• VOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOLVOL

    Er zijn legendes over stammen in het bos, de mensen daar kunnen veranderen in wolven. Niemand mag ooit weten dat deze waar zijn...

    Het is een grote gemeenschap en iedereen gaat goed met elkaar om, maar er zijn regels. De jongens moet een gezellin (vriendin) vinden voor het einde van de zomer en dat is nog maar 1 week! Geen van hem heeft de moed gehad een van de meiden te vragen, maar als ze het niet doen worden ze verbanne dus de tijd dringt...

    Dit RPG speeld zich af in een tijd van jagen en verzamelen, houd daar rekening mee. Dit betekend: Geen mobiel, Geen ipod, ect.


    meiden: 3/3
    May
    Tarah April Christison
    Renn



    jongens 3/3
    Jayy
    Kilian
    Skull Seraph

    [ bericht aangepast op 29 okt 2012 - 16:22 ]


    yeaaaahh!

    Tarah

    Ik keek Skull na als hij het bos in rende. Ik haalde mijn schouders op en wandelde terug richting het kamp. Sommige onder ons zaten nog rond het vuur, maar de meesten waren al weg. Ik ging zitten en trok mijn knieën op.
    Soms wenste ik dat ik onzichtbaar was, dat zou het leven stukken makkelijker maken. Ik staarde naar de vlammen die op en neer bewogen. Het varken was ondertussen helemaal op en het karkas was weggehaald. Ik vroeg me af wie het hele beest had neergehaald. Het was groot genoeg om de hele stam te eten te geven.
    Ik rolde langzaam op mijn zij en sloot mijn ogen. De warmte van het vuur zorgde er al snel voor dat ik weer indommelde.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Ik zucht even, waarom was ik hier.
    Ik had net zo goed nog verbannen kunnen zijn, maar net zoals de oudste oudere zei "Het lot heeft vreemde wegen, daarom ben je hier gebracht"
    Ik zuchtte nog even en kijk tussen de bomen naar de lucht.
    Het was anders, anders dan normaal.
    Ik kruip omhoog waarna ik terug ren, misschien nog een goed zwijn of een paar herten voor vanavond en dan heeft de stam weer wat te eten.
    Ik grijns als mijn neus al snel een groep herten heeft gevonden die ik niet snel daarna opgespoord heb.
    Ik haal de groep neer en gooi de beesten op mijn rug waarna ik terug ren naar de stam.
    Ik gooi ze neer bij het vuur en transformeer terug in mijn mensen gedaante.
    Ik kijk even naar Tarah en loop naar mijn vaste plek, de boom.
    Ik spring erin en zak iets onderuit en sluit mijn ogen.

    May greep zijn hand vast en snikte. ´Dankje´ Ze hijgde en slikte. Ze schaamde zich dood en keek naar haar voeten. Ze rilde van de kou en slikte. ´Sorry dat ik loog. Ik vind het gewoon zo stom dat ik het niet durf´ May keek omhoog en haar ogen keken hem onschuldig aan. ´edankt dat je me gered hebt... je bent erg lief´ Ze stond op en rilde. ´Zullen we zo maar terug gaan of wil je nog even blijven?'


    yeaaaahh!

    Jayy
    Ik schudden even mijn hoofd. 'Het geeft niet, kom we gaan terug.' ik stond op en hielp May omhoog.
    Met in mijn ene hand had ik mijn onderhand ook natte shirt vast en ik had mijn andere arm over May haar schouders geslagen en trok haar dicht tegen me aan. Ik was expres niet ingegaan op het feit dat ze me ''lief'' noemde omdat ik ergens wel wist dat het daar nu niet het juiste moment voor was. Maar ik moest het doen. 'En jij bent ook heel lief.' glimlachte ik en kort drukte ik heel zachtjes mijn lippen tegen haar slaap aan, voordat we terug naar het kamp liepen.


    ''yOu aLreaDy kNoW wHaT'S uP''

    May kon wel een gat in de lucht springen. Hij vond haar lief, en hij... hij had haar een kus op haar slaap gegeven. Ze kleurde fel rood en sloeg haar ogen neer. 'Dankje... Dat is heel erg leuk om te horen.' Ze hield zijn hand stevig vast en hoopte dat hij het niet erg zou vinden. Ze voelde een warme gloed over haar heen gaan ondanks de verschrikkelijke kou van het beekje. Ze slikte en keek naar hem. Zou hij wat voor haar voelen. Oh ze hoopte het zo. Toen ze tussen de bosjes doorliepen kwamen ze uit op de open klep met het kamp en slikte. 'Ik ga even droge kleding aan doen.' Ze bloosde.


    yeaaaahh!

