|
26 ✦ Traveler ✦ The Taverne ✦ With Poe
De voordeur was geen optie. Althans, niet direct. Sorcha had de omgeving rondom de Tavern zorgvuldig in haar opgenomen en al verschillende mensen via die ene ingang naar binnen zien gaan. Aan de achterzijde was niets te vinden; slechts een paar ramen die met dikke planken dichtgetimmerd waren en een luik dat op slot zat. De bewaker bij de ingang was ook nog eens erg oplettend en na enkele keren een geslaagd ‘Cian-excuus’ te hebben gehoord, kwam de laatste jongeman er niet meer mee naar binnen. Cian was niet meer het beste smoesje dat de mensen konden gebruiken.
Sorcha neuriede zachtjes. Een oud liedje van vroeger. De melodieën die ze nooit meer zal vergeten omdat ze voorgoed in haar geheugen zijn gegrift. Ongemerkt liep ze weer naar de achterzijde van de taverne, om daar een paar oude kratten op te stapelen en te gebruiken als opstapje naar het dak toe. Met een zachte gepuf klom ze omhoog, haar lange lichaam lenig en soepel. Eenmaal boven op het dak aangekomen bleef ze laag en door haar knieën gehurkt, sluipend naar de rand toe — vlak boven de ingang van de Taverne. Uit de binnenzijde van haar oude jas haalde Sorcha wat spullen tevoorschijn, waarmee ze zorgvuldig begon te rommelen. Ondertussen neuriede ze nog steeds zachtjes, haar lichte kijkers waakzaam over de rand van het dak gericht — haar oren gespitst op de geluiden die haar moeten waarschuwen op ongenodigde gasten.
Haar kleding was donker; een oude broek met daarover een paar lange laarzen, een korte stoffen jas met veel te veel buiten en binnenzakken. En om te voorkomen dat Sorcha direct zou gaan opvallen had ze haar lange, sneeuwwitte haren onder een dikke sjaal verstopt die ze als een soort mantel over haar hoofd droeg. Haar vingers rommelden met een smal houten pijltje in haar linkerhand, terwijl ze met de duim van haar andere hand de kleine kurk van een glazen flesje drukte. Een zacht geplop klonk en doorbrak kortstondig het neuriënde geluid dat de jonge vrouw nog altijd liet klinken. Voorzichtig doopte ze de punt van het houten pijltje in het flesje, dat gevuld was met een knallende groene kleur. Giftig en beslist niet geschikt om van te drinken. Ieder wezen zou beter weten dan zomaar aan het spul te gaan ruiken of lurken. De neonkleur al een waarschuwing op zich.
Wanneer ze klaar is, de punt van het houten pijltje volledig doordrenkt was en er zelfs een verloren druppel vanaf viel, deed Sorcha de kurk terug op het flesje en stak ze hem weer in de binnenzijde van haar jas. Langzaam liet ze zich van haar gehurkte toestand plat op haar buik belanden en haalde ze uit een van haar andere zakken een holle, korte bamboestok tevoorschijn. Aan de verschillende krassen op de buitenkant van het hout was te zien dat dit niet de eerste keer was dat Sorcha hem gebruikt had. Integendeel zelfs, ze had hem al meerdere keren gebruikt. De blonde jonge vrouw wist precies wat ze deed op het moment dat ze het pijltje aan de ene zijde in de opening stak, alvorens ze de andere kant tussen haar lippen plaatste.
Sorcha wachtte het perfecte moment af, koos de opening die ze nodig had zorgvuldig uit en kneep een oog dicht om haar doel goed te kunnen vaststellen. Precies op het moment dat de bewaker, nog altijd leunend tegen de deurpost van de ingang aan, een klein stukje naar voren boog, waardoor zijn nek voor een deel bloot kwam te liggen, stopte het zachte neuriënde geluid. Sorcha ademde diep in via haar neus en stootte de lucht met een harde kracht via de smalle koker door naar buiten. Het pijltje zoefde door de lucht en prikte moeiteloos in het vel van de bewaker zijn dikke nek.
“Slaap lekker,” murmelde ze zacht, onverstaanbaar voor wie dan ook. Een sluwe grijns vormde zich rond haar lippen toen ze toekeek hoe het spul langzaam zijn werk begon te doen. Eerst klonk er een zachte gaap, gevolgd door wat onverstaanbaar gemompel en een wankel in zijn houding. In stilte telde Sorcha de voorbijgaande seconden af en wanneer de bewaker ingezakt op de grond terecht kwam, voor de deur van de Taverne, ploffen Sorcha’s voeten seconden later in het zand vlak naast hem. “Geen zorgen, het is maar een roesje,” zei ze tegen de jongeman die nog altijd voor de Taverne te vinden was. Ze had geen idee van wie hij was, maar het had er naar uitgezien dat hij ook naar binnen wilde. “Ik denk dat je een half uur hebt om ongezien naar binnen te komen, dan zal een van zijn vriendjes hem vinden en misschien om wat versterking gaan vragen. Dat is tenminste als ze slim genoeg zijn.” Met een simpel gebaar van haar hand en twee vingers bij haar slapen salute Sorcha al grijnzend een keer naar de jongeman, waarna ze vluchtig naar binnen verdween.
