• THE FINAL FIGHT


    In het Koninkrijk Rodirraen is al jaren geen magie meer toegestaan. Dit begon allemaal met de nieuwe Koning en Koningin. Toverkunst werd op alle mogelijke manieren de kop ingedrukt, en mensen die een kracht beoefenden, werden buitengesloten. Niet alleen dat ─mocht een aanhanger van de Kroon doorhebben dat ze te maken hebben met een voorstander van magie, zou degene het met hun eigen leven kunnen bekostigen.
          Hierdoor waren in de loop der jaren rebellengroepen ontstaan, die het heft uiteindelijk in eigen hand wilde nemen. Maar niet alleen buiten de kasteelmuren was het een roerige tijd, want de komst van verandering was tevens voelbaar in het kasteel ─niet iedereen zou het namelijk eens zijn met het Koninklijk Echtpaar, zelfs niet in hun eigen familie. . .

    WHY IS EVERYONE IN THIS KINGDOM SO GODDAMN STUPID?

    [ bericht aangepast op 26 feb 2023 - 19:16 ]


    [ heaven knows ]

    CIAN FERGUS VALE
    27 — knight — Taverne — Tilda & Temur




    Cian kneep zijn ogen samen en schraapte zijn keel om zijn verbazing – als dat het juiste woord was – niet te uiten in een hoestbui. Het scheelde namelijk weinig of hij had zich niet kunnen herpakken door een combinatie van het inhaleren van de rook en het zien van de jongedame.
          Zodra hij haar blik had gevangen, was er beweging in de kooi te vinden. Haar blonde haren danste mee op de beweging en kwamen voor zijn gezicht tot stilstand rustend over haar schouders. Luttele seconden stonden ze daar, wat uren leek te duren en de ruimte – inclusief ruim 20 kooien – leek voor even verdwenen te zijn. Die ogen kwamen hem maar al te bekend voor. Dit was niet enkel de persoon bij wiens begrafenis hij was geweest – hij herkende deze ogen en het frustreerde hem dat hij er verder geen beeld bij kreeg. Het voelde alsof hij haar vroeger meermaals van dichtbij had gezien en gesproken. Hoe ze toen waarschijnlijk vrijuit met elkaar spraken, waren de stalen pijpen van de kooi hetgeen wat hen nu van elkaar scheidde.
          ’Chess?’
          Cian’s kaak verstijfde, de rook vervaagde en de sigaar verwaarloosde hij in zijn hand. Ineens viel het kwartje. Zij was diegene die de etensresten van Chess ontving. Zij was diegene over wie Chess uitzonderlijk veel praatte zonder het zelf door te hebben. En zij was tevens degene aan wie Cian etensresten uitdeelde na het overlijden van Chess. Hij was zo overrompeld door het horen van deze naam – die hij de afgelopen maanden alleen in zijn hoofd had gehoord – dat hij pas door had dat hij zijn sigaar tegen zijn broek aan hield toen hij een herkenbare pijn in zijn been voelde.
          Het trok hem terug in de realiteit en hij was zich plots weer bewust van zijn omgeving. Het leek alsof degene voor hem in dezelfde illusie verkeerde, want ze had hem tot aan dat moment als een standbeeld aangestaard – evenals hij bij haar had gedaan. Hij trok zijn hoofd terug naar achter, weg van het metaal, en rechtte zijn rug om vervolgens weer een hijs van de sigaar te nemen. Na verscheidene transformaties, gevechten en wisselende krachten van deze wezens zou niets hem meer moeten verbazen, maar hij geeft toe dat hij de uiterlijke verandering die zij nu vertoonde niet had verwacht. Toch was het enige beeld wat door zijn hoofd spookte het moment dat hij eindelijk door had waarom Chess na het avondeten het huis herhaaldelijk verliet en het tengere jonge meisje op straat wat zijn hulp meer dan nodig leek te hebben.
          ’Cian,’ verbeterde ze zichzelf nadat ze zich beiden hadden herpakt. De toon van haar woorden was voor hem geen verrassing, dat was de manier waarop veel van de gevangenen hem hier aanspraken. Het mocht hem dan wel niet verrassen, hij bespeurde toch enige treur bij zichzelf bij de gedachte dat zij hier in de taverne terecht was gekomen. Waarschijnlijk had dit meer te maken met de band die Chess met haar had dan met de gedachte dat zij – zoals de vele anderen hier – gepijnigd zou worden.
          Hij zat onbewust in tweestrijd tussen zijn versie die hij was voor het overlijden van Chess met zijn onophoudelijke broederlijke gevoelens naar Chess en zijn geconditioneerde versie van hardheid en kilte die waren ontstaan in de jaren na zijn dood waarin hij de zwakte van het constante gemis van zijn broer had weggedrukt.
          ’Cian, wat is dit in hemelsnaam voor een plek? Waarom moest ik zo snel komen?’
          Hij was zo in gedachten verzonken dat de woorden van Temur geheel onverwacht waren en hem in een soort schrik reactie op deed kijken. Hij wilde zijn naam uitspreken als bevestiging dat hij er echt was, maar de jongedame was hem voor.
          ’Een kerkhof. De lijken hebben alleen nog niet door dat ze dood zijn. Cian, zeg me godverdomme nu wat jij en die klotewachters van je met Elora gedaan hebben of ik zorg ervoor dat je weer eens dag tegen je broer kunt zeggen.’ Sprak ze fel en haar gezichtsuitdrukking sprak boekdelen. Een blik die hij dagelijks voorbij zag komen bij de nieuwe gevangenen die allereerst hun woede uitten tot ze aan hun eerste gevecht hadden deelgenomen. De energie van de meesten zakten af na enkele dagen opgesloten te zijn – als ze de gevechten dus al overleefden.
          Cian voelde hoe de hitte zich verspreidde door zijn lichaam en draaide zich weg van Temur naar Tilda. Hij pakte een van de stalen pijpen van haar kooi zo stevig vast, dat zijn knokkels wit kleurden.
          ’Waag het niet om zijn naam nog één keer-‘ hij perste zijn lippen op elkaar om zichzelf in toom te krijgen en snelde zijn hand van de pijp af, terwijl hij haar strak aan bleef kijken.
          ’Zonder jouw soort was hij hier nog geweest en was dit,’ Cian bleef haar aankijken terwijl hij zijn arm aanspande en in een stevige beweging naar de andere kooien gebaarde, ‘hier nooit geweest.’
          Cian had genoeg gezien van haar – ze maakte een zwaar gevoel van diepgewortelde woede in hem los en hij wist niet hoelang hij dit vol kon houden, dus richtte hij zicht tot Temur en besloot de jongedame in kwestie de rug toe te keren.
          ’Temur,’ hij pauzeerde kort en zette een aantal stappen richting de deur. ‘Goed, laten we dit elders bespreken. Je ziet er uit alsof je een pint kan gebruiken.’ Cian likte kort over zijn lippen en ademde een teug zuurstof naar binnen alvorens hij zijn sigaar in Temur zijn handen drukte. ‘Hier, jij hebt ‘em meer nodig dan ik.’ sprak Cian stellig en bewoog zich naar de deur waaruit Temur net verschenen was.
          Hij pauzeerde met de deurknop in zijn hand om zich nog éénmaal naar Tilda te richten. ‘Maak je geen zorgen,’ riep hij door de ruimte, ‘je zult hier snel vanaf zijn.’. Dat is het minste wat ik voor je kan doen – en voor Chess dacht hij.
          Cian wachtte niet tot Temur hem volgde, in tegendeel, hij beende snel de trap op en liep door een lange gang om uiteindelijk uit te komen op de plek waar de toeschouwers van het spel genoten. Hij ging er vanuit dat Temur weer snel aan zijn zijde zou verschijnen en had alvast twee pullen besteld. Er was een deel van Cian die hoopte dat Tanner zijn bevel had opgevolgd en Richard had ingelicht over zijn idee om Tilda bij de lichtelf te voegen. Allereerst om de toeschouwers te voorzien van een groter spektakel – en onbewust om Tilda nog enige kans te geven om te winnen.

    [ bericht aangepast op 9 mei 2023 - 15:21 ]


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Temur      Alwyn
    28      •      Knight with fire magic      •      with Cian and Tilda      •      at the tavern dungeons






         
    Temur haatte alles aan de plaats waar hij zich bevond, maar hij wist ook dat hij geen keus had. Cian had hem gesommeerd en hoewel de twee nooit echt close waren geworden, kon Temur prima met hem overweg. Denkend dat het puur iets met de veiligheid van het hof te maken had, was hij inderdaad zo gauw als hij kon gekomen. Dat Cian hem naar een illegale vechtring met magische wegens had laten komen, was het laatste wat hij had verwacht. Want hoewel hij nog niet veel van de plek gezien had, hoefde hij niet veel te zien om te weten wat dit betekende.
          Cian vond hij al gauw in een ruimte vol met cellen. De persoon in de cel voor hem leek zijn aandacht vast te houden, maar Temur nam het risico en kondigde zijn aanwezigheid aan. Het liefst besteedde hij zo weinig mogelijk tijd in dit gebouw, al vreesde hij dat hij hier voorlopig nog zou moeten zijn. Wat Cian met hem van plan was had vast iets te maken met wat zich hier afspeelde. Hij zou op zijn tong moeten bijten en de avond zien door te komen. Hopelijk hoefde hij hier niet lang te blijven.
          De ridder schrok op en scheurde zijn blik los van de kooi. Cian had even nodig voor hij Temur blijkbaar had kunnen registreren en de persoon in de kooi nam van die gelegenheid gebruik. ‘Een kerkhof,’ klonk de stem van een jonge vrouw uit de kooi. ‘De lijken hebben alleen nog niet door dat ze dood zijn.’ Temur kon haar niet negeren nu ze gesproken had en schuchter keek hij haar richting op. Ze leek jonger dan hemzelf en iets in haar kwam hem bekend voor, al kon hij dit gevoel absoluut niet plaatsen. Daarnaast kende hij zover hij wist geen magie gebruikers, op het meisje in het bos na, maar de vrouw voor hem was haar niet. Al kon hij zich voorstellen dat er met hem nog vele anderen angstvallig hun magie verborgen hielden. Blijkbaar kon één kleine fout je al opgepakt krijgen, zorgde dat dat je hier werd opgesloten ter vermaak van anderen. Bah.
          De jonge vrouw spatte nog wat felle woorden richting Cian, al vreesde hij voor haar dat ze haar dreigementen nooit waar zou kunnen maken. Was er iets dat hij kon doen? Niet dat hij wilde dat ze Cian van kant zou maken, maar hij wilde ook niet dat ze overgeleverd werd aan de genade van de mensen hier. Het zou hem weinig verbazen als haar gevangenschap hier met de dood zou eindigen en dat kon hij niet over zijn hart verkrijgen. Niet voor haar, niet voor alle anderen die hier gevangen zaten.
          ‘Waag het niet om zijn naam nog één keer-‘ sneerde Cian naar de vrouw, blijkbaar al weer vergeten dat Temur hier ook was. ’Zonder jouw soort was hij hier nog geweest en was dit hier nooit geweest.’ De twee hadden duidelijk geschiedenis met elkaar en Cians overleden broer had er ook wat mee te maken. De ridder was nooit erg open over zijn verleden geweest en het enige dat Temur wist was dat rebellen iets met zijn dood te maken hadden. Het deed hem pijn dat Cian er zo verbitterd door was geraakt dat hij blijkbaar nu iedere magie gebruiker als een bedreiging zag. Wat zou hij doen als hij achter Temurs geheim kwam? Hem ook opsluiten en verantwoordelijk houden voor de dood van zijn broer, ondanks dat hij er absoluut niets mee te maken had gehad? Hopelijk kon hij Cian op een dag van gedachten doen veranderen, al vreesde hij ervoor.
          ’Temur,’ richtte Cian eindelijk zijn aandacht op hem, doende alsof er weinig aan de hand was. Temur knikte ondertussen om aan te geven dat Cian zijn aandacht had. ‘Goed, laten we dit elders bespreken. Je ziet er uit alsof je een pint kan gebruiken.’ Het liefst was hij hier helemaal niet, maar een plek waar ze bier schonken, klonk al als een kleine verbetering. ‘Hier, jij hebt ‘em meer nodig dan ik.’ Cian drukte een sigaar in zijn vingers en Temur had weinig keuze.
          ‘Euh, blijkbaar,’ stamelde hij, nog steeds behoorlijk uit zijn doen door alles wat hij zojuist gezien had. ‘Ja, een pint bier klinkt goed,’ herpakte hij zichzelf al gauw, ondertussen zijn best doenend om niet meer naar de kooi te kijken, hoe schuldig hij zich ook voelde naar de opgesloten vrouw. Cian was ondertussen al naar de deur gelopen en beet de vrouw in de kooi nog wat laatste woorden toe voor hij verdween. Temurs blik dwaalde toch weer richting de kooi en in de hoop zichzelf nog een klein beetje een houding te kunnen geven, nam hij een onenthousiaste trek van de sigaar. Gauw nam hij de rest van de ruimte nog eens in zich op, maar hij leek alleen te zijn met de gevangenen.
          ‘Wanhoop niet,’ fluisterde hij de vrouw toe. ‘Ik haat wat ze met jullie doen en ik ga kijken of ik er iets aan kan doen.’ Dappere woorden voor iemand die geen idee had wat hij kon doen. Ja, zijn ridderstatus gaf hem iets meer mogelijkheid dan de gewone burger, maar nog was hij zo beperkt. Zou hij Cian zo dronken kunnen voeren dat hij zijn sleutels kon stelen, hopend dat er enkelen bij zaten die kooien openden? Het klonk absoluut als een stom idee, maar hij liet het nog niet gaan.
          Na zijn woorden snelde hij gauw achter Cian aan, want hij wilde ook geen wantrouwen wekken bij de andere ridder. Het moest ogen alsof hij hem wat verdwaasd had achtergelaten en dat hij na het roken van de sigaar hem gevolgd was. Niet dat hij een belofte had gedaan aan de gevangene met wie hij zojuist een woordenwisseling had gehad. Om zijn idee te ondersteunen gooide hij de bijna opgerookte sigaar weg op zijn weg terug. Aan het einde van de gang vond hij Cian met twee pullen bier, toekijkend naar het schouwspel in de arena. Hij nam nog even diep adem om zichzelf bij elkaar te rapen en hij probeerde zijn gezichtsuitdrukking normaal te krijgen, om zich dan bij Cian te voegen.
          ‘Dus, jullie organiseren gevechten?’ vroeg hij voorzichtig. Dat het om gevangen magische wezens ging liet hij maar achterwege. Eerst zien wat Cian hem te zeggen had. ‘Dank je voor de sigaar en het bier trouwens. De volgende is van mij.’ Hij achtte dat hij een kleine kans van slagen zou hebben, maar wie weet zou het hem inderdaad lukken om Cian zo dronken te krijgen dat hij ongezien zijn sleutels zou kunnen stelen.