    Tarah

    Toen ik mijn ogen weer opende was het vuur bijna uit en was het al een stuk in de namiddag. Er was niemand meer rond het vuur te zien, behalve ik.
    Ik wreef even door mijn ogen en rok me uit.
    Tegenwoordig leken de dagen veel langer te duren dan de nachten, terwijl het stilaan andersom zou moeten zijn. De zomer was bijna over, maar er was nog niet veel van te voelen. Gelukkig maar, want de winters hier duurden lang en waren streng.
    Ik hees mezelf recht en stak mijn hoofd door het tentgat. Mijn ouders waren nog steeds niet terug. Waar waren ze dan? Niet dat ik ze nu nodig had, maar zo lang bleven ze anders nooit weg.
    Ik zuchtte, als ze tegen zonsondergang nog niet terug waren zou ik ze gaan zoeken.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Ik open mijn ogen en merk dat het begint te schemeren, vanavond zal een mooie jacht worden.
    Ik grijns even en spring uit de boom, de meeste waren al weg, of jagen of hun tent in.
    Ik loop naar het vuur waarna ik die weer aanmaak.
    De enigste die dat hier deed was ik, en de mensen van de stam waren niet anders gewend dan dat die in de ochtend gewoon branden.
    Ik glimlach even en loop richting het bos, ik zou daar nog even wat uitrusten en daarna beginnen met jagen en hout zoeken voor het vuur.

    Tarah

    Ik zuchtte even. Het werd al donker en er was nog steeds geen teken van mijn ouders te bespeuren. Er moest iets gebeurd zijn, anders zou ik het al lang geweten hebben.
    Ik sprintte naar de tent van de buren en liep ongevraagd binnen. Een walm van wierook en kaarsen drong mijn neusgaten in en maakte me duizelig. De persoon, een oude vrouw, keek verbaasd op en glimlachte. Het kaarslicht wierp donkere schaduwen over haar rimpels.
    "Weet u waar mijn ouders zijn?" vroeg ik. Het vrouwtje schudde haar hoofd en ging verder met het aaneen naaien van lappen stof. Ze besteedde verder geen aandacht aan me, dus ik sloot de tent weer en liep verder.
    De gruwelijkste beelden doemde op in mijn hoofd. Beelden van jagers en hoe ze mijn ouder zouden kunnen doden.
    Ik sprintte richting het bos en botste bijna tegen Skull op.
    Ik keek hem even aan en forceerde een glimlach. "Als iemand iets vraagt, ben ik jagen," loog ik. Hij kende me waarschijnlijk wel goed genoeg om te zien dat ik loog, dus ik voegde er nog aan toe: "Maak je maar geen zorgen."
    Met die woorden gezegd te hebben veranderde ik en sprintte zo snel ik kon door het bos.

    [ bericht aangepast op 2 nov 2012 - 13:02 ]


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Als ik merk dat het nacht word grijns ik, de jacht kan beginnen.
    Als ik net weg wil lopen richting het bos botst Tarah tegen mij aan en zegt dat ze gaat jagen en er niks aan de hand is.
    Dr ogen... Dr ogen verraad dat er iets is, ik glimlach even, misschien was dit weer even iets om andere te achter volgen.
    Ik grijns even en spring de boom in waarna ik via de bomen Tarah volg, elke keer als ze om zicht heen kijkt verberg ik mijzelf in de schaduwen, elke keer als ze ruikt ga ik in de wind staan zodat mijn geur de andere kant op waait.
    Dit had ik al zo vaak gedaan dat het iets was wat normaal was geworden.
    Ik blijf er volgen tot ze ergens stopt, ik kijk even rond, het dorp van de jagers was vlakbij.
    Zou ze...
    Nee, dan moest ik er stoppen, ik was hier een keer geweest, als ze hier naar binnen zou wandelen zou ze gespot worden.

    Tarah

    Het dorp van de jagers doemde vlak voor me op. Het zag er niet echt anders uit dan het onze, alleen was het dikker bevolkt en stonden er meer tenten. Op onregelmatige plekken doemden er rookpluimen op, dus ik raadde dat ze aan het eten waren.
    Ik ging laag tegen de grond liggen en verborg me in de struiken. Ik stak mijn neus de lucht in en checkte of ik de geur van mijn ouders kon opvangen. Ik kon ze ruiken tussen de stank van de rookpluimen en verbrand vlees door, maar de geur was erg vaag dus ze waren hier geweest. Maar ze waren weg. Maar waar?
    Ze konden in het drop zijn, maar ik wist het niet zeker. En ik wist ook niet of het het wel waard zou zijn mijn leven te riskeren voor iets wat ik niet zeker wist.
    Ik keek nog even om. Ik had al de hele tijd het gevoel dat ik gevolgd werd, maar ik wist het niet zeker. Elke keer als ik me omdraaide, was er niets en ik kon ook geen geur bekennen die er niet hoorde. Ik wist bijna niets zeker de laatste tijd en besloot het er dan toch maar op te wagen.
    Ik was niet hier om deze mensen aan te vallen, maar ik moest op mijn hoede zijn, ze bleven per slot van rekening jagers. In mijn menselijke vorm zou ik niet verdacht zijn, het bleven maar gewoon mensen. Ze konden niet aan me ruiken dat ik een wolf was.
    Ik veranderde terug en sloop de struiken uit. De bladeren ritselde en takjes braken onder mijn laarzen, maar ik was nog te ver van het drop verwijderd, dus waarschijnlijk hadden ze me nog niet gehoord. Ik haalde diep adem en wandelde vastberaden richting de ingang.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Ik kijk naar dr, de geur, de geur die hier rond hing.
    Ik snap nu waar ze naar opzoek was.
    Mensen en wolf bij elkaar, haar ouders waren hier.
    Ik spring uit de boom en land naast dr.
    'Is het wel slim om een gebied in te gaan waar je nooit geweest bent?' ik blijf naast dr staan met mijn armen over elkaar.
    Mijn ogen speuren de huizen af, de geur van haar ouders hangt tussen de rook en de geur van de mensen.
    Waarschijnlijk zou ze het amper ruiken, maar ze zijn hier wel.
    'Je kan beter hier blijven, ik ken deze plek en weet waar ik moet zoeken' ik glimlach even naar haar.
    Waarschijnlijk zou ze deels boos zijn, misschien zelfs opgelucht.
    Maar het ging mij erom dat zij veilig was.

