blond haar, laat staan lichter als mij. Als ik zijn kleren bekijk dringt het pas tot me door dat hij waarschijnlijk bij het schip hoort. Ik zit hier dus nog wel even vast. Er springen even tranen in mijn ogen die ik snel wegknipper.
    Ik wil net tegen Ezra zeggen dat we gaan, omdat deze man ons toch niet van nut kan zijn, als de man eng begint te grijnzen. 'Ik had het niet verwacht op dit nutteloze, kleine eiland te vinden, maar nu heb ik uiteindelijk toch mijn lichtekooi gevonden,' smaalt hij, met zijn blik op mij gericht. Ik snuif verontwaardigd en werp de man een woedende blik toe terwijl Ezra heftig met zijn hoofd schudt en mijn hand stevig vast pakt. Die weet duidelijke niet want een lichtekooi is, en dat is denk ik maar goed ook. Ik ruk mijn hand uit die van Ezra waarna ik een stap naar voren doe, zodat ik niet meer deels achter Ezra sta. Het irriteert me dat de man net zolang is als Ezra omdat ik nu iets omhoog moet kijken. Woedend prik ik met mijn vinger op de borstkas van de man. 'Waag het niet mij ooit nog zo te noemen,' sis ik, 'of het nu spottend bedoeld is of niet'. Na deze woorden draai ik me om naar Ezra. 'We gaan, dit onderkruipsel is compleet nutteloos.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Ik zal zo even iets schrijven, ik moet eerst even snel een begin maken aan een andere lange post.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    (So sorry voor mijn doodheid. Ik ben nu overal aan het reageren. Dus jap, ook bij Greenfield's coven)

    Pirate Noël Sam Thomson

    Mila is bijna een hele kop kleiner dan mij en moet dus omhoog kijken om mijn ogen te kunnen zien. Het maakt dat ze me doet denken aan de kleine kinderen aan de kade, thuis. Niet dat ze eruit ziet als één van die rondspringende kleuters, in tegendeel. Ze is zoveel malen beter, mooier...
    Ze heeft een nieuwsgierige blik in haar donkere ogen als ze naam me opkijkt. Haar koude vingers omklemmen nog steeds het kruisje rond mijn nek en langzaam aan geraak ik gewend aan die subtiele aanraking.
    Ze glimlacht als ze mijn valse vertaling hoort en lacht zachtjes. Ik was er bijna zeker van dat ze het Engels ook niet bezit, maar nu begin ik te twijfelen.
    “Dank je, voor het compliment…” zegt ze op een liefelijke toon en met die rare tongval van haar. Dan doet ze een stapje achteruit, zonder onze gedeelde blik te verbreken en het kruisje los te laten. “En ook dat je me mooi vind.” ze kijkt me uitdagend aan, zet nog een stap naar achter en laat dan mijn kettinkje wel los.
    Ik moet even moeite doen om mijn mond niet open te laten vallen en grijns dan schuin. "Je bent me er eentje." zeg ik lachend en schud mijn hoofd. "Het spijt me, ik dacht..." nu denkt ze vast dat ik haar probeer binnen te halen, en dat is een nadruk die ik absoluut niet wil nalaten. Zo ben ik niet.
    Ik lach geluidloos en sla mijn ogen neer. Misschien moet ik maar beter Alice en Peyton zoeken, zodat ik niet straks alleen naar de kapitein moet. Maar daarvoor Mila in de steek laten... Ik merk tot mijn grote verbazing dat ik dat helemaal niet wil.
    "Vertel me... wat doe je allemaal?"


