NATHAN
—M O C H T hij het nuttig hebben gevonden op de mijmeringen van een zekere piraat te reageren, had hij dit wel gedaan. Echter, niet als het absoluut nergens op sloeg, zoals de dronken uitspraken die hij niet serieus kon nemen. Met een vrij sterne gelaatsexpressie lette hij er enkel op om zo snel mogelijk bij zijn doel te komen, zulke uitspattingen voor lief nemende, zodat hij des te sneller terug kon naar zijn taken. Zorgen maken om blokkades die in de weg stonden, had hij niet, daar de zeerover ervoor zorgde dat ze aan de kant gingen als de rode zee. Pas na een zee van geblaat bleek er uiteindelijk een einde aan te komen, en Nathaniel moest toegeven dat het moeilijk was te denken aan zijn taken met zo'n levendige persoonlijkheid in zijn bijzijn.
Vooral eens hij begon over zijn 'gouden' haarlokken kon hij een geamuseerd gegniffel niet beteugelen. Nathaniel had besloten hem in de maling te nemen, iets wat de zoon van Hook toch zeker zou opvallen. De spieren in zijn kaak spanden zich aan toen bleek van niet, en meneer met zijn vingers door de blonde coupe wreven. Iemand anders had het mogelijk weggeslagen, hem als een baksteen laten vallen of er iets op gezegd, alleen Nathaniel niet. Vannacht had hij maar twee uur kunnen slapen, en hij moest alles op alles zetten zijn ogen wagenwijd open te houden. Desalniettemin wendde hij zijn gezicht af om een gaap los te laten, duidend op hoe moe hij wel niet was.
“I don't know what you're talking about”, antwoordde hij vervolgens, de slaap in zijn stem, “I am but a mere man with golden locks, promising you riches. . . .We're here.” beëindigde hij zijn woorden toen hij de ziekenboeg in het vizier kreeg, en daar Percy op een bed neerlegde. De verpleegster die naar hen toe was gewaggeld, herkende hij als Mevrouw Davies aangezien hij al vaker studenten hiernaartoe had begeleid en zelf ook soms hulp nodig had —iets dat hij niet wilde toegeven. Wanneer zijn praatje met de vrouw ten einde liep, wilde hij er tevens van tussen gaan —ware het niet dat hij werd tegengehouden door Percival Hook.
“Maar—” Zijn blik gleed van de vrouw naar hem. “Kan jij m'n verpleegster niet zijn ey?” Met een waterige glimlach kneep hij bemoedigend in de hand die hem vasthield, en met verzachtende toon sprak hij lieve woorden. Alsof het een vader was die z'n kind trachtte gerust te stellen.
“I’ll be back soon, I promise. My word is my bound.” Voor de laatste keer kneep hij zachtjes in zijn hand alvorens deze los te laten. “I merely have to fix some things.” Hij keerde zich om en verdween.
|
▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁
❝ ᴰᵒⁿ’ᵗ 𝐭𝐞𝐥𝐥 ᵖᵉᵒᵖˡᵉ ʸᵒᵘʳ ᵖˡᵃⁿˢ. 𝐒𝐡𝐨𝐰 ᵗʰᵉᵐ ʸᵒᵘʳ ʳᵉˢᵘˡᵗˢ • ❞
▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁▁
Zijn stem was het eerste dat hij hoorde bij het terugkomen, iets vaags tegen de verpleegster. Al snel had de jongeman door dat hij inderdaad zich aan zijn belofte had gehouden. “Yer back!”
“Of course —A true prince never gets back on his word”, glimlachte hij, verbluft over het feit dat hij er blij om scheen te zijn. Bij zijn bed aangekomen, hielp hij Percy vervolgens wat uit het flesje water te drinken, waarna hij werd gevraagd hoe het was gegaan.
“It went bloody fine until she jabbed that needle in my rear end”, mompelde hij, zichzelf wat omhoog getrokken op het bed. Charming had bekeek hem van top tot teen, om zo een analyse te maken.
“Why don’t you tell me what happened, mhm? If you tell me, I could help you better. It’d be a shame if you couldn't go to the party tonight.” Toen de jongen zich enigszins oncomfortabel heen en weer begon te bewegen, wachtte hij geduldig af.
“I— you know, I don’t say it often, but eh... Thanks lad.” De zeeman zat vol met verrassingen, waardoor Nathaniel zijn wenkbrauwen ophaalde en een gedachteloze glimlach rondom zijn mondhoeken verscheen. Zwijgzaam hield hij hem enigszins overeind door zijn kussens goed te leggen. “The name is Hook by the way, Percy Hook. Thought I owe my saviour at least a name.” Nathaniel wilde antwoorden dat hij dat al wist, dat hij hem zelfs nog een rondleiding van Vestigo had gegeven, maar iets hield hem tegen. Een stem in zijn bewustzijn die hem vertelde ditmaal stil te blijven.
“So how do I call the godly goldenhaired Siren who promised me lots of riches?” Een lichte grijns streek op zijn lippen neer wanneer hij dit zei, en dat resulteerde bij de zogenaamde siren in een onschuldige grijns.
“Call me Nathaniel. Pleasure to meet your acquaintance, Percy Hook. Although I’m hardly a saviour, I still hope I could prove to be a helping hand in the future.” Hij kon zichzelf nog niet eens redden, laat staan iemand anders. “And you’re welcome, it’s nothing big, really.” Hij wuifde het weg, en vormde zijn kussen weer op automatische piloot goed. De manier waarop er door zijn haarlokken werd gewreven, liet hem slaperig een hand voor zijn mond slaan om opnieuw te gapen. “Pardon me, I haven’t slept very well.” Met dezelfde vermoeide gelaatsuitdrukking glimlachte hij kort, om langzaam maar zeker tegen hem weg te zakken, bijna in slaap vallend.
Het glinsteren van Percy’s sieraad moedigde hem aan enigszins bij bewustzijn te blijven, zelfs al lag hij nu praktisch met zijn hoofd op z’n schouder. “About that dazzling earring you’re wearing, Percy, don’t you think it’s time to give it back? The daughter of Sleeping Beauty must miss it now, with its absence.” Nathaniel had een lachende trek rond zijn rechtermondhoek, terwijl hij de enige ring rond zijn vingers haalde en voor zijn groene kijkers tentoonstelde. “I know this might not be as radiant as that pink diamond, but real gold trumps imitation, right? What do you say —a fair trade?”
|