Kathryn Maegan Gervais.
Alles verdween in een vreemd soort waas, ze wist nog wel wat ze antwoordde en meemaakte. Maar het scheen alsof er geen duidelijk gevoel in haar zat, alsof ze helemaal op en verzonken was gegaan in haar hersenspinsels en langzaamaan de weg kwijt was geraakt. Kathryn merkte nog wel op hoe hij met een glimlach haar antwoord beaamde, ‘Daar heeft u helemaal gelijk in, het ochtendgloren is met al zijn kleuren prachtig.’ Hierop reageren deed ze echter niet, ze wachtte af. Totdat ze duidelijk wist wie de man was en hij was o-zo herkenbaar. Iemand waarmee ze vroeger alle dagen zowat door had gebracht, plezier mee had gemaakt en haar narigheid aan vertelde.
‘Gaat het goed met u vrouwe? U leek ergens van te schrikken.’ Die lichte bezorgdheid wat hij in zijn stem had, ze wist dat het er snel weer uit zou gaan. Hij kon niet blij ermee zijn, met de nare dingen die zij vroeger tegen hem had gezegd. Natuurlijk zou hij niet blij of opgelucht zijn, als hij al die jaren duidelijk had gemaakt niets meer met haar te willen… Wat kon ze op dit vlak toch zo ongelooflijk naïef zijn, maar alles wat ze wilde was een beetje hoop. Hoop dat hij haar ooit, op een dag, zou vergeven. Hoop dat het een keer hetzelfde zou worden als vroeger, want ze miste die tijden zo vreselijk, maar het was als een verwelkte bloem. De vriendschap was duidelijk gestorven, op het moment dat zij die woorden uitgesproken had. Het was allemaal haar schuld, ze had nooit naar haar moeder moeten luisteren, hoe jong ze ook was.
‘Ja, vrouwe?’ Hij doorbrak haar gedachten weer, iets dat met hem nu in de buurt steeds door leek te gaan. Hoe hij reageerde zal wel snel verloren gaan, zeker nu ze zichzelf proper voorstelde. Hij was overdonderd, dat was wel helder te merken. Luttele seconden liet hij hun verschillende poelen elkaar ontmoeten. Ondanks dat ze, eerlijk toegegeven, bang was naar zijn reactie, probeerde ze dat niet in haar ogen te laten zien. Daar ging hij al, achterwaarts richting de deur toe. Ze was dan ook verward toen hij opeens weer voorwaarts naar haar liep, terwijl hij zijn ogen met die van haar liet kruizen. Het ogenblik dat hij vlak voor de vrouw stond, verbrak hij het oogcontact door naar voor te buigen, jegens haar oor. Ze huiverde en hield zelfs kort haar ademhaling in, haar hart voelde ze zo hard kloppen dat ze bang was dat het eruit sprong. Haar lippen raakten elkaar net niet, maar ze blies haar adem uit op het moment dat ze zijn vingertoppen vederlicht langs haar oorschelp voelden gaan. Net zoals hij vroeger deed. Het glas had ze nog altijd vast, maar het begon zachtjes te trillen, waardoor het wat heen en weer begon te klotsten.
‘Je bent een nietsnut, een bastaard. Je verdient het niet om met mij om te gaan, boerenpummel. Vlegel. Schavuit. Schobbejak,’ sprak Phelan vervolgens met een ijzige stem. Het voelde alsof ze elk moment in huilen uit kon barsten. Dit waren exact dezelfde woorden die zij vroeger tegen hem had vermeld, met zo’n zelfde ijzige stem. Toen ze dat moest zeggen, voelde ze de pijn al, maar nu – zoveel jaren later – leek alles wel tien keer zo erg te voelen. Met elk woord dat hij sprak, realiseerde Kathryn dat er een stuk van haar hart afbrak, om die vervolgens in het vuur te gooien. Het brandde, en het kon niet geblust worden. Alles in haar lichaam, vooral in haar bovenlijf leek de pijn erger te worden.
