Kato wist niet hoe hij zich moest voelen toen hij zijn vader op de plek van de Stamoudste zag zitten. Dit kon niet waar zijn… De raad had besloten dat die plaats voortaan aan hem voorbehouden was, want Matoth was geen familie geweest van het vorige raadslid. Kato vroeg zich af wat de Stamhoofden had doen besluiten om voor zijn vader te kiezen en hoe lang hij deze functie al bekleedde.
Het was Kato direct duidelijk dat zijn vader er geen genoegen in schepte om zijn zoon opnieuw te zien. Syth had nog iets van verrukking en een – zo hoopte Kato tenminste – vleug van blijdschap laten zien, maar dat kon van Matoth niet worden gezegd.
Dera was er gelukkig nog wel en Kato hoopte dat zij hem nog steeds goed gezind was. Ze liet haar ogen op Kato en de anderen rusten en hij zag dat ze even wat langer bij Michelle bleven hangen. Ze wist dat zij geen halfwolf was en Kato hoopte maar dat het geen al te groot probleem zou zijn, al wist hij wel beter.
‘Dat is niet je vrouw en je kinderen zijn al helemaal nergens gevonden,’ merkte een ander Stamhoofd op zodra iedereen binnen was en de vacht weer voor de opening van de hut was gehangen. Het werd daardoor iets donkerder binnen, maar er waren voldoende kieren in de wanden om nog genoeg licht binnen te laten zodat ze allen konden functioneren. Er was, achter de stamhoofden wel een toorts in de grond geslagen, maar deze was niet aangestoken.
Kato knikte. ‘Mijn vrouw en kinderen bevinden zich op een ander eiland. Ik wilde hen niet blootstellen aan de ontberingen van de reis.’ Dat leek hem geen onredelijk argument en hij zag aan de meeste gezichten dat dat ook niet zo werd opgevat.
Ondanks dat hij een beetje zenuwachtig was voor het oordeel van de Stamhoofden – Kato wist niet eens of hij wel in Bramble wilde blijven tijdens zijn verblijf op het eiland – was deze ontmoeting met de leiders van zijn volk die Kato had meegemaakt. Hij herinnerde zich nog levendig hoe hij hier ook had gestaan om zijn verloving met Cordelia aan te kondigen en hoe de raad daar schoorvoetend mee had ingestemd na hem een hachelijke beproeving te laten doorstaan.
Kato keek naar zijn vader om te zien wat hij ervan vond, maar de ogen van Matoth waren ondoorgrondelijk. De nagels van zijn voorpoten hadden voren getrokken in de zachte ondergrond.
‘Vader…’ sprak Athiabbe op zachte toon. ‘Laat ons alsjeblieft blijven. We zijn van ver gekomen om jullie te zien.’
Er klonk wat gegrom en gemompel terwijl de Stamhoofden probeerden te besluiten wat ze vonden dat er met de reizigers moest gebeuren.
‘Wie zijn deze nieuwkomers?’ wilde een van de Stamhoofden weten.
‘Dit zijn Michelle en Javelin. Ze zijn meegekomen op onze tocht naar Hawaï en terug,’ zei Kato, die direct wist dat hij een fout had begaan door dat te zeggen. Michelle was geen halfwolvennaam. Ze zouden haar nooit accepteren, maar als ze de Stamhoofden hadden voorgelogen en ze waren er later achter gekomen, waren ze nog veel verder van huis geweest.
Kato merkte dat zijn vrienden het ongenoegen van de Stamhoofden ook doorhadden en deed uit voorzorg een minuscuul pasje achteruit en zette zich schrap. Hij vond de ogen van zijn vader er ineens een stuk minder ondoorgrondelijk uitzien. Hij zag geen teleurstelling, maar afkeer, pure afkeer. Hij schudde enkel met zijn kop en er klonk instemmend gegrom van de halfwolven die waren veranderd. Kato had niet geweten dat zijn vader plots zoveel invloed op de Stamhoofden had gehad. Er zat niemand die het met hem oneens was en plots ging de hut weer open en stapten er nog eens drie wolven naar binnen die Kato en de anderen niet al te vriendelijk duidelijk maakten dat ze maar beter konden gaan.
Pagelino en Yati veranderden als eerst in wolven en uiteindelijk volgden Javelin, Kato en Athiabbe ook.
Athiabbe was niet van plan zich uit haar eigen geboortedorp te laten zetten en dat zou ze de anderen ook duidelijk maken. Ze zou haar oma vinden en die zou haar helpen, zodat ze heir weer zou mogen blijven. Ze wilde niet terug naar het eiland waar ze zich absoluut niet op haar plaats voelde en waar haar familie niet was. Ze wilde niet terug naar Satyr die haar niet wilde en naar Wyatt die haar alleen maar verwijtend aan kon kijken.
