‘En?’ vroeg Athiabbe toen Kato de voordeur opendeed. ‘Wat heb je gedaan?’
‘Niets. Ik heb hem gewoon de waarheid gezegd.’
Athiabbe wist dat ‘niets’ veel meer betekende dan alleen niets en besloot niet verder te vragen. In plaats daarvan streek ze met haar vingers door Liae’s zachte vacht. Ze voelde zich schuldig en jaloers tegelijk.
Ze had Wyatt niet moeten aanvallen. Ze had zich niet moeten laten meeslepen en ze had eerder in moeten grijpen toen Kato door het lint ging.
Er liep een traan over haar wang en ze voelde Kato’s armen om haar heen. Dat was fijn en ze voelde zich nu even niet alleen. Ze had zich al een hele tijd alleen gevoeld en de aanwezigheid en de liefde van haar broer maakte dat gevoel wat minder.
‘Het komt wel goed,’ zei Kato zacht. ‘Ze zullen jou niet straffen en Wyatt geneest wel weer.’ Hijzelf wist niet of hij dat goed zou vinden, maar hij kon aan Athiabbe zien dat zij dat liever wel had.
Ze schudde haar hoofd. Het kwam niet goed. Zij zou nooit zo’n gezin hebben als Kato en Cordelia. Eerst Wyatt en nu Satyr… Het was alsof iedereen haar in probeerde te laten zien dat ze een monster was. Ze was niet aantrekkelijk en nu vond men haar ook nog gevaarlijk.
Athiabbe probeerde om Liae’s vacht droog te houden,, maar ze kon niet voorkomen dat enkele van haar tranen tussen de haren vielen. De kleine merkte er niets van.
‘Ik wil zo graag naar huis!’
Ze voelde Kato’s armen trillen, maar durfde hem niet aan te kijken, bang voor wat hij zou denken.
Hij streek over haar haren en wiegde haar en Liae heen en weer. Naar huis… Er was geen thuis meer, maar hij wilde net zo graag als Athiabbe terugkeren naar het eiland. Hun eigen eiland met de bekende bossen en bomen. Waar hij alles zelfs in het donker kon vinden. De plek waar hij en zijn zusje familie hadden gehad, waar ze zich terug konden trekken om aan hun moeder te denken.
‘Wij horen hier niet, Kato…’ zei ze zacht.
‘Weet ik, maar waar moeten we dan heen?’
Athiabbe had geen idee en drukte Liae voorzichtig tegen zich aan.
‘Alles hier gaat gewoon verkeerd… Het spijt me zo.’
‘Dat is niet jouw schuld,’ suste Kato. Hij liet zijn kin op haar kruin rusten en slaakte een zucht. ‘Ik maak er net zo’n puinhoop van. We moeten er gewoon het beste van maken. Het lukt ons wel.’
Athiabbe keek hem aan. ‘Maar wil jij dan niet terug?’
‘Jawel,’ mompelde hij en hij keek een andere kant uit, ‘maar het heeft toch geen zin? We kunnen best teruggaan en kijken wat er van over is, maar wat moeten we dan?’
Hij zag Athiabbes ogen groot worden.
‘Wil je dat?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Ik – ik ben bang voor wat we aantreffen… Wat zou er nog over zijn?’
Daar kon Athiabbe hem niet bij helpen. Er waren delen van het eiland die nog altijd in de as lagen en ze probeerde zich voor te stellen hoe Bramble er dan uit zou zien. Platgelegd door vulkanische lava. Alles verzwolgen door de hitte…
‘Ik – ik wil het wel zien,’ gaf ze aarzelend toe.
Kato knikte. ‘Maar we kunnen niet zomaar weggaan.’
Dat was waar. Athiabbe had beloofd er voor Satyr te zijn en wilde hem niet zomaar in de steek laten, ook al wilde hij haar niet zoals zij hem wilde. Dat deed pijn om aan zichzelf toe te moeten geven, maar dat zou het weerzien met haar thuis ook zijn. Pijnlijk en zwaar. Toch wilde ze het doen.
Kato had natuurlijk zijn gezin. Cordelia zou dan voor twee kinderen moeten zorgen en ze wisten niet eens hoe lang het zou duren voor ze terug zouden komen. Dan zouden ze misschien geen baan meer hebben…
‘En nu?’ vroeg Athiabbe toen ze een tijdje stil waren geweest en Liae haar ogen weer had geopend. Ze veegde zelf de laatste traan van haar wang en stond op om LIae maar wat water te geven.
Kato haalde zijn schouders op. Hij moest nu eigenlijk naar zijn werk, maar hij wilde ook graag weten waar Cordelia uithing. Hij wist nog goed wat er de laatste keer was gebeurd toen ze ruzie hadden. Ze was nu gelukkig niet zwanger, maar er kon alsnog van alles gebeurd zijn. Hij hoopte maar dat ze niet buiten de muren was gegaan, want Venomis was nog steeds op vrije voeten!
‘Ik moet gaan werken,’ zei hij verontschuldigend. ‘Ik had er al moeten zijn…’
‘Geef niet. Ik pas wel op de kleintjes.’
Kato glimlachte dankbaar en drukte een kus op haar voorhoofd voor hij de voordeur weer achter zich dicht trok.
Zaldrizes buzdari iksos daor. Maester > Zaldrizes