Naarmate de tijd verder ging, begon het in de wind te vriezen. Koude... Koude sneeuwvlokjes daalde neer op Daisy's vleugels. Een storm leek haar gedachten te hebben overgenomen. De onschuldige zwaan vloog tussen de donderwolken, op zoek naar een plek om te schuilen. Waar bliksem uit de lucht schoot, moest ze uitwijken. Daisy, vlucht... Kom op! VLUCHT! De vleugels sloegen op elke donderslag, maar met haar veren verzadigd met water voelde ze het vliegen steeds moeilijker worden. Met elke donderslag voelde ze zichzelf neerdalen. De regen sloeg op haar vleugels als kogels, totdat ze niet sterk genoeg meer was om zichzelf de lucht in te houden. Terwijl haar vogel ten aarde stortte, deed ook Daisy haar ogen open.
Ze was alleen. Op een paar verloren plastic bekertjes en gevallen slingers na, was de ruimte nog in dezelfde staat zoals ze die net nog had gezien. Hoe laat is het? Waar is Naia? Een rilling ging door haar lichaam, waardoor ze gelijk naar haar armen greep om zichzelf op te warmen. Er was vorst aan de binnenkant van de ramen gekomen door de kou, alsof het binnen had gevroren. Hoe lang is ze hier al alleen geweest? Waarom is Naia zonder haar weggegaan? Zoveel vragen, maar de ruimte gaf haar weinig antwoorden.
Haar ogen gingen langs de bar, waar ze haar glas met champagne had achtergelaten, voordat ze met Naia was gaan dansen. Het was spontaan uit elkaar gespat in de tijd dat Daisy haar ogen dicht had. Het glas had zich over de bar verspreid, terwijl champagne erlangs naar beneden drupte. Haar ogen volgde de druppel, die zijn weg vond naar aarde, maar voordat hij de grond raakte bevroor. Daisy boog neer om het beter te kunnen bekijken. Haar vinger bracht ze naar de bar toe. Het was koud, ijskoud. Waarom vroor het... binnen?
In deze kou was er één lichtje. Eén vlammetje. Het zette zijn glas neer op de tafel, waarna het kuchte. Het geluid echode door de ruimte als een waarschuwing van zijn aanwezigheid. Haar blik bracht ze naar hem toe. Zijn rode krullen, rood als vuur. Zijn naam kon ze nauwelijks over haar lippen krijgen. ''Darius...''
Ze greep de bar om zichzelf omhoog te trekken. Haar broer, haar oudere broer stond voor haar neus. Hoeveel tijd was er voorbij gegaan? Drie jaar! Drie jaar, het was Darius! Ze wilde naar hem toe rennen, haar armen voor hem opengooien en hem er voor altijd insluiten, maar voor elke stap die zij vooruit zette, deed hij er één achteruit. ''Darius...?'' Vroeg ze, verbaasd. ''Ben je niet blij om me te zien?''
De jongen sloot zijn boek. Een zucht verliet zijn lippen die een wolk achterliet in de lucht. ''Blij?'' Hij lachte... Hij lachte haar uit. ''Om jou te zien? Daisy, alsjeblieft. Doe niet achterlijk.'' Ze keek hem niet begrijpend aan. Was hij hier niet voor haar? Hij had haar hier toch gevonden, gekomen naar de plek die hij in die drie jaar het meest verachtte. Hij wilde toch met haar praten?
''Darius... Darius ik begrijp je niet.'' Ze deed een klein stapje naar voren en wilde zijn hand pakken, maar hij sloeg haar weg. Langzamerhand werd het steeds duidelijker, dat zij niet gewild was hier. ''Je begrijpt het niet? Daisy, ben je vergeten wat er is gebeurd?'' De ruimte had een nieuw vriespunt bereikt, maar terwijl Darius naar haar keek spraken zijn ogen vuur. Alsof hij de neiging probeerde weg te duwen om haar iets aan te doen. Hij schreeuwde zijn woorden, maar hield zich tegelijkertijd in. Daisy wist waar hij op doelde, maar ze wilde het niet zeggen. Ze kon alleen maar als een hond met haar staart tussen de benen naar de grond kijken, ''natuurlijk niet.''
''Zeg het dan... Lafaard! Spreek het uit!'' Hij deinsde naar voren, greep haar kin. Oog in oog stond ze nu te staren naar zijn vlam van boosheid. Boos op haar. Van zijn handen ontsnappen kon ze niet, hij was groot en sterk. Hij hield haar vast als een roofdier, klaar om zijn prooi de laatste klap te geven. ''Of ben je te zwak? ''Heb je je mama nodig om je handje vast te houden? Om je te beschermen, omdat je zelf toch niks kan? Omdat je zelf gefaald hebt?''
''Nee...''Daisy haar hand ging naar zijn pols, haar zachte vingers om zijn botten. Ze had kunnen gillen, zijn oren doen bloeden, maar dat deed ze niet. ''Laat me los, Darius... Laat me gaan.''
