Break the silence, I've been gone for days
You been good dear? I can't say the same
Different body still the same old face
I've been trying to communicate
And my heart it keeps getting colder
3 years of life with no closure
Keeping the dust off my shoulder
And my heart it keeps getting colder
Call the parents, tell them I'm okay
I've been drinking just to stay insane
What my friends think, what they're gonna say
Dressed in violets, covered on my grave
|
Amors accordeon klonk grilling; nu eens triest, dan weer verlangend, vol wrok, flarden withete woede.
Of hoorde Kai zichzelf weer? Hij wist het niet zo goed. Alles was een waas, begon zich met elkaar te mengen, werd een ruisende waterval die hem mee de dieperik in trok.
De watten in zijn hoofd zorgden ervoor dat die afdaling niet pijnlijk was – het tegenovergestelde, zelfs. Kai verlangde om dieper te zakken, om te verdrinken, hunkerde naar de leegte, waar alles rond hem deel van hem werd en hij deel werd van alles rond hem. Hij kon het onderscheid niet meer horen. Het was allemaal datzelfde, zoemende geluid, stil en constant.
”Ben je zeker dat je niet tegen jezelf bezig bent, mi amor?” zei Amor zacht. Een golf razernij brak door het gezoem heen. Kai klemde zijn kaken op elkaar maar slaagde er niet in om Amors emotieloosheid te spiegelen op zijn eigen gezicht.
”Dat jij je toekomst wilt upfucken is jouw probleem. Maar ik merk dat je er nood aan hebt,” zei Amor en Kai beet zijn tanden bijna kapot, balde zijn handen tot vuisten. Het gezoem begon meer op gepiep te lijken. Het blauw van zijn ogen werd stilaan een storm op zee. Kwade wolken pakten samen tot ze bijna zwart waren. “Ooit worden we beiden leiders. Dat een beetje hartzeer je wrok laat voelen voor mijn koninkrijk zou ik maar…” Amor brak zijn zin af en Kai wilde hem slaan; wilde hem op de dranktafel achter hem gooien, wilde alles rond zich kapotmaken. “Zou ik maar sneu vinden,” zei Amor. “Herpak jezelf.”
Heb je enig idee van je positie hier? echode de stem van Kais vader door zijn hoofd. Van onze positie? Hoeveel geld hierin kruipt? Hoeveel belastingsgeld je bijna verspild had? Herpak je, Kai. Ooit word je een leider.
Kai had de donkere lach die toen over zijn lippen was gerold, niet kunnen tegenhouden toen zijn moeder een hand op de arm van haar echtgenoot legde en zacht zijn naam zei.
”Dat belastingsgeld hebben jullie al voor minder verspild,” had Kai toen gezegd. De woorden die hij daarna had uitgesproken, zei hij nu opnieuw tegen Amor: “Doe niet zo hypocriet.”
”Oh, begin daar nu niet weer over,” had zijn vader gezucht – en het was de manier waarop hij de opmerking had proberen weg te wuiven waar Kai oprecht kwaad van was geworden. Hij had het voelen zinderen in zijn keel – voelde dat nu ook – had het geruis van zijn bloed in zijn oren gehoord – dat gepiep werd onderhand steeds luider en luider.
Of was het toen ook iets anders geweest? Iets dat de laatste maanden continu tegen die ene, fragiele wand in zijn hoofd duwde, ongeduldig om naar buiten te komen?
”Weer?” had Kai giftig gezegd. “Hebben we het er ooit over gehad, dan?”
”Kai…” had zijn moeder hem proberen te temperen, maar het had geen zin gehad.
”Ja, laat me daar maar eens over beginnen,” had hij nijdig vervolgd terwijl hij driftig dichterbij kwam en op de rand van de fauteuil tegenover zijn ouders ging zitten. De kleine vlam die toen ontstoken was, was niets geweest in vergelijking met de razende brand die hij nu voelde. Zijn handen gingen ervan tintelen. “Ik heb namelijk nooit een deftig antwoord gekregen toen ik het de laatste keer vroeg.”