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Taverne| With Rohesia


    Are you sure you're okay?
    I’m your friend, I'm here to help.

    Haelyn knijpt haar ogen samen als ze de vieze plakkerige vloer onder haar handen voelt. Ze heeft geen licht nodig om te weten wat voor mengsel er nu op haar huid zit. Bij de gedachten hieraan, voelt ze de misselijkheid alweer opborrelen. Gelukkig weet ze nog net op tijd te slikken, om alles zo netjes binnen te houden. De stem van de bewaker trekt haar terug naar het nu. Ze heeft helemaal geen tijd om hier te zitten en na te denken over hoe vies en vreselijk het allemaal is. Ze moet nú actie ondernemen voor het te laat is.
          Binnen enkele seconden verspreid de adrenaline zich over haar lichaam. Zowel haar hartslag en bloeddruk stijgen, waardoor ze gelijk wakker geschud wordt. Ze zet haar handen stevig in de grond, terwijl ze haar benen onder zich zet om zichzelf overeind te krijgen. Op de grond blijven zitten zou absoluut niet verstandig zijn. Gelukkig lijkt de bewaker een stuk langer te doen over het opstaan, wat haar de tijd geeft om een wapen te zoeken. Of in ieder geval iets wat ze als wapen kan gebruiken. Haar handen tasten de omgeving af, maar het enige wat ze voelt, is een appel. Met een stuk fruit gaat ze hem niet aankunnen, en dus wandelt ze haastig door de ruimte. Haar hoofd schiet richting de deur als ze Rohesia bij de smerige man hoort. Haastig zoekt ze verder, ze moet haar vriendin helpen. Als ze nu niets bedenkt, gaat het niet goed aflopen.
          Een opgeluchte zucht verlaat haar lippen als ze eindelijk iets voelt. Ze grijpt de steel van de pan vast en tilt deze op, iets wat meer kracht kost dan verwacht, want er zit nog iets van voedsel in. Vers zal het wel niet zijn, want ze kan al ruiken dat het aan het rotten is. Opnieuw voelt ze haar maaginhoud naar boven komen, maar ook deze keer weet ze het netjes binnen te houden. Er gaat een moment komen dat dit niet gaat lukken, maar daar gaat ze zich nog geen zorgen over maken.
          “Weg hier, nu,” vertelt de brunette, waardoor Haelyn wederom uit haar gedachten getrokken wordt. Snel beent ze terug naar Rohesia, die de emmer over de kop van de bewaker heeft gekregen. Stiekem hoopt ze dat Ro de emmer heeft gebruikt, want deze man verdient wat viezigheid over zijn gezicht. Zonder na te denken, pakt ze de pan stevig met twee handen vast en zwaait ze deze richting de emmer. Het luide geluid van metaal op metaal vult de ruimte. De man lijkt niet eens iets te kunnen zeggen, want hij valt gelijk bewusteloos in elkaar. Of ze hoopt dat hij bewusteloos is. Ze kan hem hier toch niet mee vermoorden? Nee vast niet, hij kan dit vast wel hebben. De hand die hij om de enkel van Ro geklemd had, laat haar weer langzaam los.
          Haely knijpt haar ogen wat samen om haar vriendin te vinden. Door het weinige licht is het nog al lastig om haar te zien liggen op de grond. 'Ro, sta op, sta op,' zegt ze vluchtig terwijl ze naar haar toe snelt en een hand om haar arm klemt. Ze probeert haar overeind te helpen, met de pan nog steeds in haar andere hand geklemd. Die gaat ze dus echt niet loslaten. 'Rohesia! Kom! We moeten nu gaan,' vertelt ze haar iets luider, niet helemaal beseffend dat er misschien meerdere bewakers zijn hier.








    Tilda
    Wisselkind | Fighting tavern | Cian & Temur





    Tilda greep naar de ijzeren tralies voor haar, maar zelfs in haar versterkte vorm kon ze geen staal verbuigen. Ze wilde schreeuwen naar Cian toen hij wegliep, wilde dat hij wist dat Chess alleen maar teleurgesteld in hem zou zijn, maar ze perste haar lippen op elkaar en duwde de tranen weg.
          Waar was die jongen heen die haar geholpen had? Niet dat ze verwachtte dat hij haar in deze vorm zou herkennen, maar waar was die oprechtheid heen? Ze had Cian gekend na Chess' dood. De Cian die ze nu zag, leek daar in niets op. Wat was er in die tussentijd gebeurd?
          "Wanhoop niet," hoorde Tilda plots een zachte stem. Met een woeste blik draaide ze haar hoofd in de richting van de ridder met het vertrouwde gezicht. Ze wilde in zijn gezicht spugen. "Ik haat het wat ze met jullie doen en ik ga kijken of ik er iets aan kan doen."
          Tilda lachte schamper en deze keer kon ze haar tranen niet tegenhouden. Ze wreef met een hand in haar ogen toen ze haar gezicht van de ridder afwendde, voelde hoe Poe in haar nek kroop en zich tegen haar wang nestelde als troost.
          Trillerig haalde ze adem, ijsbeerde door haar kooi in de ijle hoop dat ze hier uit kon geraken. Kort keek ze naar de spijlen. Zou ze zichzelf klein genoeg kunnen maken om daar tussen te passen? Ze was vandaag al drie keer van vorm veranderd; de energie die de andere magische wezens in de kelder haar gegeven hadden, begon stilaan uitgeput te raken. Ze had haar kracht nodig om te vechten als het zo ver kwam.
          Tilda pikte Poe op en hield hem voor haar neus, die ietwat rood was door de frustratie die zich in haar bleef opbouwen. "Ga hulp zoeken, oké? En als je toch niemand vindt... wees dan vrij."
          Poe kantelde zijn kopje en piepte, alsof hij Tilda wilde tegenspreken. Ze slikte, zette hem op de grond, en keek hoe hij weg trippelde. Eerst twijfelachtig, nog eens omkijkend naar haar, voordat hij in een donker hoekje wegspurtte. Tilda vouwde haar handen en prevelde een wens, naar wie haar dan ook kon horen. Zou de wildernis haar ook hier beschermen?
          "Over welk klein blond wicht heb je het?" hoorde ze plots iemand roepen. Ondanks het rumoer van het publiek in de ring hiernaast en het weg en weer gesjouw van de slavenhandelaars (of wat ze ook waren) rond haar, hoorde ze de voetstappen dichterbij komen. "Hm." De stem klonk dichterbij nu en ze draaide zich traag om. "Zo klein is ze plots niet meer."
          Het was de man waarvan ze gehoord had dat hij Richard heette. Ze fronste haar wenkbrauwen boos, kwam langzaam dichter naar de rand van de kooi. Hem spoog ze wel in zijn gezicht. Hij vloekte luid, vaagde zijn hand over zijn gezicht, keek haar met een woeste blik aan en deed de kooideur open om haar er hardhandig uit te trekken. Tilda stribbelde tegen, slaagde erin haar elleboog in zijn gezicht te rammen, maar plotseling waren er teveel handen rond haar, teveel mensen die haar trachtten tegen te houden. Plotseling voelde ze zich verstikt, voelde ze zich alsof ze door haar vader werd meegesleurd naar de kelder. Onbewust schreeuwde ze, al was het meer een jammering. Wanhopig probeerde ze vast te houden aan de woede die ze daarnet gevoeld had, in een poging de angst weg te duwen. Als ze zichzelf nu niet onder controle hield, was ze zo weer een klein meisje. En dan was ze machteloos.
          Tilda liet het gevecht uit haar lichaam vloeien en liet zich door de mannen meevoeren naar de arena, haar ogen gesloten. Pas toen ze op een stoffige grond geduwd werd, opende ze weer - net op tijd om te zien hoe een verwilderde vrouw met een blinkende dolk op een wel erg bekende krullenbol afsprintte.
          Het duurde een halve seconde voordat Tilda reageerde. Ze wist niet hoe ze in staat was zo snel overeind te komen, maar plotseling had ze Elora hardhandig uit de kant geduwd om de dolk van de vreemdeling met haar hand op te vangen. Het metaal brandde toen het door haar huid sneed. Met haar andere hand, haalde ze uit.