Terwijl ze ongezien door de Taverne heen probeerde te lopen, omklemde Sorcha het stukje stof dat ze eveneens in een van haar jaszakken had gestopt. Het was de laatste aanwijzing die ze had gekregen. Het laatste stukje dat ze gevonden had. Hoeveel had ze er nog nodig? Ze was al zo lang onderweg en ze was er moe van steeds tegen niets aan te lopen. Haar geduld begon op te raken; het duurde te lang. Sorcha knarste met haar tanden toen een dronken man besloot voor haar voeten neer te struikelen. De geur die om hem heen hing was doordrenkt met alcohol, rook, een zurige zweetlucht en flauwe zweem van kots. Sorcha slikte, duwde de zatlap met haar voet van haar af wanneer hij een poging deed om met beide handen via haar benen overeind te komen. Vervolgens zakte ze door haar knieën heen en greep hem bij zijn kraag vast.
“Hoe kom ik daar waar de gevechten gehouden worden?" vroeg ze hem zacht, onverstaanbaar voor eventueel andere gasten om haar heen in een poging ongemerkt te blijven. De dronken man grinnikte een keer, hikte vervolgens en veegde wat natte zever van zijn mondhoeken af. Sorcha moest haar best doen om hem niet nog een zetje te geven. “Ben jij niet veels te liefjes om je daarin te mengen, snoes? Je wil je gezicht toch niet bezeren?" bromde hij vervolgens met een dikke tong. Een doffe twinkeling was in zijn ogen te zien, alsof hij probeerde haar op deze manier voor zich te winnen. Sorcha glimlachte zoetjes, streelde quasi lieflijk met een hand over zijn vuile wang heen — tot ze er met vlakke hand tegen aan kletste. Het geluid galmde tussen hen in. De dronken man leek plotsklaps klaar wakker.
“De laatste persoon die me snoes noemde, _liefje_, heeft wekenlang zijn jongeheer niet kunnen gebruiken en zijn ballen hebben de nodige tijd gehad om terug in te dalen dus tenzij je dat ook graag wil. . .” Een zoetgevooisde uitdrukking verscheen op Sorcha’s gelaat terwijl het gezicht van de man verbleekte wanneer ze haar knie wat naar omlaag bracht. “Gevechten, waar?” Via via was Sorcha te weten gekomen dat de weddenschappen waarover ze gehoord hadden tevens een subtiele hint waren naar gevechten die gehouden werden. Tevens was ze er zo ook achter gekomen dat ze hier werden gehouden, maar waar? De dronken man zei nog iets over “vrouwen zoals zij” en “zouden eens een lesje moeten leren”, maar uiteindelijk wees hij onder wat meer druk van haar knie naar een deur aan de andere kant van de Taverne. Zonder verder ook nog maar iets te zeggen liet Sorcha de man los, gaf hem daarbij nog een tactvol duwtje zodat hij achterover op de grond smakte en liep in lange passen naar de deur toe.
Zodra Sorcha de deur geopend had en ze naar binnenstapte, bekroop haar een onbehagelijk gevoel. Haar zintuigen verscherpten zich nog wat meer en de blondine kon de kou in haar aderen voelen toenemen, alsof haar magie haar er al op voorbereidde dat er iets gaande was. Zo snel als ze kon, daalde ze de lange trappen af, steeds verder naar beneden. Totdat ze de immens grote ruimte betrad, waarvan het gejoel haar al meters terug tegemoet gekomen was. Sorcha’s adem stokte in haar keel. Het was erger dan de verhalen die ze gehoord had. Kleine wolkjes kou dansten rond haar vingertoppen en Sorcha moest haar handen tot vuisten ballen om te voorkomen dat iemand iets zou zien — of zij iemand iets aan zou doen. Haar lichte kijkers schoten over de menigte heen. De tribunes zaten vol gepropt met rijkeluis wezens, die druk in de weer waren; sommige met elkaar, sommige met hun vuisten in de lucht vanwege iets dat beneden in de pit gaande was. Mensen joelden en vloekte, ze schreeuwden zo hard dat spetters speeksel in de rondte vlogen. De mannen zagen eruit als woeste beesten die enkel kwamen voor de winst. Aders dik in hun halzen, ogen haast ploppend uit hun kassen. De vrouwen zagen er enkel een stuk netter uit doordat ze zich wat bescheidener gedroegen, maar niet minder opgewonden.