''Je hebt je broer vermoord. Zijn handen waren ruw, schuurden langs haar huid terwijl ze deze steeds strakker vastpakten. ''Je hebt iedereen gered, maar hem liet je stikken. Voor hem ben je niet komen opdagen. Hem...'' Zijn adem blies op haar wangen. Zijn gezicht dicht bij het hare, zijn vlammen op het punt van uitbarsten. ''Je eigen broer heb je laten sterven.''
Er ontstonden barsten in de ramen, barsten in zijn glas, barsten in zijn hart. Darius huilde niet. Darius zou alles kort en klein slaan, zou alles in vuur en vlam zetten en zou lachen als hij toekeek hoe de aarde smolt door zijn toedoen, maar huilen deed hij niet. Daisy in tegendeel barstte in tranen uit. Als de oceanen zouden overstromen, zou zij als de schuldige kunnen worden aangewezen. ''Wat er gebeurt is met Peter...'' Ze probeerde om sterk te zijn, zich tegen zijn greep te verzetten, maar dat kon ze niet. Zijn handen brandde zich langzaam in haar huid, zijn zelfbeheersing was een dun draaide die het op elk moment zou kunnen begeven. Haar zin maakte ze niet af.
|
''Dus, zijn naam durf je nog wel uit te spreken?'' Darius gooide haar naar achter, op de vloer waar ze voor hem in elkaar dook. Vlammen ontstonden om haar heen. Het vuur dat de aarde zou doen smelten, met haar als eerste slachtoffer. Zij had het veroorzaakt. Zij had Darius pijn gedaan, zij had Peter vermoord. Met vlammen aan zijn handen deinsde hij naar haar toe, maar ze kon het niet opbrengen om in weerstand te komen. Het enige wat ze uit haar lippen kon krijgen, voordat hij toesloeg was ''sorry''. Haar kin omhoog, borst vooruit, zoals haar moeder haar dat had geleerd. ''Sorry dat ik gefaald heb, Darius. Het spijt me dat ik niet...'' Haar stem brak, maar dat maakte niet uit sinds voor de rest alles toch al kapot was. ''Het spijt me dat ik niet beter mijn best heb gedaan. Het spijt me dat ik te laat kwam.''
Door haar tranen, kon ze niet zien dat de vlammen langzaam doofden.
''Het spijt me dat ik Peter heb vermoord.''
Met haar tranen, begon het te regenen. Ook binnen begon de ruimte zich te vullen met water. Daisy haar voeten waren doorweekt, haar jurk was bezopen en dreef tussen de bekertjes en het glas. Hun botten gekneusd, hun huid gevild, hun harten verpulverd, maar toch stonden ze daar oog in oog. Met zijn vlammen terug in zijn versteende hart gesloten, boog hij voor haar neer met zijn boek in zijn hand.
''Vergiffenis verdien je niet, je verdient verre van dat, zuster.'' Hij raakte haar niet aan, noch wilde hij haar aankijken. Ze hield zichzelf warm, zo ver dat nog kon in de kou. ''Ik hoop dat je voor de rest van je leven, als je jezelf in de ogen kijkt, je hem ziet.'' Daisy wilde zijn hand pakken, maar hij stond op om haar te ontwijken en torende boven haar uit, voordat hij zijn laatste woorden naar haar uitsprak.
''En denkt aan het leven dat hij gehad had kunnen hebben, als jij het niet verpest had.''
Hij liep achteruit, keerde zijn rug naar haar toe en keek niet één keer om. Ze had hem gebroken en als wraak had hij haar zonder medelijden verpulverd tot as. Met zijn boek der geheimen onder zijn arm, verliet hij de zaal. Hij zou de wereld vernietigen, iedereen die hij ooit lief had opofferen om te krijgen waar hij naar smachtte: een verdoving voor de leegte die de dood van zijn broertje had achtergelaten. Daisy wist het, had het gevoel dat er iets komen ging. En terwijl ze hem zag weggaan, ging haar blik nog even naar zijn boek, voordat ze zich verdronk in haar eigen verdriet.
"Dank je wel."
Naia's stem leek van een andere planeet te komen, maar had Daisy terug op aarde doen dwarrelen. Ze kreeg door dat ze in haar hallucinatie naar Naia's hand had gegrepen, haar reddingsboei. Ze wist niet wat ze had gedaan of wat er gebeurt was, maar aan het gezicht van haar vriendin te zien was het niet goed geweest. Elke blik in de ruimte leek gericht te zijn op Kai, maar Daisy was te moe om te ontdekken wat hij had gedaan. Darius kwam haar niet zoeken, hij wilde niet gevonden worden. Al helemaal niet door haar, degene die hij de schuld gaf van alles.
Daisy was verdoofd, deed gevoelloos een stap naar achter. Haar laars belandde op glas, maar dat interesseerde haar niet. Haar hand zocht warmte, een bevestiging dat ze terug was waar ze behoorde en op dat moment voelde ze zijn hand. Haar vingers strengelde zich in de zijne, Ilyas en ze kneep. Om zeker te weten dat hij echt was, bij haar. Ze keek hem niet aan, maar glimlachte alleen naar de vloer. Het gaf haar de kans om lucht in haar longen te krijgen, voordat ze zich op de situatie richtte.
