Hawaï was voor een eiland nog verrassend groot als je iemand wilde vinden. Sean was nu al twee weken op zoek. Zijn eerste spoor was volledig doodgelopen. Hij had bijna alle kustplaatsen bezocht, maar nergens was Cordelia te vinden. Logisch ook, dacht hij. Ze was een zeemeermin. De kans was groot dat ze zich niet onder de mensen zou bevinden. Mensen hadden haar tenslotte jarenlang als een beest mishandeld en haar uitgelachen en vernederd. Maar een kustplaats was de enige plaats waar zij kon overleven, dus waar was ze dan? Hij schoof zijn zonnebril weer voor zijn ogen en liep een winkeltje binnen. Buiten op de boulevard zag het zwart van de mensen. Het was een warme dag en overal liepen mensen in bikini’s. Ze waren vrolijk en hadden plezier, en hoewel het prachtige strand er vanaf hier heel aanlokkelijk uit zag, had Sean andere dingen te doen. Door steeds pauzes te nemen zou hij haar niet vinden.
‘Middag,’ groette de winkelbediende hem. Hij droeg een grote cowboyhoed en hippe, bijpassende cowboylaarzen. Toch ging zijn kleding niet mee met zijn leeftijd, want hij was ogenschijnlijk grijs aan het worden en zijn gezicht vertoonde een hoop rimpels toen hij glimlachte. ‘Kan ik u helpen?’
‘Misschien wel, ja,’ antwoordde Sean. ‘Ik reis door Hawaï, en ik heb tot nu toe steeds Google Maps gebruikt.’
‘Zeer nuttig,’ knikte de man.
‘Zeker,’ zei Sean. ‘Maar ik heb toch het idee dat ik belangrijke punten mis. Heeft u wellicht een landkaart te koop?’
‘Uiteraard!’ Hij lachte vrolijk en verdween tussen alle gangpaden door. Even later kwam hij terug met een opgevouwen, in plastic gehulde landkaart van Hawaï. De man trok het plastic er af en vouwde hem op zijn toonbank open voor Sean. ‘Is dit wat je zocht?’
‘Ja.’ Seans ogen begonnen te glinsteren. ‘Misschien kunt u me helpen?’ zei hij plotseling. ‘Ik ben al langs bijna alle kustplaatsen in Hawaï geweest, maar ik kan niet vinden wat ik zoek.’
‘En waar zoekt u naar?’ vroeg de man van onder zijn cowboyhoed nieuwsgierig.
‘Een vrouw,’ antwoordde Sean. ‘Ik ben haar jaren geleden uit het oog verloren en ik weet zeker dat ze ergens op dit eiland moet zijn. Tot nu toe is mijn zoektocht echter zonder succes,’ zuchtte hij.
De man klaarde op en grijnsde zijn tanden bloot. ‘Houd moed, jongeman! Zoekt en gij zult vinden. Waarom de kustplaatsen als ik vragen mag?’
‘Ze moet dicht bij het strand wonen,’ antwoordde Sean, en toen de man hem vragend aankeek zei hij vlug: ‘daar is ze opgegroeid.’ Een keiharde leugen, want zo had het voor haar moeten zijn.
‘Aha,’ knikte de man begrijpend. Hij liet zijn vinger over de kaart glijden en vroeg Sean op welke kustplaatsen hij al was geweest.
‘Big Beach, Oahu, Honolulu, Kauai.. En nog een aantal.’ Hij wees ze aan op de kaart. Diep van binnen wist Sean dat Cordelia niet op deze plaatsen kon wonen. Er was teveel toerisme en er woonden teveel mensen.
‘Je zou deze plaatsen nog kunnen proberen,’ zei de cowboy, en hij liet zijn vinger over de kaart glijden.
‘Kunt u ze voor me aankruisen?’ vroeg Sean.
‘Natuurlijk!’ Hij kruiste met een zwarte viltstift de eilanden aan die Sean nog kon bezoeken. ‘Algemene nieuwsgierigheid van een oude man, beste jongeman. Is het de liefde, waar je naar op zoek bent?’
Sean grinnikte en schudde zijn hoofd. ‘Ik weet het niet.’ Het was hem wel opgevallen dat de mensen op Hawaï een vriendelijk en beschaafd volk waren. Ze waren open en nieuwsgierig. Het beviel hem wel.
‘Ik las in mijn reisbrochure dat er ook onbewoonde eilanden zijn op Hawaï. Is het mogelijk om deze te bezoeken?’ Sean wachtte een beetje gespannen op antwoord. Hij had zo het idee dat Cordelia’s zoektocht een stuk aangenamer kon worden als hij die kon bezoeken. Een onbewoond eiland zou perfect zijn om op te wonen voor haar als zeemeermin. Weg van alle nieuwsgierige blikken van mensen en dreigend gevaar dat voor haar steeds op de loer lag.
‘Dat denk ik niet, ze zijn niet voor niets onbewoond.’ De man nam zijn cowboyhoed af en krabde op zijn hoofd. ‘De meeste eilanden worden beschermd door de staat, natuur welzijn en zo, weet je wel?’
Sean knikte. ‘Waarom zou je die willen bezoeken, jongen?’ Sean vond het wel vermakelijk dat hij hem jongen noemde. Een jongen was hij al heel lang niet meer.
‘Ik weet niet, het trekt me gewoon. Het lijkt me bijzonder om te zien. Met haar, weet je wel?’ Nog een leugen. Hij haatte liegen.
‘O, als je haar eenmaal hebt gevonden?’ De man keek hem weer nieuwsgierig aan.
‘Ja.’
‘Nou, dan zijn er toch nog zat andere mooie plekken om te bezoeken hier!’ Hij gaf Sean een vriendelijke klap op zijn schouder. Hij boog zich weer over de kaart. ‘Mocht het je toch lukken, ik hoorde dat deze onbewoonde eilanden prachtig moeten zijn. Deze ook.’ Hij wees een klein stipje op de kaart aan, direct aan de kust… ‘Alleen zou ik het uit mijn hoofd laten om die te bezoeken. De geruchten gaan dat de mensen die er geweest zijn niet meer levend zijn terug gekomen.’
Sean keek hem verbaasd aan. ‘Hoezo?’
‘Dat weet niemand,’ zei de man een beetje mysterieus en hij zette zijn cowboyhoed weer op. ‘Niemand waagt zich nog op dat eiland. Mensen verdwijnen op mysterieuze wijze. De mythes gaan over monsters, maar dat zijn natuurlijk allemaal fabeltjes.’ Hij lachte een beetje hinnikend en Sean lachte geforceerd mee, al waren er diverse alarmbellen gaan rinkelen in zijn hoofd.
‘Ik denk dat ik hiermee wel uit de voeten kan.’ Hij legde drie dollar en vijftig cent op de toonbank en schudde de man de hand. ‘Hartstikke bedankt voor uw hulp.’
‘Geen probleem jongen! Succes met je zoektocht!’
Sean glimlachte en knikte. Hij vouwde de kaart weer op en liep de winkel uit. Buiten scheen de warme zon op zijn gezicht en Sean keek naar het kleine stipje die de man zojuist op de kaart had aangewezen. Mensen die nooit meer levend terugkwamen van dat onbewoonde eiland? Misschien waren er meer wezens zoals zij. Bijzonder, speciaal, gevaarlijk of misschien zelfs wel bang. Sean hield een taxi aan en keek de chauffeur aan vanuit zijn spiegel. ‘De haven, alstublieft.’
[ bericht aangepast op 7 juni 2015 - 15:33 ]
You were born with wings. Why prefer to crawl through life?