    help

    ELORA ORIPHINE
    Zomerelf ☼ 22 jaar ☼ outfit ☼ vechtring, with Tilda






    Het meisje voor Elora stapte uit de schaduwen. Ze had roestbruine haren en haar gezicht zat vol donkere vegen. In haar handen droeg ze zowel een speer als een dolk en toch waren het niet de wapens die Elora angst aanjoegen. Het waren de ogen van het meisje. Elora had nog één keer dezelfde blik gezien, in de ogen van een wilde haas die ze had gevangen voor het feestmaal van de lichtelven. Vlak voor ze haar dolk in zijn hart had gestoken, had hij op dezelfde manier naar haar gekeken. Ziedend, angstig en toch klaar om te vechten als hij daar de kans toe kreeg.
          "Waar wachten jullie op? Vecht dan!" De uitspraak rolde Elora's kant op, van een toeschouwer beneden aan de ring. Meteen werd Elora weer met haar neus op de feiten geduwd. Het was zij of het meisje voor haar. Beiden jong genoeg om nog aangesproken te worden als 'meisjes' en niet als 'vrouw'.
          De gevangene voor haar mompelde iets dat Elora niet kon verstaan. Toen liep ze op Elora af en voor Elora kon terugdeinzen, nam de vrouw Elora's hand stevig vast. Ze duwde de speer erin en kromde Elora's vingers rond de staaf. Rond hen klonken kreten van verbazing en boe-geroep.
          "Je bent kleiner dan ik," hijgde het meisje. "Daarom krijg jij deze. Denk aan de vrienden en familie die je nooit meer zal zien als je verliest." Het meisje sprong naar achteren en maakte een pirouette. "Dit is onze speeltuin! Er zijn geen regels hier, strooi met zoveel magie als je wil! In deze kooi zijn we vrij! Dus kom maar op, ik laat je zien wat ik kan!" Toen draaide ze haar hoofd naar Elora, glimlachte en rende op haar af, haar dolk in de lucht.
          Elora hapte naar adem en volgde haar eerste instinct, dat haar gebood om weg te rennen. Haar benen waren echter niet lang en in geen tijd zat het meisje haar op de hielen. Elora hoorde haar rasperige ademhaling in haar nek. Het zou niet lang meer duren voor het meisje haar zou inhalen en de dolk in Elora's zij, rug of been terecht zou komen. Dat mocht en kon ze niet laten gebeuren.
          Elora sloot kort haar ogen, wetende wat haar te doen stond. Ze beet op haar tanden, draaide zich plots om en stak de speer in de richting van de vrouw. Een hoge gil vulde de arena en Elora keek toe hoe een grote bloedvlek zich verspreidde over de zij van het meisje.
          "Het spijt me," jammerde Elora. "Ik wilde niet... Ik wil niet..."
          Maar het meisje leek haar woorden niet te horen. Ze grauwde en sprong op Elora af. Elora zette net op tijd een stap naar achter, waardoor de dolk niet in haar borstkast terecht kwam, maar wel in haar bovenarm. Elora hapte naar adem. Terwijl de tranen in haar ogen sprongen, koos ze opnieuw het hazenpad en rende door de arena. Ze jammerde luidkeels en riep om hulp, maar het publiek had enkel interesse in bloed.
          Elora wilde niet vechten. Ze zat zo niet in elkaar. Als ze dieren in het bos doodde voor een maaltijd, deed ze dat snel en pijnloos. Daarna zei ze een gebed, zodat hun ziel een weg vond naar de lichtparade in de sterrenhemel. Maar dit? Hoe kon ze dit vergelijken met een haas of konijn?
          Elora draaide zich opnieuw om, haar speer in de aanslag. "Stop!" riep ze. In een sneltempo verlieten de woorden haar mond. "Mijn naam is Elora. Ik ben een lichtelf, ik ben 22 jaar. Ik heb vijf broertjes en zusjes, ik ben de oudste in het gezin. Ze hebben me nodig, alsjeblieft."
          "Waarom vertel je me dit?" grauwde het meisje voor haar.
          Elora wist het antwoord niet. Zodat het meisje medelijden met haar zou krijgen? Zodat het meisje het moeilijker zou vinden om haar te vermoorden, nu er een naam en geschiedenis aan haar gezicht hing? Gewoon omdat de woorden haar sterker maakten?
          De stilte bleef even tussen hen in hangen. Toen zei het meisje: "Het was me een genoegen, Elora de lichtelf." Ze hief snel en doelbewust haar dolk in de lucht.
          Elora wilde wel vluchten, maar iets in haar hield haar tegen. Ze zou dit gevecht nooit winnen, ook niet met de speer in haar handen. Simpelweg omdat Elora niemand wilde vermoorden. Het druisde in tegen alles wie ze was. Dus Elora sloot haar ogen en omarmde haar lot. Tot ze een wel heel bekende kreun hoorde.
          "T-Tilda?"
          Elora keek met open mond naar haar beste vriendin, die tussen haar en de woeste vrouw was gaan staan. Uit Tilda's hand sijpelde druppels bloed en Elora wist dat die wonde eigenlijk voor haar bedoeld was.
          Elora had zoveel vragen, de ene belangrijker dan de andere, maar dit was niet het moment en niet de plaats. Het feit dat Tilda nog leefde en dat ze samen waren nu, vulde Elora met zoveel warmte dat ze voor een paar seconden haar angst vergat. Elora liet haar ogen over Tilda heen glijden en haar hart sprong op. Tilda had zichzelf breder en groter gemaakt, klaar om te vechten. Elora wist dat het laf was, maar toch stak ze haar speer uit. "Neem dit. Alsjeblieft." Toen ging ze achter Tilda staan en probeerde een laatste keer: "We moeten niet vechten. Je zei het zelf; dit is onze speeltuin. Hier zijn geen regels. Waarom maken we onze regels zelf dan niet?"
          "Zo simpel is het niet," sneerde het meisje voor haar. "Je hebt geen idee wat ze met je doen, als je niet vecht." Ze keek een laatste keer van Elora naar Tilda. "Ik ga nog liever hier dood dan in hun handen." Elora zag hoe het meisje haar kaken op elkaar klemde. Toen nam ze diep adem en stootte zich een tweede keer vooruit, haar dolk in de aanslag en deze keer onmiskenbaar gericht op Tilda's hart.





    [ bericht aangepast op 24 mei 2023 - 14:40 ]


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Some say the world will end in fire, some say in ice.

    SORCHA






          26      ✦      Traveler      ✦      The Taverne      ✦      With Poe

    De voordeur was geen optie. Althans, niet direct. Sorcha had de omgeving rondom de Tavern zorgvuldig in haar opgenomen en al verschillende mensen via die ene ingang naar binnen zien gaan. Aan de achterzijde was niets te vinden; slechts een paar ramen die met dikke planken dichtgetimmerd waren en een luik dat op slot zat. De bewaker bij de ingang was ook nog eens erg oplettend en na enkele keren een geslaagd ‘Cian-excuus’ te hebben gehoord, kwam de laatste jongeman er niet meer mee naar binnen. Cian was niet meer het beste smoesje dat de mensen konden gebruiken.
          Sorcha neuriede zachtjes. Een oud liedje van vroeger. De melodieën die ze nooit meer zal vergeten omdat ze voorgoed in haar geheugen zijn gegrift. Ongemerkt liep ze weer naar de achterzijde van de taverne, om daar een paar oude kratten op te stapelen en te gebruiken als opstapje naar het dak toe. Met een zachte gepuf klom ze omhoog, haar lange lichaam lenig en soepel. Eenmaal boven op het dak aangekomen bleef ze laag en door haar knieën gehurkt, sluipend naar de rand toe — vlak boven de ingang van de Taverne. Uit de binnenzijde van haar oude jas haalde Sorcha wat spullen tevoorschijn, waarmee ze zorgvuldig begon te rommelen. Ondertussen neuriede ze nog steeds zachtjes, haar lichte kijkers waakzaam over de rand van het dak gericht — haar oren gespitst op de geluiden die haar moeten waarschuwen op ongenodigde gasten.
          Haar kleding was donker; een oude broek met daarover een paar lange laarzen, een korte stoffen jas met veel te veel buiten en binnenzakken. En om te voorkomen dat Sorcha direct zou gaan opvallen had ze haar lange, sneeuwwitte haren onder een dikke sjaal verstopt die ze als een soort mantel over haar hoofd droeg. Haar vingers rommelden met een smal houten pijltje in haar linkerhand, terwijl ze met de duim van haar andere hand de kleine kurk van een glazen flesje drukte. Een zacht geplop klonk en doorbrak kortstondig het neuriënde geluid dat de jonge vrouw nog altijd liet klinken. Voorzichtig doopte ze de punt van het houten pijltje in het flesje, dat gevuld was met een knallende groene kleur. Giftig en beslist niet geschikt om van te drinken. Ieder wezen zou beter weten dan zomaar aan het spul te gaan ruiken of lurken. De neonkleur al een waarschuwing op zich.
          Wanneer ze klaar is, de punt van het houten pijltje volledig doordrenkt was en er zelfs een verloren druppel vanaf viel, deed Sorcha de kurk terug op het flesje en stak ze hem weer in de binnenzijde van haar jas. Langzaam liet ze zich van haar gehurkte toestand plat op haar buik belanden en haalde ze uit een van haar andere zakken een holle, korte bamboestok tevoorschijn. Aan de verschillende krassen op de buitenkant van het hout was te zien dat dit niet de eerste keer was dat Sorcha hem gebruikt had. Integendeel zelfs, ze had hem al meerdere keren gebruikt. De blonde jonge vrouw wist precies wat ze deed op het moment dat ze het pijltje aan de ene zijde in de opening stak, alvorens ze de andere kant tussen haar lippen plaatste.
          Sorcha wachtte het perfecte moment af, koos de opening die ze nodig had zorgvuldig uit en kneep een oog dicht om haar doel goed te kunnen vaststellen. Precies op het moment dat de bewaker, nog altijd leunend tegen de deurpost van de ingang aan, een klein stukje naar voren boog, waardoor zijn nek voor een deel bloot kwam te liggen, stopte het zachte neuriënde geluid. Sorcha ademde diep in via haar neus en stootte de lucht met een harde kracht via de smalle koker door naar buiten. Het pijltje zoefde door de lucht en prikte moeiteloos in het vel van de bewaker zijn dikke nek.
          “Slaap lekker,” murmelde ze zacht, onverstaanbaar voor wie dan ook. Een sluwe grijns vormde zich rond haar lippen toen ze toekeek hoe het spul langzaam zijn werk begon te doen. Eerst klonk er een zachte gaap, gevolgd door wat onverstaanbaar gemompel en een wankel in zijn houding. In stilte telde Sorcha de voorbijgaande seconden af en wanneer de bewaker ingezakt op de grond terecht kwam, voor de deur van de Taverne, ploffen Sorcha’s voeten seconden later in het zand vlak naast hem. “Geen zorgen, het is maar een roesje,” zei ze tegen de jongeman die nog altijd voor de Taverne te vinden was. Ze had geen idee van wie hij was, maar het had er naar uitgezien dat hij ook naar binnen wilde. “Ik denk dat je een half uur hebt om ongezien naar binnen te komen, dan zal een van zijn vriendjes hem vinden en misschien om wat versterking gaan vragen. Dat is tenminste als ze slim genoeg zijn.” Met een simpel gebaar van haar hand en twee vingers bij haar slapen salute Sorcha al grijnzend een keer naar de jongeman, waarna ze vluchtig naar binnen verdween.

    Terwijl ze ongezien door de Taverne heen probeerde te lopen, omklemde Sorcha het stukje stof dat ze eveneens in een van haar jaszakken had gestopt. Het was de laatste aanwijzing die ze had gekregen. Het laatste stukje dat ze gevonden had. Hoeveel had ze er nog nodig? Ze was al zo lang onderweg en ze was er moe van steeds tegen niets aan te lopen. Haar geduld begon op te raken; het duurde te lang. Sorcha knarste met haar tanden toen een dronken man besloot voor haar voeten neer te struikelen. De geur die om hem heen hing was doordrenkt met alcohol, rook, een zurige zweetlucht en flauwe zweem van kots. Sorcha slikte, duwde de zatlap met haar voet van haar af wanneer hij een poging deed om met beide handen via haar benen overeind te komen. Vervolgens zakte ze door haar knieën heen en greep hem bij zijn kraag vast.
          “Hoe kom ik daar waar de gevechten gehouden worden?" vroeg ze hem zacht, onverstaanbaar voor eventueel andere gasten om haar heen in een poging ongemerkt te blijven. De dronken man grinnikte een keer, hikte vervolgens en veegde wat natte zever van zijn mondhoeken af. Sorcha moest haar best doen om hem niet nog een zetje te geven. “Ben jij niet veels te liefjes om je daarin te mengen, snoes? Je wil je gezicht toch niet bezeren?" bromde hij vervolgens met een dikke tong. Een doffe twinkeling was in zijn ogen te zien, alsof hij probeerde haar op deze manier voor zich te winnen. Sorcha glimlachte zoetjes, streelde quasi lieflijk met een hand over zijn vuile wang heen — tot ze er met vlakke hand tegen aan kletste. Het geluid galmde tussen hen in. De dronken man leek plotsklaps klaar wakker.
          “De laatste persoon die me snoes noemde, _liefje_, heeft wekenlang zijn jongeheer niet kunnen gebruiken en zijn ballen hebben de nodige tijd gehad om terug in te dalen dus tenzij je dat ook graag wil. . .” Een zoetgevooisde uitdrukking verscheen op Sorcha’s gelaat terwijl het gezicht van de man verbleekte wanneer ze haar knie wat naar omlaag bracht. “Gevechten, waar?” Via via was Sorcha te weten gekomen dat de weddenschappen waarover ze gehoord hadden tevens een subtiele hint waren naar gevechten die gehouden werden. Tevens was ze er zo ook achter gekomen dat ze hier werden gehouden, maar waar? De dronken man zei nog iets over “vrouwen zoals zij” en “zouden eens een lesje moeten leren”, maar uiteindelijk wees hij onder wat meer druk van haar knie naar een deur aan de andere kant van de Taverne. Zonder verder ook nog maar iets te zeggen liet Sorcha de man los, gaf hem daarbij nog een tactvol duwtje zodat hij achterover op de grond smakte en liep in lange passen naar de deur toe.