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Milena ‘Mila’ Cassia Jenkins, eilandbewoner.
    Wanneer ik hem had bedankte voor het compliment en een stap naar achteren had gedaan, om zo tegelijkertijd het kettinkje los te laten, had ik door dat hij wel degelijk verbaasd was. Deze blik veranderde echter al snel in een schuine grijns, waarop ik mijn lippen omkrulden in iets triomfantelijks, maar ook uitdagend.
    “Je bent me er eentje.” Zegt hij lachend en schud dan zijn hoofd, terwijl ik zijn bewegingen in me opneem. Het is niet dat ik het raar vind, maar zijn lach is zo… interessant. Hij zag er als een vrij man uit wanneer hij lachte, maar zou dat ook zo zijn op de zee? Was hij dan geen gebonden man?
    “Het spijt me, ik dacht…” Ik grinnik even en zet mijn handen in mijn zij. Ik vroeg me af of mannen zo hun vrouw binnen haalde, met complimentjes en rare lachjes. Ik wist niet precies hoe ik het allemaal op moest vatten, maar om mijn mond te houden, nee, zo was ik niet. “Je dacht dat ik het vast niet kon verstaan?” merkte ik op en keek hem even peilend aan, als teken dat ik het wel op had gemerkt. “Ik ben een eilandbewoner, maar erg nieuwsgierig ingesteld.” Vertelde ik hem en draaide me een kwartslag om, om al weg te lopen. Misschien was het ook wel ietwat kritisch gezegd, maar ik was nu eenmaal eerlijk.
    Hij had erna geluidloos gelachen en zijn ogen neer geslagen, dus stond ik op een afstandje weer stil naar hem te kijken. “Vertel me… wat doe je allemaal?” Mijn hoofd kantelde ik iets, terwijl er een nieuwsgierige, maar fronsende gezichtsuitdrukking kwam. “Wat… ik allemaal doe?” vroeg ik en ging met mijn lichaam helemaal naar hem toe staan, omdat ik met mijn zij naar hem toe was gekeerd.
    Uiteindelijk had ik een glimlachje op mijn lippen gekregen en stak mijn hand uit. “Kom,” sprak ik, een rustige toon in mijn stem. “Ik laat het je zien.”

    Nicholas Elijah Hawkins, kapitein.
    Na mijn woorden gaat de jongen iets beschermend voor de vrouwe staan met een brutale blik, terwijl zij juist een wenkbrauw op had getrokken en ietwat spottend grinnikt. “Zij hoeft geen respect voor jou te tonen want ze is mooi heel hoog van stand, hoor.” Zegt hij betweterig, waardoor ik dit keer diegene ben die mijn wenkbrauw optrekt, maar dan vermakelijk en naar de vrouw kijk. Hm, dan is ze toch nog ergens goed voor met die grote mond van haar. Misschien zou ik haar wel mee kunnen nemen om losgeld te eisen van haar ouders, iedereen hield van hun kind, toch? Nou ja. Sommige.
    De jonge vrouw had zacht gezucht, alsof ze helemaal niet wilde dat hij dat had gezegd. Nou, het was maar goed van wel, dan wist ik wie we nodig hadden. Er zal vast verder niets op dit nutteloze eiland zijn, of wel, aangezien ze nog niet terug kwamen. Abrupt waren er tranen in haar ogen gesprongen, welke ze weg knipperde. Ik snoof er spottend op. Zwak, erg zwak van haar, wat haar gedachten ook waren. Het meisje snuift verontwaardigd en werpt me een woedende blik toe, welke mij niets doet, en de jongen schud zijn hoofd heftig en pakt haar hand vast. Enkele plukken van zijn haren kwamen los uit het strikje, maar ik kijk ze allebei erg verveeld aan.
    Abrupt rukt het meisje haar hand uit die van de jongen, zet een stap naar voren, zodat ze niet meer achter hem staat, en prikt woedend met haar vinger op de borstkas van mij. “Waag het niet mij ooit zo te noemen,” sist ze. “of het nu spottend bedoeld is of niet.” Na deze woorden draait ze zich om naar de jongen. “We gaan, dit onderkruipsel is compleet nutteloos.” In mijn ogen was er een wakkerende vlam te zien, terwijl ik even verhard keek, maar vervolgens pakte ik haar pols hardhandig vast en trok haar naar me toe. Mijn kaken waren sterk op elkaar geduwd en een kille, toch boze blik in mijn ogen.
    “Volgens mij weet je niet in wat voor pakket je nu zit, dame…” Dame neerbuigend uitgesproken, terwijl er toch een vermakelijk en eng grijnsje op mijn gezicht kwam. “Vrouwen zijn er voor behoeftes en het is maar mooi dat ik een dame van hoge stand kon vinden nu,” Mijn blik gleed even naar de jongen, een triomfantelijke blik in mijn ogen, waarna deze terug gleed naar de vrouw. “Vanaf nu ben jij voor mij een vrouw van lichte zeden en het maakt me geen flikker uit wat je daarvan vind.” Siste ik vervolgens.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Ezra Jenkins

