I'm back!
Ik ben er van uitgegaan dat Abby zich snel zou verstoppen als ze iemand zou horen, dus sorryknorry als dat niet zo is! :x
Dan pas ik het anders nog wel aan ^^
En ik moet nu nog even bijlezen bij de andere RPG's, maar daar zal ik ook zo snel mogelijk reageren ^^
Josephine
Rustig zit ik in de hut die Maxime en ik besloten hebben te delen, en borstel mijn haar met een oude kam. Het is niet meer zo zacht als eerst, waarschijnlijk door het gebrek aan zeep, en dat irriteert me. Wie weet kan ik de volgende keer dat we aan land gaan wat zeep halen. En andere nieuwe spullen. Een boek misschien.. Als ze er tenminste Engelse boeken hebben. Ik verveel me mateloos hier. Met een zucht leg ik de borstel neer en sta op. Als ik Maxime kan vinden heb ik in ieder geval gezelschap. Of Ace.. Ik sluit mijn ogen even en wrijf over mijn gezicht. Bah, ik moet niet vergeten wat Maxime heeft gezegd. Het verbaasde haar dat hij me nog niet op een ongewenste manier had aangeraakt. Ik glimlach, nog steeds met mijn ogen dicht. Ja, nu ik er zo over nadenk, dat is verbazingwekkend voor een piraat. Maar het bewijst wel dat hij niet zomaar een dronkenlap is, hij is beter dan dat. Ik knik om dat voor mezelf te bevestigen en loop de kamer uit, op zoek naar iemand om mee te praten.
Olivier
Na een paar dagen vooral in mijn hut te zijn geweest, bezig met kaarten en routes, besluit ik dat het tijd is om naar Tristan te gaan. Ik heb lang nagedacht over hoe ik dit het best kan aanpakken. Moet ik hem hetzelfde behandelen als de rest van dat andere schip? Dan keer ik veel mensen tegen me. Het is beter het onverwachte te doen. Ik werp een blik in de spiegel voor ik de deur uitga. Ik heb me gewassen, geschoren, schone kleren aangetrokken en mijn zwaard gepoetst. Ik zie eruit zoals een kapitein eruit hoort te zien. Rustig loop ik over het dek, en ik wenk Norman, een van de oudere piraten, die al langer op de Medusa zit. “Kom mee, ik heb een klusje voor je.” Hij knikt, geeft het touw waar hij mee bezig was aan een ander en loopt met me mee naar de kelder van het schip. Ik geef de wachter, die half ingedommeld voor de deur van de cellen zit, een trap en hij schrikt wakker. “O! Kap’tein! Goed om u hier te zien.” Hij glimlacht, waarbij hij zijn verrotte tanden ontbloot, maar ik geef hem slechts een koel knikje. “Ik neem aan dat niemand heeft geprobeerd bij de gevangenen te komen?” Hij opent zijn mond, sluit hem weer en krijgt dan een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. “Nou?” dring ik aan, terwijl ik een wenkbrauw optrek. “Ik moet u eerlijk bekennen, Kap’tein, dat er een knaap behoorlijk populair was. Er zijn meerdere malen mensen voor hem gekomen, maar ik heb ze natuurlijk resoluut de deur gewezen, dat kunt u begrijpen. Hij zit in de achterste cel, die knakker.” Ik knik weer naar hem, en neem me voor hem later nog verder uit te horen. Als er meerdere malen mensen zijn geweest heeft hij zich vast wel een keer, zo niet vaker, om laten kopen. Omkoping is verraad. En verraad wordt bestraft. Ik weet precies wie er in de laatste cel zit, en ik kijk er niet al te erg naar uit hem weer te zien, maar dat is voor later. Eerst moet ik afhandelen met de rest van zijn bemanning. Ik overhandig Norman mijn zwaard. “Je weet wat je te doen staat.” Hij knikt, en ik open de deur van