Xavier Hush Gray, wetenschapper.
Gefrustreerd fronst hij, maar ik probeer er geen aandacht aan te besteden, al verward hij me alleen nog maar meer. Ik bedoel maar, alsof het hem ene moer kan schelen wat er met mij is of wat ik doe. Het gaat hem ook helemaal niet aan. Toen ik mijn armen weer naast me neer had gedaan, was mijn borstkas weer te zien doordat de blouse open stond. Zijn blik glijd er gelukkig niet overheen, anders had ik misschien heel anders gereageerd dan ik überhaupt gewild had. Het was dan nog moeilijk in te houden, ondanks dat ik het zeker zou proberen.
Wanneer ik hem vraag of hij ooit wel eens naar iemand anders luistert dan naar zichzelf, draaide ik me daarna alweer om, maar ik had nog gehoord wat hij gemompeld had. “Naar die van jou.” Yeah sure, dan had hij allang geweten wat er met mij aan de hand was. Hij luistert helemaal niet en hoe kan hij dat verdomme doen als hij de gehele tijd bij Willow rond hangt, terwijl ze hem telkens als een hondje achterna loopt. Jezus, zeg. Ja, ik ben er pissig om en niet alleen omdat het misschien als jaloezie over kan komen.
Hij loopt mij achterna, waardoor ik dus weer sneller begin te lopen. Het mocht echter niet baten, want abrupt voel ik zijn vingers stevig om mijn pols heen, zodat ik wel stil moet blijven staan. Direct begin ik te knarsetanden en probeer ik me los te trekken, maar hij maakt een beetje misbruik van zijn krachten vind ik, omdat het dus niet lukt. Het is geen goed gevoel wat ik krijg als ik zijn aanraking voel, ik wil iets heel anders doen dan hem wegduwen, merk ik op. Iets wat ik eigenlijk wel verwacht had, maar in probeer te houden, wat met veel moeite lukt.
“Ik vind mijn leven leuk ja, maar toch waag ik hem voor een idioot als jij, die blijkbaar niet eens wilt leven. Ik dacht dat je wel wilde leven, daarom deed ik het.” Gromt hij naar me toe, duidelijk dat hij kwaad begint te worden. Het kan me alleen geen flikker schelen, word maar boos. Ik had het dan ook niet verwacht als hij opeens zijn blik over mijn borstkas laat gaan. Het laat me onverwacht rillen, maar dan van het gevoel dat ik niet meer in me wilde hebben. Nu raakte hij me aan en deed dit met me. Mijn tanden knarsten over elkaar heen, terwijl ik hem hard tegen zijn borstkas duwde, omdat ik zo hoopte dat hij me los liet. Helaas. Mijn hand ging niet direct weer naar beneden naast me, maar bleef iets langer op zijn borstkas liggen dan ik wilde.
“Ik weet niet waarom je je de hele tijd zo gedraagt, maar leuk is het in ieder geval niet. Vertel me nou eens wat ik fout heb gedaan. Sinds... dat bij het meertje doe je de hele tijd zo. Wat heb ik je in godsnaam misdaan?” vraagt hij en zijn stem gaat van de woedende, harde toon naar steeds zachter. Hij doet nu de hele tijd dingen die ik niet van hem verwacht had en hierdoor raak ik alleen nog maar meer verward, dus hap ik ook kort naar adem als hij over het meertje begint. Ik merk niet eens dat hij mijn pols weer iets losser laat, de aanraking voelt fijn… Nee, Xavier! Het is slecht, alles, vermijd hem, spreekt mijn andere stem in mijn gedachtegang. Hierdoor ruk ik ook mijn pols ruw uit zijn greep en stap ik wat naar achteren.
“Je zegt dat je naar me luistert, maar dat doe je niet…” begin ik. Dit keer vliegen mijn ogen heen en weer, maar niet over hem heen, want ik weet niet waar ik nu moet kijken en wil zijn blik vermijden. “Anders had je allang geweten wat er met mij was.” Ik begin weer te grommen en mijn ogen vliegen in één keer direct naar zijn blik, zijn gezicht. Knarsetandend stap ik nog meer achteruit, ik begin weer boos en geïrriteerd te raken. “Je doet alleen maar wat je zelf wil! Ik ben niet je prooi, got it?” Ik wil me weer omdraaien om weg te lopen, omdat ik hem gewoon niet meer wil zien, maar in plaats daarvan draai ik me alleen om en sluit mijn ogen hard. “Ik wil je prooi verdomme helemaal niet zijn…” murmel ik dan zachtjes, mijn ogen weer open en op de grond gericht. Nu pas merk ik op hoe onregelmatig mijn ademhaling is geworden.
Andrei / Lilith, wezen.
Ze had net weg willen lopen, maar zo snel kwam ze niet van mij af. Hoewel ik haar graag aan haar lot had over gelaten, kijken hoe lang ze het had uitgehouden hier in deze koude wereld. Niet lang, wed ik. Wanneer ik had gemompeld dat ze een blok aan je been zijn, wat ik ook nog steeds denk, snuift zij verontwaardigd. “Je hoeft me niet mee te slepen hoor. Je kan me ook gewoon naar het kamp toebrengen, dan ben je van me af.” Zegt ze. Ik zeg er echter niets op en rol mijn ogen alleen. Ik antwoord echt niet op zulke stomme opmerkingen. “En als je daar te lui voor bent moet je ook niet zeuren dat ik een blok aan je been ben.” Vervolgt ze. Ik grijns kort. “Ik ben niet diegene die lui is hoor,” vertel ik haar. Op dat moment zijn we net bovenaan de trap gekomen, waar ik haar weer neerzet.
“Is het nog ver lopen?” vraagt ze, waarop ik haar een blik had gegeven die zegt ‘I told you, you were lazy.’ Ik had het sowieso wel van haar verwacht, een mens. Nog een reden om snel een plan te bedenken om een einde te breiden aan haar miezerige leventje. “Het duurt nog wel een uur.” Grijns ik, hoewel het een leugen is en we er zeker over een kwartier al terug zijn. Ten minste, dat zou kunnen als zij door zou lopen. “Ik kan je ook weer charmant over mijn schouder gooien, weet je. Dan zijn we er sneller.” Zeg ik haar dan, al weet ik zeker dat ze hierop direct zal zeggen dat ze dit niet wil. Ach, pech gehad dan, alsof ik ooit waarde hecht aan wat zij zegt of wil. Ik doe het gewoon, met of zonder toestemming. “Nou kom op, anders zijn we er morgen nog niet door jou.” Grom ik en begin in de richting te lopen waar ik naartoe moet.
[ bericht aangepast op 1 jan 2013 - 18:03 ]
Quiet the mind, and the soul will speak.