Cassie
Het zou wel weer goed komen met Ferron. Best een aardig mens, maar vrienden waren we niet. Vroeger, in district dertien, was ik degene geweest die hem verzorgde, maar waarschijnlijk wist hij dat niet eens meer. Wat maakte het ook uit? Vrienden waren te gevaarlijk. Aurora en Dario waren zwakke punten genoeg - nee, teveel. En dus zat ik daar maar gewoon, in een hoekje, en ik zweeg.
Dario
Opgekropte woede sloop mijn systeem binnen en ergens wist ik wel dat ik het niet lang vol zou houden om geen opmerkingen te maken, maar ik verdrong het, dacht er gewoon niet aan. Ze moesten van mijn zussen afblijven, van allebei, van Cassie en van Aurora. Aurora was negen, verdomme. Je martelde toch geen kleine kinderen? En Cassie, Cassie die altijd voor ons gezorgd had, zichzelf altijd voor ons wegcijferde. Die verdiende zoiets toch niet? Opnieuw balde ik mijn handen tot vuisten, klemde mijn kaken op elkaar en wachtte.
Aurora
Stilletjes zat ik in een hoekje van de cel. Ik wilde naar mama, maar de muren en de tralies... Ik zat vast, kon nergens heen. Opgesloten. Mijn helderblauwe ogen gleden door de schemerige ruimte en mijn ademhaling was trillerig van de angst. Eén enkele traan rolde langs mijn wang.
Our Father who art in Heaven. Our Father who art buried in the yard.