de eerste cel. “Ga op een rij zitten.” beveel ik de gevangenen, die me met holle ogen aanstaren. Langzaam en stroef komen ze in beweging. Het is duidelijk dat hun tijd hier ze niet veel goed heeft gedaan. Norman loopt naar de eerste in de rij en houdt het zwaard bij zijn keel. Als de man doorkrijgt wat er gaat gebeuren pakt hij Norman bij zijn voeten en begint te jammeren en te smeken. Norman duwt hem weg met zijn voet en me afwachtend aan. Ik leg mijn handen op mijn rug en knik koeltjes. Snel en zonder emotie te tonen snijdt hij de man zijn keel door. Zijn smeekbedes eindigen in een gorgelend geluid, waarna hij levenloos op de grond valt. Het lijkt de andere mannen wakker te schudden. Sommigen beginnen ook met hun smeekbedes, anderen worden wild en proberen weg te komen. Een man probeert me opzij te duwen en de cel uit te rennen. Ik trek mijn pistool, schiet hem neer en schreeuw “Op een rij!” naar de anderen gevangenen. Ik richt mijn pistool op ze en schoorvoetend gehoorzamen ze. Norman is ondertussen achter de tweede gaan staan. Ik knik en weer slaat hij toe. Zo werkt hij langzaam de hele rij af. Ik loop de cel uit en open de volgende. “Jullie weten wat jullie te doen staat.” zeg ik bars, en ik wacht tot de mannen hun plaats hebben ingenomen. Norman gaat verder, al wacht hij telkens even op mijn knikje. De een na de andere man valt op de grond, en ik trek een vies gezicht als ik merk dat er bloed over mijn laars loopt. Als Norman klaar is loop ik langs de derde cel heen, die leeg is, naar de vierde en tevens laatste cel. In een hoekje zit Tristan weggekropen, en terwijl ik de deur open zie ik hem opkijken. Hij is er minder slecht aan toe dan de rest van de bemanning, en dat bevestigt mijn vermoeden dat de bewaker mensen heeft doorgelaten. Ik glimlach geveinsd naar hem en stap op hem toe. De woede is van zijn gezicht af te lezen. Ik merk dat Norman op hem af komt lopen en stop hem door mijn arm uit te steken. “Nee, beste man. Dit hier is een geval apart.” Ik steek mijn hand naar Tristan uit, maar hij kijkt me slecht wantrouwend aan. “Kom op zeg, ik bijt niet.” zeg ik vol spot, maar als hij nog steeds weigert mijn hand te pakken zucht ik en ga ik recht staan. “Luister, Tristan. Je verwacht dit waarschijnlijk niet van mij, en dat is logisch, maar ik kom mijn excuses aanbieden. Ik heb me egoïstisch gedragen, en daarvoor moet ik me verontschuldigen. Ik wil je een tweede kans geven op de Medusa.” Ik steek mijn hand weer naar hem uit, en deze keer pakt hij hem toch twijfelend aan. Met een kille glimlach op mijn gezicht trek ik hem overeind. “Ik hoop dat je mij ook een tweede kans kunt geven.” Zonder op zijn antwoord te wachten laat ik zijn hand los en draai me naar Norman toe. “Haal iemand om de lijken hier weg te slepen en het bloed op te dweilen.” Hij knikt, geeft me mijn zwaard terug en loopt weg. Met een zakdoek veeg ik het bloed, dat nog warm is, van mijn zwaard en ik steek het weer in zijn schede. “Dus, wat zeg je er van?” vraag ik dan aan Tristan, die me onderzoekend aankijkt. “Kom je er weer bij?” Ik kan het hem niet kwalijk nemen dat hij zo twijfelt, maar toch erger ik me eraan. Ik geef je verdomme een tweede kans, grijp die dan ook en wees niet zo schijterig. Je beseft toch ook wel dat ik je zonder pardon van boord flikker als je weigert?