“Ik ga me niet verontschuldigen voor de beslissing die we samen in overleg met Amors ouders gemaakt hebben,” had Eric gezegd. Kai had het toen ook gevoeld; hoe de man zijn eigen muur optrok, hoe hij geen ruimte liet voor tegenspraak. Net zoals Amor nu tegen hem stond te liegen – net zoals Amor zijn eigen pijn voor Kai probeerde te verbergen.
Kai was tegen zijn vader ingegaan. “Fijn om te horen dat je deze keer wel effectief je verantwoordelijkheid toegeeft,” had hij gesist, vooroverleunend. “Zeg me gewoon waarom.” En toen was zijn stem gebroken en was die wanhoop die hij al zo lang voelde door de klank heen beginnen schijnen. Hij had zijn hand tegen zijn voorhoofd gezet in een poging het te verdoezelen. “Dat is het enige dat ik vraag – het enige dat ik al drie jaar aan een stuk vraag. Lag het aan mij? Lag het aan Amor? Aan het feit dat hij een man is? Ons leeftijdsverschil? Past dat niet in dat perfecte narratief dat jullie rond jullie kroonprins gecultiveerd hebben? Hij had niet door gehad dat hij zijn stem verhief, had niet door gehad dat er tranen in de ogen van zijn moeder stonden, had niet door dat de wanhoop en het schuldgevoel zich een weg naar buiten gewurmd hadden en haar bij de keel gegrepen hadden.
“We wilden…” was ze verstikt begonnen, maar Eric had haar onderbroken.
“Je hebt een plicht te vervullen, Kai. Waarom blijf je die verantwoordelijkheid ontlopen?”
“Omdat ik het niet wil!” Het was een schreeuw geweest. Zijn hele lichaam had getrild toen hij overeind gekomen was. “En dat weten jullie al zes jaar! Laat Melody koningin worden; pas die stomme, seksistische oude wet aan!” Zijn hart was op hol geslagen, tranen hadden in zijn keel gebrand. Hij had het schuldige gevoel van zijn moeders gezicht willen vegen, het onbegrip van dat van zijn vader. Hij had zijn keel geschraapt, had naar de theekopjes op tafel gekeken. Zijn wenkbrauwen raakten elkaar bijna toen hij zijn lippen natgemaakt had. “Straf mij niet omdat jullie me zo nodig moesten opvoeden met het idee dat ik voor mezelf kon opkomen.” Die woorden waren stiller geweest en Kai haatte hoe machteloos hij had geklonken, hoe de wanhoop zich toch een weg naar buiten had weten te weven, een plens water over het kwade vuur had gegooid. Zag niemand dat hij aan het verdrinken was? Hij had het toen van zich af geschud – hij schudde het nu, in die stomme balzaal, van zich af – omarmde in plaats daarvan die laatste, kleine, gloeiende kooltjes die de razernij had achtergelaten, wakkerde het vuur opnieuw aan. Hij had zich lang genoeg wanhopig gevoeld. Hij had het gehad – hij was niet hulpeloos; hij zou zijn leven niet zomaar uit handen geven. Amor had zich er misschien bij neergelegd, had alle hoop dan wel opgegeven – Adam had Amor misschien wel kunnen klein krijgen. Maar Kai herinnerde zich wat hij geleerd had toen ze samen waren en hij zou liever doodgaan dan toegeven.
Hij zou liever iedereen mee de dieperik in sleuren dan dat hij de nepheid van iedereen en alles om zich heen zou omarmen.
“Vergeet niet tegen wie je spreekt, Kai,” had zijn vader langzaam, bedreigend gezegd. Kai had luid gelachen – humorloos, een tikkeltje hysterisch – en hem recht in zijn ogen gekeken.
“Of wat?” had hij luid geroepen. “Zoek je me ook een vrouw die me in toom houdt, zoals Adam dat voor Amor gedaan heeft? Geef je me een pak slaag, sluit je me op in mijn kamer zonder avondeten? Als je een schaap had gewild, had je die tactiek misschien moeten toepassen toen ik nog klein was.”
