Mitchell Giacomo Bianchi ~ Rebel
Hij had gehoopt dat ze al weg was gegaan en hem had achtergelaten op de grond. Hij hield er niet van om in gezelschap van haar te verkeren nu hij zich aardig beroerd ging voelen. Pas als hij gestopt was met drinken voelde hij de negatieve gevolgen pas echt goed. Hij hoorde haar wel zijn naam noemen maar negeerde het. Net zoals hij haar zogenaamd lieve woordjes het liefst wilde negeren toen ze bij hem neerknielde. Hij wilde op dit moment gewoon op de grond blijven zitten en verder nergens aan denken, hij wilde gewoon even niet lopen, en werkte dan ook niet echt heel erg mee toen ze hem van de grond trok. Als zij er niet was geweest om hem van de grond de halen , was hij hoogstwaarschijnlijk in de ochtend wakker geworden in ditzelfde steegje. Hoewel hij er haar op dit moment niet voor dankbaar was, zou hij dat wel zijn als hij weer nuchter zou zijn. Hij antwoordde niet op wat ze zei maar kreunde toen ze hem mee sleepte door de straten. Zijn ogen flitsen heen en weer toen hij merkte dat ze door de achterafstraatjes aan het lopen waren. Hij wist best dat dit de kortere route was, maar vroeg zich af of Éowyn ook wist in wat voor een buurt hij woonde, daar wilde je liever niet door dat soort straatjes lopen. Af en toe murmelde hij wat, onbewust, het was vooral onzin. Het ging over de meest uiteenlopende dingen als dat hij vond dat haar haar beter los stond, tot de constatering dat hij een gat in zijn schoen had. Hoewel hij haar hulp liever niet wilde en haar niet te veel als steunpaal probeerde te gebruiken, moest hij af en toe wel op haar leunen. Hij hield er helemaal niet van dat ze samen met hem naar zijn huis liep. De wandeling die hem normaal gesproken maximaal 5 minuten kostte, leek nu een eeuwigheid te duren. Hij had echter niet door dat ze op een gegeven moment al voor de deur stonden totdat hij het bekende geluid hoorde van zijn krakende deur, die met wat forceren wel open wilde. Hij wilde haar het liefst zo snel mogelijk afwimpelen, maar voelde zich niet goed genoeg om hiervoor te zorgen. Alles liet hij maar een beetje toe. Voordat hij het wist was hij al in zijn slaapkamer aangekomen, dat viel dan toch wel weer mee. Hij wilde Éowyn net vertellen dat ze wel kon vertrekken, maar toen hij zijn ogen weer open deed nadat hij ze even had gesloten was ze alweer ergens anders. Het geluid van stromend water. Hij was op zijn bed gaan zitten met zijn rug tegen de muur aan. Slapen was een optie, maar met zoveel geluiden kon hij niet slapen. Het moest helemaal stil zijn en donker voordat hij kon rusten. En dat was het niet, want hij irriteerde zich nu al mateloos aan de buren. De baby kon weer eens zijn mond niet houden en krijste aan één stuk door, dit geluid, in combinatie met de stemmen van de ruziënde ouders, was het enige wat hij kon horen en waar hij aan kon denken. Hoewel hij het probeerde te negeren irriteerde het hem mateloos. Hij stond op uit zijn geïmproviseerde bed, wat bestond uit een paar lagen isolatiemateriaal, schuim, op elkaar, en een laken eroverheen, om naar het raam te wankelen. Met wat moeite wist hij dit open te krijgen. “Houuu je kop dicht!” schreeuwde hij richting zijn buren, die het ongetwijfeld zouden horen. Tot zijn verbazing was de baby op slag stil, het raam deed hij ruw dicht. Toen hij weer op het bed zat was Éowyn er weer. Ze had een glas weten te vinden, wat op zich best knap was. Zijn huis was klein, alleen de woonkamer was vrij groot maar leeg. De keuken was de