    Zodra Sorcha de deur geopend had en ze naar binnenstapte, bekroop haar een onbehagelijk gevoel. Haar zintuigen verscherpten zich nog wat meer en de blondine kon de kou in haar aderen voelen toenemen, alsof haar magie haar er al op voorbereidde dat er iets gaande was. Zo snel als ze kon, daalde ze de lange trappen af, steeds verder naar beneden. Totdat ze de immens grote ruimte betrad, waarvan het gejoel haar al meters terug tegemoet gekomen was. Sorcha’s adem stokte in haar keel. Het was erger dan de verhalen die ze gehoord had. Kleine wolkjes kou dansten rond haar vingertoppen en Sorcha moest haar handen tot vuisten ballen om te voorkomen dat iemand iets zou zien — of zij iemand iets aan zou doen. Haar lichte kijkers schoten over de menigte heen. De tribunes zaten vol gepropt met rijkeluis wezens, die druk in de weer waren; sommige met elkaar, sommige met hun vuisten in de lucht vanwege iets dat beneden in de pit gaande was. Mensen joelden en vloekte, ze schreeuwden zo hard dat spetters speeksel in de rondte vlogen. De mannen zagen eruit als woeste beesten die enkel kwamen voor de winst. Aders dik in hun halzen, ogen haast ploppend uit hun kassen. De vrouwen zagen er enkel een stuk netter uit doordat ze zich wat bescheidener gedroegen, maar niet minder opgewonden.
          Voor een paar tellen bleef Sorcha bijna bevroren op haar plek staan, tot een klein stemmetje haar in gedachten toe fluisterde dat ze in beweging moest komen. Dat ze niet hier in het midden van de opening moest blijven staan, waar iedereen haar in de gaten kon houden en ze zouden gaan opmerken dat er iets anders was aan haar. Op dat zelfde moment kroop er iets via Sorcha’s lange laarzen naar omhoog, over haar benen heen en via haar jas steeds hoger en hoger. Een klein muisje vond zijn weg via Sorcha’s ledematen naar omhoog en toen de blondine het diertje aan zijn staart pakte begon het luid te piepen en spartelen.
          “Poe,” fluisterde Sorcha zacht, haar ogen wijd opengesperd toen ze het kleine wezentje herkende. Direct zette ze het diertje op haar platte hand en begon het onrustig met zijn scherpe tandjes aan de mouw van haar jas te trekken alsof het haar iets wilde zeggen — alsof het haar ergens heen wilde brengen. “Als jij hier bent,” zei Sorcha opnieuw al fluisterend, terwijl ze met haar wijsvinger over zijn koppie streelde. Direct schoot haar blik opnieuw rond, zoekende op een bijna wanhopige manier. Waar was ze, waar was ze, waar was ze? Langzaam kwam Sorcha in beweging en begon ze te lopen terwijl ze Poe vlak naast haar gezicht onder de sjaal verstopte, die ze nog altijd over haar hoofd droeg. Het diertje piepte zachtjes, steeds meer opgewonden toen ze de juiste richting in liep. Opnieuw begon ze te neuriën, een zacht deuntje maar met de klanken van een magie waardoor alleen wezens als zij deze konden horen.
                “Waar is ze, Poe. Waar is Tilda?” En Elora?.
          Wanneer Sorcha zich tussen de menigte door weet te begeven, steeds dichter naar de ijzeren kooi in het midden toe voelt ze hoe hij ijs in haar aderen reeds sneller begint te pulseren. Een frons vormde zich tussen haar wenkbrauwen in naarmate ze een steeds beter zicht kreeg op het gevecht dat in de kooi plaatsvond en wanneer ze Tilda’s woeste en met pijn vertrokken gezicht herkende vormde zich een ijsklomp in haar maag. “Oh fuck,” stootte Sorcha onder haar adem uit en toen Tilda een stap naar opzij deed, haar lichaam geraakt door een speer, zag ze het welbekende figuur van niemand minder dan haar tweelingzusje. Elora!, riep Sorcha in gedachten uit. Direct begon het ijs sneller en sneller door haar aderen te stromen, en probeerde het wanhopig een uitweg te vinden om naar buiten te ontsnappen. Om een ijsspeer te vormen zodat ze deze door het hoofd van de andere vrouw in de kooi kon schieten, alles om haar zusje veilig te houden. Maar ze was niet veilig. Elora was niet veilig. Tilda was niet veilig. En als Sorcha niet uitkeek met wat ze deed, als ze niet luisterde naar het felle gepiep van Poe, die haar op zijn manier probeerde duidelijk te maken dat ze zich in moest houden, dan was zij hier ook niet veilig.
          Dan botste er iemand in volle enthousiasme tegen Sorcha aan, luid joelend schreeuwde de man om meer bloed, onderwijl de sjaal rond Sorcha’s hoofd een stukje naar achteren gleed en haar sneeuwwitte haren voor luttele seconden zichtbaar werden. Precies op dat moment ving ze Elora’s blik en klemde ze haar kaken stevig op een. Met een vastberaden blik keek Sorcha terug en beloofde ze in stilte een manier te vinden om hen uit de kooi te krijgen. Hou nog even vol. Moeiteloos verdween Sorcha vervolgens naar achteren, tussen de misselijkmakende vrolijke geluiden van de mensen door en trok ze de sjaal terug goed op haar hoofd. Dit was walgelijk, alsof ze een stel beesten waren. En Elora. . . Een pijnlijke steek dreef door Sorcha’s hart terwijl ze steeds sneller door de mensen begon te lopen — zoekend naar een manier om in de kooi te raken, of daaromheen. In de verte spotten ze een paar bewakers en voor heel even nam de verleiding toe hen met haar ijskou te bevriezen, om hen een bevroren pijl in hun nek te steken voor hetgeen ze haar soort aandeden, maar wat maakte haar dan beter als dat zij dat waren? De magie borrelde om haar heen, maar Poe’s gepiep smeekte haar te stoppen nog voor ze haarzelf verried.
          “Verdomme,” vloekte Sorcha. Tussendoor bleef ze een blik op de vechtring werpen, probeerde ze zo haar zusje en vriendin in de gaten te houden. Tilda was bij haar. Tilda was sterk genoeg. Tilda zou haar veilig houden zolang ze dat nog kon. Net wanneer Sorcha besloot om via de zijkant ongezien naar de ingang van de vechtring te lopen, ging er een deur achter haar open en strompelde er een paar mensen naar buiten die hier overduidelijk niet hoorden. “Het ‘cian-excuus’, ze zijn niet van hier,” mompelde Sorcha zacht tegen Poe, alvorens ze besloot dat zij haar misschien wel konden helpen.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Odette

    Weerwolf / @ de tribune van de arena -> de kooien met Haelyn en Ro / Outfit




    Ze had haar handen om het ijzeren hekwerk rondom de ring geklemd, ogen die kort flitsten naar een gevaarlijk geel. Magische energie kolkte door haar heen, gevoed door agressie en woede. Seconden. Langer had ze niet nodig om de arena in te springen en haar klauwen door de halsslagader van Elora’s tegenstander te boren. Het zou een bloedbad worden. De enige reden dat ze hier nog stond was omdat ze geen plan had voor daarna. Odette beet op haar tong en dwong zichzelf om eens niet in de problemen te raken door ondoordacht, stom gedrag.
    Waarom was Elora hier? Waar waren de rest van de rebellen?
    Denk na!
    Het fluitsignaal klonk, het gevecht was gestart. Nadenken kon later. Ze moest eerst zorgen dat Elora niet vermoord werd! Maar toen ze Elora’s tegenstander haar een van haar eigen wapens zag overhandigen, viel even de adem stil. Wat was hier aan de hand?
    ‘Mevrouw, u staat te dicht bij de ring. Dit kan gevaarlijk worden. Mag ik u vragen—’ ‘Waarom doet ze dat?’ siste ze naar de wachter.
    Vanonder de helm klonk een korte lach. ‘Da’s listige Lizzy. Die heeft altijd één of ander gek plan. Maar ik moet u toch verzoeken om terug naar de tribune te gaan. Vooral die weerwolf zal behoorlijk uithalen als ze haar in de ring gooien.’ Odette’s ogen sperden open. ‘Wat?’
    Op dat moment vielen het gejoel, de geuren en zelfs even kort Elora’s gevecht om Odette heen weg. Met enkel woorden gaf hij haar een stomp in haar maag. Ze hijgde, trok het knellende oogmasker van haar gezicht en vroeg met hese stem: ‘Welke weerwolf?’
    De man leek niks te beseffen, vatte het op als opgewekte interesse.
    ‘Een gestoorde maniak. Een publiekstrekker, dat wel. Weerwolven in deze stad zijn zeldzaam. U gaat zich niet vervelen, dus geniet van het spektakel. Op veilige afstand.’ Het laatste zei hij met een zeker aandringen terwijl hij haar terug naar de tribune begeleidde. Haar ogen flitsten naar de arena terwijl haar hoofd overuren draaide, zoekend naar een plan, een keuze. Elora of de weerwolf. Elora of de weerwolf.
    Terwijl ze naar boven liep, knoopte ze het masker weer vast en haalde diep adem. Ze moest op de listigheid van de rebellen vertrouwen. Op goed geluk maakte Odette zich uit de voeten naar een kleine verborgen deur.

    De gang was koud, donker en nat. De eerste stap was om bij al dat volk weg te komen zodat ze tenminste wat kon ruiken. De koude bries droeg door de gangen ook andere geuren met zich mee. De geur van bloed, lijden, de dood. Ze had inmiddels haar dolk getrokken en besefte dat als ze hier gepakt zou worden, de dekmantel geen enkele zin had. Met het hart in haar keel liep ze verder de gang in op zoek naar een aanwijzing. De geuren werden sterker, wat de aanwezigheid van meer figuren verried. Haar ogen sperden open. ‘Tilda,’ fluisterde ze zacht. Het was een zwak geurspoor, maar een teken dat de rebellen hier waren! Ineens hoorde ze geluid, stemmen en iets wat leek op een gevecht. Een moment twijfelde Odette. Toeslaan of wegwezen. Dan pikte ze een geur op die de herinnering opriep van een jonge vrouw die haar hielp in nood. Een zeldzaam vriendelijk en warm gezicht. De vrouw die haar onderdak bood toen Odette op het punt stond één van haar schapen op te vreten. Een weerwolf moest wat.
    Haelyn.
    Plots klonk er gekletter van metaal vanachter een deur. Wat er ook gebeurde, ze moest nu snel zijn. De antwoorden op haar vragen kwamen later wel. Ze holde naar voren zo goed ze kon, het mes in de aanslag, en smeet de deur open.

    Wat Odette nu aantrof, kon ze met geen pen beschrijven. Haar ogen hadden nauwelijks contact gemaakt met die van Haelyn, voor het begon te duizelen. Ze strompelde en wist nog net overeind te blijven.
    ‘Ugh…’ Die geuren. Die walgelijke geuren! ‘Hae…lyn.’ Ze kreunde, probeerde met een hand door haar mond de opkomende misselijkheid te verdrukken. Het lukte niet, dus gaf ze prompt over in een donker hoekje. Ze veegde haar mond af met het oogmasker. Haar ogen flitsten van Haelyn naar een man op de grond, stapels en stapels kooien met schaduwen erin en een groepje lijken. In haar 30 jaar had Odette de dood van dichtbij gezien. Ze had gejaagd, dieren gevild, maar dat allemaal verbleekte vergeleken met deze gruwelen.
    Haelyn probeerde iemand overeind te helpen, een vrouw die Odette niet kende. Ze trok de pruik van haar hoofd en liet zo zien wie ze was. Ze knielde neer bij Haelyn en keek gauw of de andere vrouw gewond was. Ze rook geen bloed. De vragen kwamen later.
    ‘Zeg me dat jullie ze gaan bevrijden. Zeg me dat jullie niet aan de kant staan van de barbaren die dit hebben gedaan,’ zei ze tegen zowel Haelyn als de vrouw bij haar, naar wie ze met haar dolk wees. Ze hoorde dan gekreun achter zich. De wachter begon te bewegen. Hij droeg een harnas, net zoals de man bij de ring. Odette gromde en ramde de dolk door zijn knie. Ze trok het ding er met geweld weer uit. Hij schreeuwde van de pijn, totdat ze zijn keel dichtkneep en de bebloede dolk voor zijn ogen liet zien. Ze likte langs het lemmet.
    ‘Nog één geluid en ik laat je sterven, daar op die stapel.’