Gebroken glas had zich over de ruimte verspreid. Sommige mensen waren gewond, anderen hadden kunnen wegkomen van de ramen. Zij en Naia waren ongedeerd... Was Daisy onzichtbaar geworden? Was dat waarom ze konden ontsnappen. Haar ogen zochten haar vriendin, maar Naia leek met pijn in haar ogen naar haar broertje te staren. Als er iets was dat Naia nodig had, was het een knuffel. Mannen leken haar alleen maar kwaad te willen doen en Daisy begreep als geen ander hoe zo'n onschuldig hart daaronder kon leiden. Toch, nadat ze nog voor één laatste keer in Ilyas zijn hand kneep, deinsde ze naar voren voor antwoorden. ''Naia.... heeft Kai magie? Heeft je broertje dit gedaan?''
Als hij inderdaad de schuldige was geweest, had zijn magie het hare bij de hand genomen en ten dans gevraagd... Op een wankelende paal met om hen heen een duistere diepte. Wie als eerst viel, was verloren. Hun magie vermengd, had iets in haar aangewakkerd. Ze had haar en Naia onzichtbaar gemaakt, misschien onbewust, maar wel met het doel om haar te beschermen van het gebroken glas. Hij had een gevaarlijk spel gestart door met haar magie te spelen, maar de dans was nog niet ten einde. Daisy was nu aan zet. Ze wilde de antwoorden waar ze naar zocht, maar niet hier. Niet hier waar de lucht haar probeerde te verstikken.
De jongedame pakte de hand van haar vriendin. ''Naia, we hebben het er later wel over,'' ze volgde haar blik naar Kai, maar hij leek verdoofd te zijn. Een dode ziel in een levend lichaam. Daisy had medelijden, maar begreep tegelijkertijd dat nu niet het moment was om naar hem toe te gaan. Hij moest eerst zijn hand aanbieden, voordat Daisy hem uit de afgrond kon trekken en hem kennende, ging dat nog wel een tijdje duren. Haar blik ging terug naar Naia, die haar nu nodig had. ''We gaan.'' Geen discussie mogelijk, geen twijfel of vragen. Alsof er handboeien aan hun polsen waren verbonden, had Naia geen andere keuze dan haar vriendin te volgen. ''We gaan een luchtje scheppen.'' Ze greep haar knellende haarband van haar hoofd en hield hem in haar handen. Het voelde alsof haar hersenen onder de druk gingen exploderen. Had de champagne zo snel een impact of haar? Of had ze door Kai's zogenaamde magie zo'n hoofpijn gekregen. Wat het ook was, het maakt niet uit. Het enige wat Daisy nu wou, was weggaan. Ze kneep Naia's hand fijn. Voor haar vriendin was nu geen vluchtpoging meer mogelijk.
Daisy vond een veilige weg langs het glas en stapte over een verloren beker heen, maar door de gladheid van de vloer verloor ze haar evenwicht. Haar vangnet werd een nietsvermoedend meisje. Hun schouders raakten elkaar zo hard, dat Daisy's haarband uit haar handen viel. Ze had door haar duizelende hoofd de jongedame zo gemist. Hoe stom kon je zijn? Elodie was door Daisy's blindheid het slachtoffer geworden van een onbedoelde aanval.
''Het spijt me, sorry als ik je heb pijn gedaan.'' Haar stem hakkelde, klonk twijfelend. Daisy wist niet of ze door moesten lopen, of dat ze moesten wachten om te zien of het meisje oké was. ''Ik hoop dat je oké bent,'' ze keek even Elodie aan, voordat ze doorliep. Daisy kon de druk niet meer aan. Nog even en ook zij... Zij zou de volgende zijn die zou ontploffen. haar hallucinatie had haar geraakt als een mes, maar het feit dat Darius de hoofdpersoon was, had het mes nog verder geduwd. Vanbinnen bloedde haar open wond en voordat haar vitale organen uiteen zouden spatten en ze de longen uit haar lijf zou schreeuwen, wilde ze nog één keer de nacht zien.
''Naia, kom...'' Ze knikte naar de deur en liep toen weg van de jongedame, langs de dringende mensen en langs het gebroken glas. De geur maakte de jongedame misselijk. Hetgeen was ze nu nodig had, was de buitenlucht. Frisse lucht in haar longen zal de jongedame goed doen. Daisy zwaaide de deur open en hield hem met haar hand tegen voor Naia, maar keek haar niet aan. De sterren gaven haar geen rust, het was alleen maar kil hier buiten. Het was alsof Darius alle warmte van de wereld met zich had meegezogen, toen hij uit haar hallucinatie verdween. Nu keek ze naar de sterren, hopend dat in één ze haar broer kon vinden, maar wie was zij om te hopen dat Peter haar nog wilde zien na wat er gebeurt is. Wie was zij, om vergiffenis te vragen van de hemel?
|