Ariel was overeind gekomen en had zich omgedraaid toen hij die woorden bijna schreeuwde. Hij had haar schouders zien schokken en het deel van hem dat zich schuldig voelde, zat te diep om hem te kunnen kalmeren. Zijn ademhaling was zwaar geweest, al zijn spieren gespannen en hij wist dat hij te ver was gegaan – dat het niet eerlijk was. Ergens wist Kai wel dat zijn ouders om hem gaven, dat alles wat ze deden voor zijn eigen bestwil was, dat ze wilden dat hij gelukkig was, dat hij geen domme fouten maakte – maar dat maakte niet dat wat ze gedaan hadden, oké was. Het feit dat Amor misschien wel de grootste fout van zijn leven geweest was, maakte niet dat hij hen zomaar kon vergeven. Hij wist niet of hij Amor ooit kon vergeven dat hij het opgegeven had.
“We willen alleen dat je geen domme fouten maakt waar je later spijt van hebt,” had Kais vader stil gegrauwd.
“Maakt dat nog wat uit?” had hij opgeworpen, zijn volume nog steeds te hoog. Het had toen ook zijn oren doen suizen en een schril gepiep had zich een weg door zijn hersenen geboord. Het gepiep dat Kai nu hoorde terwijl hij Amor razend aankeek, werd steeds luider. “Ik ben volgens jullie toch al vervloekt.”
Zijn vader had gefronst, zijn moeder had zich plotsklaps weer omgedraaid.
“Wie heeft je dat wijsgemaakt?” had ze gezegd, haar stem trillerig, haar ogen wijd, alsof ze zich net iets belangrijks had beseft dat ze over het hoofd gezien had. “Kai, wat vertel je ons niet?”
De manier waarop hij op zijn tanden gebeten had, was gelijkaardig aan hoe hij dat nu deed.
“Wat heb je deze zomer uitgespookt?” had zijn moeder aangedrongen. Hij had bijna kunnen zien hoe de puzzelstukjes voor haar op hun plaats vielen en Kai had niet geantwoord, beseffend dat hij al te veel gezegd had – dat ze door had waar hij op gedoeld had toen hij het gezegd had. Ze had een blik met zijn vader gewisseld, wiens lichaamstaal op dat moment ook van kwaad naar ontzet gegaan was. Ze was langs de tafel heen gelopen, had haar handen uitgestoken alsof ze een wild roofdier probeerde te kalmeren. Kai had niet door gehad dat zijn eigen vuisten zich gebald hadden, dat het schrille gepiep in zijn hoofd eigenlijk zijn eigen paniekerige muziek geweest was, dat de theekopjes op tafel hadden staan trillen.
Zijn moeder was dichterbij gekomen en hij had een stap achteruit gezet, maar botste tegen de fauteuil achter zich aan. Hij had het enge gevoel dat hem trachtte te overmeesteren weggeduwd, zijn handen los getrokken toen zijn moeder ze vastgreep. Zij had geslikt, had geprobeerd zijn ogen te vangen.
“Hoe lang weet je het al?” had ze stil gezegd. Kai had weggekeken, zijn hoofd geschud. “Hoe lang hou je dit al geheim?” Ze had om zich gekeken, naar haar echtgenoot, en Kai had nog steeds geen antwoord gegeven. Ze had haar handen op zijn schouders gelegd in een poging hem te dwingen haar aan te kijken, maar Kai was ook toen een muur geweest die in brand stond. Alsof hij haar niet kon horen doorheen het lawaai in zijn hoofd, alsof de bekentenis hem versteend had.
“Blijf alsjeblieft thuis.” De woorden waren een bange fluistering geweest. “Blijf hier. Voordat het uit de hand loopt.”
Kai had schamper gelachen, had zijn hoofd geheven om zijn moeder aan te kijken
“Daar hebben jullie al lang voor gezorgd.”
In tegenstelling tot toen, keek Kai op dit moment niet weg. In tegenstelling tot toen, waren Kais ogen dolken die zich in die van Amor gepriemd hadden. In tegenstelling tot toen, liet Kai de brand verder razen. Het voelde bijna alsof de hele ruimte rond hem zinderde.
“Je bent een leugenaar, Amor.” De woorden waren meer grom dan iets anders, Kais mond in een venijnig grimas getrokken toen zijn neus bijna die van Amor raakte. “Je bent even fake als de rest hier. Waar is je zelfrespect?”
|