Jo
Oppeens krijg ik een paar voeten in mijn rug en val naar voren, bovenop Martyr.
Gehaast rollen we van hem af. 'Jij ook al!' zei Martyr geërgerd
'Ik wat?' zei Iratus, die boven op mij was gevallen.
'Jij zit hier ook al beneden.'
'Ja, wat dacht je dan?' zei Iratus geërgerd.
Juist dan komt Kay binnen, en hij kan zijn lachen haast niet inhouden.
'Jullie twee hadden toch straf!'
'Begin jij ook al,' zegt ik bozig.
'Naar boven, allebei. Stelletje kleuters!'
Kay grijnst nu breeduit.
Langzaam sta ik op en loop naar boven, bij de laatste tree aangekomen gaat de bel, ik besluit even stil te staan, misschien is dit het goede moment om naar de bibliotheek te gaan.
Ik hoorde dat er een klein jongetje voor de deur stond, de mensen uit de kamer onder mij gingen naar de deur, ook Iratus.
Dit is mijn kans! Snel liep ik de trap af en rende naar de bibliotheek.
"!#@#%" vloekte ik, hij is op slot. Dan maar inbreken, dat ben ik wel gewend, dat moest ik vaak doen voor Davy bij andere schepen, eerst het kostbare goud meenemen en dan terug gaan voordat de kraken kwamen.
Ik pakte mijn ketting waar een ankertje aanhing. Met de haakjes van het anker ging ik proberen het slot open te krijgen, 'klik!' gelukt. Net toen ik de deur wou openmaken hoorde ik iemand naar boven rennen. Als dat Martyr maar niet is, anders heb ik een probleem, als hij ziet dat ik er niet ben... Ach wat kan hij me doen, hij kan niets afpakken want ik heb niets... Alleen kan hij me pijn doen... maar ach, die gok wil ik maken...
Snel deed ik de deur open en ging naar binnen, van oude toverboeken tot kinderboeken, alles was er. Niet dat het groot was maar er was veel. Ah! Daar is een goed boek! Hoe word je Evil. Snel pakte ik het boek en rende uit de Bibliotheek. Toen ik bijna bij de trap was kwam ik erachter dat ik de deur niet dicht had gedaan, ach, daar komt toch niemand achter.
Langzaam liep ik naar boven, "`#@4" fluisterde ik, Martyr is boven, met dat kleine joch. Nouja, dan maar even naar buiten. Maar toen ik bijna bij de buitendeur was hoorde ik de deur van boven opengaan...
het is Schoonheid zelf op zichzelf eeuwig eenvormig met zichzelf [Plato, Symposium, 211b]