    Aurélie zucht zacht, maar ik probeer alleen maar te helpen. De man trekt alleen maar zijn wenkbrauwen op, maar het is zijn vermakelijke blik die me totaal niet aanstaat. Ik voel de woede nu al in mezelf opborrelen, maar ik weet niet of dit wel het beste moment is voor één van mijn heftige woedeaanvallen. Misschien maak ik het daar zo alleen nog maar erger mee, en dat moet nou ook weer niet. Dat vergeeft Aurélie mij nooit en dan gaat ze zeker weg! De man snuift spottend en ik grijp Aurélie haar arm vast, terwijl hij ons alleen maar verveeld aan kijkt.
    Ze snuift verontwaardigd na zijn woorden, blijkbaar weet zij wel wat het betekent en het lijkt me niet iets goeds. Ze rukt haar hand uit die van mij waarna ze een stap naar voren doe, zodat ze niet meer deels achter mij staat. Ze kijkt op naar hem, omdat hij net als ik behoorlijk lang is. Woedend prikt ze met haar vinger op de borstkas van de man. "Waag het niet mij ooit nog zo te noemen." sist ze en ik sta paf, dat ze dat zomaar doet. "of het nu spottend bedoeld is of niet." Na deze woorden draait ze zich om naar mij. "We gaan, dit onderkruipsel is compleet nutteloos." Ik knik snel, ik wil hier ook wel weg nu. Ik weet niet hoelang ik mijn woede nog kan intomen.
    Ik werp een laatste blik op de man voor ik weg wil lopen, maar zijn blik houd me tegen. In zijn ogen is er een wakkerende vlam te zien, terwijl hij even verhard kijkt, maar vervolgens pakt hij haar pols hardhandig vast en trekt haar naar zich toe. Zijn kaken zijn sterk op elkaar geduwd en een kille, toch boze blik in zijn ogen. "Volgens mij weet je niet in wat voor pakket je nu zit, dame…" Dame neerbuigend uitgesproken, terwijl er toch een vermakelijk en eng grijnsje op zijn gezicht komt. Ik bal mijn vuisten, hoe durft hij tegen haar! "Vrouwen zijn er voor behoeftes en het is maar mooi dat ik een dame van hoge stand kon vinden nu." Zijn blik glijd even naar mij, een triomfantelijke blik in zijn ogen, maar ik zie al niet meer dat hij terug kijkt naar Aurélie. Er verschijnt een rode waas voor mijn ogen. "Vanaf nu ben jij voor mij een vrouw van lichte zeden en het maakt me geen flikker uit wat je daarvan vind." sist hij vervolgens.
    Ik heb werkelijk geen idee wat dat nou weer is, maar de manier waarop hij het zegt zorgt ervoor dat alles tot een enorme uitbarsting is. "Zo behandel je geen vrouwen, en al helemaal haar niet!" roep ik al grommend uit. Ik tril van woede en voor ik het weet, zijn alle spieren in mijn hele lichaam aangespannen en haal ik uit met mijn rechtervuist, om die razendsnel en met een behoorlijke kracht naar zijn gezicht te slingeren. Helaas heb ik die kracht alleen tijdens zo'n aanval. Mijn oren suizen alleen nog maar en mijn gezicht is rood aangelopen.


