Jack Frederick Frayn Hayes || Vriendengroep
Eden schudde haar hoofd. Ze had blijkbaar toch opgevangen wat Jack had gezegd. "Jackie, je weet heus wel dat ik je niet kwijt wil, niet zulk soort rare dingen zeggen." Ze praatte ook wat stil en nam Jacks hand vast. In eerste instantie wilde die laatste hem wegtrekken maar dan hoefde hij al helemaal niet meer op steun van iemand anders te rekenen.
Niet dat hij dat nodig had, vond hij zelf. Toch? Eden gaf een kneepje in zijn hand. Eden zei dat Jack gelijk had gehad wat betrof James' hoofdwonde, dat Rachel het heus niet gemeend had. Jack geloofde haar niet echt en Eden zuchtte.
"Dat komt omdat ze je niet echt kennen."
Ken jij mij dan echt? dacht Jack spottend bij zichzelf, maar hij bleef in stilzwijgen. De appel waarvan nu toch alleen nog een dun klokhuis overbleef, smeet Jack achter zich in de struiken. Hij kuiste het sap van het lemmet van zijn jachtmes af met zijn t-shirt en klapte het weer weg, waarna hij het in zijn broekzak liet glijden.
Eden had ondertussen gevraagd wat de naam van het jongetje was. Het duurde even voor hij antwoord gaf en hij staarde Jack en Eden nieuwsgierig en met grote ogen aan.
"James," vertelde hij hen. Eden glimlachte vriendelijk naar hem.
"Hoi, James. Ik ben Eden," stelde ze zichzelf voor. "En dit is Jack." Ze wierp even een korte blik op de jongen, die een beetje leeg voor zich uit staarde. Het zag er een beetje eng uit, haast. "Waar zijn jullie naar op weg?"
Voordat de kleine jongen antwoord kon geven, kwam er een meisje aan gelopen. Ze zag er zo rond de zestien, zeventien jaar uit en had bruin haar met grote slagen erin. Het zat nogal door de war en het meisje zelf leek nogal groot vergeleken met de andere kinderen van haar leeftijd die hier rondliepen. Ze zag er net zoals de anderen nogal haveloos uit en keek de twee vreemdelingen sceptisch aan. Ze zag er nogal mager uit. Niet het soort fotomodel mager dat je in het heden tegenkwam, maar gewoon... Mager. Als iemand die niet goed verzorgd werd, laat staan goed te eten kreeg.
Ze had een kommetje soep in haar handen. Ze keek Jack en Eden wantrouwend aan en stopte naast James.
"James, ik heb soep voor je," zei ze dan, kijkend naar het kleine jongetje. "Gezegend door God, dat zal je goed doen." Jack prutste een beetje met het Pink Lady stickertje dat aan de appel had gehangen. Uiteindelijk plakte hij het aan de schouderband van zijn tas.
Het meisje leek Jack en Eden te bestuderen, bekeek wantrouwig hun kleren en hun schoenen, waarna ze naar haar eigen blote, vuile voeten keek. Haar eigen kleren waren te groot, maar moest ze meer te eten krijgen zou dat vast en zeker wel veranderen.
"Wie zijn jullie?" vroeg ze dan. "Hoe komen jullie hier?"
Jack besloot om het woord te nemen: "We komen uit... uit... Ergens ver hier vandaan. Van over de zee en een paar dagen geleden zijn we hierheen gekomen omdat... Ons... Dorp... in de fik werd-" Jack kuchte even, "in brand werd gestoken. Door struikrovers. We wisten niet waarom. Een stuk of tien van ons zijn gevlucht en zijn weten op een schip te geraken." Volgens hem klopte die zinsbouw niet echt... "Alleen merkten ze ons op en hebben ze ons te vroeg aan land gezet, waardoor we... ehm... moesten wandelen naar het dichtstbijzijnde dorp, hier verderop." Jack had geen idee hoe ver de zee lag van hieruit. "Toen hoorden we van een kinderkruistocht die passeerde en hebben we besloten om ons bij jullie te voegen. Misschien dat... God ons naderbij zal staan en ons zal helpen als we meegaan met deze kruistocht." Volgens Jack geloofde het meisje er geen snars van, maar het leek hem in ieder geval beter dan: "Wij komen uit de toekomst." Ja, dat leek hem nogal idioot...
[ bericht aangepast op 3 feb 2013 - 11:57 ]
help