Arianna Nyx Mavery
Ik wordt in een ouderwets uitziende koets geduwd, en ik voel een ruk aan mijn arm als ik erin wordt geduwd. Dan zie ik als laatste nog een soldaat, die een zak en iets anders vastheeft. De zak wordt over mijn hoofd getrokken, maar dan voel ik nog een klap. Dus zo voelt het om bewusteloos te raken, bedenk ik me.
"Til 'r dan op," hoor ik iemand zeggen. Daarna het protesterende geluid van een stel soldaten. "Kom op, watjes, duwen!" ik voel meerdere handen in mijn rug, en ik val naar beneden. Of naar boven. Mijn besef van tijd en ruimte lijkt volledig in de kiem gesmoord te zijn. De lange tijd bewusteloos in een zak lijken me genoeg reden daarvoor. Bam. Dan raak ik de grond. Gelukkig niet té hard. "Stelletje idioten!" tiert iemand anders weer. "Je laat 'r toch niet vallen?! Zelfs een ezel begrijpt dat. Hmpf, kijk maar even of ons engeltje al wakker is." De zak wordt ruw van mijn hoofd getrokken, en ik knipper met mijn ogen, als het felle licht mijn ogen bereikt. Is het alweer licht? Hoelang ben ik bewusteloos geweest? Ik wordt overeind gehesen aan mijn handboeien. Ze zitten strak, en mijn polsen lijken te branden. Dan kijk ik om me heen. Ik wordt omringt door bossen, die groen, maar ook grauw zijn. De naargeestigheid straalt van de diepe bomen af, wat me de rillingen bezorgt. Maar het begint pas echt als ik me omdraai; Een gigantisch kasteel rijst boven scherpe rotsen en kliffen uit. Misschien dat het ooit mooi was, maar nu is het grauw, bijna zwart, en bedolven onder planten. De ontelbare torens rijzen hoger de lucht in dan welke wolkenkrabber dan ook. Het lijkt alsof de tijd hier stil is blijven staan. Veel tijd om het uitzicht te bewonderen heb ik niet, want dan trekken ze me alweer mee, richting de rotsen, weg van het bos. Via een kleine zij-ingang, tussen de kliffen, komen we het kasteel binnen. Het is kil en koud, en ik ril. De soldaten merken dat, maar de hoofdsoldaat grijnst. "Had je maar iets warmers aan moeten trekken, schat." Ergens achter me roept een soldaat: "Ik wil je wel warmhouden hoor!" "Hou je mond, Tomson," zegt iemand anders weer. Fijn.
Langzamerhand geraken we steeds verder boven, en de ramen worden minder schaars. "W-waar brengen jullie me heen," zeg ik trillend. De soldaten grijnzen, nogmaals, maar nu op een manier die de rillingen over mijn rug laat lopen. "Dát wil je niet weten," zegt degene die naast me loopt. "I-ik eis t-te weten waarom ik hier ben," beveel ik, maar mijn stem rilt te erg om serieus te klinken, en de soldaten lachen nu ook. Dan vult een bulderlach het kasteel. De soldaten stoppen abrupt, waardoor ik bijna op de grond val. Het houdt langzaam op. "W-wie was dat?" vraag ik, maar nu zeggen de soldaten niks, maar blijven strak vooruit kijken. We stoppen op het hoogste punt, en ik kijk om me heen. De hoofdsoldaat klopt op een grote houten deur voor ons. Er is niks om ons heen, alleen trap. "Binnen," zegt een bulderstem. We stappen naar binnen, en ik weet meteen wie het is, geschrokken hap ik naar lucht, als hij zich omdraait. De reden val alle ellende. "Dark Lord," zeg ik in een adem. Hij begint te grijnzen. "Dus dit is Spirit?" Ik draai me om. Waar heeft hij het over. "W-wat is er aan de hand?" zeg ik, nu