ruimte waar hij het liefste kwam, ondanks dat deze klein was bevond er hier zich alles wat hij nodig had. Er waren aardig wat kastjes, waarvan de meeste echter leeg waren. Er lagen een paar kookboeken op het aanrecht, waarvan de meeste Italiaans waren. Verder had hij nog wel wat keukengerei waarmee hij zich kon redden. De andere ruimtes van het huis vielen tegen. Hij had geen kachel of iets van warmtevoorziening, geen tapijt, geen behang aan de muur wat echter ook wel zo zijn charme had, geen tafel maar wel een paar stoelen. In de slaapkamer had hij zijn kleren wel netjes in een kast liggen en stond een gegraveerd doosje met de weinige echt persoonlijke bezittingen die hij had. Het was een doosje waar hij in kon kijken en dat meteen zijn verleden en afkomst vertelde, een foto van zijn vader en moeder die hem kostbaar was, een foto van zijn oom, en 2 foto’s van zichzelf vroeger en nog wat dingetjes die hij van zijn familie had gekregen of uit Italië kwamen. In de woonkamer lagen de spullen nogal ongeordend. Hier en daar lagen kranten, in een hoek lagen allemaal boeken opgestapeld, maar ook wat op de grond opengeslagen. Ze gingen over de wetenschap tot filosofie en reizen. Hij had enkele pogingen gedaan om het huis iets meer zijn huis te maken, door altijd bloemen in de woonkamer neer te zetten, wilde echt wat doen aan het krakende laminaat en andere klusjes in het huis opknappen, maar het was niet verder dan de bloemen gekomen, veel geld had hij bepaald niet. Het enige wat ze uit zijn huis konden stelen met enige waarde, waren misschien zijn kleren, vandaar dat hij het slot ook maar achterwege had gelaten, ondanks dat de buurt als onveilig bekend stond. Zijn ogen gingen even van het glas water naar Éowyn. “Dankje” wist hij nog aardig goed uit zijn mond te krijgen, al had hij niet de behoefte om ook maar één slok van het water te drinken. “Je kahan behest naah je eigen huiz gahaan” zei hij tegen haar, een subtiele hint voor dat hij graag wilde dat ze wegging. Hij hoopte dat ze niets tegen hem ging zeggen, maar ze begon te vragen naar de jongedame waar hij mee was geweest. Hij knikte alleen maar. “Jehe mag zelff geloven wat je wilt” zei hij tegen haar, hopend dat zijn vage antwoord ervoor zou zorgen dat ze geen zin meer in hem had en weg zou gaan. Aan de andere kant vond hij het stiekem wel fijn dat ze er was, dat hij iemand had om tegenaan te praten terwijl hij zich niet goed voelde, want slapen zou hij niet snel kunnen. "Heb je noch gekregen wahat je wilide van die bekende van je?" vroeg hij aan haar, waarmee hij doelde op het moment dat ze plots even iemand tegenkwam en iets leek te moeten regelen. Tenminste, dat had hij gedacht, want hij vond Éowyn echt een persoon om op feesten zelfs nog dingen te gaan regelen, ze was niet zo iemand die 'gewoon een gezellig praatje' zou maken. Nu ze hier was kon hij toch niet anders dan tegen haar aan praten, en het was zijn manier om het gesprek hopelijk op een ander onderwerp te brengen. Zijn ogen gingen even naar het raam, waardoor hij niets meer dan een vage vlek duisternis kon zien. Enig tijdsbesef had hij niet, maar hij hoopte dat hij nog dat hij deze dag nog wat kon slapen, want het werk in zijn bakkerij begon vroeg en hij was niet van plan om ook maar een halve dag vrij te nemen.
Jammer dat ze in die tijd nog geen platenspeler hadden, anders had die nog in de woonkamer gestaan met een verzameling platen x3
[ bericht aangepast op 25 mei 2013 - 20:09 ]
Aan niets denken is ook denken.