Voor een paar tellen bleef Sorcha bijna bevroren op haar plek staan, tot een klein stemmetje haar in gedachten toe fluisterde dat ze in beweging moest komen. Dat ze niet hier in het midden van de opening moest blijven staan, waar iedereen haar in de gaten kon houden en ze zouden gaan opmerken dat er iets anders was aan haar. Op dat zelfde moment kroop er iets via Sorcha’s lange laarzen naar omhoog, over haar benen heen en via haar jas steeds hoger en hoger. Een klein muisje vond zijn weg via Sorcha’s ledematen naar omhoog en toen de blondine het diertje aan zijn staart pakte begon het luid te piepen en spartelen.
“Poe,” fluisterde Sorcha zacht, haar ogen wijd opengesperd toen ze het kleine wezentje herkende. Direct zette ze het diertje op haar platte hand en begon het onrustig met zijn scherpe tandjes aan de mouw van haar jas te trekken alsof het haar iets wilde zeggen — alsof het haar ergens heen wilde brengen. “Als jij hier bent,” zei Sorcha opnieuw al fluisterend, terwijl ze met haar wijsvinger over zijn koppie streelde. Direct schoot haar blik opnieuw rond, zoekende op een bijna wanhopige manier. Waar was ze, waar was ze, waar was ze? Langzaam kwam Sorcha in beweging en begon ze te lopen terwijl ze Poe vlak naast haar gezicht onder de sjaal verstopte, die ze nog altijd over haar hoofd droeg. Het diertje piepte zachtjes, steeds meer opgewonden toen ze de juiste richting in liep. Opnieuw begon ze te neuriën, een zacht deuntje maar met de klanken van een magie waardoor alleen wezens als zij deze konden horen.
“Waar is ze, Poe. Waar is Tilda?” En Elora?.
Wanneer Sorcha zich tussen de menigte door weet te begeven, steeds dichter naar de ijzeren kooi in het midden toe voelt ze hoe hij ijs in haar aderen reeds sneller begint te pulseren. Een frons vormde zich tussen haar wenkbrauwen in naarmate ze een steeds beter zicht kreeg op het gevecht dat in de kooi plaatsvond en wanneer ze Tilda’s woeste en met pijn vertrokken gezicht herkende vormde zich een ijsklomp in haar maag. “Oh fuck,” stootte Sorcha onder haar adem uit en toen Tilda een stap naar opzij deed, haar lichaam geraakt door een speer, zag ze het welbekende figuur van niemand minder dan haar tweelingzusje. Elora!, riep Sorcha in gedachten uit. Direct begon het ijs sneller en sneller door haar aderen te stromen, en probeerde het wanhopig een uitweg te vinden om naar buiten te ontsnappen. Om een ijsspeer te vormen zodat ze deze door het hoofd van de andere vrouw in de kooi kon schieten, alles om haar zusje veilig te houden. Maar ze was niet veilig. Elora was niet veilig. Tilda was niet veilig. En als Sorcha niet uitkeek met wat ze deed, als ze niet luisterde naar het felle gepiep van Poe, die haar op zijn manier probeerde duidelijk te maken dat ze zich in moest houden, dan was zij hier ook niet veilig.
Dan botste er iemand in volle enthousiasme tegen Sorcha aan, luid joelend schreeuwde de man om meer bloed, onderwijl de sjaal rond Sorcha’s hoofd een stukje naar achteren gleed en haar sneeuwwitte haren voor luttele seconden zichtbaar werden. Precies op dat moment ving ze Elora’s blik en klemde ze haar kaken stevig op een. Met een vastberaden blik keek Sorcha terug en beloofde ze in stilte een manier te vinden om hen uit de kooi te krijgen. Hou nog even vol. Moeiteloos verdween Sorcha vervolgens naar achteren, tussen de misselijkmakende vrolijke geluiden van de mensen door en trok ze de sjaal terug goed op haar hoofd. Dit was walgelijk, alsof ze een stel beesten waren. En Elora. . . Een pijnlijke steek dreef door Sorcha’s hart terwijl ze steeds sneller door de mensen begon te lopen — zoekend naar een manier om in de kooi te raken, of daaromheen. In de verte spotten ze een paar bewakers en voor heel even nam de verleiding toe hen met haar ijskou te bevriezen, om hen een bevroren pijl in hun nek te steken voor hetgeen ze haar soort aandeden, maar wat maakte haar dan beter als dat zij dat waren? De magie borrelde om haar heen, maar Poe’s gepiep smeekte haar te stoppen nog voor ze haarzelf verried.
“Verdomme,” vloekte Sorcha. Tussendoor bleef ze een blik op de vechtring werpen, probeerde ze zo haar zusje en vriendin in de gaten te houden. Tilda was bij haar. Tilda was sterk genoeg. Tilda zou haar veilig houden zolang ze dat nog kon. Net wanneer Sorcha besloot om via de zijkant ongezien naar de ingang van de vechtring te lopen, ging er een deur achter haar open en strompelde er een paar mensen naar buiten die hier overduidelijk niet hoorden. “Het ‘cian-excuus’, ze zijn niet van hier,” mompelde Sorcha zacht tegen Poe, alvorens ze besloot dat zij haar misschien wel konden helpen.
|