minder trillend. "Och schat, ik denk dat je dat heus wel weet," zegt hij. Ik schud geschrokken van nee. Hij draait zich om, en loopt naar het raam. "Dus, dit is de Legend Spirit, die die meer dan één gave heeft? Wel allemaal in hetzelfde hokje natuurlijk. Net als Dark en Water. Tja, in dat opzicht heeft iedere Legend meer krachten." verteld hij. Ik laat de woorden langzaam in me zakken. Dan begrijp ik het, en er komt een opgelucht lachje uit mijn mond. "Legend? Ik ben geen Legend. U vergist zich," zeg ik, en het lijkt alsof ik een stuk lichter geworden ben. Ik mag zo gewoon terug naar huis! Het was een foutje! De Lord draait zich om, verdwijnt in een kamer, komt terug, en trekt me ruw mee. Achter een wandkleed, een andere kamer binnen. Daar zie ik elf symbolen oplichten. "Dit," hij maakt een armgebaar, "Zijn de elf Legends. Beschikken over krachten, blablabla. Die twee," hij wijst naar een symbool dat volgens mij water betekent, en eentje die Duister uitdrukt, "Zijn hier al. Maar die," hij wijst naar een symbool dat ik niet ken. "Ben jij. Spirit. Zie je?" hij beweegt me heen en weer, en ook het symbool doet het. Mijn ogen worden groot. "M-maar, dat kan niet!" zeg ik. Alweer lijkt er geen zuursstof in de lucht te zitten. De Dark Lord kijkt me verbaasd aan, maar lacht dan. "Hahaha, ze weet het echt niet," hij sleurt me weer terug. Ik kan niks anders doen dan versteld staan, en stribbel niet tegen. "Breng d'r naar een cel in de eerste rij," zegt hij, nog nagniffelend van de lach. "Laat me alsjeblieft gaan," fluister ik, net wanneer ik een brandend gevoel achter mijn ogen voel. Ik knipper verbaasd.
Dark Lord Suphentus Zival
Ik loop grijnzend naar haar toe, maar dan sta ik stil, en mijn blik verstijfd. Die ogen. Ze zijn heldergroen. Aglaia. Het meisje lijkt nu ook in trance te zijn.
Arianna Nyx mavery
Alles staat ineens stil als ik recht in zijn ogen kijk. Ik zie een vrouw, hoe zij meegesleurd wordt door de menigte. Hoe de Lord boven haar lijk rouwt. De schuld en woede die hij in zich heeft. Ik voel zijn verbittering, zijn angst, zijn wrok. Dan keer ik terug, en kijk recht in het verwrongen gezicht van de Dark Lord. De naam die de hele herinnering lang op mijn tong lag, borrrelt nu naar boven. "Aglaia," fluister ik.
Dark Lord Suphentus Zival
"Aglaia," zegt ze. Haar gezicht, de groene ogen. Zij ís bijna Aglaia. Ik wankel achteruit, maar geef haar dan een harde klap in haar gezicht. "Breng haar naar de donkerste cellen van het kasteel. Zorg dat ze nooit meer het licht der zon ziet. Stuur haar naar de diepste krochten van de kerkers," schreeuw ik, en iedereen krimpt nu ineen. Ik kijk nu in het doodsbange gezicht van het meisje voor me, ze is ineengekrompen, maar kijkt me wel aan. "Jij. Jij zal nooit meer gelukkig zijn." zeg ik, verwrongen, en ik keer me om, en wacht tot de voetstappen en het slepende geluid van het meisje wegsterven. Dan rolt een eenzame traan over mijn wang.
Dan vliegt de deur open. Snel veeg ik de traan weg; hij is niet gezien geweest. Dan draai ik me om; het is de netgevangen Legend. Ik luister nauwelijks naar de woorden van Ooglapje. "Weg." zeg ik verwrongen, "Weg. Uit. Mijn. Kasteel."
[ bericht aangepast op 17 dec 2012 - 12:06 ]
Tijd voor koffie.