Aria Athanasia Ophelia Rena Thodora Urania Sotiria - Engel.
Natuurlijk wist ik dat wanneer ik op de aarde aan zou komen, ik een sterveling tegen zou komen. Wat ik alleen niet wist, en zojuist achtergekomen was, was dat ze juist zo interessant waren. Ze leken op mijn soort, bewogen zich - misschien wat minder sierlijk en elegant, net zoals ons en hadden waarschijnlijk bijna dezelfde normen en waarden dan wij Engelen. Maar toch waren ze niet hetzelfde. En stervelingen waren vast en zeker ook niet allemaal hetzelfde. Waarom was ik juist zo geïnteresseerd in deze jongen?
Mijn helderblauwe ogen bleven gefixeerd op het gezicht van de onbekende jongen, terwijl hij opstond van de grond. Ik had de verbaasde blik in zijn ogen opgemerkt zodra hij me gezien had, maar besteedde er niet veel aandacht aan. Mijn ogen gleden voor een klein moment over zijn gezicht, naar zijn lichaam en weer terug naar zijn gezicht. Iets in me zei dat hij wel te vertrouwen was, maar ik mocht hier niet teveel op ingaan. Mijn gevoel werd wel vaker onderschat.
Zijn rechter mondhoek krulde omhoog en ik geneerde me niet dat ik hem al die tijd al aanstaarde. Hij was de eerste sterveling die ik ooit gezien had, hoezo zou ik niet nieuwsgierig zijn!
De tovenaar kwam inmiddels kalm naar me toegestapt en ik duwde mijn blote rug wat verder tegen de boom, maar bleef hem aankijken. Wat was hij van plan? Van dichtbij zag ik hoe zijn donkere ogen vrolijk begonnen te fonkelen en ik voelde mijn vertrouwen in hem gelijk beter worden. Stervelingen die zulke fonkelende ogen hadden, waren wel te vertrouwen, toch?
Hij stond inmiddels voor me en hij boog een stukje voorover. Zijn geur drong mijn neusgaten binnen. Zweet, dennenbomen en de zoete geur van zijn bloed. Ook de geur van zijn huid rook ik, maar ik kon er niet precies een vinger op leggen waar zijn huid naar rook. Zoet als kaneel, maar net niet. Er zat wat meer achter. Zou het de geur van een tovenaar zijn? Ik kon het niet bevestigen, aangezien ik er nog nooit een meer gezien had. Zouden er meer van zijn, hier in het kamp?
Gelijk was ik meer nieuwsgierig naar het leven van de jongen die over me heen gebogen stond.
'Sorry dat ik je omver gelopen heb, ik keek niet zo goed uit.' Opnieuw weerklonk zijn stem door de stilte, maar zachter dit keer. Hij hield zijn stem gedempt. 'Mijn naam is Adam en welkom op Camp Wicked.' Een geluid wat amuserend klonk verliet zijn keel. 'Best ironisch, dat ze het die naam gegeven hebben. Voor mij alleszins,' ging Adam verder, duidelijk ratelend om mij wat beter op mijn gemak te laten voelen en me te laten ontspannen. Het was een eigenschap die sommige Engelen ook bezaten. Mijn ogen flitsten voor een seconde van de scheve grijns die nog altijd rond zijn lippen lag, terug naar zijn fonkelende donkere kijkers. Opnieuw borrelde er een nieuwsgierig gevoel in me op. 'Ik bezit vele namen,' fluisterde ik, terwijl ook ik een stukje dichterbij boog, zodat ik zijn ogen van nog dichterbij kon bekijken. 'Maar je mag me Aria noemen.'
Ik negeerde zijn uitgestoken hand, maar tilde de mijne wel op, richting de jongen die ik niet langer meer als gevaarlijk zag. Tegelijk met de beweging van mijn hand vouwden mijn vleugels zich weer uit vanachter mijn rug, voorzichtig en langzaam. Ze krulden om mijn schouders heen en bij de beweging veegden ze zachtjes langs de nog steeds uitgestoken hand van Adam. Voordat hij zou kunnen reageren op mijn bewegingen, legde ik voorzichtig mijn hand op zijn wang. Zijn huid voelde warm onder mijn koude hand en er flitsten verschillende beelden van zijn herinneringen voor mijn ogen. Zacht, wit licht kwam tussen mijn hand op zijn wang vandaan, maar ik wist dat het Adam geen pijn zou doen.
Ik zag beelden van een klein jongetje met dezelfde ogen als Adam over straat rennen, in oude, gescheurde kleding. Ik zag een man die met witte papiertjes in de weer was, terwijl hetzelfde jongetje - Adam - gefascineerd toekeek, ik zag Adam weer, enkele jaren later, weer alleen over straat lopen, een sombere uitdrukking op zijn gezicht. Ik voelde eenzaamheid bij de herinnering, het koude gevoel van de dood loerde om de hoekjes. Als laatste herinnering zag ik hem weer, rennend, terwijl er hordes dorpelingen achter hem aan zaten. Deze herinnering was het scherpst en ik wist dat dit een aantal minuten geleden gebeurt moest zijn. Zodra ik door had wat ik aan het doen was trok ik geschrokken mijn hand weg van zijn wang.
De lezing had niet meer dan twee seconden geduurd, maar toch voelde het langer. Mijn ogen verwijdden en ik staarde de jongen voor me aan. Hij had zoveel meegemaakt in zijn leven, zoveel verschrikkelijke dingen die ik me niet eens voor kon stellen. Ik opende mijn mond om er wat van te zeggen, maar hield me in. In plaats daarvan verontschuldigde ik me. 'Het spijt me. Ik- Het was niet de bedoeling je herinneringen te lezen.' Geneert wendde ik mijn grote, heldere, blauwe ogen naar de grond. Ik had verhalen gehoord over stervelingen die rode wangen kregen in dit soort situaties, wanneer ze zich schaamden of gegeneerd voelden. Blozen, heette het volgens mij, maar Engelen konden het niet. Het verschil was dat de kleur van het bloed van stervelingen rood was, terwijl dat van Engelen zilver van kleur was. Ineens voelde ik me ongemakkelijk. Ik had het waarschijnlijk volledig verknald bij Adam.
[Wauw, mega-post. Had ook ineens een inspiratieboost haha.]
[ bericht aangepast op 29 aug 2013 - 16:16 ]
Beauty begins the moment you decide to be yourself - Coco Chanel