    [ bericht aangepast op 24 mei 2023 - 19:07 ]


    No growth of the heart is ever a waste

    CIAN FERGUS VALE
    27 — knight — Bar in de taverne — Temur






    De vermoeidheid en onbewuste stress in zijn lichaam begonnen hun tol te eisen. Hij had minder controle over zijn gedachten, minder remming op zijn emotionele gesteldheid en een nasleep van de confrontatie van zojuist. Het voelde alsof onzichtbare draden hem naar beneden bleven trekken, zijn wallen zwaarder voelden dan 5 seconden geleden en zijn ontembare gedachten hem gek zouden maken; dat was het moment dat hij een kruk aan de bar verkoos boven zijn bijna trillende benen.
          Het was pas nadat de metaalachtige smaak van bloed zijn mond vulde, dat hij zich weer bewust was van zijn omgeving. Het gejuich en gejoel bereikte overweldigend zijn oren en hij haalde de rug van zijn hand langs zijn lippen waarmee hij zijn vermoedens bevestigde. Het was Chess die het patroon bij Cian eens kenbaar had gemaakt; hij had de neiging om tot bloedens toe op zijn onderlip te bijten als hij een gevoel van ongemak, frustratie of boosheid probeerde te onderdrukken.
          Cian likte langs zijn onderlip alvorens hij een van de pullen aan zijn lippen zette om de smaak te verdrijven. Hij moest zichzelf vermannen.
          Hij probeerde de gezichten van Tilda en Chess in te wisselen voor andere gedachten, maar aangezien dit niet werkte, ging hij voor een andere strategie en richtte hij zijn bruine poelen op de joelende mensen en het schouwspel voor hen. Het duurde niet lang voor Temur tevoorschijn kwam en zich bij hem voegde.
          ’Dus, jullie organiseren gevechten? Dank je voor de sigaar en het bier trouwens. De volgende is van mij,’
          Cian vermande zich – voor de zoveelste keer die week. Hij schonk Temur een zwakke glimlach en een knikje om zijn woorden te bevestigen.
          ’Je bevindt je op dit moment in het geheime goud van het koninkrijk, Temur. Technisch gezien zijn wij niet degene die dit hebben opgezet, maar enkel de beschermende factor in het geval situaties uit de hand lopen. Het is een. . . ongewone plek waar ongewone dingen gebeuren. Ze zeggen dat het is opgezet om de menselijke bevolking te entertainen en daarmee de verdere haat, criminaliteit en geweldpleging te minimaliseren. Ík ben ervan overtuigd dat dat enkel neven zaken zijn en dat de inkomsten de grootste reden zijn voor het organiseren van deze gevechten. Daarbij is dit een perfecte manier voor het koningshuis om in nauw contact te blijven met de meest welvarende mensen van het rijk.’
          Cian merkte pas na zijn woorden dat de vermoeidheid ervoor zorgde dat hij de laag onder zijn harde zelf liet doorschemeren. Hij kende Temur al jaren. Zo stonden ze weleens samen in de bar en hebben ze vaak genoeg platonische gesprekken gevoerd, maar Cian besefte zich dat hij nooit de principes van het koninkrijk met hem had besproken. Dat was iets wat Cian in zijn jongere jaren als mentor leerling van Ronan op de pijnlijke manier had afgeleerd. Cian zei wat hij wilde om vervolgens volledig afgebrand te worden door zijn tien jaar oudere mentor. Nu – tientallen jaren later – wist hij wel beter dan zijn mond voorbij te praten. Zijn gedachtes zijn precies dat – zijn gedachtes.
          Cian gebaarde met zijn hand naar de menigte. ‘Het volk wat hierop af komt is in bezit van een hoeveelheid knaken, daar word je bang van. Enkel hun kledij is waar een boerengezin wel een paar dagen mee vooruit zou kunnen. Goed, wat ik hiermee wil zeggen. Waar geld is, zijn problemen. En wij,’ Cian's blik ging van de menigte terug naar het bekende gezicht van Temur die alles nog in zich op leek te nemen, ‘zijn de problem solvers.’
          Cian gaf hem enkele seconden om dit tot hem door te laten dringen door een slok bier naar binnen te werken. Hij merkte een verandering in het gedrag van de toeschouwers en vernauwde zijn blik om te kijken of hij de reden kon achterhalen. Tussen twee oudere mannen door, had hij net aan zicht op de kooi waar zijn blik op Tilda was gevallen. Al snel werd zijn zicht geblokkeerd door een muntenzakje wat van de ene man op de andere man werd doorgegeven en alsmaar voller werd. Tilda had schijnbaar nieuwe weddenschappen losgemaakt.
          Hoewel Cian een reputatie had opgebouwd binnen de taverne en zelf aan ontelbare gevechten had deelgenomen buiten de vechtring, waren er maar weinig keren dat hij het einde van een gevecht meemaakte. Vooral wanneer het ging om jonge magische wezens. Dan was het plots tijd voor een nieuw drankje, moest hij iemand informeren of wendde hij zijn blik af omdat hij zogenaamd afgeleid werd.
          Er waren genoeg nachten dat hij geen moeite ervaarde met de taak die hij uitvoerde en de redenen van het bestaan van de vechtring in het midden liet. Maar er waren ook momenten – zoals vandaag – dat hij zich liever puur bezighield met praktische zaken zonder emotioneel betrokken te raken bij de gebeurtenissen. De reden dat hij hier was aangesteld om de boel op orde te houden, was juist omdat hij zich zo goed kon afsluiten van zijn binnenste – iets waar menig mens meer moeite mee zou hebben gehad. Er is een zorgvuldige selectie gemaakt van bewakers, die vergelijkbaar zijn met Cian, die meerdere dagen in de week aanwezig kunnen zijn. Maar sinds de recente dreiging van de rebellen, is het niet mogelijk om met enkel dat clubje verder te gaan. Vandaar dat er meerdere ridders en mannen worden betrokken bij de situatie – wel uitsluitend voor twee á drie dagen in de week. Het koninkrijk wil ze graag alert houden.

    [ bericht aangepast op 25 mei 2023 - 10:03 ]


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Did you forget everything I'll always remember?

    Rohesia Wendelin






          26      ✦      Wendelin's Shop Owner      ✦      The Market -> Taverne      ✦      With Haelyn, Odette & Sorcha —> Alone

    Er danste zwarte vlekjes voor haar ogen en wanneer ze een poging deed om overeind te komen, wankelde Rohesia voor heel even. Ze hoorde Haelyn’s stem, welke haar met een dwingende stem probeerde op te laten schieten zodat ze weg konden gaan. De klap op de emmer, die de brunette resoluut boven op het hoofd van de bewaker geslagen had, was het gevolg van iets dat haar beste vriendin veroorzaakt had. Wat het precies was geweest, wat voor voorwerp Haelyn ook precies te pakken had gekregen, het was voldoende geweest om de bewaker voor nu tijdelijk uit het lood te slaan. De zachte kreun die hij maakte, alvorens ineen te zakken, bevestigde dat des te meer.
          ”Ik kom er aan,” kreunde Rohesia op haar beurt. Moeizaam drukte ze haar lichaam overeind en probeerde de zwarte vlekken van haar zichtveld af te krijgen door een paar keer flink te knipperen met haar ogen. Op de tast vond Rohesia iets waaraan ze zich omhoog kon trekken en wanneer ze ervan overtuigd was niet opnieuw met de grond gelijk te gaan, stapte ze al schuifelend langs de bewusteloze man af. Vrijwel meteen greep Haelyn haar arm beet en wanneer Rohesia eens goed keek kon ze de pan in haar andere hand zien. “Hoe?” vroeg ze haar beste vriendin, maar al gauw schudde ze miniem met haar hoofd. Op ieder ander moment zou ze gelachen hebben, maar nu stond het janken haar nog eerder bij. “Vertel me dat later maar, we moeten hier inderdaad nu echt weg voordat hij weer wakker wordt.”
          Op slechts een paar meter van de in elkaar gezakte man vandaan, vloog er ineens een andere deur open. Rohesia tilde haar arm op, hield deze ietwat boven haar ogen vanwege de felle kleuren die via de deuropening de veel te donkere gang in stroomden, en zag nog net hoe een blonde vrouw hun kant op stormde. Halverwege haar pas wankelde ze echter, net als Rohesia eerder had gedaan toen de stank van dood en verderf een aanslag pleegde op haar reukzin. “Hoe dichterbij je komt, hoe erger het wordt,” waarschuwde Rohesia de jonge vrouw terwijl ze een keer over haar kin wreef, daar de pijn nog steeds zachtjes klopte. Ze kon er vanop aan dat de smak op de vloer haar een mooi aandenken geleverd zou hebben in de vorm van een prachtige paarse blauwe plek. De blondine reageerde echter niet op Rohesia, maar keek in plaats daarvan van de man op de grond naar Haelyn; iemand wie ze leek te herkennen.
          ”Zeg me dat jullie ze gaan bevrijden. Zeg me dat jullie niet aan de kant staan van de barbaren die dit hebben gedaan,” sprak de vreemdelinge hen vervolgens toe. Net wanneer Rohesia haar mond wilde openen, terwijl ze Haelyn een klein stukje achter zich trok, uit het zicht van zowel de vreemde vrouw als de bewaker vandaan, klonk er echter zacht gekreun. Een grom volgde, waarna de blondine op de bewaker af dook met haar dolk. Rohesia kneep haar ogen dicht, trok Haelyn nog dichter tegen zich aan, toen het misselijkmakende geluid klonk van iets vlijmscherp dat door botten en pezen heen sneed.
          ”Dit is niet goed,” fluisterde de brunette vervolgens. Haar maag draaide opnieuw, wat het allerlaatste teken voor Rohesia was, dat ze hier nu echt weg moest. “Het spijt me,” bracht ze vervolgens uit, eerder tegen de vreemde blonde vrouw dan tegen de bewaker. “Maar wij blijven hier geen minuut meer.” Een mogelijkheid golf overspoelde haar toen de blondine met haar tong langs het mes afgleed, het bloed aflikkend dat langs de scherpe snijranden drupte. Rohesia kuchte, boerde op oncharmante wijze in de hoop zo niet alsnog aan het kotsen te gaan, en trok haar beste vriendin met haar mee. “W-wij wachten daar wel, ofzo.”
          Strompelend door de gang heen, haar vingers krampachtig rond Haelyn’s hand gevouwen, snelde de twee dames de gang uit. Het liefst van allemaal had ze via de achterzijde een weg gevonden naar Haelyn’s vriendin toe, maar met de rommel die ze tot nu toe al gemaakt hadden — de onrust dat ze mogelijk al op hen afgeroepen kregen — was het beter daar nu weg te gaan. Rohesia zat er niet op te wachten betrapt te worden, wetende dat sommige bewakers geen onbekende gezichten voor haar waren. Eenmaal bij de deur aangekomen duwde ze deze dan ook open en struikelde ze half met Haelyn achter haar aan terug de publiekelijke ruimte in. Daar liet ze de hand van haar beste vriendin los, plaatste ze haar beide handen op haar knieën en boog lichtjes voorover terwijl ze een paar keer hoestte. “We moeten een andere manier verzinnen, Hae,” jammerde ze vervolgens zacht tegen de roodharige jongedame, die op haar beurt ook de tijd nodig had om de walgelijkheden uit de gangen van haar af te schudden. Ze moesten terug, maar hoe? Ze waren niet opgewassen tegen hetgeen dat daar had plaatsgevonden. Daarvoor hadden ze beslist veel meer hulp nodig.
          ”Ken je haar?” vroeg Rohesia vervolgens, knikkend naar de blonde vrouw, die hen vermoedelijk binnen luttele tellen weer achterna zou komen. Ze weigerde erbij stil te staan wat de vreemdeling gedaan had, hoe ze met haar mes in het been van de bewaker had gestoken, die op zijn beurt een pijnlijke kreet had geslaken, om vervolgens het bloed op te likken alsof het een of ander ijsje was. “Oh god,” kuchte Rohesia. Op dat zelfde moment kwam er een andere vrouw aangelopen; lang en lenig gebouw, haar lichte kijkers bijna onnatuurlijk te noemen en met een bleke huid. Vanonder de provisorische mantel piekte een dunne witte pluk haar. Ze had een vastberaden uitdrukking op haar gelaat, hetgeen zichtbaar was onder de kap van haar sjaal, die ze over haar hoofd had geslagen.
          ”Wat is daarachter?” vroeg ze hen, waarop Rohesia met haar hoofd schudden alsof dat precies genoeg zei. “Ik moet daar beneden zien te komen,” vervolgde de andere vrouw (Sorcha) terwijl ze een keer subtiel naar de vechtring knikte. “Maar via die kant is dat niet mogelijk dus?” Twijfelachtig keek Rohesia van de nieuwelinge, naar Haelyn en de vreemdelinge die zich weer bij hen gevoegd had. Voor een paar tellen keek Rohesia rond. Het was vreselijk om te zien hoe het publiek te keer ging, hoe ze hun weddenschappen af sloten en het gevecht toejuichte nu het in volle gang was — al helemaal bij het zien wat er zich achter de gesloten deuren bevond. “Ik denk dat dát je allerbeste optie is,” zei Rohesia vervolgens waarbij ze een tactvol gebaar maakte naar een deur naast de ingang van de arena, die als een soort sluis diende voor de gevangenen die er doorheen gestuurd werden.
          Met een schuine blik keek Rohesia naar Haelyn en werd het haar al snel duidelijk dat ook zij die kant op wilde gaan als dat écht de enige manier was om bij haar vriendin te kunnen komen. “Als we met z’n vieren gaan vallen we alleen te veel op,” mompelde de brunette zacht, bedenkelijk terwijl ze nog een keer rond keek. “Ik heb alleen geen tijd om te wachten, ik moet bij die arena zien te raken,” sprak de nieuwelinge (Sorcha) uit. De wanhoop haast zichtbaar op haar gelaat, die gevoed werd met een strijdlust die Rohesia alleen maar kon bewonderen.
          ”Ga,” zei de brunette vervolgens, waarbij ze losjes een paar donkere plukken haar uit haar gezicht veegde en terug recht ging staan. Nu de lucht een stuk frisser was en minder vervuld met de geur van dode lichamen, zakte de misselijkheid langzaam terug naar de achtergrond. “Ga je vriendin helpen daar beneden, dan houd ik de boel hier in de gaten.” Bij het rondkijken had ze zo al drie nieuwe bewakers gespot, als ze überhaupt een kans wilden maken om te voorkomen dat ze al gepakt zouden worden tijdens de weg naar de sluis toe, dan moest Rohesia wel voor enige afleiding zorgen. “Maak je geen zorgen om mij,” glimlachte ze Haelyn vervolgens toe, waarbij ze haar hand vastpakte en er een kneepje in gaf. “Hier in deze ruimte sta ik iets beter mijn mannetje dan daar beneden.” Vluchtig knipoogde Rohesia een keer. Vervolgens duwde ze haar vriendin met twee handen de juiste richting in en verschoof ze haar blik tussen de twee dames. Ze waren beiden wildvreemden voor haar en toch. . . toch had Rohesia het idee dat tenminste de laatste vrouw (Sorcha) al eens een keer gezien had. Een twijfelachtig gevoel trok door haar lichaam heen, maar na een korte knik besloot ze dat dit plan verreweg het beste was.
          Langzaam draaide Rohesia zich vervolgens om en verdween ze tussen mensenmenigte om ergens aan de zijkant van de tribunes, staande naast een groepje bezoekers die veel te laat bij het event gekomen zijn, de paar bewakers in de gaten te houden die ze eerder al gespot had.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Temur      Alwyn
    28      •      Knight with fire magic      •      with Cian      •      at the tavern dungeons






