Ruby Maeve Valentina, Morbid.
Uitdrukkingsloos was mijn gezicht nog altijd wanneer ik mijn weg inzette naar mijn cel, aangezien ik op dit moment niemand anders wilde zien en hopelijk was mijn celgenoot er niet. Al had ik geen idee wie dat nu weer was, de cipiers vertelde me enkel dat het een meisje was en ik sinds vandaag een cel met haar moest delen. Niet dat ik veel keuze had om er tegen in te gaan, of ze dan überhaupt naar me zouden luisteren. Niemand merkte ik op terwijl ik terugliep naar mijn cel, mijn voeten zette stap voor stap voor zich uit en mijn gedachten waren nu blanco. Het was alsof een leeg iets van mij bezit nam om vervolgens mijn lichaam vol te stoppen met een dikke mist, waardoor ik alles en iedereen even niet meer zou zien. Luca die langsliep, merkte ik dan ook heel vaag op, echter deed het mij niets. Het leek wel alsof mijn leven al voorbij was en niemand mij daarom iets kon maken.
Wanneer ik uiteindelijk bij mijn cel kwam, zag ik vaag een Aziatisch meisje op het bed zitten. Levenloos staarde mijn ogen, die ondertussen leeg en troosteloos waren geworden, alsof de ziel het verlaten had, haar aan. Hierna draaide ik me afstandelijk en koel om, om mezelf vervolgens langzaam naar de badkamer te begeven. Tegelijkertijd liet ik de kapotte, witte blouse op de grond vallen, terwijl mijn benen zich door bewogen en al mijn bewegingen houterig waren. Zelfs toen ik in de badkamer was en de deur op slot deed, acteerde ik nog steeds doods. De geur en aanrakingen van Luca wilde ik van me af wassen, schrobben totdat het pijn deed en ik kon voelen dat het werkte. Het zou weer net zoals vanouds worden, toen ik verkracht was door die jongen in de achterbuurt van mijn vriend. Ik wilde mezelf daarna desnoods open schrobben, als ik maar merkte dat het schoon maken gewerkt had. Het beangstigde me een klein beetje dat dit weer hetzelfde geval zou worden, want ik wist niet hoe ik mezelf hier heel uit kon werken. Al was ik nooit echt één gezond geheel gewist, mede door alle mensen die mij naar de klote hebben gemaakt.
Ondertussen had ik het bad vol laten lopen en terwijl ik mezelf in het water baadde, merkte ik nauwelijks hoe lauw het water was. Het plonzende geluid van het doorzichtige water kalmeerde me ergens, terwijl ik vaag het water stopte en mijn handen door mijn haren liet gaan. Hierdoor werden mijn donkere lokken nat en plakten tegen mijn huid aan, maar het deerde me allemaal niet meer. Toch had ik door dat met elke stap die ik had gezet, de flashbacks terugkwamen van mijn vader. Het verhaal had desondanks een effect op me gehad. Zo zag ik weer voor me hoe hij zich klem zoop met verschillende flessen sterke alcohol, hoe dat telkens erger werd en hoe ik hem altijd moest verzorgen. Dit had juist het tegenovergestelde moeten zijn, maar ik leefde al heel lang niet meer in een leugen van het sprookje. Het gelukkige leven waar in velen mensen gewaand zijn en denken te leven. Dat was enkel het begin van een horror verhaal, dat moet je echter nog mee maken, wil je geloven dat de echte wereld een hel is. Één flashback komt duidelijk in mijn gedachten terug naar voren, juist diegene die ik niet gewild had.
“Waar is hij?” Mijn stem klonk geïrriteerd, maar voornamelijk verveelt door het vele zoeken van mijn vader. De straat op dit punt van tijd was altijd gevaarlijk, mannen en vrouwen die je liever niet tegen zou willen komen loop je dan tegen het lijf. Op deze leeftijd was ik er echter al aan gewend, aangezien mijn vader het elke keer flikte om weg te gaan. Een keer was hij zelfs een hele week weggebleven zonder wat van zich te laten horen. Het is maar goed dat ik al op jonge leeftijd voor mezelf kon zorgen, anders wist ik niet waar ik het zoeken moest. Mijn dunne, korte benen begaven zich door de mensenmassa van de kroeg. In deze herinnering was ik nog maar twaalf, twee jaar voor het ongeluk van mijn vader. Natuurlijk had ik hem niet echt vermoord, mijn vader stierf door het vele drinken en wat hij allemaal wel niet nog meer deed.
“Waar is hij?” Riep ik, proberend over de zware stemmen bij de bar te komen, welke allemaal afkomstig waren van potige mannen. Je kon duidelijk merken dat sommige bij een bende hoorde. Het was slecht dat ik ze bijna allemaal bij hun naam kende, zo vaak kwam ik hier. En telkens zaten deze mannen precies op dezelfde plek, alsof het van hen was. Het zou me niet veel verbazen, eigenlijk. “Je vader zit weer in die hoek, klein meisje,” grijnsde een breedgeschouderde, oudere man die bij een motorbende hoorde. Hij had een zonnebril op met zwarte glazen, terwijl het pikkedonker in de kroeg was, een kapot spijkerjack en een kaal geschoren hoofd. Ook had deze man vele tatoeages op zijn lichaam en bovendien een hele zware stem. Een diepe zucht verlaatte mijn lippen, terwijl ik kort met mijn blauwgrijze poelen rolde in hun kassen, waarna ik een ‘bedankje’ mompelde.