    Tarah

    Ik gaf Skull een duwtje. "Wat doe jij hier? Je hebt hier niets te zoeken," gromde ik. "Ga weg."
    "Je kan beter hier blijven, ik ken deze plek en weet waar ik moet zoeken." Skull glimlacht kort.
    Daar had hij wel een punt. Maar het waren mijn ouders, niet de zijne. "Nee Skull, ik ga," zei ik, "Ze zullen je vast herkennen. Ik wil niet voor opschudding zorgen. Ik wil gewoon mijn ouders terug."
    Ik dacht even na over wat ik net gezegd had. Mijn ouder zouden daar niet voor niets zitten.
    Ik beet even op de binnenkant van mijn wang en keek hem aan. Het zag er ook niet naar uit dat hij terug zou gaan. "Goed, maar ik ga met je mee," zei ik uiteindelijk.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Ik grijns even en knik,
    ik kijk dr even aan 'Zolang je maar doet wat ik zeg' ik glimlach even en loop het dorp in.
    Als die merkt dat jagers kijken zoent die Tarah.
    De geur werd sterker, hoewel de geur van gerookt vlees en tabak ook sterker werd.
    Door het leven als een lone wolf had ik geleerd geuren van elkaar te scheiden.
    Ook wist ik waar ze de stamleden hier gevangen hielden.
    Ik loop er rustig heen en stop voor de cellen.
    Ik glimlach even 'Daar heb je ze, blijf hier staan. Ik zorg voor afleiding' fluister ik in dr oor.

    Tarah

    Ik keek Skull even aan. Ik moest blijven staan? En wat als hij voor afleiding had gezorgd, moest ik dan nog blijven staan?
    Ik mompelde wat in mezelf. Waarom konden mensen nou nooit eens duidelijk zijn tegen mij?
    Ik keek om me heen. De cellen stelden niet meer voor dan houten kooien. Ze zagen er nogal oncomfortabel uit en ik zou er zelf ook niet in willen zitten. Wat hadden mijn ouders gedaan om hier terecht te komen? Onvoorzichtig jagen?
    Ergens was het goed dat Skull blij me was. Ik kon me niet voorstellen wat ik gedaan zou hebben en waar ik terecht zou komen. En zo kon hij ook het vertrouwen van mijn vader winnen, wat erg belangrijk was. Ik wilde niet dat ze al ruziënd door het leven zouden gaan.
    Mijn vader zou zo iemand als Skull nooit goedgekeurd hebben, maar nu was dus de kans dat hij het hem kon bewijzen dat hij een goed persoon was.


    "Do not be angry with the rain; it simply does not know how to fall upwards.” - Vladimir Nabokov

    Skull

    Ik loop iets door waarna ik even omkijk, ik blaas een kus naar Tarah en loop naar de cell van dr ouders.
    'Als ik de kooi open breek beginnen jullie met rennen, Tarah staat daar, ren naar haar toe en ga naar het kamp' fluister ik ze toe.
    Ze knikken heel even alleen waarna hun blik richting Tarah gaat.
    Ik loop een stukje door, stop en tel de jagers.
    1... 2... 3... 4... 5, er waren er vijf.
    Ik grijns, ik had er vroeger 10 afgeslacht omdat ze me opjaagde.
    Ik sprint op de kooi af waarna ik spribg en transformeer.
    In mij transformatie breek ik de kooi met een klauw en sprint door.
    Ik merkte dat de jagers mij oo de hielen zaten, blijkbaar herkende ze mijn vacht.
    Ik grijns en sprint het bos door waarna ik ergens de bosjes in duik en ze opwacht.
    Als ze langs lopen wacht ik tot ze alle vijf in positie zijn om afgeslacht te worden.
    Ik spring uit de bosjes waarna ik de eerste twee hun hoofd eraf sla.
    De andere drie kijken raar op en pakken hun geweer, twee kogels gaan mis en de derde raakt mijn borst.
    Ik grom even waarna ik mijn klauwen in alle drie de jagers zet.
    Als ik zie dat ze dood zijn wankel ik terug,
    elke stap werd moeilijker door het grote bloedverlies.
    Als ik de tenten in de verte zien glimlach ik maar alles word zwart voor mijn ogen en het laatste wat ik raak is de grond.