Athi ontblootte haar tanden en sloeg naar de eerste wolf die naar haar hapte. Haar nagels maakten diepe krassen in het gezicht van de wolf, maar hij leek vastbesloten te zijn haar uit het dorp te zetten.
Kato zag dat zijn zusje in gevecht raakte met een van de wachters, maar kon haar niet te hulp schieten omdat hij op dat moment zelf werd aangevallen door een wolf met een grijze, ruige vacht en Kato besefte dat ze uit andere stadsdelen kwamen. Vanaf het strand had het eiland er vredig uitgezien, maar blijkbaar was er wel degelijk iets veranderd en Kato wist zeker dat dat met de vulkaanuitbarsting te maken had. Dat Matoth owlven uit andere stadsstaten had toegelaten, was waarschijnlijk om Bramble te versterken tegen andere stadsstaten die hetzelfde deden en om ervoor te zorgen dat het halfwolvenbloed zuiver bleef en vrij van incest. Kato had bewezen dat hij daar niet om gaf en had kinderen verwekt bij een ander wezen en vervolgens al zijn vaders kinderen gestolen. Nu waren ze terug en hadden ze weer een wezen meegebracht dat hier niet hoorde. Kato begreep waar zijn vaders ongenoegen vandaan kwam, maar had toch gehoopt op een verzoenender gesprek. Dat ze zouden worden aangevallen en verdreven, had hij nooit verwacht.
Kato beed en krabde zich een weg door de wolven heen, op zoek naar Michelle en Pagelino. Ze waren door meer wolven omsingeld en Michelle stond met haar rug tegen een boom met alleen Pagelino als bescherming. Kato’s kleine broertje had zich dapper voor haar opgesteld, maar tot Kato’s afschuw hield hij de anderen niet lang op afstand.
Met een paar sprongen stond hij midden tussen de wolven en hij wist er een in de flank te bijten die naar Pagelino had toegehapt. Bloed en haren drongen in zijn keel en neus, maar hij scheurde de flank van de wolf. Hij stootte een luid gebrul uit en Kato merkte dat zijn verzet minder werd. Hij liet hem los en snelde toe op de grote, gespierde wolf die Pagelino sojuist een mep had verkocht, waardoor hij tegen de grond smakte. Kato keek niet of hij nog overeind kon komen, maar sloeg toe in blinde razernij. Het was hem niet eens meer te doen om zijn eigen veiligheid, maar die van de mensen waar hij om gaf. Ergens hoorde hij Yati brullen en hij hoopte dat Athiabbe zich zou redden – ze moest zich wel redden! – en hij beet en krabde en sprong in het rond in een poging de wolf, die hij herkende als Bon, bij Pagelino weg te houden.
Ze waren uiteindelijk de enigen die nog met elkaar vochten. De andere wolven hadden hen na een waarschuwend gegrom van Bon alleen gelaten. Kato liep om zijn rivaal heen zonder hem uit het oog te verliezen.
Hij had het gevoel alsof dit gevecht er ooit eens van had moeten komen. Hij had het al geweten sinds hij Cordelia mee naar huis had genomen, maar nu was ze er niet.
Kato was uiteindelijk de eerste die toesloeg, omdat hij niet kon wachten. Hij had gezien dat Michelle gebeten was en dat Pagelino nog op de grond lag. Het kostte Kato dan ook verrassend weinig moeite om Bon op zijn rug te krijgen en hem een paar keer flink te bijten, hoewel hij ook wonden opliep. Zeker toen anderen hem ook weer begonnen aan te vallen in een poging Bon bij te staan.
Kato zette zijn tanden in de neus van zijn tegenstander, toen zijn oor en toen diens hals Het bloed belandde in zijn neus en ogen, maar hij wist dat hij had gewonnen. Kato worstelde zich los, rende met achterlating van bloeddruppels op de bemoste grond naar Michelle en gaf haar een flinke duw met zijn kop in de richting van het bos ten teken dat ze weg moest rennen. Vervolgens keek hij om zijn schouder, maar zag Yati, Javelin en Athiabbe nergens. Hij wist dat hij iets had gebroken en dat hij een flinke wond had in zijn beide achterpoten, flank en oor en dat hij zijn vrienden niet kon helpen. Hij greep Pagelino bij zijn nekvel en sleepte hem zo vlug als hij kon het bos in om tussen de bomen te verdwijnen.
[ bericht aangepast op 26 aug 2016 - 15:13 ]
Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes