Avery Violet Stone.
De spieren spannen zich direct aan en onbewust was mijn blik er ook voor een seconde naartoe gegaan, voordat ik mezelf weer op zijn gezicht richtte. Hoewel hij wel wat spieren had, was ik niet bang dat ik abrupt een knal van hem te pakken had. Daar was hij veel te beheerst voor, maar ik zou op moeten passen als hij echt woedend was. Ik wilde hem enkel duidelijk maken dat ik er wel aan dacht en wist dat hij er nog mee zat, of dat nou veel of weinig was. Hij zat ermee, en hij kon me echt niet wijs maken dat het niets uitmaakte. Hij schudt kort met zijn hoofd om te laten merken dat ik er totaal naast zit, waarop ik diep zucht. Ik weet ook even niet wat ik erop moet zeggen, maar straks zal hij er wat van te horen krijgen. Het moet nu niet zo zijn dat ik wat aan hem ga of moet vertellen en hij het van hem nog steeds binnen houdt.
Op wat ik zeg, haalt hij zijn schouders iets op. “Je laat me veel praten.” Antwoord hij murmelend, waarop ik hem direct weer aankijk. Een donkere blik komt er in mijn poelen terecht, maar het duurt een enkele seconde want ik laat mijn ogen naar onze handen afglijden. Het valt me niet echt op dat hij naar mij blijft kijken, daarvoor ben ik diep in gedachten. Geïrriteerd en gefrustreerd schudt hij met zijn hoofd toen ik het laatste zei. Wanneer zijn warme handen die van mij loslaten, lik ik iets beschaamd over mijn lippen, waarna ik op mijn volle onderlip bijt en hij naar achteren schuift. De koude slaat gelijk tegen mijn handen aan, helaas, ik mis het zelfs wat. “Ja, dat is zo. Maar volgens mij wil je graag alleen zijn en niemand hebben,” antwoord hij, maar voor mij klinkt het nogal bot en hierdoor word mijn gezichtsuitdrukking ook harder, terwijl hij zijn beide handen uit frustratie door zijn haren laat gaan.
“Verdomme Avery, je weet toch wel hoe moeilijk dit is? Kan je nou alsjeblieft eens ophouden met die spelletjes die je constant speelt en je niet meer van de domme houden? Je weet donders goed hoe ik het bedoel.” Zijn handen gaan terug naar zijn schoot, en vervolgde: “Ik zou wel willen dat ik blind was en het niet zag, zodat ik het niet met jouw koppigheid hoefde te confronteren, maar dat is nou eenmaal niet het geval.” Ik snoof, “Ja, ik ben een moeilijk persoon in de omgang.” Het klonk zo definitief, alsof ik de vriendschap of wat we dan ook hadden, stop zette. Knarsetandend en nogal hakkelig stond ik op, voordat ik mijn moordende, boze blik op hem richtte. “Wil je weten wat er is? Dan hoef je nu niet veel meer te zeggen, tegen niemand niet.” Waarschuw ik hem, doelend op wat hij zei over dat ik hem veel laat praten, alsof het allemaal mijn schuld was en iets slechts was.
Ik loop wat dichter naar hem toe, mijn blik nog de hele tijd op hem gericht, terwijl ik al bezig ben in een ruwe handeling mijn jasje uit te doen. Wanneer dat uiteindelijk uit was, was mijn donkere jurkje nog te zien, en de reden waarom ik het jasje in eerste instantie aan had gedaan. De blauwe plekken op mijn polsen, waaraan je duidelijk kon merken dat iemand me vast had gegrepen daar. Vervolgens draaide ik me om en ik liet mijn rug zien, waarvan de bovenkant rood was en bij mijn schouderbladen vooral blauwe plekken zaten, wat nog van de kast kwam. “Nu weet je het: Blaise had een woede-uitbarsting, dezelfde toen ik opeens verdwenen was naar New York.” Ergens was er ook een beschuldigende toon in mijn stem te horen en hoewel ik erachter aan had willen zeggen: ‘Maar dat wist jij niet, omdat je zo veel met Violet ging en mij zowat negeerde…’ Dat deed ik niet. Het was ook niet zijn schuld, maar er gingen nu zoveel emoties door me heen dat ik zelfs pijnlijk op mijn lip beet om de tranen binnen te houden. Dat was echter niet de enige reden dat ik naar NY ging, ook omdat ik ruzie – opnieuw – met mijn familie had.
Quiet the mind, and the soul will speak.