[Pff ik kan die tekst haast niet lezen, door de lettertype S: Ik kan er dus niets aan doen als ik iets verkeerd typ of zo ]
Agaraine Odian
Meandery glimlacht naar me, ze wil me duidelijk geruststellen. Maar als ik vuur zie word ik alleen maar gek. Ergens hoop ik stiekem wel dat zij me wil helpen van die rot-angst af te komen.
"Ik was ook bang, voor duister. Maar sinds ik me erover heb gezet kan ik The Death Army oproepen. Al ga ik dan wel even van m'n stokje." verteld ze me dan en ik glimlach naar lichtjes naar haar. Dat vind ik knap dat ze zich daar overheen heeft gezet. Zelf is het mij nooit gelukt om The Death Army op te roepen. Wel heb ik één keer Necromantie gebruikt. Dat was wel goed gelukt, alleen sommige dingen ontbraken nog, daardoor keerde diegene zich tegen mij. Ik weet nog hoe erg ik het vond diegene opnieuw om te moeten brengen, want ja Necromantie is een duistere magie en je roept iemand op uit de dood.
"Dragonis." hoor ik naast me en ik zie een vlammetje op Meandery haar hand komen. Hoe snel ik was weet ik niet, maar ik sta ineens een paar meter bij haar vandaan. Hoe snel ik opgestaan ben is me ook een vraag.
Vuur is zo onvoorspelbaar, en als je de controle verliest kan het zulke vreselijke gevolgen hebben. Ik heb er echt een hekel aan. Ook aan mijn angst, maar daar zet je je niet even snel overheen toch. Dat duurt wel even, het moet rustig aan gebeuren.
Meandery kijkt me aan, ze probeert me weer gerust te stellen, maar dat lukt me echt niet nu. Het liefst roep ik haar nu dat ze het uit doet en niet meer gebruikt waar ik bij ben. Maar zo kom ik nooit van mijn angst af, toch?
Wanneer ze het vuur weg doet ga ik weer naast haar zitten. Ik trek mijn knieën op en sla mijn armen er omheen. Dan kijk ik Menadery aan.
"Agaraine, je moet vertrouwen hebben in jezelf, denk aan wat vuur je geeft: Warmte en bescherming. Het komt dan echt wel goed." Ik bijt even op mijn onderlip.
Ik weet het, ik weet het. Maar het is zo moeilijk! Ik zucht even en laat mijn voorhoofd tegen mijn knieën rusten terwijl ik mijn ogen sluit. Ik vind dit zo vervelend!
"Flora Eduatis" Ik kijk op wanneer ik Meandery dat hoor zeggen. Ik ken deze spreuk wel, ooit een keer gelezen maar zelf nooit gebruikt. Ik zie een paar bloemetjes groeien en glimlach even lichtjes.
"Weet je Meandery," zeg ik en ik stoot haar even zachtjes aan. "Jij gaat mij helpen. Me van mijn angst verlossen," zeg ik dan ietwat zelfverzekerd en glimlach naar haar. Ik wil echt wel van mijn angst afkomen. Hopelijk ging het ook lukken. Ik strek mijn benen en zet mijn handen naast me op de grond, dan duw ik mezelf omhoog en pak mijn SpellBook bij Meandery vandaan.
"Loop je even mee mijn spullen wegleggen?" Vragend kijk ik naar Meandery terwijl ik mijn SpellBook onder mijn arm klem. "Dan kunnen we misschien wat rondlopen, want stilzitten is ook niet echt iets voor mij," lach ik het laatste zachtjes en ik haal mijn hand even door mijn haren heen. Vervolgens kijk ik even om me heen en trek mijn blouse/shirt wat rechter. Daarna leg ik het boek wat beter, zodat hij niet zo in mijn zij prikt, onder mijn arm en kijk weer naar Meandery.
Ik vraag me af waar mijn zus, Freyanna, gebleven is. Ik heb haar al een tijdje niet gezien. Me zorgen maken hoeft ook niet, want ze kan zichzelf goed redden, maar zij is wél nog maar mijn enige familielid, alhoewel, het enige familielid dat ik ken op dit moment. Misschien zwerft er ergens nog wel een broer of zus van onze ouders rond. Wie weet. Misschien hebben we wel nog een oude overgrootouder rondlopen. Wie weet hebben we neven en nichten. Als dat zo is zou ik die heel erg graag willen ontmoeten, maar in deze tijd -de tijd van 'oorlog- kun je moeilijk naar je familie gaan lopen zoeken. Wie weet word je wel voorgelogen door iemand en zo de val in geleid. Dat heb ik liever niet. Ik wil gewoon blijven leven, want als ik ergens niet zo graag van houd, is dood zijn. Niemand volgens mij.
Wij mensen in het kamp moeten er ook voor elkaar zijn. Hier voel ik me wel thuis, tussen mensen en wezens die net zo zij als Freyanna en ik. Bijzonder, een gave, krachten.
Rustig begin ik alvast te lopen richting de kleine tentjes die opgezet waren. Het is niet veel, maar we hebben tenminste wel 'onderdak', we kunnen ergens veilig slapen. We zijn beschermt tegen de dieren die hier 's nachts rondlopen, opzoek naar restjes eten van de avond ervoor. Als die jacht op ons er niet zou zijn geweest hadden we elkaar niet ontmoet, maar hadden we wel een goed onderkomen. Dit geld natuurlijk niet voor iedereen hier, maar de meesten wel.
[Ahum... sorry whaha]
Ich liebe dich 27.12.23