‘Duivelskind.’ Dat was nog wel het ergste geweest, dat was de druppel. Ondertussen was hij naar de deur gelopen, waarna hij met een bittere glimlach vermeldde: ‘Deze bastaard zal weer terug niets gaan doen, daar schijn ik toch alleen maar goed voor te zijn.’ Het leek alsof ze meer en meer leeg vanbinnen werd, opgebrand, als papier en hout op een brandstapel. En het begon te roken, heel erg, in haar hoofd, die mist kwam opzetten. Samen met ongelooflijk veel tranen. Het begon niet eens direct, haar tranen begonnen pas op te wellen uit haar ogen toen de man weg was gelopen, en het voelde voor haar net zoals vijftien jaar geleden. Alleen deed hij het dit keer bij haar. Echter, ze nam het hem niet kwalijk – het was haar eigen schuld en deze pijn had ze verdiend. Kathryn schudde haar hoofd, hoewel ze wist dat hij het toch niet meer kon zien. Het glas in haar hand schudde zo hevig dat het op een gegeven moment richting de grond viel, en dat was tegelijkertijd dat ze naar de deur rende. Alles leek wel in slow motion te gaan, toch was het snel genoeg dat ze het niet bij kon houden. Haar ene slanke hand had haar witte jurk aan, de jurk die ze enkel had aangedaan voor de ochtend, ze zou zich nog verkleden. Nu zou ze in elk geval niet door de jurk kunnen voelen, want daar zag ze zich op dit punt wel voor aan. De jonge vrouw gooide de deur dicht, terwijl ze maar door bleef rennen in de richting waar ze Phelan had zien verdwijnen. Verder kwam ze echter niet, aangezien er al een vrouw naar haar toe kwam die haar stopte. Het was een dienstmeisje, en haar blik was bezorgd.
‘Vrouwe, gaat het wel goed?’ Kathryn probeerde niet op haar te letten, zelfs niet wanneer het meisje bezorgd haar hand op haar arm legde. Het enige wat ze wilde was doorrennen naar Phelan, nu ze hem eindelijk gevonden had, liet ze hem niet zo snel meer gaan. Vroeger had ze die fout al begaan en, hoe pijn het ook zal doen, ze zou hem niet verlaten. Zelfs al zou hij haar haten, verafschuwen, minachten… ‘Wat is er gebeurd, dame Gervais?’ klonk het weer in haar richting. Ze schudde haar hoofd, raapte zich bijeen en veegde de tranen weg, alvorens naar het dienstmeisje te keren.
‘Heb je een man gezien die hier daarnet langsliep, lichte huidskleur en asblond haar? Hij zei dat hij een bakker was,’ sprak ze op een bevelende toon. Het leek erop alsof ze wilde protesteren, niet wist wat ze precies moest zeggen, maar toen Kathryn haar wenkbrauwen ongeduldig omhoog haalde, wees ze in een bepaalde richting.
‘Die richting op, vrouwe,’ stamelde ze vervolgens. Het enige wat Kathryn deed was erop knikken en daarna de voorkant van haar jurk vasthouden, zodat ze verder kon rennen. Het duurde even voordat ze hem überhaupt gevonden had, toen dat echter het geval was – na wat leek voor haar veel te lang – bleef ze op een klein afstandje stilstaan. Huilde hij nu? Hierdoor beet de jonge vrouw hard op haar lip, maar zette vervolgens toch door. Een paar passen zette ze dichterbij.
‘Phelan…’ sprak ze zo zacht dat het zelfs voor haar nauwelijks te horen was. Haar groene poelen wendde ze kort af, alvorens het nog eens te proberen. Het enige wat ze momenteel kon doen was zijn naam herhalen, als een melodie dat niet uit haar geheugen kon gaan. ‘Het spijt me zo verschrikkelijk erg, en waarschijnlijk haalt dit niets uit… Maar het enige wat ik van je vraag is om even naar mijn verhaal te luisteren,’ vervolgde ze, tegelijkertijd dat ze al haar moed bijeen raapte. Hierdoor zette ze nog een paar passen dichterbij, totdat ze zowat naast hem stond. Op een lieflijke, zachte, maar toch een huiverige manier legde ze haar hand op zijn arm, om hem daarna aan te kijken. Ze was bang dat hij haar net zo hard zou wegduwen, maar ze zou en moest het proberen.
‘Alsjeblieft?’ smeekte ze hem praktisch. Het was het enige wat ze had.
Quiet the mind, and the soul will speak.