Aurora
Aarzelend draaide ik een rondje om mijn as. Het was leeg hier, leeg en donker. En heel, heel erg eng. 'Mam?' Mijn stem klonk vreemd, werd vervormd door de bomen en stierf langzaam weg in de verte. 'Mama?' Antwoord kwam er niet. Bij gebrek aan een beter idee begon ik dan maar te lopen, maar al snel ging ik over in rennen toen een gil klonk. Van mama. Die van Dario klonk er al snel achteraan, en helemaal in paniek rende ik zo snel mijn kleine beentjes me konden dragen.
Dario
Het meisje in mijn armen, Brianna, was er nog altijd. Verder was iedereen echter weg, verdwenen, kwijt. Cassie en Aurora, en de anderen ook. 'Cassie? Aurora?' Verdomme, Cassie was er geweest sinds mijn achtste en sindsdien was zij meestal de enige geweest die tussen mij en mijn dood in stond. Het voelde verkeerd om hier nu te zijn - vooral toen ze gilde en ik het op een rennen zette. 'Cassie!'
Cassie
Ze gilden, allemaal. Fayan, Saph, kleine Ferron. Maar het gegil van Dario sprong er bovenuit, en vooral dat van Aurora. Nee, nee, nee, nee. Ze was negen, verdomme. Negen. Dat kleine meisje was alles, álles. En nu ze weg was, was er niets.
Our Father who art in Heaven. Our Father who art buried in the yard.