Hierna draaide ik mezelf om en liep naar de hoek van de bar, opende een deur en kwam in een klein kamertje terecht. In de kroeg lag een dikke laag rook, welke gelijk in het kamertje stroomde wanneer ik deze had geopend, waardoor ik snel de deur weer dichtdeed. Mijn vader had ik al zien zitten ook al was het donker en drukkend hier. Zacht liep ik naar hem toe, twijfelend in wat voor bui hij nu weer was, aangezien ik altijd voorzichtig omging met hem. Niet omdat ik bang was om hem pijn te doen, want dat deerde mij niets. Het was meer dat ik de hele tijd met het gevoel leefde dat hij me op een gegeven moment op plekken aan zou raken wat ik liever niet had. “Kom mee.” Mompelde ik naar hem, maar hij was natuurlijk te bezopen om een goed, duidelijk antwoord te geven, waardoor ik enkel gemurmel hoorde uit zijn richting. Zijn arm pakte ik op om hem overeind te helpen, maar hij had duidelijk andere plannen, want hij trok me op zijn schoot. Zo zaten we beide in de hoek van het kleine kamertje op de grond. Dit kamertje gebruikte mijn vader als een soort hotelkamer, er stond dan ook een bed in gepropt met vieze, stinkende dekens.
Zijn adem rook ik goed, hij stonk naar alcohol en volgens mij had hij zichzelf dagen niet gewassen. Ik voelde me vies en probeerde door mijn hand voor mijn neus en mond te doen, mezelf overeind te houden door niet over te geven van de stank. “Missy, je ruikt lekker… rozen…” Het kwam er tussen hikken en lange pauzes uit, maar ik kon het in elk geval verstaan. Rozen waren mijn lievelingsbloemen, dus probeerde ik dus ook er naar te ruiken door me zoveel mogelijk ermee te omgeven. “Ik ben je dochter, Ruby, en blijf van me af,” gromde ik boos, terwijl ik meerdere keren omhoog probeerde te komen. Het lukte echter niet, hij trok me telkens terug met zijn vieze handen, welke hij vervolgens hoog op mijn benen legde en om mijn middel. “Ah!” slaakte hij uit, zijn vieze adem kwam gelijk weer in mijn neus terecht, waardoor ik een bijna kots neiging kreeg en snel mijn handen voor mijn neus en mond deed. “Maeve, jij… jij bent het…” Hij mompelde het heel plats uit, waardoor ik mijn ogen weer rolde en hem ruw van mij afduwde. Nu lukte het gelukkig wel, waardoor een opgeluchte zucht mijn mond verliet.
Snel ging ik aan de andere kant van het kleine kamertje staan en fatsoeneerde mezelf, probeerde zijn geur van me af te krijgen door meerdere malen over mijn kleding te strijken. “Kom verdomme mee,” Het woord ‘pa’ wilde ik niet eens meer uitspreken, ik verachtte het. Zoals bijna altijd negeerde hij mij weer, ging weer over iets anders lullen, al was het dit keer echter iets waar ik niet zo blij van werd – verdrietig zelfs. “Jij bent naïef, Maeve… erg naïef…” grinnikte hij vuil uit, alsof hij zich wel vermaakte ermee. Wat bedoelde hij er sowieso mee? “Dat ben ik niet, houd op om me zo te noemen en kom –” Hij brak me af door te grommen als een wild beest. Zijn doodse, kille blik boorde in die van mij waardoor ik direct stil hield. “Niet sterk…” schudde hij zijn hoofd, “Die mannen… bar… willen jou allemaal –” Dit keer was ik diegene die hem onderbrak door mijn handen tegen mijn oren te drukken en een korte gil te slaken, waardoor ik zeker wist dat hij zijn kop zou houden. Tijdelijk. Ik wilde niet horen wat ze allemaal met me wilden doen, ik wilde het niet weten, want ik moest de volgende keer weer hier komen. Alsof ik nooit die vieze, perverse blikken in mijn rug voel prikken.
“Ik wou… dat ik nooit… een kind had gehad,” mompelde hij, en verbazend genoeg kwam dit er sneller uit. Al had het nog steeds erg veel gemompel en onverstaanbaar gemompel ertussen. Toch hoorde ik het en een pijnscheut voelde ik door mijn hart gaan, waardoor mijn tanden zich in mijn lip boorde. Het ging bloeden, een ijzersmaak proefde ik in mijn mond. “Maar je… je moeder…” Hij gromde en ik hield me in om hem niet nu te vermoorden met mijn handen. Hij gaf mijn moeder de schuld, van alles waarschijnlijk. Hij zat hier toch bezopen op de grond? Zijn doodse, vieze blik boorde zich weer in die van mij. Dit keer kon ik er echter ook wat anders in zien en dat was meer pervers, mijn vermoedens en angsten kwamen uit en ik was zo bang dat ik in elkaar zakte op de grond.
Ondertussen was ik, terwijl ik deze flashback had, onder water gedoken nadat ik een flinke haal adem had genomen en mijn ogen dicht had gedaan. Als ik hier en nu dood zou gaan, zou het mij niets uitmaken. Mijn ziel was toch allang weggevlogen uit mijn lichaam, het voelde nooit goed. Het voelde alsof ik toch nooit gelukkig kon worden. Misschien zou alles anders zijn geweest als mijn moeder nog geleefd had, maar ik betwijfelde het. Het water was ondertussen koud geworden, daardoor wist ik dat ik er al heel lang in lag.
[ bericht aangepast op 5 okt 2012 - 1:14 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.