    Your make-up is terrible

    Aurélie Gabrielle du Aquitaine
    Ik wil net naar Ezra toelopen als de man ineens hardhandig mijn pols vastpakt en mij naar zich toetrekt. Zijn kaken zijn op elkaar geklemd en er staat een kille, maar ook boze blik in zijn ogen. Blijkbaar vindt hij het niet zo leuk dat ik hem een nutteloos onderkruipsel noem. Hij zal er maar gewoon aanmoeten wennen, wat hij is dat zeker.
    'Volgens mij weet je niet in wat voor pakket je nu zit, dame…' Dame spreekt hij minachtend uit waarop ik hem weer dodelijk aankijk. Er verschijnt een geamuseerde, maar enge grijns op zijn gezicht. 'Vrouwen zijn er voor behoeftes en het is maar mooi dat ik een dame van hoge stand kon vinden nu.' Zijn blik glijdt even naar Ezra, wie hij triomfantelijk aankijkt. Ik snuif minachtend. 'Vrouwen zijn niet voor behoeftes, en jij bent duidelijk het laagste van het laagste, vieze rat,' bijt ik hem toe. 'Vanaf nu ben jij voor mij een vrouw van lichte zeden en het maakt me geen flikker uit wat je daarvan vindt,' sist hij dan. 'Zo behandel je geen vrouwen, en al helemaal haar niet!' roept Ezra grommend voordat ik er zelf op kan reageren. Als ik om kijk zie ik dat hij trilt van woede. Dan haalt hij ineens uit met zijn vuist richting het gezicht van de man. Ik knijp mijn ogen dicht, bang om bloed te zien. Ik had echt niet van Ezra verwacht dat hij het lef zou hebben iemand te slaan, laat staan deze man. Pas als ik mijn gezicht de andere kant op heb gewend open ik mijn ogen en zie ik dat Ezra's gezicht rood aangelopen is. De man heeft mijn polsen nog steeds was en ik doe een poging ze los te rukken. 'Laat me los,' beveel ik hem. 'Je hebt vast allerlei enge ziektes, en zoals ik al zei, ik ben geen lichtekooi!' sis ik vervolgens.


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    Nicholas Elijah Hawkins, kapitein The Ophelia.
    De getinte jongen had nog op haar woorden geknikt, maar ik had de woede die er in zijn ogen afspeelde heus wel gezien. Hij werpt dan ook een laatste blik op mij voor hij weg wilde lopen, maar direct hierna had ik haar pols hardhandig vast gepakt. Omdat ik mijn blik nu op de vrouw richt, heb ik niet in de gaten dat de jonge man zijn handen ondertussen tot vuisten heeft gebald. Misschien komt dat ook wel doordat ik nu iets te opgefokt ben en dat niet direct probeer te uiten. Het meisje snuift minachtend. “Vrouwen zijn niet voor behoeftes, en jij bent duidelijk het laagste van het laagste, vieze rat.” Bijt ze me toe, waar ik echter geen emotie op toon, want ik sis enkel verder.
    “Zo behandel je geen vrouwen, en al helemaal haar niet!” roept de jongen opeens al grommend uit. Mijn blik glijd direct naar hem, terwijl ik haar nog vast heb aan haar pols. Hij staat te trillen van woede, terwijl hij opeens uithaalt met zijn vuist richting mijn gezicht, die nog best snel is voor het tengere jochie. Ik had het niet van hem verwacht als ik zo naar hem kijk, hoewel zijn gezicht nu rood is aan gelopen. Ik wil het nog wel blokkeren, maar het gaat te laat, waardoor zijn vuist al langs mijn kaak en gezicht schaaft. Het was nog behoorlijk hard, hoewel ik nog de pols van de vrouw vast heb. Ze probeert zich los te rukken en beveelt dat ik haar loslaat, waarna ze sist dat ik vast allerlei enge ziektes heb en zij geen lichtekooi is, waardoor ik haar uiteindelijk toch loslaat. Mijn handen zijn ondertussen ook tot vuisten gebald en ik had een klein beetje gewankeld. Hoewel het niet meer was, draai ik me nu toch echt furieus naar de jongen om, om hem vervolgens een slag met mijn vuist te verkopen en hem op de grond te dwingen. De vrouw boeit me allang niet meer.


