Josephine
"Tja, ach.. ik heb niet veel tijd om aan huis te denken hier, er gebeurt nogal veel. Maar ja, ik mis het wel." Even eten we in stilte door als er ineens harde voetstappen en ander lawaai klinkt. "Ze vertrekken, het schip is voor ons alleen." Ik glimlach, en zeg niet dat dat me eigenlijk zorgen baart. Van de piraten hebben we niet veel te vrezen, maar van boze inwoners of marine.. Ach, wat zeg ik nu. Ik ben geen piraat, ik heb niks te vrezen van de marine. Door mijn gepieker merk ik niet dat Abby doorpraat, en als ze ineens opstaat kijk ik verbaasd op. "O, ja, ik zal alvast gaan. Tot zo." Ik sta op, fatsoeneer mijn jurk en loop naar beneden, naar de hutten.
Olivier
Terwijl ik een kleine bank in ren zie ik een aantal mannen naar een hoger gelegen villa sprinten. Hm, dat was ook een goede optie geweest. Maar ach, nu ben ik toch hier. Ik trek mijn revolver, en net dan komt er een man aanlopen met een geweer. Ik heb geen zin in een lang gevecht, dus ik schiet voordat hij de trekker over kan halen en loop verder naar binnen. Achter me hoor ik de man nog een gorgelend geluid maken, en dan is het weer stil. De mensen achter de toonbank kijken me geschrokken aan en de weinige klanten die er zijn krijgen een paniekerige uitdrukking op hun gezicht. "Handen omhoog, dit is een overval.. blabla, jullie snappen het wel. Er hoeven niet nog meer doden te vallen, zolang jullie me al het geld uit de kluis geven. En snel, ik heb verdomme niet de hele dag de tijd." zeg ik met een rauwe stem, terwijl ik mijn zwaard gereed houd en mijn revolver opnieuw laad. Een oudere man die achter de balie staat knikt naar een jongen, die snel wegrent in een ruimte verder naar achter verdwijnt. Ongeduldig tap ik met mijn voet op de grond. Na wat een eeuwigheid lijkt komt de jongen terug met twee, zo te zien zware, zakken, en een kistje onder zijn arm geklemd. "Is dit alles?" zeg ik met een opgetrokken wenkbrauw. Ach, het is een klein dorp, dus ze zullen wel niet veel rijkdom kennen. Ik pak de spullen uit zijn handen, slinger een van de zakken, die inderdaad zwaar zijn, over mijn schouder en neem het kistje onder mijn arm. "Bedankt allemaal, en tot ziens." zeg ik met een grijns op mijn gezicht. Dan been ik weg, maar voordat ik de deur uit ben hoor ik een schot, een klap tegen mijn scheen en een verschrikkelijke pijn. Door de klap wiebel ik even, maar ik weet mijn evenwicht terug te vinden. Met een grimmig gezicht zet ik de spullen neer, en draai me om. De oudere man staat bevend achter de balie, met een pistool in zijn hand. Verdomme, ik had niet eens gemerkt dat hij er een had. "Blijf staan, schavuit." zegt hij mijn een trillerige, schorre stem. "Blijf staan of ik schiet." Ik trek een wenkbrauw naar hem op, pak mijn revolver, en richt op hem. Zoals ik al had verwacht schiet hij niet, maar kijkt me met grote, bange ogen aan. "Zou je het werkelijk kunnen? Iemands leven nemen? Ik denk het niet, oudje, anders had je me meteen wel door mijn kop geschoten. Dreig niet met dingen die je toch niet zult waarmaken." zeg ik bars, en ik haal de trekker over. De klanten en andere bankmedewerkers happen naar adem als de kogel zijn rimpelige voorhoofd raakt en doorboort. Ik steek mijn revolver weg, pak mijn buit weer op, en hink de winkel uit, terug naar de Medusa. Eigenlijk had ik wel wat langer willen doorbrengen in de stad, maar met een schotwond in mijn been is dat niet erg handig.