         
    De bar waar hij Cian vond was helaas slechts een kleine verbetering ten opzichte van de cellen waar ze vandaan waren gekomen. Het feit dat ze zich in een vechtring vol vooral onschuldige gevangenen bevonden was nog steeds pijnlijk duidelijk. Alleen hadden de cellen hier plaatsgemaakt voor de daadwerkelijke vechtring. Temur was blij dat hij op een kruk was gaan zitten vanwaar hij niet perse altijd het schouwspel hoefde te zien. Hij wilde antwoorden van Cian, maar had echt niet de behoefte om continu aan de plek waar ze waren herinnerd te worden. Visioenen van hemzelf in die vechtring bleven in zijn hoofd spoken en hij wist dat het een werkelijkheid kon worden zodra hij zichzelf weggaf. Wat zou erger zijn, een ridder die zijn koninkrijk verraadde of een ridder met magie? Het zou hem weinig verbazen mocht dit het laatste zijn.
          ’Je bevindt je op dit moment in het geheime goud van het koninkrijk, Temur,’ begon Cian zijn uitleg. Fijn, hij wond er in ieder geval geen doekjes om, al deed het Temur Cian meer wantrouwen. Iemand die nul problemen leek te hebben met dergelijke zaken, kon hij gewoon niet vertrouwen. Niet als hij in vrijheid wilde blijven leven. ‘Technisch gezien zijn wij niet degene die dit hebben opgezet, maar enkel de beschermende factor in het geval situaties uit de hand lopen. Het is een. . . ongewone plek waar ongewone dingen gebeuren. Ze zeggen dat het is opgezet om de menselijke bevolking te entertainen en daarmee de verdere haat, criminaliteit en geweldpleging te minimaliseren.’ Alsof dat daadwerkelijk wat zou uitmaken. Het waren alleen de rijken die ze entertainden, niet de mensen die er echt toe deden wilde je minder criminaliteit hebben. ‘Ík ben ervan overtuigd dat dat enkel neven zaken zijn en dat de inkomsten de grootste reden zijn voor het organiseren van deze gevechten. Daarbij is dit een perfecte manier voor het koningshuis om in nauw contact te blijven met de meest welvarende mensen van het rijk.’
          Het was interessant dat Cian nu eens een keer zijn eigen mening vertelde. Op de paar momenten dat Temur iets persoonlijker probeerde te zijn in zijn gesprekken met Cian was de andere ridder altijd zo irritant oppervlakkig gebleven, liet hij maar weinig van de persoon achter de ridder zien. Was het de alcohol die hem wat loslippiger maakte of deze plek?
          ‘Waarom deze vorm van gewelddadig entertainment?’ porde Temur voorzichtig. Het liefst sprak hij zich hier en nu vol uit tegen wat hier allemaal gebeurde, maar hij was noch op de juiste plek, noch met de juiste persoon. Helaas achtte hij Cian in staat om hem te verklikken mocht hij het te bond maken. Nee, hij moest voorzichtig zijn, al was het bijzonder moeilijk om al zijn ongenoegen en haat te verstoppen. ‘Ik snap dat je het volk moet entertainen, maar zijn er niet meer vredelievende manieren hiervoor?’ Al wist hij ook wel dat vooral het rijke volk niet veel om theater en dergelijke gaf. Daarnaast leverde het ook nog eens minder op en Temur was het met Cian eens dat inkomsten waarschijnlijk de drijvende factor waren. Het koningshuis kon niet genoeg geld hebben en het was niet alsof zijn loon door deze gevechten omhoog zou gaan.
          ‘Het volk wat hierop af komt is in bezit van een hoeveelheid knaken, daar word je bang van,’ vervolgde Cian zijn uitleg. ‘Enkel hun kledij is waar een boerengezin wel een paar dagen mee vooruit zou kunnen. Goed, wat ik hiermee wil zeggen. Waar geld is, zijn problemen. En wij zijn de problem solvers.’ Tijdens zijn uitleg wees de ridder naar de menigte en vervolgens naar henzelf. Temur kon de frons op zijn voorhoofd niet tegenhouden. Wij, het was een woord dat hij niet vertrouwde noch prettig vond. Dat betekende zeer waarschijnlijk dat Cian hem hierin wilde gaan betrekken en dat was het laatste wat hij wilde. Hij zou zijn best gaan doen om hier onderuit te komen, ook al zou het betekenen dat hij andere kutklussen zou krijgen.
          Vlak na zijn woorden raakte Cian afgeleid en Temur kon het toch niet laten om zijn blik te volgen. Blijkbaar werd een nieuw iemand de arena ingegooid en tot zijn afschuw zag Temur dat het het meisje van eerder was. Gauw wendde hij zijn blik weg om zijn gezichtsuitdrukking te kunnen verstoppen, maar juist tijdens die beweging zag hij sneeuwwit haar onder een sjaal tevoorschijn komen. Zou het… Sorcha? Gauw draaide hij zijn hoofd weer terug in de juiste richting en hij zag de vrouw verdwijnen in de menigte, maar alles aan haar bewegingen vertelde hem wie het was. Nog nooit had hij eerder iemand zo gracieus zien bewegen. En hem zo gemakkelijk zien uitschakelen, al moest hij toegeven daar weinig van meegekregen te hebben. Het was een herinnering die hem met gemixte gevoelens achterliet. Het was een herinnering die hem vertelde dat het sneeuwwitte haar inderdaad tot Sorcha behoorde. Wat deed ze hier? Hij had haar maanden terug buiten de stad ontmoet tijdens de missie en een voorzichtige vrede gesloten. Ze zou hier niet moeten zijn.
          Temur kon alleen niet te veel aandacht aan haar besteden. Het zou opvallen en hier wilde hij absoluut niet met een magisch wezen geassocieerd worden, noch haar verraden. Daarnaast was ze toch al weer uit zijn zicht verdwenen en hij schatte zijn kans klein in dat hij haar makkelijk zou terugvinden.
          ‘Sorry,’ verontschuldigde hij zich naar Cian. ‘Ik raakte even afgeleid.’ Hopelijk zou Cian niet doorvragen. Al was hij op hetzelfde moment als de ridder afgeleid geraakt, dus zo vreemd zou het vast niet zijn. Hoopte hij. Alles hier maakte hem nerveus, zorgde dat hij ging letten op al zijn woorden en daden en nog steeds de helft van dit zien als verdacht. Hij moest iets meer zien te relaxen voordat dit op ging vallen. Gauw nam hij een slok van zijn bier in de hoop zo een iets betere houding te kunnen aannemen. ‘Je bedoelt dus daarmee dat je me hier naartoe hebt laten komen omdat je meer mensen nodig hebt om dit alles in de gaten te houden? Om… problemen op te lossen?’ Nu hij Sorcha had gezien durfde hij nog niet direct nee te zeggen. Hij moest weten wat ze hier deed, of ze plannen had. Hij stond bij haar in het krijt, dus als hij haar kon helpen door de positie hier te accepteren, dan moest hij misschien toch maar zijn keuzes gaan heroverwegen.

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Taverne| With Rohesia -> Odette & Sorcha


    Are you sure you're okay?
    I’m your friend, I'm here to help.




    We have to get inside.


    Een opgeluchte zucht rolt over haar lippen als ze de stem van Rohesia hoort. Ze is oké. Haelyn grijpt snel haar arm vast, aangezien Ro nog wat wankel oogt. Het zou niet prettig zijn als ze weer op de grond valt, bovendien kost dat tijd. Iets wat ze momenteel niet zo veel hebben. “Hoe?” vraagt de brunette, waarbij ook Haely met haar hoofd schudt. “Vertel me dat later maar, we moeten hier inderdaad nu echt weg voordat hij weer wakker wordt.” Kijk dat klonk als een verstandig plan. 'Later,' bevestigt ze, als er ooit een later komt.
          Als een andere deur open schiet, laat ze van de schrik de pan op de grond vallen. Luid gekletter vult de ruimte, waarbij de man lijkt te ontwaken. Lichtjes krimpt de dame ineen. Waarom liet ze het nou vallen? Daar gaat hun plan om rustig weg te sneaken. Met samengeknepen ogen probeert ze de persoon die binnen is komen stormen te herkennen. Pas als ze oogcontact maken, beseft ze wie er voor hen staat. 'Odette?' fronst ze verbaasd. 'Hoe kom jij-.' Haar zin wordt onderbroken. ”Zeg me dat jullie ze gaan bevrijden. Zeg me dat jullie niet aan de kant staan van de barbaren die dit hebben gedaan,” Haely knippert een paar keer verbaasd met haar ogen, niet wetend wat ze moet zeggen. Denkt deze vrouw nou echt dat zij aan dezelfde kant staan als deze vreselijke mensen? Ze opent haar mond om iets te zeggen, maar sluit deze als Ro haar wat achter zich trekt. Ze geeft haar een bemoedigend kneepje in haar arm, als teken dat alles goedkomt.
          Bij het horen van de grom, wendt Hae snel haar blik van de bewaker af. De geluiden zijn duidelijk genoeg om haar te vertellen wat er allemaal gaande is. De neiging om te braken komt weer omhoog als ze het scherpe metaal door vlees hoort snijden. ”Dit is niet goed,” fluistert Rohesia, waar Haelyn hoofdschuddend op antwoord. Ze kan geen woord uit haar keel krijgen, bang dat anders haar lunch naar boven komt.
          Blij dat haar vriendin besluit dat ze hier weg moeten, strompelt ze achter haar aan. Ze houdt Ro's hand stevig vast terwijl ze haar door de gang volgt. De uitgang kan niet snel genoeg komen.
    Opgelucht hapt ze naar adem als ze eindelijk de ruimte uit komen. Met een hand op haar knie leunt ze tegen haar been. Hoe sneller ze op adem is gekomen, hoe beter.
          De vieze geur die in de arena hangt, lijkt ineens een heel stuk frisser geworden. Het is niets in vergelijking met die gang. Die vreselijke gang. Ze weet zeker dat al deze mensen niet beseffen wat er achter die deuren plaatsvind. Of althans dat hoopt ze, ze kan namelijk niet voorstellen dat ze dit goed keuren. Waarom zouden ze in godsnaam deze mensen zo behandelen? Ze kan gewoon niet begrijpen hoe iemand dit in z'n hoofd kan halen.
          “We moeten een andere manier verzinnen, Hae,” jammert Rohesia zacht, waarbij Hae haar ogen naar de hare brengt. 'Ik weet het, dit is geen optie,' mompelt ze verslagen. Ondanks dat dit een tegenslag is, is ze niet bereid het nu al op te geven. Ze kan Elora hier gewoon niet achterlaten. Die dame was zo vriendelijk tegen haar geweest, waardoor ze nu de drang voelt om iets voor haar terug te doen.
    ”Ken je haar?” De roodharige dame volgt haar blik, waarbij ze bevestigend knikt. 'Ik weet alleen niet hoe ze hier komt, wat ze hier doet,' fluistert ze zacht terug, niet wetend of Odette wel écht aan hun kant staat. 'Ik snap niet hoe ze-.' Ze stopt haar zin als haar ogen op een andere bekende vallen. De bleke huid van de lange dame komt haar iets te bekend voor. Als Haely dan ook de lichte kijkers spot, weet ze zeker wie dit is. Sorcha.
          Haar ogen gaan van de ene naar de andere dame, om zo het gesprek te volgen. Ze heeft de tijd niet om zich ertussen te mengen en dus laat ze haar vriendin het woord doen. Veel volgt ze er echter niet van, haar gedachten zweven namelijk nog rond bij de bijna dood ervaring van net. ”Ga,” de woorden van de brunette trekken haar in het gesprek. Haely weet niet hoe, maar zonder het gesprek te volgen, weet ze dat er nu tegen haar gesproken wordt. “Ga je vriendin helpen daar beneden, dan houd ik de boel hier in de gaten.” Ze opent haar mond om ertegen in te gaan. Natuurlijk gaat ze haar vriendin niet achterlaten, dat zou ze nooit doen. Wat als er iets met haar gebeurd? Wat als ze elkaar kwijt raken? Wat als ze elkaar nooit meer zullen zien? Honderden doom scenario's zweven door haar gedachten, maar ze zegt geen woord. De blik van Rohesia zegt genoeg. 'Oké,' besluit ze na even met een zachte zucht. 'Maar doe voorzichtig, we komen hier samen weer uit,' knikt ze haar toe met een klein bemoedigend glimlachje. Al zit er niet heel veel vertrouwen achter. Langzaam zet ze een paar stappen richting de andere twee dames, haar blik nog steeds op Ro gericht. Pas als ze de brunette niet meer kan zien, wendt ze haar blik af. Ze schraapt al haar moed bij elkaar om zelfverzekerd te kunnen klinken. 'Goed, dus wat is het plan?'