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Ezra Gilbert Jenkins

    Aurélie had nog minachtig gesnoven en gezegd dat vrouwen niet voor behoeftes zijn en dat hij duidelijk het laagste van het laagste is, met een mooi gepast scheldwoord erbij, al is het iets waar ik niet echt meer op kan letten. Als ik het uitroep tegen de man met het witte haar, glijd zijn blik naar mij en haal ik op dat moment uit. Hij probeert het nog wel te ontwijken, maar omdat hij het niet verwacht had, raakt mijn vuist zijn gezicht. Mijn hand doet op slag enorm veel pijn, iets waar ik nu geen aandacht aan kan besteden. Aurélie probeert zich nog los te rukken, maar haar woorden klinken vreemd in mijn oren. Ik vang delen op over ziektes en weer dat rare woord.
    Uiteindelijk laat hij haar dan wel los, maar alles lijkt in slow motion te gaan. Zijn handen zijn ook tot vuisten gebald en hij had iets gewankeld nadat ik hem raakte, maar nu staat hij toch weer recht. Hij draait zich om naarmij en op elk ander moment zou ik enorm bang worden van zijn blik, maar niet nu, niet nu de woede het overnam. Ik ga al klaar staan om hem nog eens te meppen, maar ik zie zijn vuist niet eens aankomen. Ik voel een scherpe pijn door mijn gezicht gaan en voor ik het weet werkt de man mij op de grond, waardoor ik in het halfnatte zand val. Ik knipper even verdwaasd en de woede ebt al langzaam weg, terwijl ik knipper tegen de plotseling pijn die tranen in mijn ogen veroorzaakt.
    Ik haal mijn armen omhoog, omdat mijn woede nu bijna weg is, ben ik lang niet meer zo krachtig en impulsief als daarnet. Toch doe ik mijn best om hem van mij af te werken door mijn armen om zijn keel te klemmen en heel hard te knijpen, zo hard als ik kan. Mijn handen doen er pijn van en ik voel me enorm schuldig dat ik dit een menselijk wezen aan moet doen, al is het voor onze veiligheid. Mijn ademhaling is enorm snel en komt er met horten en stoten af. "Rot op, klootzak." komt er wat hoog en onmannelijk uit mijn keel.


    Your make-up is terrible

    Aurélie Gabrielle du Aquitaine
    Als de barbaarse man me eindelijk loslaat zet ik snel een paar stappen bij hem vandaan en wrijf ik over mijn pijnlijke polsen. Dan valt mijn blik op zijn gebalde vuisten en zie ik dat hij zich woedend omdraait naar Ezra. Hij geeft hem een harde slag met zijn vuist en werkt hem vervolgens tegen de grond. Aan Ezra's gezicht te zien doet het behoorlijk pijn. In mijn hoofd vervloek ik Ezra stilletjes. Hij sloeg de man waarschijnlijk alleen maar om mij te helpen, maar dat had hij beter niet kunnen doen. Nu zit hij zelf in de problemen. Ezra doet zijn armen omhoog en klemt die om de mans keel. Het is aan hem te zien dat hij die liever niet doet. 'Rot op, klootzak,' zegt Ezra. In een andere situatie had ik waarschijnlijk moeten lachen om de hoge en onmannelijk toon in zijn stem.
    Aarzelend kijk ik naar het tweetal. Ik zou hulp moeten halen maar ik ben bang dat wanneer ik dan terug kom Ezra al dood is. Dan krijg ik een idee. 'Ik lijk wel gek,' mompel ik in mezelf waarna ik op de rug van de man spring en mijn armen om zijn hals sla in een poging hem zo van Ezra af te halen. 'Ga van hem af!'


    To the stars who listen — and the dreams that are answered

    (Best wel grappig Maia, ik wil met één van je personages mee en ben bang dat je andere personage me betrapt :'D )

    Pirate Noël Sam Thomson

    “Je dacht dat ik het vast niet kon verstaan?” vroeg ze me en ik voelde mijn wangen warmer worden.“Ik ben een eilandbewoner, maar erg nieuwsgierig ingesteld.” Ze draaide zich half om en ik wou haar al terug roepen, maar ze bleef met een onbegrijpend gezicht staan na mijn vraag.
    “Wat… ik allemaal doe?” ze ging zo staan dat ze nu weer helemaal naar mij gekeerd stond en ik ontspande. Ik wou uitleggen wat ik ermee bedoelde, maar dat had ze zelf al uitgevonden. “Kom,” zei ze rustig en stak haar hand naar me uit. “Ik laat het je zien.” Even twijfel ik want de kapitein staat te wachten... maar wat heb ik te verliezen? Weer afgekafferd worden door het schoothondje van de kapitein of meegaan met haar. Die keuze is snel gemaakt. De gevolgen, die zal ik dan maar moeten dragen.
    Ik neem haar hand vast en die is net zo koud als ik verwacht had, omdat mijn huid altijd warm is door de constante zon die het wel lijkt aan te trekken. Haar hand verdwijnt bijna helemaal in die van mij omdat 'ie zo klein is.
    Ik lach. "Kom maar op."


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    [Ghehe. Yeah, I noticed. :3 Best grappig, lol.
    Ze hebben ook twee verschillende karakters. Mila is echt being all about the freedom, while Nicholas is a sick bastard. :'].

    Mila Jenkins, eilandbewoner.
    Het kon een fout zijn, maar ik dacht toch echt te zien hoe de kleur van Noël's wangen roder werd, alsof hij het warmer kreeg. Ik wist echter niet precies wat het te betekenen had en dus ook niet of het positief of negatief was. Hierna was ik me om gedraaid om weg te lopen, misschien moest ik straks wel Ezra helpen. Hoewel hij me nooit echt tegensprak, vond ik het wel akelig voor hem dat hij het altijd voor me op moest nemen bij de taken die ik eigenlijk hoorde te doen. Het was alleen een schat om er dan niets over te zeggen en het allemaal maar aan te nemen, waardoor ik me bedacht dat ik misschien zijn bezorgdheid en bescherming wel heel fijn vond. Niet iets wat ik aan hem liet zien eigenlijk, integendeel, ik liet juist het tegenovergestelde merken.
    De twijfeling in zijn blik was glashelder te zien, voor mij wel. De vraag was alleen: waarover twijfelde hij? Vertrouwde hij me niet? Misschien was het maar goed ook, we waren totaal verschillend van elkaar. Alleen ik zou hem juist niet moeten vertrouwen, maar waarom wilde ik dan wel laten zien waar ik mijn tijd doorbracht? Bijna niemand liet ik die plek zien, behalve Ezra. Maar Ezra was dan ook mijn lieflijke oudere broer en over hem gesproken... hij zou me vermoorden als hij wist waar ik mee bezig was. Dan krijg ik weer één van die preken, waar ik meer dan de helft van de tijd niet eens aandacht aan besteed.
    Noël zijn hand is warm wanneer hij die van mij vast pakt. Het voelt fijn, een soort zon die de warmte stralen op mijn huid laat stralen en in mijn leven komt. Mijn hand daarentegen is koud, iets wat wel degelijk regelmatig het geval is, door het feit dat ik zo vaak bij het water - en zo ook de koude wind die het met zich mee brengt - was. Mijn hand is een stuk kleiner dan die van hem en ergens voel ik me een klein kind, maar ook beschermd door die ene aanraking. Het is iets waardoor ik moet glimlachen, een onbewuste glimlach die ik niet vaak heb.
    De jonge man, die eveneens piraat was, lacht. "Kom maar op." Ik glimlach en trek hem ongeduldig mee om aan te geven dat ik er zo snel mogelijk wil zijn, waardoor ik dus ook begin te rennen. Mijn benen mogen dan korter dan die van hem zijn, ik ren wel degelijk sneller en het effect ervan is een vermakelijk entertainment voor me - iets wat duidelijk op mijn gezicht getekend is. Op een gegeven moment zijn we er dan en staan we op een wel hele hoge klif, waarvan je gemakkelijk een mooie waterval kunt zien. Deze heeft de kleur van een kristalblauw en wanneer ik merk dat ik zijn hand nog altijd vast heb, laat ik deze snel los en zet een aantal stappen meer naar de rand van de klif. Ik was er niet bang voor, ik was hier zo vaak te vinden dat ik wist dat het veilig zou zijn. Mijn slanke vinger stak ik op om ernaar te wijzen, een grote glimlach met vreugde op mijn volle lippen. "Kijk, wat een mooi uitzicht." Ik liet mijn hand zakken en draaide een rondje. "Het is prachtig," Toen keek ik naar Noël. "Het leeft..."