    Tilda
    Wisselkind | Fighting ring | Elora





    Tilda had amper door hoe Elora verbaasd haar naam uitsprak, of hoe ze haar de speer toestak, maar toen had had ze het ding al in haar handen en stond ze klaar om te vechten. Een nijdige grom verliet haar lippen.
          "We moeten niet vechten. Je zei het zelf; dit is onze speeltuin. Hier zijn geen regels. Waarom maken we onze regels zelf dan niet?" hoorde ze Elora langs haar heen zeggen. Heel even verzachtte Tilda's gezichtsuitdrukking, maar meteen zei een stemmetje in haar hoofd haar dat ze zich moest blijven focussen, dat Elora naïef was om te denken dat ze hier bondgenoten zouden kunnen vinden.
          "Zo simpel is het niet," sneerde de vrouw voor hen - Lizzy, had Tilda gehoord uit het publiek. "Je hebt geen idee wat ze met je doen, als je niet vecht." Tilda's gedachten gingen voor de zoveelste keer vandaag terug naar het verleden, naar haar vaders handen op haar lijf, haar moeder die het toeliet, de blauwe plekken op haar armen... Nee, dat bestond niet. Dat was nooit gebeurd. Dat was niet waar ze nu aan moest denken. Ze klemde haar kaken op elkaar.
          "Ik ga nog liever hier dood dan in hun handen," zei Lizzy, waarna ze opnieuw met haar dolk op Tilda afstoof. Moest Tilda haar eigen kleine zelf geweest zijn, was ze uit de weg gesprongen - maar ze was sterker nu, sterker dan Lizzy, had meer bereik met de speer die ze vast had, wist hoe ze moest vechten. En Elora stond achter haar. Ze moest haar vriendin beschermen.
          De dolk kletterde uit Lizzy's hand toen Tilda de vrouw op afstand hield door de speer naar voren te stoten, de stok hard tegen Lizzy's hand terecht te laten komen en hem te draaien. Lizzy zette een stap naar achteren, maar hield haar blik op Tilda. Slim. Als ze voor de dolk gegaan was, had ze nu een speer in haar keel. Tilda gaf haar de tijd niet om te wachten, maar stoof opnieuw op Lizzy af, maakte een schijnbeweging naar links en haalde toen uit naar Lizzy's benen. De vrouw sprong erover, sloot behendig de afstand tussen haar en Tilda en haalde uit naar haar gezicht. Tilda voelde een scherpe pijn door haar oogkas gaan en haalde blind opnieuw uit, maar Lizzy was alweer naar achter gesprongen. Ze was niet goed met lange wapens. Tilda was beter in lichamelijk geweld; beter met haar dubbele dolken, maar ze kon die die schuin naast haar lag niet oprapen want dan zou ze Lizzy uit het oog verliezen. Ze moest zichzelf tussen de wilde vrouw en de lichtelf achter zich houden, stierf liever zelf dan dat ze Lizzy Elora ook maar met één vinger liet raken. Dus stoof ze weer naar voren, slaagde er deze keer wel in om Lizzy met haar schijnbeweging af te leiden, en ramde de speerpunt diep in haar schouder.


    help

    ELORA ORIPHINE
    Zomerelf ☼ 22 jaar ☼ outfit ☼ vechtring met Tilda





    Dolk en speer kruisten elkaar toen Tilda de slag van de wilde vrouw blokkeerde. De dolk viel op de grond maar de vrouw hield haar blik op Tilda vast gepind. Snel sprintte Tilda op de vrouw af, maakte een schijnbeweging en liet de speer over de grond glijden. De vrouw zag het echter aankomen en waar ze eigenlijk had moeten struikelen, sprong ze soepel over de speer heen. Een snelle vraag schoot door Elora’s hoofd. Hoeveel gevechten had de vrouw voor haar al moeten doorstaan? En misschien wel belangrijker: hoe had ze ieder gevecht opnieuw gewonnen? 
          Op dat moment vloog de vuist van de wilde vrouw naar Tildas gezicht. De harde klap klonk zelfs over het gejoel heen en Elora hapte naar adem. Dat was het antwoord op haar vraag. De vrouw zag er misschien niet sterk uit, maar ze was slim. Ze leek Tilda's bewegingen te kunnen voorspellen nog voordat Tilda besloten had om ze te maken.
          Tilda kermde zachtjes door de slag en Elora beet hard op haar lip. Ze wilde TIlda helpen, maar hoe?
          Elora liet haar blik rond de vechtring glijden. Op de dolk en de speer na waren er nergens wapens te bekennen. De arena was gevuld met zand en de grootste steen die Elora zag, was niet veel kleiner dan haar vingernagel.
          Elora schudde haar hoofd en bracht haar blik nu naar het publiek. Harde blikken staarden terug. De mensen waren uitzinnig; ze schreeuwden en joelden met gebalde vuisten. Vecht, vecht, vecht.
          Elora fronste en keek verder, op zoek naar iemand die een beetje menselijkheid zou tonen. Een blijk van medeleven, een beetje steun. Ze zag een vrouw die haar mond volpropte met nootjes, haar man naast haar die onverstaanbare woorden brulde. Nee, van hen mocht ze geen sympathie of hulp verwachten. Elora's blik gleed verder. Ze zag een jonge vrouw, volledig gehuld in donkere kleding en een lange mantel op haar hoofd. Elora zocht naar haar gezicht en haar hart vergat de volgende slag te slaan.
          Nee. Het kon niet Sorcha zijn. Elora staarde nog een tel langer en zag toen de witte haren, die onder de sjaal uitkwamen. Ze zag de lichte ogen. En toen zag ze dat haar tweelingzus Elora recht in de ogen keek.

    Elora had het briefje van Sorcha wel honderd keer gelezen. De woorden stonden in haar geheugen gegrift en toch kon ze het niet laten om het briefje keer op keer opnieuw boven te halen.

          Elora

          Je hebt de ruzie vast wel gehoord. Ik kan hier niet langer blijven. Mama en papa maken het onmogelijk voor me.
          Ooit kom ik je halen, dat beloof ik je.

          Wacht op me.
          Sor

          Elora geloofde de woorden van haar zus meteen. Alleen kon Sorcha haar niet komen halen als ze niet wist waar Elora zat. En dat was precies het probleem. Nu de rebellenleiders steeds vaker in de problemen kwamen, moesten ze ook meer verhuizen. Van de tunnels onder de bergen naar de diepe bossen. Steeds weer opnieuw. En bij iedere plek die ze verlieten, zorgde Elora ervoor dat ze iets achterliet. Een armbandje gemaakt van kraaltjes, een pagina uit een boek of - zoals de laatste keer - een stuk stof dat ze haastig van haar jurk had gescheurd. Het waren kleine aanwijzingen voor Sorcha.
          Elora was altijd blijven geloven dat Sorcha voor haar terug zou komen. Maar de weken werden maanden en de maanden werden jaren. Drie jaar lang, om precies te zijn.
          En het vertrouwen in haar zus was langzaamaan weggeëbd.



          Onbewust stak Elora haar handen uit, richting Sorcha. Ze hunkerde om haar zus vast te nemen. Ze had zoveel vragen voor Sorcha, zoveel om haar te vertellen. Maar het eerste wat ze haar wilde zeggen, lag op het puntje van haar tong. Waar was je? Ik heb je zo gemist.
          Een kreet van Tilda bracht Elora terug naar de arena. Ze keek snel voor zich en zag nog net hoe Tilda naar voren stootte, om de speer in de schouder van hun vijand te boren. Hun tegenstander gilde en viel op haar knieën, haar handen rond de speer gekruld. Even bleef ze zo zitten en leek ze de strijd op te geven. Toen krulden haar lippen omhoog, ontblootte ze haar tanden, trok ze de speer uit haar schouder en gooide ze hem op de grond. Met een dierlijke schreeuw sprintte ze op Tilda en Elora af. Elora deed het eerste wat in haar opkwam; ze bracht haar handpalmen naar voren en creëerde een licht ter grootte van een bal. Dat vuurde ze recht op de ogen van de vrouw af. Die gilde opnieuw en bracht haar handen naar haar ogen.
          De magie had Elora zo uitgeput dat ze op haar knieën neerviel. Het was het allerlaatste restje dat ze in zich had. De stijd was nu echt alleen aan Tilda.
          Elora keek nog een laatste keer naar het publiek maar Sorcha stond niet meer op dezelfde plek. Alsof ze er nooit echt geweest was. Elora schudde haar hoofd. Misschien had ze het zich wel verbeeld. Misschien was het wel een droombeeld geweest, nu ze op de rand van de bewusteloosheid stond.
          Misschien - nee, hoogstwaarschijnlijk - was het allemaal niet echt.









    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Odette

    Weerwolf / @ de kooien met Haelyn en Ro --> arena met Sorcha en Haelyn / Outfit





    Het sprankje hoop dat Odette had strompelde weg naar de deur, haar hand om die van een onbekende vrouw geklemd. Haar blik gleed naar het bebloede mes, het oogmasker en de pruik in een donkere hoek gesmeten. Haar dekmantel was naar de knoppen. Ze bevond zich in een levensgevaarlijke situatie die, als ze hem alleen moest bevechten, niet meer was dan een doodlopend spoor. Ze voelde complete verslagenheid. Vertrouwde Haelyn haar niet, of moest Odette haar niet vertrouwen? Wat moest ze doen? Alleen stond ze geen schijn van kans tegen een horde harnassen!
    Er rolde een zacht meelijwekkend gejammer door haar keel.

    ‘Hé. Kappen met dat gehuil.’

    Odette’s blik schoot naar de richting van de stem. Door de geuren van het bloed en de ontbinding pikte ze wonder boven wonder één flinterdunne geurspoor op uit een donkere hoek. Het mes viel op de grond. Als vanzelf droegen haar voeten haar naar de kooi waar het geluid vandaan kwam. Ze zag de scherpe blik van een vrouw met zwarte krullen gehuld in een smerig vod. Ogen die ze al heel lang niet had gezien.
    Odette hapte naar adem, klemde haar handen al trillend om de roestige tralies.
    ‘Alfa Lima.’
    Ze gromde en begon als een gek aan de tralies te rammen om haar vrij te krijgen. ‘Wie heeft dit gedaan?! Ik vermoord ze allemaal!’ ‘Hé! Kappen!’ Odette liet abrupt de tralies los. De vrouw trok zichzelf moeizaam overeind. Ze rook bloed. ‘Ik heb u gezocht, zo lang,’ fluisterde ze dan. ‘Ik laat je je leven niet weggooien!’ riep de verzwakte vrouw. Odette slikte. De woorden sloegen in als een bom.
    ‘Die vrouwen van net riskeren hun leven om het goede te doen. Ik hoor het aan hun hart. Je bent een weerwolf, je kan niet zonder roedel. Voeg je bij hen. Zorg dat je hier levend vandaan komt.’ ‘Alfa—’ ‘En noem me niet zo, dat recht heb ik al lang niet meer.’ Ze hoorde de pijn.
    Dan reikte Odette haar arm door de tralies.
    ‘Wel voor mij,’ fluisterde ze. Lima nam de hand aan en kuste die. ‘Je moet gaan,’ zei ze zacht. ‘U bent gewond. Hoe kan ik u en al de anderen hier achter laten nadat ik dit heb gezien? Die mensen zijn walgelijk. Ik ruik hun smerige geuren zelfs op u. En mijn vriendin staat nu in de ring. Ik weet niet wie ik als eerst moet redden, ik kan dit niet alleen.’
    Lima nam daarop Odette’s hoofd in haar handen, streelde haar lange blonde lokken. Elke aanraking was zacht en liefkozend. Ze wisten beiden hoeveel dit betekende.
    ‘Weet je waarom de Westelijke Roedel van alfa Osta werd uitgemoord op de ijsvlakte?’ Odette’s gezicht trok samen in een diepe frons. Het laatste waar ze nu zin in had was een geschiedenisles. Bovendien wist ze het antwoord niet. ‘Ze vochten tegen twee roedels tegelijk op terrein dat ze niet kenden. Kies en blijf leven! Ik zal ze afleiden en tijd rekken, dat is wat ik kan doen. Gebruik die tijd om hier weg te komen.’
    Tranen gleden langs Odette’s wangen. Ze schudde haar hoofd.
    ‘Nee, alstublieft. U bent niet in staat om te vechten, u moet hier weg.’ Lima gaf haar een scherpe tik tegen de wang. ‘Laat mijn offer niet voor niks zijn! Dus ga!’
    Odette zette voorzichtig een stap naar achteren. Lima trok haar handen terug.
    ‘Arwen… hij heeft me niet verbannen. ’t Is niet zijn schuld. Ik ben zelf weggegaan. Het spijt me. Ik kon niet… ik kon het niet.’
    ‘Alfa Odette, je toekomst is nu! Ga!’ Odette veegde haar tranen af en wierp nog eenmaal haar blik op Lima. Ze legde haar hand op haar hart en boog het hoofd, een teken van groot respect.
    Tot haar verbijstering deed Lima hetzelfde.
    Dan griste ze de pruik van de grond en stopte de dolk in haar jurk. Ze rende door de smerige gang naar de deur, naar Haelyn.

    Voor Odette stond blind vertrouwen gelijk aan waanzin. Haar man Arwen had het uit haar geslagen, al sloeg ze even hard terug. Kwaadwillenden van andere roedels, dieven, slavenhandelaren, een koninklijk garnizoen. Ze kon duizend redenen bedenken om weg te rennen en voor haarzelf te kiezen, maar toch bleef ze staan en volgde het gesprek op zoek naar een signaal. Een teken dat alfa Lima gelijk had. De onbekende metgezel van Haelyn verliet hen en er kwam een ander voor in de plaats. Een vrouw met sneeuwwit haar en indringende ogen die Haelyn en haar metgezel leken te kennen en te vertrouwen. Ze beet op haar tong en gaf zich over aan de waanzin.
    ‘Haelyn, je zorgde voor mij. Ik zal dat nooit vergeten. Dus vertrouw me als ik zeg dat ik wil dat zij—’ Odette viel stil toen ze neerkeek op de ring, Elora die nauwelijks overeind kon staan en de witte haardos van een vrouw die haar leven redde. Tilda!
    ‘Die blonde vrouw en die elf in de ring, ik ben van plan ze hier levend vandaan te halen. Als jullie aan mijn kant staan, help me. Ik kan dit niet alleen. Die twee hebben mijn leven gered.’ Ze wendde zich tot Haelyn. ‘Net als jij.’
    Het was niet genoeg. Temidden van deze kwaadaardige chaos legde ze haar kaarten bloot, net als dat ze bij Elora deed. Als Odette dan zou sterven, zou ze dat doen als haarzelf.
    Ze stapte naar voren.
    ‘Ik ben Odette, een weerwolf van de Oostelijke Roedel. Ik kan transformeren zodat ik sterker en sneller ben dan nu maar zelfs als ik vecht, kan ik alleen niet winnen.’ Ze pakte Haelyn’s hand met de hare. ‘Mijn leider alfa Lima is beneden. Ze vertrouwt jou en die andere vrouw en zal helpen zodra ze dat kan. Ze zei me dat ik moest kiezen.’ Ze reikte haar andere hand uit naar de onbekende vrouw onder de mantel.
    ‘Ik weet niet wie je bent, maar als Haelyn je vertrouwt, doe ik dat ook. Dus help me alsjeblieft om ze te redden voor het te laat is.’

    [ bericht aangepast op 20 juni 2023 - 0:14 ]


    No growth of the heart is ever a waste

    CIAN FERGUS VALE
    27 — knight — buitenzijde van de toeschouwers — Rohesia






    Cian concentreerde zich met moeite op de lichaamstaal van Temur die zijn woorden bij stonden. Toch merkte Cian op dat hij zich niet helemaal op zijn gemak voelde. De jongeman kwam normaal gesproken wat losser over – vooral in situaties waarin hij wist wat hij kon verwachten, hij tot de juiste kennis beschikte en zeker was van zijn zaak. Desalniettemin kon hij ook prima functioneren op momenten van chaos en stress, dat is de reden dat Cian zijn hulp goed kan gebruiken. Daarbij had hij gehoopt dat hij hem er van kon overtuigen dat dit bij zijn plicht hoorde – wat per definitie geen leugen was. Alleen is dit iet wat extremer dan de statement die het koninkrijk normaliter in zou nemen.
          ’Sorry, ik raakte even afgeleid. Je bedoelt dus daarmee dat je me hier naartoe hebt laten komen omdat je meer mensen nodig hebt om dit alles in de gaten te houden? Om. . . Problemen op te lossen?’
          De woorden van Temur zogen Cian terug in het gesprek waar zijn aandacht evenals die van Temur vandaan was gegleden. Cian hief zijn glas kort naar hem op ten teken dat hij zijn excuses aanvaardde. Het was Cian zelf niet opgevallen en hij had niet veel aan excuses. Meer aan daden en die had hij nu meer dan normaal van hem nodig. Cian had niet zo’n band met ridders zoals de meesten dat wel met elkaar hadden en hij kon het niet op een goede vriendendaad gooien. Het enige wat hij in het bezit had was zijn status en de verhalen die nog weleens rond wilden gaan over enkele uitbarstingen in het verleden. Het was algemeen bekend dat je geen ruzie met hem wilde hebben – wat hem in dit soort gesprekken een licht voordeel leek te geven.
          Hij had geen geduld voor veel vragen op dit moment en wilde dat Temur zijn plicht voelde om dit op zich te nemen en een deel te worden van dit geheel. Cian had niet de behoefte om hier nog veel woorden aan vuil te maken en daarbij was het ook niet alsof hij de tijd had om het vat leeg te drinken vanavond – als hij uberhaupt al meer dan 2 glazen zou kunnen overleven deze avond. Toch bleef hij rustig toen hij Temur zijn woorden bevestigde.
          Cian tikte tweemaal op zijn schouders en knikte. ‘Dat is precies wat ik bedoel. Fijn dat de boodschap duidelijk was. Er wordt voornamelijk van je verwacht om verdachte activiteiten te rapporteren en de deuren naar de gangen achter te bewaken. Niemand er in en niemand er uit zonder toestemming.’ Cian hield zijn hand op zijn schouder en kneep er kort in om hem vervolgens een serieuze blik te schenken. ‘Temur, ik ga er vanuit dat ik – en het rijk – op je kunnen rekenen. Je plicht ligt hier en we hebben je nodig. Laat me je dat geen tweede keer duidelijk moeten maken’
          Cian liet zijn hand van zijn schouder afglijden en greep zijn glas beet om zijn woorden weg te spoelen en liet zijn ogen achter Temur langs dwalen.
          Zijn woorden waren nog niet weggespoeld of hij verslikte zich. Hij hoestte zijn luchtpijp vrij en zette zijn glas met een klap op de houten bar. Zijn lichaam verstarde en hij voelde hoe zijn lichaam begon te branden als een laaiende kachel. De bar verdween. De gesprekken werden gedempt. Temur was nauwelijks een schim naast hem.
          Dat postuur. Die lange prachtige donkere lokken. Al deed ze haar best om tussen tientallen mensen te verdwijnen, er was geen mogelijkheid dat hij – in welke staat dan ook – haar aanwezigheid zou missen.
          Hij had haar gemist en wilde niets liever dan haar warmte voelen. De korte liefkozende kusjes op zijn borst waarvan hij beweerde dat ze vervelend waren. Haar tengere vingers door zijn wilde haren die hem op dit moment meteen naar dromenland zouden brengen. Haar lippen. . .
          Hij schrok wakker uit zijn verlangens. Verlangens maakte plaatst voor een mengeling van onrust, woede en angst en onbewust was hij al van zijn kruk losgekomen.
          Wat in het heilige koninkrijk deed zij op deze wrede plek?
          Cian meende een blik van bezorgdheid bij Temur te bespeuren, al wist hij niet of dat vanwege zijn woorden was of van de hoestbui die hij zojuist had vertoont. Hij kon niet de beheersing vinden om hem gerust te stellen en liet hem achter met de woorden; ‘Plicht roept, als je iets nodig hebt vraag je naar Pul of Roger. Je weet wat je te doen staat.’ En Cian verdween met een kloppend hart alsof het de eerste keer was dat hij de taverne had betreden en de gevechten voor het eerst had waargenomen. Want zo voelde het om haar te zien op een plek waar ze ver – heel ver – bij uit de buurt zou moeten blijven.
          Zijn vermoeidheid had plaatsgemaakt voor adrenaline. Het soort adrenaline die hij kreeg net voor een gevecht of een confrontatie. De adrenaline die hij nodig had om te handelen in stressvolle situaties. Hij liep met een boog om de menigte heen en bleef langs de muur lopen vanwaar hij haar niet uit het oog verloor. Hij duwde mensen aan de kant die hem het zicht ontnamen en zodra ze haar iet wat zenuwachtige en alerte blik weer naar voren had gericht, greep Cian zijn kans.
          Met één hand greep hij haar rechterarm vast die gespannen langs haar lichaam hing om haar vervolgens met een ruk naar achter te trekken. Nog voordat ze ook maar een geluid uit haar mond kon laten ontsnappen, had hij zijn andere hand over haar lippen gelegd. Hij hield haar stevig vast en trok haar mee naar achter waar de lichtstralen nauwelijks bij kwamen. Haar rug was nog steeds naar hem toegekeerd en ze had pas zicht op degene die haar hardhandig uit de menigte had getrokken toen hij haar omdraaide en haar rug tegen de muur duwde.
          ’Ben je helemaal gek geworden? Oh, wat heb ik je gemist. Hoe haal je het in je hoofd?! Niet verdwijnen in haar groene kijkers. Ben je gestoord geworden, kijk om je heen, wat doe je hier? Wat ben je mooi in dit licht – of eigenlijk bij elk licht. Al zie ik je het liefst in het ochtendlicht, met je lange donkere lokken op mijn kussen’ Cian wist dat hij zich gedeisd moest houden en dus kwamen de woorden er sissend van woede uit, terwijl zijn gedachten met hem aan de haal gingen. Hoe haalde ze het in haar hoofd? Zoveel vragen en zo weinig tijd. Op elke manier mogelijk zou hij er voor zorgen dat ze zo snel mogelijk dit pand zou verlaten.
          Zijn adem stokte even toen hij zich besefte dat hij haar mond nog steeds met enige druk vast hield en haalde zijn hand iet wat beschaamd weg van haar lippen – waar hij tevens meteen spijt van had, want ze voelde zo vertrouwd. Hij wist zichzelf geen houding te geven en meestal uitte dat zich in negatieve emoties zoals de borrelende woede die hij probeerde te onderdrukken door zijn handen in een vuist te vouwen en zijn nagels in zijn handpalm te zetten.
          Cian’s ogen wisselden de hare constant af en de ontspoorde remming die hij al de hele dag leek te hebben, toonde haar alle wisselende emoties in zijn ogen. Ze moest hier weg. Hij schudde zijn hoofd in ongeloof en zette zijn vuist tegen zijn lippen aan. Hij probeerde zichzelf te beheersen terwijl hij zijn wervelwind aan gedachte tevergeefs op orde probeerde te brengen. Hij wist niet wat hij moest zeggen om zijn gedachten woorden te geven en uitte de frustratie door zijn vuist uit te laten schieten tegen de muur – enkele centimeters naast haar gezicht.
          ’Rohesia, -‘ hij wendde haar blik af in pure frustratie en slikte alle scheldwoorden die hij kon bedenken in. ‘Je moet hier weg.


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'