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Pirate Noël Sam Thomson

    Ineens lijkt Mila wel in een ongeduldig kind te veranderen. Ze is plots zo enthousiast en trekt me mee. Dan begint ze te rennen en ik hol maar wat achter haar aan. Ze is zo snel dat ik al snel begin te strompelen. Met een wedstrijdje sprinten tegen de andere piraten om je benen even te strekken, win ik gemakkelijk, maar dit meisje kan ik niet eens bijhouden. Ik zie hoe vermakelijk ze kijkt en knarsetand - een vreselijke gewoonte, die weer opkomt als ik me ergens aan erger. Maar aan de andere kant vind ik het erg fijn om haar blij te zien, wat me weer verrast.
    Dat gaat er door mijn hoofd tot ze ineens stil staat en ik bijna tegen haar op bots. Als ik bekomen ben, kijk ik op en snak meteen weer naar adem.
    Mila en ik staan op een hoge klif en we kijken uit op een dal. Het ruisen van de prachtige waterval klinkt hard door. Ik vind het zalig. Ineens voel ik hoe Mila mijn hand los laat en verder loopt. Om eerlijk te zijn had ik niet eens meer door dat ze die nog vast had. Niet enkel door het adembenemend panorama maar ook omdat het zo vreemd vertrouwd aanvoelde.
    Ze loopt door tot ze bijna bij de rand is en ik hef mijn hand op om haar te stoppen. Maar dan bedenk ik me dat dat niet zo'n goed idee is. Het is al tot me door gedrongen dat Mila haar niet laat zeggen wat ze moet doen, een vrije vogel zoals mij. Daarbij is dit een plek waar ze al vaker is geweest, naar ik verneem. Ik houd dus mijn mond en ga naast haar staan.
    Ze wijst naar het uitzicht en glimlacht, waardoor ik even afgeleid ben door haar gezicht. 'Kijk wat een mooi uitzicht.' ze klinkt zo blij dat ik vanzelf ook een springerig gevoel krijg. Ze draait een klein rondje, waardoor haar kleren een beetje opwaaien, net zoals haar haar. 'Het is prachtig. Het leeft...'
    'Dat ben je zeker.' zeg ik mompelend. Daarna schud ik lichtjes mijn hoofd, hopend dat ze me niet verstaan heeft. 'Het is perfect Mila.' dan vraag ik me af hoeveel mensen ze al mee heeft genomen naar deze plek, waarna ik om één of andere reden meteen hoop dat dat er niet veel zijn.
    Ik ga door mijn knieën en zet me in kleermakerszit op het gras, waarna ik een teken maak dat ze hetzelfde kan doen. Geen gebed, eerder een vraag.
    Het rommelende geluid van het water maakt me bijna onverstaanbaar, dus ik buig me voorover en zeg in Mila's oor: 'Bedankt om me mee te nemen. Ik ben bijna overal geweest maar dit... ik heb nog nooit zoiets gezien.'

    [ bericht aangepast op 28 dec 2012 - 20:17 ]


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien