• THE FINAL FIGHT


    In het Koninkrijk Rodirraen is al jaren geen magie meer toegestaan. Dit begon allemaal met de nieuwe Koning en Koningin. Toverkunst werd op alle mogelijke manieren de kop ingedrukt, en mensen die een kracht beoefenden, werden buitengesloten. Niet alleen dat ─mocht een aanhanger van de Kroon doorhebben dat ze te maken hebben met een voorstander van magie, zou degene het met hun eigen leven kunnen bekostigen.
          Hierdoor waren in de loop der jaren rebellengroepen ontstaan, die het heft uiteindelijk in eigen hand wilde nemen. Maar niet alleen buiten de kasteelmuren was het een roerige tijd, want de komst van verandering was tevens voelbaar in het kasteel ─niet iedereen zou het namelijk eens zijn met het Koninklijk Echtpaar, zelfs niet in hun eigen familie. . .

    WHY IS EVERYONE IN THIS KINGDOM SO GODDAMN STUPID?

    [ bericht aangepast op 26 feb 2023 - 19:16 ]


    [ heaven knows ]

    ELORA ORIPHINE








          Elora was geen seconde gestopt met vechten. Ze had geschopt, gemept, geroepen en gescholden maar het had allemaal niets uitgehaald. De man - Richard - had haar meegenomen, door de gang, opnieuw een trap af, naar een ruimte die nog kleiner was dan de kelder waar ze vandaan kwamen. Toen had hij Elora van zijn schouder getrokken en haar in een van de kooien geduwd. Voor Elora iets had kunnen doen, had hij de sleutel in het slot gestoken. De zachte 'klik' klonk nu nog steeds door in haar oren.
          Elora had het afgelopen uur de tijd gehad om haar ogen aan de donkerte te laten wennen en rond zich te kijken. De kooi was klein - ze kon er amper in recht zitten. Ze had geprobeerd om de andere wezens in de ruimte toe te spreken, maar die hadden haar genegeerd. Elora wist dat ze het slot open kon krijgen - net zoals ze met het slot aan de achterdeur had gedaan - maar toch durfde ze niet. Wat als ze vrij kwam? Waar moest ze naartoe? Nee, het was beter om haar krachten te sparen. Daarbij moest ze steeds denken aan de laatste dingen die Richard haar gezegd had.
          "Laat me hier uit!" had Elora gegild.
          De man had gegrinnikt. "Of wat? Ga je wat kleine lichtjes naar mijn hoofd gooien?" Hij had zijn hoofd geschud en op zijn weg terug naar buiten, had hij gegromd: "Wees gerust duifje, lang moet je niet in de kooi blijven. De arena stroomt al vol. Binnen een uurtje kom ik je halen."

          Als Elora aan die woorden dacht, voelde ze opnieuw haar hart tegen haar borstkast razen. Ze had zoveel over de arena gehoord en toch kon ze er zich niets bij voorstellen.
          Elora wist niet hoe laat het ondertussen was, maar het 'uurtje' dat Richard haar beloofd had, kon niet meer veraf zijn. Ergens in die tijd, hoorde ze een zacht geritsel. En plots was Elora niet meer alleen. Poe, Tilda's kleine veldmuis, had een weg naar haar toe gevonden. Elora snikte en hield het kleine muisje tegen haar borstkas gedrukt. Ze zag het als een goed teken; als Poe hier was, was Tilda vast ontsnapt. Ze was vast onderweg om hulp te halen. Alles zou goed komen.
          Op dat moment klonk er een slag door de ruimte. Elora keek op en zag Richard. Het uur was afgelopen. Het was tijd. Snel stak ze Poe in haar broekzak, kneep ze haar ogen dicht en werd ze opnieuw door de gang gesleept. Richard gooide haar in een kleine cel, met aan weerskanten tralies. "Succes, vuurvliegje," grijnsde hij. Toen liet hij Elora alleen.
          Elora's nekvel ging rechtop staan. Ze liep traag naar de andere kant van de ruimte en haar handen omklemden de tralies. Haar mond viel nog net niet open.
          Elora's cel liep uit in een enorm amfitheater. De cirkel recht voor haar was gevuld met zand en werd omringd door wel duizenden banken. Die stonden allemaal op verschillende niveaus zodat iedere toeschouwer een goed zicht had op de arena zelf. En toeschouwers... Die waren er. De arena gonsde van het lawaai. Sommige mensen zaten neer, anderen konden hun opwinding niet bedwingen en stonden aan de koorden, om God weet wat te roepen. Het zag zwart van het volk.
          Elora jammerde en verborg haar gezicht in haar handen. Ze wilde niet vechten. Ze kon niet vechten. Elora was al te lang in deze donkere ruimtes en de weinige kracht die ze nog had, voelde ze langzaamaan wegsijpelen. Ze had een dolk aan de achterkant van haar kuit geknoopt, maar die was ze onderweg ergens kwijt geraakt. Elora was kansloos.
          Op dat moment liep er een bekend figuur naar het midden van de ring. Richard. De man seinde dat het volk rustig moest worden en het luide gejoel werd een zacht gemompel. "Dames en heren. Zijn jullie klaar voor het eerste gevecht van de avond?"
          Opnieuw kwam de arena tot leven. Elora zag mensen stampen en joelen en ze voelde de tranen achter haar ogen branden. Richard gaf nog een hele speech over magie wezens en hoe ze dit absoluut verdienden, maar Elora hoorde niets meer. Haar hart bonsde in haar oren en ze fluisterde: "Ik wil naar huis. Ik wil naar huis. Ik wil naar huis."
          Ineens werden de tralies voor Elora's cel omhoog getrokken. Snel zette Elora een stap naar achteren. Ze nam Poe uit haar broekzak en zette hem op de grond. "Ren, kleintje. Zorg dat je veilig bent."
          Poe keek Elora met zijn kraaloogjes aan. Toen sprintte hij weg.
          "Twee wezens zullen met elkaar vechten, tot een van hen opgeeft. Het sterkste wezen krijgt het mooiste geschenk dat er is: hun vrijheid." Richard grijnsde toen het gejoel weer opzwol. "Dames en heren, maak u klaar... voor het allereerste gevecht!" Richard keek van Elora naar de andere cel tegenover haar en liep toen snel de arena uit.
          Elora keek naar achteren, naar de celdeur waar ze vandaan kwam. Daar stonden ineens twee wachters, met een speer in hun handen. Ze staken hem in Elora's richting en sisten: "Ga dan."
          Elora snikte. Ze wilde niet huilen, niet met zoveel ogen op haar gericht, maar de angst was te groot. Ze liep in kleine passen naar het midden van de arena. Ze durfde niet naar het volk te kijken, wilde hun blije en opgewonden gezichten niet zien. Ze omklemde stevig haar middenrif, bang dat ze anders uit elkaar zou vallen, en keek angstvallig naar de cel tegenover de hare. Daar zat een figuur, die duidelijk ook werd opgejaagd door de wachters.
          Elora ging met haar voeten uit elkaar staan, net zoals ze de lichtelven in haar stam geleerd had. Ze hield haar vuisten voor haar gezicht en probeerde het trillen te stoppen. De tranen bleven echter stromen terwijl ze opkeek naar de figuur voor haar. Die stapte langzaam in het licht.
          Elora's lichaam begon oncontroleerbaar te trillen toen ze de amandelvormige ogen zag. Een zacht gejammer sloop over haar lippen. "Nee, alsjeblieft."






    [ bericht aangepast op 19 april 2023 - 15:49 ]


    “Moonlight drowns out all but the brightest stars.” - Tolkien

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Market -> The Taverne| With Rohesia


    Are you sure you're okay?
    I’m your friend, I'm here to help.




    We have to get inside.


    Haelyn is zich ervan bewust dat ze haar uitleg over geboortes later weer zal moeten herhalen, maar dat maakt haar niets uit. Ze vertelt het met veel plezier nog een tweede en zelfs een derde keer als dat nodig is. Daar hoeft Rohesia zich dus geen zorgen over te maken. Mocht ze ooit naar de boerderij komen om te helpen met een bevalling, dan zal ze haar daar de nodige uitleg en steun bij geven. Als het gesprek weer verdergaat over de baby's, kan ze het niet laten een pruillipje te trekken. Ergens kan ze het zich niet voorstellen, iemand die geen baby's wilt? 'Nou dat is een deal, jij wordt de oppas,' knikt ze met een zacht lachje, al is dit een conclusie die ze al veel eerder had getrokken. Een tijdje terug wist ze het namelijk zeker, als ze ooit kinderen zal krijgen, dan zag Rohesia de peettante worden. Want ondanks dat ze geen kinderen wilt, zou ze toch een geweldige moeder zijn.
          Zonder raar op te kijken van de woorden die Rohesia uitspreekt, wandelt Haelyn met haar mee. Natuurlijk gedraagt haar beste vriendin zich anders, maar iets anders dan haar steunen kan ze momenteel niet doen. Ze is er dan ook vrij zeker van dat ze haar wilt vergezellen. Soms is erbij zijn genoeg steun. Zodra ze de jongeman bereiken, slaat ze haar armen over elkaar. Lichtjes knijpt ze haar oogjes samen, terwijl ze hem strak blijft aankijken. Ondanks haar rossige krullen en blauwe ogen probeert ze er toch intimiderend uit te zien. Door wat rechter overeind te staan, benut ze haar 1.63 zo goed mogelijk. Aangezien dit het enige is wat ze momenteel kan doen, houdt ze het hierbij. Ze vindt het namelijk best vermakelijk hoe de dame de informatie uit de jongen weet te halen. Het is niet veel, maar nu weten ze in ieder geval welke kant ze op moeten. Ze wilde haar nog vragen naar wie ze opzoek zijn en wat Markus dan precies had gezegd. Maar als het belangrijk was, had Ro het vast wel gedeeld. Mocht ze het nog willen vertellen, dan kan dat natuurlijk altijd. Haar beste vriendin zal wel op de hoogte zijn van de openheid van de dame, aangezien ze nooit zal pushen. Daarom besluit ze om er maar niet naar te vragen, ze hoort het vanzelf wel.
          Een scheve grijns verschijnt op haar gezicht als Rohesia haar het aanbod geeft. 'Natuurlijk heb ik daar zin in, laten we maar snel opzoek gaan naar die persoon,' knikt ze ernstig waarna ze haar vinger volgt met haar ogen. Ze heeft geen idee wat daar precies ligt, maar daar zullen ze snel genoeg achterkomen. Frederick zal het vast niet erg vinden wat langer te wachten en anders vindt ze wel een andere slaapplek.

    Haelyn weet niet helemaal naar wie ze nou opzoek zijn, Rohesia is daar namelijk niet heel duidelijk in geweest. Ze zal er later vast wel achterkomen, maar voor nu is het belangrijkste dat ze haar beste vriendin steunt. Ze hoeft dan ook geen seconde na te denken om te beslissen dat ze met haar meegaat. Het is een stukje lopen naar de rand van de stad, waardoor ze de laatste geluiden van de markt na een tijdje al niet meer kan horen. Eenmaal bij de taverne merkt ze dat het niet een alledaags plekje is. De bewakers aan de ingang laten namelijk blijken dat ze niet zomaar naar binnen kunnen. Ze zullen iets moeten bedenken om daarlangs te kunnen, al is het natuurlijk makkelijker om een andere ingang te vinden. Althans, dat leek makkelijker.
    Na enkele rondjes om het gebouw, concludeert ze dat er echt geen andere optie is. Tenzij ze écht heel veel moeite willen doen, maar dat klinkt meer als een plan B idee. Nu ze weer terug bij af zijn, werpt Haely nog een blik op de jongeman die voor de ingang staat. Ze moeten een poging wagen, niet geschoten is altijd mis toch? Bovendien, wat is het ergste wat er kan gebeuren? Ze zullen hen heus geen pijn doen of iets in die richting. Er zit niets anders op dan een poging te wagen, al moet het wel een goede poging zijn. De jongeman ziet er namelijk niet uit alsof hij hen een tweede kans zal geven. 'Oké Ro, ik denk dat het wel moet lukken. Wij zijn knap en schattig dus hij moet ons wel binnen laten, toch?' Maar zonder echt op antwoord te wachten, wandelt de dame al richting de ingang. Onderweg recht ze haar rug, tilt ze haar hoofd lichtjes op en houdt ze haar armen ontspannen naast haar lichaam. Het lijkt alsof alleen mensen van adel naar binnen mogen, van wat ze hebben geobserveerd dan, dus dan moeten ze dat maar gaan uitstralen. Gelukkig komt Haelyn wekelijks in het kasteel, dus hier weet ze wel het een en ander van.
          Als ze bij de ingang aankomt, besluit ze kort naar de bewaker te knikken als begroeting, om vervolgens stug door te lopen. Helaas werkt dit idee niet, want zijn arm blokkeert al gauw de deur. 'Niet zo snel dames, het lijkt niet alsof jullie hier horen te zijn.' Ze haalt een keer diep adem, waarbij ze haar gedachten even op volle toeren laat draaien. Iedere seconde die ze zichzelf kan geven, is toch weer extra tijd om over een plan na te denken. 'Oh jawel hoor, wij moeten hier zijn,' knikt ze hem bevestigend toe, dat was geen leugen, dus dat werkt al in haar voordeel. 'Er is ons verteld dat wij hier naar binnen moesten, dus wij gaan hier naar binnen,' vertelt ze de jongeman. Ze draait haar hoofd richting de deur, maar ze kan nog geen stap zetten of hij zet zijn arm er weer voor. 'Heel leuk geprobeerd, waarom gaan jullie niet ergens anders naartoe?' Hij klinkt nors en zijn uitstraling laat blijken dat er met hem niet te grappen valt. Natuurlijk houdt dat Haelyn niet tegen, ze gaat nu niet opgeven. Rohesia moet naar binnen en dat betekent dat zij naar binnen moet. Dus kosten wat het kost, gaat ze hen binnen krijgen.
          Ze zucht een keer zacht, draait haar hoofd weer terug en kijkt hem strak aan. 'Dit is de plek waar wij moeten zijn, dus laat ons erdoor.' Haar stem klinkt een beetje wanhopig, wat haar woorden niet bepaalt realistischer maakt. Het is dan ook geen verrassing dat de man opnieuw zijn hoofd schud. Haelyn haalt een keer haar neus op. Wat ze ook zegt, de bewaker lijkt er niet in te trappen. Ze weet dat ze een slechte leugenaar is, maar ergens had ze toch gehoopt dat het zou werken. Dan besluit ze over te gaan op een andere aanpak, want dankzij haar broers weet ze wel hoe ze voor zichzelf op moet komen. Dit is dan ook het perfecte moment om haar moed bij elkaar te gooien en deze man te laten zien dat ze wel degelijk naar binnen mogen. 'Luister,' begint de jongedame terwijl ze met haar vinger tegen zijn borst tikt. 'Cian heeft ons verteld dat wij hier zonder problemen naar binnen zouden komen, maar als jij zo moeilijk moet doen, dan zal ik hem wel halen. En om eerlijk te zijn, denk ik niet dat hij het heel prettig zal vinden als hij helemaal hierheen moet komen om jou te vertellen dat wij wel degelijk naar binnen mogen. ' Ze kruist haar armen voor haar borst en eindigt haar statement met een korte knik. Het klinkt nog niet helemaal geloofwaardig, maar deze leugen rolde iets makkelijker over haar lippen. Misschien komt het door de invloed van Rohesia of misschien gelooft Haelyn echt dat als ze Cian erbij halen, hij hen binnen zal laten. Ze kennen hem immers goed genoeg. Zonder haar had hij namelijk niet zo'n fantastisch paard, dus dit is het minste wat hij voor hen kan doen toch? Al weet ze niet wat er haar te wachten staat binnen, want als ze dat had geweten, had ze misschien wel helemaal niet naar binnen willen gaan.

    [ bericht aangepast op 20 april 2023 - 19:27 ]

    Odette

    Weerwolf / @ de tribune van de arena / Outfit




    Gefrustreerd liep Odette door de stad. Wat ze nodig had was een kans, een mogelijkheid om haar fout recht te zetten. Het personeel van de Witte Raaf was allerminst gelukkig toen ze erachter kwamen dat hun soep enkel een slap vegetarisch aftreksel betrof dankzij Odettes vleeslust. Ze was vervolgens met enkele munten naar de markt gestuurd om goedkope krabbetjes te halen, maar helaas bleek deze nu gesloten. Geld voor een goed stuk vlees was er niet, dus er bleef maar één optie over: ongezien stelen. Maar al het vlees bevond zich inmiddels veilig achter gesloten deuren en klaar om verorberd te worden door hongerige inwoners.
    Ze was inmiddels al vier keer weggejaagd omdat men haar aan zag voor een bedelaar of een bedriegster.

    Toen de stadsmuren opdoemden en ze door wanhoop bereid was toch van een gezin te jatten, trok de heerlijkste etenslucht die ze in tijden had geroken haar aandacht. Het speeksel liep haar in de mond. Alsof ze door haar neus werd gedragen, volgde ze het pad naar een wat afgezonderde taverne vlak achter de stadsmuur. Dit zou haar doel worden. Vanavond aten ze bij de Witte Raaf als koningen, bedacht ze met een grijns.

    Binnen komen was makkelijk, maar de plek waarvandaan die watertandende geur kwam bevond zich achter een deur die bewaakt werd door twee jongemannen. Een sjiek uitziend gezelschap werd na een controle door gelaten.
    Ze kon proberen naar binnen te glippen en ‘m met een grote buit weer te peren, maar hier kleefden serieuze risico’s aan. Een verstandig iemand had nu rechtsomkeert gemaakt en een avond wc’s schrobben als straf voor lief genomen. Maar deze weerwolf hield niet van verliezen en nog minder van andermans stront opvegen. Er zaten grenzen aan vernedering. Ze fronste en begreep dat ze een plan nodig had.
    Een stel dat de taverne betrad bleek een gouden kans. In Odette’s hoofd ontpopte een waanzinnig idee.
    ‘Schatje toch, ik ben zo blij dat je me hier naartoe neemt. Ik ben zo benieuwd naar de spelen, ik heb me helemaal opgedoft voor vandaag. Zouden we de burgemeester zien? Of de wethouder?’ ‘Ssst. We zijn nog niet binnen, mens. Dus hou je snavel over de spelen en doe je ding.’
    Het was nu of nooit. Odette volgde haar naar de wc’s. Eenmaal in een cabine sloeg ze haar met een fikse mep tegen haar hoofd bewusteloos en wisselde ze van kleding. Ze verruilde haar jurk voor een sjiek gelaagd exemplaar, zette de krullende witblonde pruik op en pikte de handtas en het glinsterende oogmasker. Met de lippenstift imiteerde ze de felrode lippen van de dame en trok een walgend gezicht bij het zien van haar spiegelbeeld. Alles knelde.
    Ze hing het bordje ‘buiten werking’ op de deur en maakte zich uit de voeten. Dit bleek nog een uitdaging omdat ze nog nooit op hakken had gelopen.
    ‘Wat is er met jou aan de hand? Ik zei nog dat je van die pruimenwijn moest afblijven,’ mopperde de man en pakte haar arm. Odette onderdrukte een grom. Eén van de mannen sprak hen toe. ‘Meneer en mevrouw Dubois, van harte welkom. Moge de avond u bekoren.’
    ‘Dat zal het zeker.’

    De gang die ze nu door liepen werd enkel verlicht door wat flauw kaarslicht. De geur van het eten werd sterker, maar ook het geluid van iets groots, iets fenomenaals. Een onverklaarbare opwinding raasde door Odette, alsof ze voor een sterke vijand stond. Toen ze de laatste deur wilde openen, legde de man zijn hand op de hare.
    ‘Ik heb hier veel geld op gezet. Het minste wat ik van je vraag is dat je jezelf en vooral mij niet beschaamt vanavond. Begrijp je me?’ ‘Natuurlijk, schatje,’ zei ze met die irritant hoge stem. Hij zuchtte en glimlachte dan zacht. ‘Ik zal je voorstellen aan de wethouder, goed?’
    Odette had de kans niet om zich af te vragen wat een wethouder was, toen de deur open ging en een oorverdovend sensationeel geluid door haar lijf stormde. Wat een massa volk! Wat was hier aan de hand? Ze kon de omvang van het evenement niet verwerken omdat die ongeduldige kloothommel haar al richting hun zitplaatsen op de tribune porde.
    ‘Schiet op, het begint.’ In een paar rondgaande potten werd haastig geld gestopt terwijl Odette om zich heen keek. Zoiets had ze nog nooit gezien: een gigantische arena!
    Na de zoveelste por verloor ze haar balans en verzwikte bijna haar enkel.
    ‘Au! Raak me nog een keer aan en ik sla je verrot!’ Haar partners mond zakte open. Ze greep hem ruw bij zijn kraag en gromde: ‘Wat is dit? Waar zijn we?!’ ‘D-dat zei ik je toch, de spelen—’ ‘Wat voor spelen?!’
    Een man in het midden van de arena maande dan iedereen tot stilte. Brommend ging de man naast haar zitten.
    ‘Dames en heren, zijn jullie klaar voor het eerste gevecht van de avond?’ Gevecht?
    Na het gejoel ging de presentator verder met een theatrale toespraak over magie die ontvangen werd met veel bijval en hoongelach. Odette’s ogen flitsten de ruimte door en leek in plaats van mensen, een groep wilde beesten te zien. Ze rook praktisch het oplaaiende sadisme. Dit was geen toernooitje zoals ze in haar roedel zo vaak hielden onder strijdlustige alfa's. Dit waren gevechten op leven en dood.
    Nu was zij het die met open mond de man naast haar stond aan te gapen.
    ‘Is dit waar je geld voor neerlegt? Op wie er wint?’ ‘Ben je eindelijk weer bij zinnen gekomen, dom wicht?’ zei hij met een smerige grijns. Odette balde haar vuisten tot ze wit zagen. Het was zo, zo makkelijk om haar handen om die eikel z’n vette nek te wikkelen en niet meer los te laten tot ie koud was. Maar het had geen zin. Al beet ze één laffe haas dood, er waren er nog duizenden over.
    Het geluid van piepend ijzer tussen het gejoel door trok haar de gruwelijke realiteit in. Twee figuren betraden nu de arena. Iemand die ze niet kende maar duidelijk naar magie rook. De ander een kleine vrouw met gitzwarte krullen die letterlijk rilde van angst. Wacht. Ze kende die jurk, ze kende de geur.
    Odette bevroor toen ze zich realiseerde wie daar midden in de arena stond.

    ‘Elora?’

    [ bericht aangepast op 21 april 2023 - 9:04 ]


    No growth of the heart is ever a waste

    CIAN FERGUS VALE
    27 — knight — Taverne — Darcy > Tilda





    Zijn vermoeidheid uitte zich in een gaap die Cian ongegeneerd toeliet, terwijl hij zich door de straten van het koninkrijk bewoog. Af en toe ving hij een glimp op van de markt die er vrolijk en druk aan toe leek te gaan, dat is ook weleens anders geweest. Hij had er bewust voor gekozen om de straat parallel aan de markt te bewandelen, gezien zowel hij als Eve de drukte niet vrijwillig wilden opzoeken. Daarbij, was hij veel te ongeduldig om Eve door de menigte heen te loodsen en te wachten op mensen die een uur de tijd nemen om drie goede appels uit te kiezen. De een is misschien tien minuten langer houdbaar dan de ander, kies gewoon. Of van die dorpsgenoten die tijd teveel hebben en zich vermaken met het vergaren van roddels of nutteloze praatjes over het weer. Op de een of andere manier weten ze hem altijd weer te vinden.
          Het leek alsof elke ontmoeting met de zwartharige heks een onaangename was – echter, had ze op magische wijze weer nieuw leven in het katje kunnen blazen. Cian wilde niet weten tot wat ze nog meer in staat was als ze al een kat kon oplappen… Hij had al snel door dat hij zich uit de voeten wilde maken en was niet van plan om nog een stap binnen te zetten. Misschien dat de vrouw het had aangevoeld. Ze had in ieder geval de kat aan hem overhandigt om deze naar zijn plek van behoren te brengen. Dat was de reden dat Cian zich in eerste instantie door deze straten bewoog – als hij niet bij de jongen had moeten zijn die zijn vreugde had geuit in tranen, had hij een andere route genomen om thuis te komen. Er was geen enkel deel in hem wat behoefte had aan sociaal contact.
          Hij had te vroeg gejuicht. Net nu hij dacht dat hij eindelijk zijn rust kon pakken vandaag, kwam een bekend gezicht al hijgend voor hem stil te staan. ‘Cian,’ de knecht wiens naam hij was vergeten, stak zijn hand op om hem halt te houden. ‘Ze hebben je nodig’ vervolgde hij hijgend, terwijl hij zijn hand vlug in de richting van de taverne gebaarde.
          Een diepe zucht verliet zijn mond wat zijn irritatie verraadde. Aan zijn gelaatstrekken veranderde daar in tegen niks en hij keek de jongeman wat star aan. ‘Kunnen ze het niet alleen?’ sprak Cian met één wenkbrauw omhoog. ‘Vertel, wat is er zo dringend dat ík erbij gehaald moet worden?’ vervolgde hij nu met enige interesse in zijn stem. Degene die op dit moment dienst hadden zouden wel gek zijn om hem van de straat te laten plukken door een sulletje zoals deze, als er geen dreiging zou zijn. Cian kon ze namelijk één ding verzekeren, hij zou volledig uit zijn plaat gaan als hij bij de taverne aan zou komen zonder actie voorgeschoteld te krijgen.
          ’Er is een potentiële dreiging van rebellen of magische wezens, zei eh, eh, ik weet zijn naam niet meer. Maar het is belangrijk.’ Stotterde hij, duidelijk oncomfortabel in het bijzijn van Cian of van Eve die de tijd nam om zijn schouder te bestuderen met haar neus. ‘Oké, ik heb genoeg gehoord. Haal Temur erbij en zeg dat hij direct naar de afgesproken meeting plaats komt.’ Sprak Cian, terwijl hij één been al over Eve heen had gegooid. De jongen knikte en wilde zich uit de voeten maken. ‘Oh, en met direct, bedoel ik diréct,’ voegde hij er aan toe zonder hem nog een blik te gunnen alvorens hij met Eve door de stadspoort reed.
          Cian liet nog eenmaal zijn vermoeidheid ontsnappen voor hij drie bonzen op het donkere hout van de achteringang gaf en zijn naam kenbaar maakte. Het duurde luttele seconden voor de deur openzwaaide en een iet wat kleine man die Pul werd genoemd in zijn blikveld verscheen. Eerlijk, Cian had geen idee wat zijn geboortenaam was, hij wist alleen dat de man zijn bijnaam te danken had aan de bierbuik en waar het mee gevuld was. Desondanks was Pul een tactvolle man die de boel hier op orde hield – hij had naast de taverne geen andere bezigheid sinds hij was bedrogen door een magisch kreng.
          ’Het is een schande dat we nog geen bed voor je hebben neergezet hier, je bent hier ondertussen vaker te vinden dan bij Elrian,’ grapte Pul die blijkbaar een conclusie kon trekken uit Cian’s wallen, verwarde haar en kleine ogen.
          ’Attent, maar als jullie je shit op orde zouden hebben, was dat bed niet nodig geweest. Vertel op, wat valt er te beleven?’
          Pul lichtte hem in over de huidige situatie en bevestigde Cian’s vragen of hij de in- en uitgangen extra beveiligd had en of hij een van de grotere gasten bij de kooien had neergezet. De taverne was ‘s nachts wel bestand tegen een stootje van buitenaf, maar overdag was daar te weinig mankracht voor. En zeker voor een aanval van magische wezens – die krengen kwamen iedere keer weer met andere dingen aanzetten. Alsof krachten gecombineerd werden als meerdere soorten met elkaar het bed in doken, als dat überhaupt al de manier is waarop zij zich voortplantten.
          De twee mannen bewogen zich door de gangen die enkel toegankelijk waren voor bevoegden of genodigden met een aandeel in de taverne – hoewel deze meestal werden vergezeld door beveiligers.
          ‘Cian, doe wat je moet doen. Ik wil geen gezeik vanavond.’ Dat was de manier waarop Pul afscheid van hem nam, want direct na zijn woorden was hij door de deur verdwenen naar de menigte om daar een oogje in het zijl te houden.
          Cian knipperde een paar keer met zijn ogen en haalde een hand door zijn donkere krullen – die voor zijn doen nogal lang waren. Dat was wel het laatste waar hij tijd voor had de laatste paar weken. Hij was op de hoogte gebracht van alle aanwezige beveiligers en naar zijn weten, stonden ze goed verdeeld over het gebouw. Toch kon hij het niet laten om dit zelf te gaan checken en besloot een ronde te maken.
          Onderweg kwam hij twee oude vrienden van zijn ouders tegen die hij enkel met een knikje gedag zei. Het was een van de investeerders van de vechtring die zijn dochter jaren geleden was verloren – Cian herinnert zich vaag dat hij samen met Chess en hun ouders op de begrafenis waren. Het enige wat hij van het meisje kon herinneren, waren haar haren die bijna licht leken te geven zodra de zon erop scheen.
          Cian liep in de tegenovergestelde richting van de mannen en vervolgde zijn weg naar de trap die naar een gedeelte van de cellen zou leiden.
          ’… bewusteloze wicht is bijgekomen … kunnen haar beter inwisselen voor die nutteloze licht elf. Het is tijd voor sensatie. Waarom hebben we listige Lizzy tegen een poppetje gezet?’
          De stemmen van de twee beveiligers voor de deur werden duidelijker naarmate Cian zich een weg naar beneden baande over de geluidloze trappen. ‘Jullie hebben wat? Wie haalt het in zijn barre kop een licht elf tegen Lizzy te zetten? Je snapt toch zelf ook wel dat zo’n tenger grietje niet bestand is tegen Lizzy en totaal geen vuurwerk biedt voor de toeschouwers?’ Cian’s doordringende stem echode door de gang. Hij was geïrriteerd. Dat Pul op dit moment andere dingen aan zijn hoofd had, betekende niet dat de belevenis van de toeschouwers en investeerders hieronder moest leiden. Richard en zijn grote muil hadden beter moeten weten.
          ’Cian, eh, daar hadden we het net over. Lizzy is listig, we hebben net een mormel bij de uitga-‘ de ene man gaf de ander een stootje waardoor hij midden in zijn zin stopte. Waarschijnlijk had hij zich niet eerder kunnen bedenken dat het niet bepaald een goed idee was om Cian er van op de hoogte te brengen dat ze een wezen hadden laten ontsnappen van binnenuit.
          ’Toe, Tanner, ga verder. Ik word graag vermaakt met de fouten van anderen. Misschien ben je boven beter af, achter de bar,’ sprak Cian minachtend alvorens hij zich tussen de twee mannen door naar de ruimte van de cellen bewoog. ‘Oh, en licht Richard dan meteen in dat we dat listige mormel die schijnbaar wist te ontsnappen, in gaan zetten tegen Lizzy. Tijd voor een echte show.’
          Cian liet de deur achter zich dichtvallen nog voor hij de voetstappen van Tanner op de trap hoorde en gedempt gevloek zijn oren bereikte. Het zachte gefluister in de ruimte was als sneeuw voor de zon verdwenen en hij nam de tijd om sigaar uit zijn broekzak vandaan te halen. Deze had hij uit een van de beveiligers zijn handen getrokken – waar haalde hij het gore lef vandaan om buiten een pauze te nemen? Cian had geen tijd voor slaap, dus zij niet voor pauzes.
          Hij wilde het bruine ding aansteken met een lucifer – maar niet voordat hij eenmaal langs de kooien paradeerde met de lucifer in zijn hand. Zo kon hij de glinsterende ogen van de wezens van elkaar onderscheiden.
          Hij inhaleerde de tabak met gesloten ogen waarna hij een vlammetje ontwaakte bij de olielamp. ‘Zo… ik hoorde dat we een nieuwe tegenstander zoeken.’ Cian nam de wezens in zich op en blies een grijzige rookwalm in een van de kooien die hij aan het bekijken was. De stilte in de ruimte was bijna pijnlijk te noemen en zo bekeek hij de kooien een voor een.
          Tot zijn ogen zich in een paar welbekende lichtbruine poelen haakte.
          Dat kon niet.
          Hij was op haar begrafenis geweest.


    'I don't want to leave her just because she makes me a better person.'

    Did you forget everything I'll always remember?

    Rohesia Wendelin






          26      ✦      Wendelin's Shop Owner      ✦      The Market -> Taverne      ✦      With Haelyn

    Een dankbare uitdrukking was op Rohesia’s gezicht verschenen zodra Haelyn opnieuw instemt om met haar mee te lopen. Om achter Cian aan te gaan, ook al weet haar vriendin dat nog niet en tast ze daardoor volledig in het duisteris. Rohesia kan de vragen zien in Haelyn’s ogen en ze belooft de dame in stilte dat wanneer dit allemaal achter de rug is, ze haar het een en ander zal uitleggen. “Je bent de beste,” fluistert Rohesia zacht. De glimlach nog altijd zichtbaar op haar gelaat, onderwijl ze haar arm door dat van haelyn steekt en hen beide zo de juiste richting in beweegt als waar de knecht van eerder hen heen heeft gestuurd. Waar ze op af gingen? Geen idee, maar dat waren zorgen voor later. Nu moesten ze eerst maar op de juiste eindbestemming zien aan te komen en dat was Cian vinden.

    De hele weg die Rohesia samen met Haelyn heeft gelopen, heeft vooral de brunette in stilte doorgebracht. Diep in gedachten verzonken terwijl haar blik alles nauwlettend in de gaten tracht te houden. Haar hoofd vol met vanalles waarvan ze overtuigd was dit diep weg te hebben gestoken. En hoewel ze gehoopt had Cian eerder te treffen, vindt ze hem niet. Zelfs niet wanneer ze aankomen bij een Tavern, waar enkel een wachter buiten bij de deur staat. Wie ze wél spot, is Eve. De prachtige merrie staat kalmpjes bij een staplek aan de zijkant van het gebouw. Haar staart zacht zwiepend om lastige en kriebelende vliegen te verdrijven terwijl ze kauwt op een hap verse stro. Zachtjes begroet Rohesia het dier, krabbelt ze deze een keer achter haar oor als de merrie haar op begroetende wijze besnuffelt. Met Eve hier was het in ieder geval duidelijk dat ze op de goede weg zaten, waardoor Rohesia des te meer vastberaden is haar zoektocht voort te zetten.
          En terwijl de dames vervolgens verder lopen bekruipt Rohesia ergens een ongemakkelijk gevoel. Een extra zintuig die haar ergens voor probeert te waarschuwen, maar wat? Deze plek was een van de weinige die Rohesia niet kende, of waar ze nog nooit is geweest om spullen te leveren. De uitstraling van buitenaf oogde dan ook simpel, bijna alledaags, maar de mensen die er naar binnen liepen waren dat beslist niet. Aan de nette stoffen van de kleding die de mannen droegen, of de sierlijke rokken van de vrouwen en diens opgedofte overkomen, was overduidelijk af te lezen dat dit het Adellijke volk betrof. Volk waar Rohesia noch Haelyn tot toe behoort. Ze horen hier niet te zijn. Een tikkeltje ongemakkelijk strijkt Rohesia dan ook onbewust, geheel automatisch, haar eigen ietwat vaal verkleurde rok glad alsof ze daarmee haar eigen gemoedsrust wat kan sussen. Haar lange vingers stroken een keer door haar donkerbruine lokken heen, waarvan ze weet dat deze losjes over haar schouders heen vallen. Niet hoog opgestoken en krullend zoals de blonde lokken van een van de vrouwen die de Tavern in verdwijnt.
          ”We gaan hier op deze manier nooit naar binnen komen,” mompelt Rohesia ondertussen zacht terwijl ze samen met Haelyn op zoek gaat naar een manier om mogelijk ongezien binnen te geraken. Een zoektocht die al gauw tot een einde komt als er geen enkele andere manier lijkt te zijn, nadat ze meerdere rondjes om het pand heen hebben gelopen. De paar ramen aan de zijkant waren half dichtgetimmerd en een klein luikje aan de achterkant van het gebouw was dichtgemaakt met stenen blokken. “Hmpf,” brengt Rohesia uit, alvorens ze samen met Haelyn vlak voor de enige ingang van de Tavern belandt.
          ”Oké Ro, ik denk dat het wel moet lukken. Wij zijn knap en schattig dus hij moet ons wel binnen laten, toch?” zegt Haelyn dan, haast uit het niets. “Wacht, wat?” hoort Rohesia zichzelf uitbrengen, knap en schattig, hoe?, maar de roodharige jongedame is al opweg naar de wachter toe nog voor Rohesia haar tegen heeft kunnen houden. Uhoh, here comes trouble. “Haely,” probeert Rohesia nog zacht, in een poging haar beste vriendin terug te roepen zodat ze — wat het ook is dat de dame in haar hoofd heeft gehaald — samen het betreffende plan kunnen doornemen. Haelyn hoort haar niet. In plaats daarvan ziet Rohesia hoe ze haar rug zich weet te rechten, waardoor ze een wat meer statige houding weet te vertonen. Een houding die helemaal niet bij Haelyn past, simpelweg omdat ze in de verste verte geen uit de hoogte gesproken persoon is. Haelyn was lief, zachtaardig en vriendelijk — een echte vrouw van het platteland. Iemand die weet hoe het is om hard te moeten werken voor iedere muntstuk dat ze in handen kreeg. Iemand die tevens ook niet uit het hout gesneden is om een goede leugenaar te zijn.
          ”Oh shit,” murmelt Rohesia zacht, binnensmonds, als ze hoort hoe Haelyn hen naar binnen tracht te liegen. Zo snel als ze kan beweegt Rohesia zich naar haar vriendin toe, waardoor ze nauwlettend door de wachter wordt opgenomen. Ieder woord dat Haelyn weet uit te spreken, wordt volledig door de man in twijfel getrokken en het ergste van allemaal is dat Rohesia nog begrijpt waarom. Ze waren overduidelijk niet van Adel en de wachter stak het ongeloof in Haelyn’s verhaal niet onder stoelen of banken. Dat is echter tot Cian’s naam valt. Een tikkeltje verrast kijkt Rohesia vluchtig een keer naar opzij, glijdt haar blik over het gelaat van Haelyn heen en poogt ze de groeiende grijns op haar lippen te verbergen. Cian was hier. Dat moest wel want waarom stond Eve hier anders? De man waar zij naar op zoek was, was binnen in de Tavern en welk beter excuus was er dan zijn naam te gebruiken?
          Een voldane doch sluwe glimlach krult zich rond Rohesia’s mondhoeken en terwijl ze haar heldere blauwe tot de wachter voor hen richt, knippert ze een paar keer zoetjes met haar wimpers waar ze hem vanonder aankijkt. "Sterker nog, de beste man heeft ons zelf hier uitgenodigd,” voegt Rohesia toe aan Haelyn’s woorden, hopend dat dit het laatste zetjes is dat hij nodig heeft. Lichtjes tuit ze haar volle lippen en kantelt ze haar hoofd miniem als ze naar de man opkijkt. “Vraag het hem gerust, wij wachten anders wel.” Met een bonkend hart wacht Rohesia af. Terdege bewust van het feit dat ze nu ontzettend aan het bluffen is, hetgeen een flink risico kan zijn als de wachter er echt voor kiest om Cian daadwerkelijk te gaan halen. Met een geveinsde nonchalantie tikt de brunette een van haar wenkbrauwen doeltreffend op.
          ”Best,” klinkt het in plaats daarvan met een barse klank, en voor heel even is Rohesia verrast. Haar arm klemt zich wat strakker tussen dat van Haelyn door. Hadden ze dit echt. . .? Met een geagiteerde uitdrukking kijkt de brede man naar de dames voor hem, wie allesbehalve tevreden lijkt te zijn. De naam Cian moet de doorslag zijn geweest, dat kan haast niet anders en het ziet ernaar uit dat hij niet de moeite wil nemen om naar de man op zoek te gaan. “Maar owee als jullie niet de waarheid spreken. Ik onthoudt jullie gezichten voor de volgende keer,”gromt hij dreigend terwijl hij een klein stukje naar opzij beweegt. Het is ze gelukt! Rohesia twijfelt geen seconden en wacht niet af tot het moment dat de wachter toch weer twijfels gaat krijgen en alsnog besluit dat ze buiten moeten blijven. Voor de tweede keer in nog geen anderhalf uur tijd werpt ze een bedankje over haar schouders heen en trekt ze Haelyn met zich mee de Tavern in.
          ”Is dit nu echt gebeurd?” vraagt Rohesia tussen neus en lippen door, nog niet helemaal overtuigd van het feit dat het ze gelukt is uiteindelijk zo gemakkelijk binnen te komen. In een vlugge pas lopen de beide dames door. Alsof ze door een onzichtbaar lijntje ergens naar toe wordt getrokken loopt Rohesia door de tavern heen, welke in eerste instantie van binnen net zo simpel lijkt als van buiten. Her en der zaten wat mensen druk te praten onder het genot van wat te drinken, pogend een conversatie gaande te houden die — vermoedelijk gezien het aantal lege pullen al — inhoudelijk niet erg nuttig leek. Het was uiteindelijk een deur verderop dat de aandacht trok, waar ongezien een paar mensen van hoge afkomst naar binnen verdwenen.
          ”We moeten die kant op,” brengt Rohesia zachtjes uit, pogend hun doeltreffende pas aan te houden zodat niemand de bedenkingen krijgt om hen tegen te houden. Cian was vast daar achter, al helemaal gezien al het adellijke dat door de deur heen verdween en ze hem hier binnen niet zag zitten. Hij was daar en zij had hem bijna gevonden. Nog heel even. Zodra Rohesia echter samen met Haelyn door de deur heen loopt en ze een lange trap naar reeds verder omlaag afdalen, voelt de brunette hoe haar hart begint te bonzen op een ongekend ritme. Zenuwen, fluistert een klein stemmetje haar toe. Onrust verspreidt zich door Rohesia’s lichaam heen en als ze het einde van het pad naar het ondergrondse hebben bereikt, weet ze niet wat zich voor haar in het zicht heeft ontvouwt. De geur die door de lucht heen zweeft was muffig te noemen, vochtig door het feit dat het zich meters lager dan de bovengrond bevindt. Er was geen zuchtje frisse, koude buitenlucht te vinden middels een raampje — of wat dan ook. De lucht voelde bedompt en de sfeer die er eveneens te vinden was riep bij de Rohesia totaal geen opwinding op, allesbehalve zelfs.
          ”W-wat is dit?” ontvalt aan Rohesia’s lippen, wiens grip op Haelyn’s arm opnieuw verslapt. Om hen heen klonken geroezemoes, veel te veel geluiden. Mensen die juichen en joelen, bedragen die her en der ter ore kwamen. Muntstukken die verdwenen in kleine potten, welke werden weggedragen — een geheel andere kant op. De grond was stoffig en volledig vlak gelopen en precies in het midden van de veelste grote ruimte was een ring te vinden. Omheind met tralies en tot een grote kooi gevormd, een tactvolle hint met wie daarin belandde, hij of zij er niet zomaar meer uitkwam. Eromheen waren de tribunes volgepropt met mensen die voor de show kwamen. Rohesia slikt een keer, doet een pas naar achteren als een misselijk gevoel zich diep in haar buik nestelt. Een misselijkheid die groter wordt als ze een klein stukje verderop ziet hoe iemand aan zijn enkels over de vloer heen gesleept wordt. En daar was tevens ook precies het antwoord op de vraag die ze hardop gesteld had. Wanneer de jongen zijn bebloede dichtgeslagen ogen moeizaam een keer opent, zijn blik ongemerkt met dat van Rohesia kruist, merkt ze de doffe schittering in zijn poelen op. Een magisch wezen, een jonge elf.
          Net wanneer Rohesia in een instinctieve reactie Haelyn’s hand wil beetpakken, is deze haar al voor door haar arm vast te grijpen. Aan de klemmende druk van haar grip weet Rohesia aan te voelen dat het foute boel is. In een instinctieve reactie pakt Rohesia Haelyn’s hand beet en wil ze hen beide resoluut doen omdraaien. De roodharige staat echter als versteend op haar plek en Rohesia hoeft haar niet te vragen hoe, wat of waarom. Ze waren te midden van een vechtring beland. En niet zomaar een. Een optelsom die Rohesia kan maken zodra ze alles dat ze ziet bij elkaar voegt, de uitkomst een die ze misschien wel veel liever niet had willen weten. Vooral niet nu ze Haelyn ziet, iemand die ze hier achteraf gezien beter helemaal niet mee naar toe had kunnen nemen. Alle kleur is van schrik uit het fijne gezicht van haar vriendin verdwenen en ondanks Rohesia's eigen shock, is spijt het allereerst dat omhoog borrelt.
          ”Hae, ik denk niet dat het slim is als we hier zo blijven staan,” smeekt de brunette haar zachtjes toe terwijl ze een kneepje in haar hand geeft. Als Rohesia vluchtig een keer over haar schouder heen kijkt om te zien waar de jonge elf naar toe gesleept wordt, kan ze hem nog net zien verdwijnen achter een deur aan de zijkant van een van de tribunes. "Laten we die kant op gaan, oké? W-weg van hier."


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Temur      Alwyn
    28      •      Knight with fire magic      •      with Cian and Tilda      •      at the tavern dungeons






         
    Het had onnodig veel moeite gekost, maar uiteindelijk stond Temur met Elrian op het trainingsveld. De jonge prins was maar moeilijk te porren, ondanks dat hij eerder had aangegeven altijd wel te willen trainen. Adelijke kinderen, zucht, ze waren nooit de makkelijksten. En zelfs dan begon Elrian zich weer af te vragen waarom hij en Cian nou zo beschermend waren. Temur moest een flinke zucht inhouden, waarna hij de prins zijn antwoord gaf.
          ‘Of je wilt het niet weten, of je wordt echt heel erg in bescherming genomen, maar er zijn rebellen die de stad bedreigen. Natuurlijk zijn we bang dat één van hen het kasteel in weet te sluipen om daar schade aan te richten. Hoe goed je ook denkt getraind te hebben, je zal altijd kwetsbaar zijn omdat je een belangrijk doelwit bent. Hoe goed je ook bent, je zal nooit altijd van een sluipmoordenaar winnen. Daarom dat wij er zijn en zo gigantisch op onze hoede. Als jou wat overkomt onder mijn toeziend oog, ben ik dood.’ Het kon hem niet schelen dat hij zo direct en misschien wat grof was, maar hij was klaar met het zielige gedrag van Elrian die dacht de wereld wel in zijn eentje aan te kunnen.
          ‘En nu gaan we trainen.’ Wat ze gelukkig uiteindelijk ook deden. Omdat hij klaar was met Elrians bullshit, hield Temur zich niet in en probeerde hij het uiterste uit de jongen te halen. Als hij dacht zo goed te zijn, moest hij dat ook laten zien.
          De training werd echter vroegtijdig onderbroken doordat een knecht het trainingsveld op kwam rennen. De jongeman had nog het fatsoen om naar Elrian te buigen, maar richtte vervolgens zijn aandacht op Temur. Wat verward keek Temur hem aan en hoorde zijn verhaal aan. ‘Temur, ik kom met een boodschap van Cian. Hij vraagt je om direct naar de afgesproken ontmoetingsplaats van vanavond te komen. En direct is nu, dus kom graag met me mee naar de stallen, ik heb hen je paard al laten zadelen.’
          Temur knikte begrijpend, al vroeg hij zich wel af waarom Cian hem nu al nodig had. De ridder had wat geheimzinnig over hun taak vanavond gedaan en Temur verteld dat hij het vanavond wel zou zien. Wel, kennelijk was dat nu al. ‘De plicht roept,’ verontschuldigde hij zich tegenover Elrian en hij drukte zijn oefenzwaard in de handen van de knecht. ‘Als je zo vriendelijk wilt zijn om dit op te ruimen? Ik weet mijn weg naar de stallen en de plek waar ik met Cian zou afspreken.’ Cian had de herberg duidelijk aan hem omschreven en Temur ging ervan uit dat eenmaal daar iemand hem wel naar Cian zou kunnen wijzen.
    ‘Elrian, onthoud alsjeblieft wat ik je net vertelde en ga terug naar het kasteel.’ Niet dat hij er honderd procent vertrouwen in had dat de jonge prins daadwerkelijk zou luisteren, maar blijkbaar had hij geen tijd om zich hier nu zelf zorgen over te waken. ‘Breng de prins terug naar het kasteel,’ fluisterde hij in het oor van de knecht om zich dan een weg te banen richting de stallen.
          Het scheelde dat hij goed was met routebeschrijvingen, dus het koste Temur niet veel moeite om de taverne in kwestie te vinden. Het was er al een druk komen en gaan en behoedzaam nam hij de plek in zich op. Veel meer mensen gingen het gebouw binnen dan hij verwachtte dat er plek was, dus er moest een ondergrondse verdieping zijn. Bijzonder, het was duidelijk geen normale taverne, anders waren er niet zo veel bewakers rondom de ingangen. Het was duidelijk dat veel volk geweerd werd. Hopelijk zou hij geen problemen hebben om binnen te komen, dat was het laatste waar hij nu zin in had.
          ‘Ik kom hier op uitnodiging van de ridder Cian,’ verkondigde hij de wachter bij één van de ingangen. Gelukkig had hij zijn wapenrusting aangehouden waardoor hij herkenbaar was als één van de koninklijke ridders.
          De bewaker in kwestie nam dan ook zijn wapenrusting in zich op en knikte. ‘Tweede gang naar rechts en dan de trap naar beneden,’ gaf de bewaker hem als beschrijving. 'Vraag daar verder naar Cian, iemand weet vast waar hij is.’ Temur knikte hem toe en betrad toen het gebouw, maar niet voor hij zich even omdraaide om de situatie buiten te bekijken. Daar zag hij nog net een bekend gezicht voorbij lopen. Wat deed Rohesia hier? Het liefst wilde hij zijn goede vriendin behoeden voor wat ze dan ook van plan was, maar Cian was duidelijk geweest dat hij snel moest komen. Hopelijk was Rohesia slim en hield ze zich hier buiten, want hoe langer hij hier was, des te meer hij begon te vermoeden dat er wat vreemds aan de hand was hier.
          Eenmaal beneden overweldigde een flink kabaal hem. Hoeveel mensen waren hier? Het moesten er een hoop zijn afgaande op het geluid. Voor hij iemand vroeg naar Cian, wierp hij een blik op de ruimte naar waar iedereen zich begaf. Al gauw verschenen de kooien en de ring van banken eromheen. Was dit een vechtring? Had Cian hem willen meenemen naar een vechtring? Voor wat? Wat was er in het hoofd van de jongeman omgegaan dat hij dacht dat dit iets was dat Temur wilde zien. Of Cian wilde hem dit laten zien voor een reden? Temur had zich nooit uitgesproken voor de rebellen, hij wist wel beter, maar hij had wel eens in de zoveel tijd laten vallen of ze niet erg streng waren naar ieder wezen met magie. Wilde Cian hem daarom laten zien waarom ze zo streng waren naar ieder die vreemd was, omdat men hen voor sport en plezier gebruikte? Want met al de bewaking en al het rijke volk hier, kon Temur zich niet voorstellen dat dit een onschuldiger spel was. Daarnaast, het gefluister van de mensen om hem heen vertelde hem genoeg. Ze vroegen zich af welke magische wezens deze keer zouden moeten vechten.
          Gal kwam op in Temur keel en hij moest opzij stappen om bij te komen. Hij wilde de ring nu niet zien, wetend wat zich hier zou gaan afspelen. Hoe walgelijk. Cian was hiermee direct in zijn aanzien gedaald, maar de jongeman kon niet de volledige reikwijdte van Temurs afgrijzen te weten komen. Niemand hier mocht weten welke kracht zich in zijn bloed bevond. Het liefst wilde hij hier direct weg, maar hij wist dat dit niet kon. Cian had hem gevraagd om zo snel mogelijk te komen en het zou verdacht zijn als hij weer zou vertrekken voor hij Cian had gezien. Mensen hadden hem zien binnenkomen, wisten voor wie hij kwam.
          Uiteindelijk vond hij de moed om een andere bewaker hier beneden te vragen waar hij Cian kon vinden. De man wees hem de weg naar een gang met kooien en direct voelde Temur de misselijkheid weer opkomen. Hij probeerde de kooien niet in te kijken, want hij wist niet of hij kon leven met wat hij zou zien. Wist dat hij net zo goed in één van die kooien kon belanden als hij niet uitkeek, als hij de controle zou verliezen. Hopelijk kon hij Cian overtuigen om hem weer te laten gaan. Hij wilde hier niet langer zijn.
          Even verderop zag hij uiteindelijk de ridder staan, zijn blik gefixeerd op de kooi voor hem, stokstijf. Even twijfelde Temur of hij wel zijn aandacht moest trekken, maar hij besloot om het risico te nemen. Des te eerder hij hier weg was, des te beter.
          ‘Cian, wat is dit in hemelsnaam voor een plek? Waarom moest ik zo snel komen?’ Tijd voor vragen, al hoopte hij Cian niet te veel te storen. Nog altijd hield Temur zijn blik afwezig van de kooien, hopend zo geen gezichten te zien die hem vannacht in zijn dromen zouden komen lastigvallen.

    [ bericht aangepast op 24 april 2023 - 13:12 ]

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Taverne| With Rohesia


    I'm not sure I'm okay...
    I need a friend, to help me.




    We have to get out of here.



    Er is een reden dat Haelyn besloot om de naam Cian te laten vallen, want wat is de kans dat iemand buiten het koningshuis de ridder kent? Na het zien van zijn paard was die keuze makkelijk gemaakt. Eigenlijk had Eve haar eerder gespot, waarbij ze begroetend hinnikte en haar hoofd omhoog deed. De combinatie van het geluid en de beweging in haar ooghoeken, deed Haelyn haar richting op kijken. Dat paard heeft zij grootgebracht en daarna verkocht aan Cian, het koste haar dan ook geen seconde om Eve te herkennen. Ze weet ook dat Cian haar nooit zomaar zal uitlenen aan een ander, dus de kans dat hij hier zelf aanwezig is, is groot. Met deze informatie wordt de kans dat ze binnenkomen door zijn naam te noemen alleen maar groter, vooral als ook Rohesia zich bij haar leugen aansluit.
          Haelyn moet een opgeluchte zucht tegenhouden, want dat zou alles verraden. Wel krullen haar mondhoeken lichtjes op als de man eindelijk toegeeft. Het is ze gewoon gelukt! Ze weet alleen niet precies waarom de naam Cian de doorslag was, maar dat is iets waar ze zich nu niet druk om gaat maken. Het belangrijkste is binnenkomen en dat is ze nu gelukt. “Maar owee als jullie niet de waarheid spreken. Ik onthoudt jullie gezichten voor de volgende keer.'' Zijn dreigende woorden komen amper bij haar binnen, ze is toch niet van plan hier een volgende keer te komen. Tenzij het super leuk is, maar dat betwijfelt ze. Ze heeft namelijk een gek onderbuikgevoel die haar verteld dat ze moet omdraaien en weglopen. Alleen dat zou betekenen dat ze haar beste vriendin moet achterlaten, dus dat is geen optie. Ze schuift het gevoel aan de kant om zo plaats te maken voor haar nieuwsgierigheid. Alle geheimzinnigheid heeft haar zeker nieuwsgierig gemaakt, want wat er ook gaande is, het lijkt alleen voor een specifiek publiek bedoelt te zijn. 'Bedankt meneer, u gaat er geen spijt van krijgen,' glimlacht ze hem nog toe voordat ze door Ro wordt meegetrokken naar binnen. 'Ik denk het, het is gewoon gelukt?' grinnikt ze zachtjes, zodat anderen -vooral de bewakers- het niet horen.
          Op een aardig tempo wandelen ze door de taverne. Haelyn laat haar ogen door de ruimte glijden, waarbij ze alle aanwezigen in zich opneemt. Ze weet nog steeds niet precies naar wie ze opzoek zijn, maar misschien komt het haar wel te binnen schieten als ze de persoon in kwestie ziet. Onzin natuurlijk, want het zou iedereen kunnen zijn. Aangezien Ro lijkt te weten waar ze heen moeten, wandelt ze achter de dame aan. Ze hoeft daar geen seconde over te twijfelen, want ze zou zelfs haar eigen leven in het handen van haar vriendin leggen. Zo veel vertrouwen heeft ze in haar. Al vertrouwt ze mensen redelijk snel, maar toch is dat bij Rohesia anders. Ze voelt zich écht veilig bij haar.
          Ze wandelt mee de lange trap af, maar hoe dichter ze bij het einde komt, hoe langzamer ze loopt. Het is niet de vermoeidheid die dit veroorzaakt, want het leven op het platteland heeft haar zeker een goede conditie geschonken. De geur. Die bereikt haar als eerste, de vieze muffe geur in combinatie met zweet en... iets van bloed of vlees? Het rook in ieder geval niet fris, heel anders dan de geur op de boerderij. Nu mist ze de bloemenvelden wel, maar toch blijft ze stug doorlopen. Het stemmetje in haar hoofd zegt haar dat ze zich moet omkeren, dat ze het veilige pad moet bewandelen en niet zo roekeloos moet zijn. Ergens maakt ze zich ook wel zorgen om Frederick, zal hij op haar aan het wachten zijn? Of is hij al vertrokken richting huis? Met alle chaos die gaande is in het rijk, is het misschien niet heel verstandig om een dag weg te blijven van huis. Al helemaal niet nu haar moeder en de tweeling gevlucht zijn naar een veiligere omgeving. Straks denken ze nog dat er iets met haar is gebeurd, al is de kans dat er ook daadwerkelijk iets gaat gebeuren ook aanwezig. En daar wordt ze steeds bewuster van.
          De geluiden die steeds luider worden, stellen haar ook niet echt gerust. Het klinkt alsof er een flinke groep aanwezig is, niet iets wat ze had verwacht van zo'n mysterieuze taverne. Pas als ze zicht krijgt op de situatie, blijft ze stokstijf staan. Haar ogen gefixeerd op de ring. Haar hart klopt in haar keel en ze voelt dat ze klamme handen krijgt. Haar lichaam is bewegingloos, maar haar gedachten gaan op volle snelheid. Ze probeert zichzelf uit te leggen wat er gaande is, waar ze nou precies is. Maar ze kan er geen touw aan vastknopen. De sfeer, de ruimte, de mensen, het is overduidelijk dat de dames hier niet thuishoren. Dit is niet iets waar ze bij horen te zijn en het gevoel van angst begint te knagen. Het is niet iets voor haar om bang te zijn, maar op de een of andere manier roept deze plek dat toch in haar op. Zo veel mensen die eruit zien alsof ze vreemdelingen iets aan zouden doen en laten zij nou net die vreemdelingen zijn.
          Het eerste wat ze doet als ze weer een beetje bij zinnen komt, is de arm van Rohesia vastgrijpen. Ze moet gewoon even de bevestiging hebben, dat haar beste vriendin naast haar staat. Dat alles oke is. Ze haalt een paar keer diep adem, knippert even en draait dan haar hoofd naar de dame. 'Ik wist niet dat dit echt bestond? Ik had er wel over gehoord, maar dan denk je niet dat het echt is. Het klinkt ook zo ongeloofwaardig, ik bedoel wie doet nou zoiets? Dit kan toch niet Ro? Waarom zouden die mensen dat doen of is het allemaal nep? Misschien is het wel nep en is het allemaal een act! Net zoals het circus of een show, dat kan ook toch? Want het zou toch niet echt zijn? Toch?' ratelt ze, iets luider dan eigenlijk de bedoeling was. Dit resulteert in een paar hoofden die omdraaien en de twee een wantrouwige blik toewerpen. Ze heeft niet eens gehoord wat Ro precies zei, want haar gedachten maken te veel geluid.
          Haar ogen worden groot als ze haar blik weer richting de arena wend. Is dat? Hoe is het mogelijk? 'Ro..Ro..Ro, Ro, Ro,' zegt ze vluchtig terwijl ze aan de mouw van haar vriendin trekt. 'Dat is Elora! Zij heeft mij geholpen toen ik verdwaald was, ze is zo lief, ze kan hier niet zijn. Ze moet hier niet zijn,' zegt ze vastbesloten, terwijl ze al het gevoel van angst wegdrukt. 'We moeten haar helpen Ro, we moeten naar haar toe.' Met een korte knik pakt ze de hand van Rohesia vast en loopt ze aan richting de trappen. Al is het waarschijnlijk niet helemaal slim om dwars door de mensen naar de arena te lopen, maar misschien dat Rohesia haar zal laten zien wat wél een goede oplossing was. Want de dame had een goede weg gevonden, eentje die niet zoveel aandacht trekt, maar Haely heeft dat helaas niet gehoord. In haar hoofd is ze nu alleen nog maar met Elora bezig en hoe graag ze haar hier weg wilt hebben.

    [ bericht aangepast op 24 april 2023 - 19:06 ]








    Tilda
    Wisselkind | Fighting tavern | Cian & Temur





    Tilda was maar half bij bewustzijn toen ze hardhandig in een kooi gegooid werd, maar de scherpe pijn die zich van haar achterhoofd naar haar hele lichaam verspreidde, zorgde ervoor dat ze net zo nuttig was als een lappenpop. Ze lag als een hoopje ellende met haar gezicht naar de vloer. Ze hoorde het rumoer rond zich wel, maar haar geest was ergens anders. Met elke bliksemschicht die zich door haar hoofd knalde, moest Tilda zichzelf inhouden om niet te beginnen schreeuwen.
          De gezichten van haar ouders zaten in haar netvliezen geschroeid. Herinneringen die ze jarenlang weggeborgen - onderdrukt - had, herinneringen waarvan ze zichzelf had overtuigd dat ze niet echt waren, dat ze nooit waren gebeurd. Alcohol op de adem van haar moeder toen ze haar weer eens tegen de muur gedrukt had om in Tilda's gezicht te spugen dat ze een bedrieger was. De harde zool van de laars van haar vader die haar hand tussen zijn voet en de smeulende kolen van het haardvuur verpletterde.
          Bij elke stomp in haar maag, elke slag in haar gezicht, elke sigaarpeuk die op haar arm gedoofd werd, probeerde Tilda terug te denken aan Elora. Elora, die God-weet-waar was. Elora, die misschien wel dood was en ergens in een gracht lag te rotten. Elora, die Tilda eindelijk weer had doen geloven dat goedheid wel degelijk bestond. Elora, die Tilda's leven gered had - meer dan eens.
          Ze wist niet hoe lang ze er lag. Had eigenlijk niet eens door dat haar wapens waren afgenomen, of dat haar lichaam zich weer was beginnen vormen naar het hulpeloze meisje dat Tilda geweest was toen ze jonger was. Ze besefte pas dat haar gezicht nat was van de tranen toen ze iets aan haar oor voelde, een bekende snuffel van een bekend fluwelen neusje hoorde.
          Tilda hief haar hoofd op en wreef in haar gezicht in een poging de tranen weg te krijgen. Niet dat Poe niet sowieso haar emoties aanvoelde. Ze snoof, haar gezicht vlekkerig, en angst vormde zich in haar maag. "Waarom ben je hier, Poe?" zei ze zacht, verwijtend. "Je moest bij Elora blijven."
          Poe trippelde naar Tilda's hand en klom langs de stof van haar mouw naar boven, waar hij in haar hals bleef zitten. Tilda kneep haar ogen dicht in een poging om de slechte gedachten weg te krijgen. Ze bestaan niet. Het is nooit gebeurd. Ze hebben nooit bestaan. Je leven startte pas met Elora. Je bent Tilda. Je moet hier uit geraken. Je moet die documenten op de juiste plek krijgen.
          Verschrikt opende Tilda haar ogen weer en tastte ze naar haar korset, dat nu te groot was voor haar tengere kinderlichaam. Ze liet haar hand onder de stof glijden en moest een kreet van opluchting inslikken. De papieren zaten er nog. Het was nog niet te laat.
          Tilda zuchtte en ging weer met haar rug tegen de koude vloer liggen. Poe ging op haar borst staan.
          "Is... Elora..." begon ze, haar stem te hoog, te kinderlijk in haar ogen. "Toon het me." Poe knikte kort en Tilda sloot haar ogen opnieuw. Haar lichaam werd slap.
          Het was donker. Muf. Ze kon niet goed ademen, werd een beetje door elkaar geschud. Er was rumoer op de achtergrond, gedempt, verder weg. Ze kon geen woorden onderscheiden. En toen voelde ze plots een druk op haar lijf toen ze - nee, toen Poe - uit Elora's broekzak werd getild. De vloer was koud onder zijn kleine pootjes.
          "Ren, kleintje. Zorg dat je veilig bent."

          Tilda opende haar ogen weer en staarde naar de tralies van de kooi die zicht gaven op een donker plafond. Haar lichaam trilde. Elora leefde nog. Maar voor hoe lang? Ze leunde op haar ellebogen en inspecteerde de kooi rond haar, op zoek naar zwakke plekken, stopte toen haar ogen op een bekend gezicht landde.
          Ze sprong behendig overeind en Poe verstopte zich in haar mantel. Voorzichtig liep ze naar de deur van haar gevangenis, dichter naar de man die als bevroren voor haar cel stond.
          "Chess?" zei ze zacht. Tegelijkertijd besefte ze dat dat niet kon, dat Chess dood was, dat het eigenlijk Cian was die voor haar stond, een sigaar in de hand alsof hij zich op een picknick bevond in plaats van op de meest verachtelijke plek die Tilda ooit gekend had. Meer nog, hij stond er alsof hij belangrijk was. Ze merkte het aan de manier waarop andere wachters hem steelse blikken toewierpen, aan de manier waarop zijn schouders zo ontspannen waren - totdat hij haar in zijn zicht kreeg en verstijfde.
          De herinneringen aan haar ouders verdwenen plotsklaps. Het vuur dat zo-even nergens te bekennen was geweest, ontwaakte opnieuw in Tilda's borst. Ze voelde hoe haar beenderen zich opnieuw schikten, uitrokken, hoe haar spieren steviger werden, haar vingers langer, haar gezicht hoekiger. Ze hoorde het knarsende geluid van haar veranderende skelet in haar oren en het deed een rilling langs haar ruggengraat lopen. Het deed verschrikkelijk veel pijn, maar Tilda gaf geen kik. Haar ogen waren bliksem. Hier stond geen kind meer.
          "Cian," zei ze, haar stem koud. Voordat ze iets meer kon zeggen, verscheen een tweede man naast Cians gestalte. Nog een bekend gezicht. Ze had hem een paar dagen terug gesnapt in het bos, maar ze wist zijn naam niet. Hij zou haar niet herkennen in deze gedaante, als hij al de moeite deed om haar aan te kijken. Hij zag eruit alsof hij het liefst zo snel mogelijk wilde wegrennen. Lafaard.
          "Cian, wat is dit in hemelsnaam voor een plek? Waarom moest ik zo snel komen?"
          "Een kerkhof," beantwoordde Tilda de vraag in Cians plaats, haar gezichtsuitdrukking nog steeds gevaarlijk. Ze had niet door dat haar nagels zich in de huid van haar handpalmen boorden. "De lijken hebben alleen nog niet door dat ze dood zijn." Ze verplaatste haar blik opnieuw naar Cian. "Cian." Het klonk meer als een scheldwoord dan als een naam. "Zeg me godverdomme nu wat jij en die klotewachters van je met Elora gedaan hebben of ik zorg ervoor dat je weer eens dag tegen je broer kunt zeggen."

    [ bericht aangepast op 24 april 2023 - 20:25 ]


    help

    Did you forget everything I'll always remember?

    Rohesia Wendelin






          26      ✦      Wendelin's Shop Owner      ✦      The Market -> Taverne      ✦      With Haelyn

    Ieder vleugje triomf, iedere trekje in haar gelaat dat een glimlach op haar gezicht weet te tonen, verdwijnt op het moment dat Rohesia onder ogen komt wat er daadwerkelijk in de Taverne gaande is. Verscholen meters onder grond, waar niemand het direct zou kunnen verwachten, ligt een volledig vechtring verborgen. Rohesia’s hart bonkt luid, maar dit keer niet vanwege een dosis gezonde goede zenuwen, maar de ietwat gevaarlijke variant. Ongemak nestelt zich diep in haar buik en enige kleur is uit haar gezicht onttrokken waardoor ze bleek van schrik is. Het is uiteindelijk het beeld van de jonge elf dat zich op haar netvlies brandt; gehavend en gewond, als hij aan zijn enkel als een lappenpop wordt weggesleurd. Een herinnering dat ze niet lang zal vergeten en God mag weten wat ze hier nog meer gaat aantreffen. Echter, wanneer Haelyn haar arm beetpakt spoelt er een golf schuldgevoel door de brunette heen. Ze hadden hier niet moeten komen. Ze horen hier niet te zijn. Ze had Haelyn niet zo ondoordacht met zich mee moeten sleuren, maar hoe had ze dit kunnen verwachten? Wat moest Cian hier überhaupt?
          In een tevergeefse poging probeert Rohesia tot Haelyn door te dringen, maar aan alles kan ze zien dat deze een paar tellen nodig heeft om terug op aarde te landen nu ze op de meest verrotte plek zijn beland. De geluiden om hen heen; het gejuich en gejoel, de aansporing om twee wezens die tegen elkaar zijn gezet op de vuist te laten gaan. Rohesia probeert het misselijk gevoel dat de gedachten alleen al weet op te wekken, te verdrijven door een keer flink te slikken.
          ”Ik wist het ook niet,”prevelt ze vervolgens zacht, pogend om niet rond te kijken. Desondanks doet ze dit wel. Hierdoor kan ze nog net zien hoe de deur gesloten wordt vlak nadat de jonge elf erachter is verdwenen. De dwingende stemmen in haar hoofd, degene die haar dwongen juist de andere kant op te gaan, smeken haar nu om via die weg bij de ring vandaan te gaan. “Nee, ik weet het, Hae. Dit kan inderdaad echt niet, het is walgelijk en onmenselijk, maar nu op dit moment zijn we niet op de juiste plek om daarover iets te zeggen.We moeten hier weg,” fluistert Rohesia zacht. Wanneer ze in de gaten krijgt dat enkele mensen hun hoofden al in hun richting draaien, gaat er een klein alarmbelletje in Rohesia’s bewustzijn af. Het was niet nep. Niets was nep van wat hier gebeurde. Het bloed, de geur. De geluiden van huid op huid welke een visueel beeld weten te stellen. De gevechten waren echt. De tegenstanders zijn levende wezens, ieder met hun eigen ziel. En ze werden tegenover elkaar gezet om te overleven. Rohesia krijgt het dan ook niet voor elkaar om een geruststellende leugen over haar lippen heen te werpen in een poging haar vriendin gerust te stellen. Niet tegen Haelyn. Niet nu ze er zo door aangeslagen is en enige hoop probeert te vinden in iets dat slechts een illusie is.
          ”Laten we die kant op gaan, oké? Misschien dat we daar —”
                Wanneer Rohesia opmerkt hoe Haelyn’s ogen zich vergroten, iets van enige angst zich in de diepte van haar poelen vormt, naast de herkenning die er doorheen sijpelt, kijkt de brunette naar opzij om Haelyn’s blik te volgen. Resoluut begint de roodharige jonge vrouw aan Rohesia’s mouw te trekken — smekend, wanhopig haast. In het midden van de arena spot Rohesia twee figuren, een daarvan moet een bekende zijn, maar wie? Aan de angstige houding te zien, de paniek pulserend door de lucht heen en de woorden van Haelyn hoeft Rohesia niet lang te gokken wie van de twee een kennis of vriendin is. Opnieuw slaat haar hart enkele pijnlijke slagen. Waarom? Waarom moest dit zo, op deze manier?
          ”Ik weet het, ik weet het,” reageert Rohesia ondertussen, pogend zo haar beste vriendin tevens ook te sussen. Meerdere blikken worden opnieuw hun kant op geworpen en de drang om eraan te snappen stijgt met de minuut die voorbij gaat. Ze moeten hier weg. In ieder geval weg uit het open zicht waar ze nu zijn beland, naar een plek toe waar ze het hopelijk een klein beetje tot bezinken kunnen laten hopen. “Haely, ik denk echt —” Woorden worden overstemd als Haelyn verder aan het ratelen gaat en ze zonder na te denken Rohesia’s hand pakt om haar met zich mee te trekken. De instinctieve drang om iemand te beschermen, om diegene in veiligheid te brengen, is herkenbaar. En daar waar Haelyn eruit ziet alsof ze de vechtring wil bestormen, is Rohesia van plan dit niet zomaar te laten gebeuren.
          ”We maken geen schijn van kans, Hae,” fluistert ze dan ook. “Ik wil haar helpen, echt waar, maar dan moeten we eerst iets verzinnen.” Zachtjes trekt Rohesia haar arm terug, maar niet voordat ze soepel de grip zodanig weet te verplaatsen dat zij nu Haelyn met haar meetrekt. Vlak voor ze deur bereiken waar Rohesia haar oog op heeft laten vallen, draait ze zich om naar de roodharige schone achter haar. Zachtjes pakt ze met twee handen haar gezicht vast, pogend haar blik te vangen zodat ze deze kan vasthouden als ze de volgende woorden uitspreekt; “We zijn maar twee simpele vrouwen, niet sterk genoeg om het tegen hen op te nemen. Als we je vriendin willen helpen, moeten we er eerst voor zorgen dat we zelf niet gepakt worden, oké?” Zwakjes dwingt Rohesia haar mondhoeken iets naar omhoog in een poging een bemoedigende glimlach te tonen. De werkelijkheid was echter daar met dat ze geen enkel idee had wat ze nu precies moesten, maar misschien konden ze daar iets op verzinnen zodra ze achter waren.
          ”Kom.” Zachtjes pakt Rohesia Haelyn’s hand weer vast en leidt ze haar mee in richting waar ze de elf heeft zien verdwijnen. Nauwlettend kijkt Rohesia rond en telt ze in haar hoofd de paar bewakers die ze zo al op de uitkijk ziet. De geluiden beneden vanuit de vechtring probeert ze uit alle macht te negeren, wetende dat ze dit anders nog dagenlang gaat blijven horen. Zodra Rohesia er zeker van is dat niemand hen in de gaten heeft, de mensen hun aandacht al lang en breed weer op het gebeuren te midden van de ring gelegd hebben, plaats ze haar vrije hand op de klik van de verlaten deur. Voor een paar tellen sluit de brunette haar ogen, verstevigd ze haar grip rond Haelyn’s hand wat meer. Wat als de deur niet eens open ging? Wat als ze daarachter helemaal niets aantroffen — of juist alles dat ze beter niet hadden kunnen zien? Om te voorkomen dat ze aan het twijfelen raakt dwingt Rohesia in de daaropvolgende tel resoluut de klink naar beneden, waardoor de deur na een stroeve poging alsnog open gaat.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Lizzy

    Magiër / @ de arena met Elora





    (16+ ivm gory stuff)

    Een vrouw zat opgekruld in een kleine kooi. Ze was gehuld in een smerig vod en bedekt onder een net zo smerige cape. Het was pikkedonker, de vloer koud en nat. In de andere kooien werd zacht gemompeld. Het wemelde van het ongedierte, aangetrokken door geïnfecteerde wonden en rottend eten. Lizzy’s portie was al beschimmeld toen ze het kreeg. Wraak omdat ze die varkens had wijsgemaakt dat ze syfilis had om onder de verkrachtingen uit te komen. Ze had de bultjes zorgvuldig nagemaakt met haar eigen bloed.
    Toen na drie gevechten eindelijk de aap uit de mouw kwam, vreesde ze voor haar leven. Het was de voorman die haar redde door iedereen op z’n flikker te geven omdat ze hun troef buiten spel zouden zetten. Lizzy had namelijk een reputatie opgebouwd in de arena. Ze kon onmogelijk een goed gevecht leveren als het bloed er aan alle kanten uit gutste. Ze was niet bijzonder sterk, maar wel snel en bereid om hier vuil spel te spelen om te winnen.
    De eerste keer dat zij iemand doodde, deed ze het om haar vrijheid te winnen. Het bloederige beeld van de man zijn oog op haar dolk achtervolgde haar nu nog. De tweede keer deed ze het louter om in leven te blijven, want de belofte van vrijheid bleek voor haar niet meer dan een wassen neus. Het volk kon ’t niet schelen zolang ze maar werden vermaakt en ergens op konden wedden. Het derde gevecht werd onderbroken, maar niet voordat Lizzy een verborgen glasscherf in haar tegenstander zijn zij jaste. De infectie werd zo erg dat hij later door de wachters werd gedood en vervolgens voor hun ogen aan de honden gevoerd. De volgende dag had iemand zich opgehangen. Toegegeven, als Lizzy dit van tevoren wist had ze de man meteen afgemaakt.
    Gerammel aan een deur trok nu haar aandacht. Het zachte gemompel stierf weg terwijl twee mannen naar binnen stapten en haar kooi openden. Ze gaf de verzwakte weerwolf in de kooi tegenover haar gauw een sadistische knipoog. ‘Ik hoop dat ik tegen jou mag.’ Tot haar verbazing antwoordde zij met een grijns: ‘Ik ook.’

    ‘Opschieten.’ De mannen trokken dan Lizzy overeind en namen haar mee naar een andere kooi, eentje die de toeschouwers konden zien en er beduidend beter uitzag. Ze hoorde de welbekende herrie en kon de toespraak van die gore Richard inmiddels dromen. Ze wist alleen niet wie haar tegenstander zou zijn.
    Dan kreeg Lizzy zowel een speer als een dolk in handen gedrukt, iets wat haar een oneerlijk voordeel zou geven. Haar ogen flitsten naar de bewakers uit stomme verbazing. Wat was hier aan de hand?
    ‘Wij hebben ook gewed. De ring in jij,’ zeiden ze grijnzend.
    Het kabaal van de arena wende nooit. Het leken net een stel jachthonden, hoewel Lizzy ervan overtuigd was dat ze meer blaften dan beten.
    Tegenover haar stond een onbekende vrouw letterlijk te trillen van angst, smekend voor haar leven. Een kleine elf die ze nog nooit eerder had gezien. Zonde. Ze zag eruit alsof ze door een zuchtje wind omver kon worden geblazen en eerlijk gezegd vroeg Lizzy zich af of dit een grap was. Verrassingen waren altijd onaangenaam. Ondertussen wachtte het publiek af. Een paar mensen vlakbij de ring gromden gefrustreerd.
    Wat Lizzy nu voorzag was gemanipuleerd spel en een deuk in haar reputatie. Voor wie dat voordelig zou zijn kon haar niks schelen, ze hapte niet toe.
    ‘Ik ben niet jullie pion.’
    Dan haalde ze diep adem en liep op de jonge vrouw af. Ze pakte haar hand, legde de speer erin en sloot hem weer. Vanuit het publiek klonk verbazing.
    ‘Je bent kleiner dan ik, daarom krijg jij deze. Denk aan de vrienden en familie die je nooit meer zal zien als je verliest.’ Ze sprong naar achteren en maakte een pirouette. Ze schreeuwde idolaat: ‘Dit is onze speeltuin! Er zijn geen regels hier, strooi met zoveel magie als je wil! In deze kooi zijn we vrij! Dus kom maar op, ik laat je zien wat ik kan!’
    Ze sprintte op de elf af met getrokken dolk.


    No growth of the heart is ever a waste


    Elrian

    "Of je wilt het niet weten, of je wordt echt heel erg in bescherming genomen, maar er zijn rebellen die de stad bedreigen. Natuurlijk zijn we bang dat één van hen het kasteel in weet te sluipen om daar schade aan te richten. Hoe goed je ook denkt getraind te hebben, je zal altijd kwetsbaar zijn omdat je een belangrijk doelwit bent. Hoe goed je ook bent, je zal nooit altijd van een sluipmoordenaar winnen. Daarom dat wij er zijn en zo gigantisch op onze hoede. Als jou wat overkomt onder mijn toeziend oog, ben ik dood." Elrian keek bedachtzaam na de woorden van Temur en wist niet goed wat hij terug kon zeggen. Hij wist wel dat Temur ergens een punt had, maar dit zou hij nooit snel toegeven. Hij wist zelf ook wel dat hij nog niet zo goed getraind is om ieder gevaar te herkennen, of om iedere voetstap en beweging te kunnen horen...
    "En nu gaan we trainen."
    -
    Elrian ontweek nog net de slag van Temur, maar meer kwam er ook niet, omdat er een knecht het veld op kwam rennen. Elrian zuchtte zacht en nam een rusthouding aan.
    "Temur, ik kom met een boodschap van Cian. Hij vraagt je om direct naar de afgesproken ontmoetingsplaats van vanavond te komen. En direct is nu, dus kom graag met me mee naar de stallen, ik heb hen je paard al laten zadelen."
    Nieuwsgierig luisterde Elrian naar het gesprek, maar hij werd er niet wijzer uit.
    "De plicht roept," vermeldde Temur dan ook en hij gaf het oefenzwaard aan de knecht. Elrian volgde het voorbeeld en deed dit ook. Hij had sowieso geen zin meer om alleen de trainen.
    "Als je zo vriendelijk wilt zijn om dit op te ruimen? Ik weet mijn weg naar de stallen en de plek waar ik met Cian zou afspreken," hoorde hij Temur tegen de knecht zeggen en Elrians nieuwsgierigheid wakkerde aan. Welke plek? Wat voor afspraak. Waarom?
    "Elrian, onthoud alsjeblieft wat ik je net vertelde en ga terug naar het kasteel." Het leek wel of Temur zijn gedachten lezen kon. Bedachtzaam keek Elrian de ridder voor zich aan en hij moest een ondeugende blik verdrukken.
    "Natuurlijk," sprak hij dan ook uit, de grijns uit zijn stem proberend te onderdrukken. Hij keek Temur na toen hij weg liep.

    "Moet je niet ergens zijn?" vroeg Elrian de knecht, toen hij merkte dat de knecht bleef staan. Hij schudde zijn hoofd en Elrian sloeg zijn armen over elkaar.
    "Ik breng u terug naar het kasteel, mijn prins," zei de knecht en Elrian trok een wenkbrauw op.
    "Ik wil helemaal niet naar het kasteel, ik wil nog even een rondje binnen de kasteelmuren lopen. Of is dat niet toegestaan?"
    "Jawel, maar-", "Nou dan," onderbrak Elrian de knecht en hij liep langs hem heen.
    "Prins, u kunt beter naar binnen gaan. De laatste tijd is het erg onrustig in en rondom het kasteel. Het is niet veilig." Elrian zuchtte diep en draaide zich om. Als hij achter Temur aan wilde moest hij nu echt opschieten.
    "Een rondje, meer niet. Je wilt toch niet dat ik de koning vertel dat je zijn zoon niet gehoorzaamd?" Hoewel hij deze kaart al tijden niet meer wilde spelen, had hij geen andere keuze op dit moment.
    Toen de knecht stil bleef snoof Elrian een keer.
    "Precies. Ik ga nu een ronde lopen. Alleen." Nog voor de knecht iets kon doen nam Elrian de benen. Hij liep wat sneller om de knecht af te schudden, want hij had gehoord hoe deze toch achter hem aan was gelopen. In een steek verstopte hij zich achter een paar kratten, tot de knecht niet meer te zien was.

    Hij snelde de steeg uit en keek om zich heen, nog kort zag hij een glimp van de uitrusting van Temur en hij sloop achter hem aan.
    Het was best een eindje lopen en nog buiten de kasteelmuren ook. Toen ze aankwamen bij de taverne keek Elrian verward om zich heen. Wat moest Temur bij de taverne doen? Als hij gezellig met Cian wat ging drinken zou hij dit toch wel gezegd hebben?
    Toen Elrian Temur met 2 bewakers zag praten verstopte hij zich snel achter wat balen hooi.
    "Ik kom hier op uitnodiging van de ridder Cian," hoorde hij Temur zeggen en hij nam de woorden in zich op. Hij moest en zou ook naar binnen komen, alleen hij wist zeker dan hij zonder vermomming niet binnen zou komen... Hij kon het proberen, maar dan zou hij per escorte naar het kasteel gebracht worden, dat wist hij zeker.
    "Tweede gang naar rechts en dan de trap naar beneden. Vraag daar verder naar Cian, iemand weet vast waar hij is."
    Tweede gang rechts, naar beneden...
    Toen Temur naar binnen was glipte Elrian weg. Hij onthield waar hij was en sprintte terug naar het kasteel. Hij kende nu ondertusse alle geheime weggetjes wel en wist dat hij niet snel een bewaker tegen zou komen op deze route.
    Hij ging zijn vertrek in en liep naar de kledingkast. Hij opende deze en pakte er verschillende gewaden uit. Overal stond het koninklijke schild op. Hij zuchtte diep en keek bedachtzaam rond. Hij keek bedachtzaam rond en lachte toen hij een mes zag liggen. Snel pakte hij deze op en nam een van de gewaden, waarna hij het herkenbare schild eruit begon te snijden. Echter bleef er een groot gapend gat over en hij bromde een keer.
    "Wacht even," mompelde hij tegen zichzelf en hij liep naar het bureau bij het raam. Had zijn knecht niet laatst kleding gemaakt? Hij trok op goed geluk alle laden open en bij de laatste kwam een naald en wat draad tevoorschijn.
    "Ik wist het," zei hij vastbesloten en hij snelde terug naar het gewaad, plantte zichzelf op de grond neer en begon het kledingstuk de naaien.

    Na maar liefst 7 keer in zijn duim te hebben geprikt, 5 keer het draad kwijt te zijn geweest en 1 keer zijn eigen shirt vastgenaaid te hebben had hij het voor elkaar gekregen het gat te dichten. Trots liet hij het gewaad over zijn hoofd glijden en zette hij de capuchon op zijn hoofd. Hij keek in de spiegel en trok hem nog wat meer over zijn ogen heen. Zo zou zijn niet snel herkent worden, toch?
    "Ik kom hier op uitnodiging van de ridder Cian," herhaalde hij de woorden van Temur, met een wat diepere stem. Hij grijnsde en opende het raam, waarna hij naar buiten klom.

    Aangekomen bij de taverne deed hij zijn capuchon nog even goed voor zijn ogen en liep op de bewakers af. Hij zag dat de bewakers elkaar even aankeken.
    "Ik kom hier op uitnodiging van de ridder Cian," zei Elrian toen zo zelfverzekerd mogelijk, maar hij had het gevoel dat de bewakers het niet serieus namen.
    "En wij komen voor de koning," lachte de linker. Elrian balde zijn vuist en ademde even diep in. Hij zou zo niet binnen komen... Hij draaide zich om en liep weg. Tot zijn ergernis hoorde hij de bewakers met elkaar lachen. Hij keek naar het dak en beet op zijn lip. Hij kon ook door het dakraam klimmen... Het was er druk, maar er moest een mogelijkheid zijn om ongezien binnen te komen.



    Heb bewust nog niet geschreven dat hij binnen is, misschien dat iemand hem kan helpen ^^


    Ich liebe dich 27.12.23

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Taverne| With Rohesia


    Are you sure you're okay?
    I’m your friend, I'm here to help.




    We have to get inside.



    Iemand had haar moeten waarschuwen. Haelyn hoort hier niet te zijn, de geuren, geluiden en mensen, alles is verschrikkelijk. De harde realiteit wordt als een deur in haar gezicht geslagen. In één klap lijkt alles anders. Een aantal mensen had ze eerder op de markt gezien, zo vriendelijk en behulpzaam en nu? Nu zitten ze te juichen, hunkerend naar bloed. Alsof hun ware identiteit ineens naar boven kruipt. Hoe meer ze erover nadenkt, hoe erger het wordt. Gelukkig begint Rohesia weer te praten en stoppen haar nare gedachten. Haar beste vriendin weet haar wakker te maken, waardoor ze haar ogen afwend van Elora. Hoe graag ze haar ook wilt helpen, Ro heeft gelijk. Ze maken geen schijn van kans.
          Haelyn weet niet eens wat ze van plan was te doen. De arena bestormen als een kip zonder kop? Tegen mensen schreeuwen dat ze haar moeten laten gaan? Smeken om hulp? Dat zou zeker niet werken, niet als ze ziet hoe vastberaden deze mensen zijn. Ze willen een gevecht zien, kosten wat het kost. Op dit moment kost dat een goed persoon, Elora verdient dit niet. Als die mensen is zouden weten hoe vriendelijk de dame is, dat ze haar heeft geholpen toen niemand er was. Krachten of geen krachten, zij was er voor haar.
          Een zachte zucht rolt over haar lippen voordat ze zich omdraait en mee laat trekken door Ro. 'Je hebt gelijk,' mompelt ze zacht. 'We moeten eerst iets verzinnen.' Nu vallen haar ogen op de deur die de brunette eerder benoemde. Het ziet er niet heel veelbelovend uit, het lijkt wel alsof er bloed aan zit... Voordat ze de tijd heeft om dat verder te inspecteren, voelt ze de warme handen van Rohesia tegen haar wangen. Haar ogen vinden de blauwe kijkers van haar vriendin. 'Oke,' knikt ze bevestigend, waarbij ook haar mondhoeken een klein stukje omhoog krullen. Het is niet veel, maar het is toch iets. Het zou inderdaad niet verstandig zijn als ze gevangen zouden worden, wie weet wat er dan met hen zou gebeuren. Straks moeten zij nog in de ring.
          Ook Haelyn knijpt iets harder in de hand van Rohesia, om haar zo wat te bemoedigen. Ze voelt een misselijkheid opkomen, waarbij ze de drang om te braken onderdrukt. Dit is nou niet het moment om te gaan overgeven. Zolang ze gewoon doet alsof ze de geluiden niet kan horen, moet het vast goedkomen. Onbewust is ze al meer door haar mond gaan ademen, in de hoop zo de vieze geuren zo min mogelijk te ruiken.
          Langzaam duwt ze haar hoofd naar binnen als de deur wordt geopend. Het is een stuk donkerder daarbinnen, wat kippenvel op haar arm laat verschijnen. In een seconde besluit ze dat het vast niet erger kan zijn dan het tafereel hierbuiten en dus stapt ze naar binnen. De hand van Rohesia houdt ze stevig vast terwijl ze haar ogen laat wennen aan het donker. In de hoek van de ruimte ziet ze schaduwen op de grond liggen, vol afkeer trekt ze haar neus op. De geur bevestigt haar vermoedens, waardoor ze snel weer wegkijkt, voordat haar ogen meer kunnen zien. De geur van rottend vlees is onuitstaanbaar. Ze weet precies hoe dood ruikt en heel de kamer stinkt ernaar. Het laatste wat ze wilt, is de lichamen zien. Ze weet namelijk dat ze anders nooit meer zal kunnen slapen. Na het rechten van haar rug, zet ze snel een paar stappen in de andere kant, waarbij ze Ro wat met zich mee trekt. 'Dit is niet goed Ro, dit is erger,' fluistert ze, niet wetend of iemand anders hen zal kunnen horen. Als ze de lange slecht verlichte gang ziet, weet ze dat er meer is. Er staan tientallen kooien, ieder met een vage schaduw erin. Zij leven nog wel, maar wie weet voor hoe lang.

    [ bericht aangepast op 28 april 2023 - 16:34 ]

    Did you forget everything I'll always remember?

    Rohesia Wendelin






          26      ✦      Wendelin's Shop Owner      ✦      The Market -> Taverne      ✦      With Haelyn

    Terwijl Rohesia de sussende woorden tegen haar beste vriendin uitspreekt, merkt ze op hoe ze langzaam maar zeker tot de roodharige dame door weet te dringen. Rohesia weet maar al te goed hoe de allesoverheersende drang om iemand te hulp te schieten te werk gaat — hoe alles en iedereen daarom heen vergeten wordt, als niet belangrijk beschouwd omdat er maar één doel is dat telt; diegene helpen waar het kan. Maar zij, twee simpele zielen met niets minder dan wat menselijke krachten, zijn niet sterk genoeg om hier doorheen te breken. Rohesia weet gerust wel wat rake klappen uit te delen, of hoe ze een paar ballen terug de hoogte in kan schieten bij een bewaker, maar daar houdt het bij op. De gevechten die gaande zijn in de gevechts ring te midden van de arena zullen haar ondergang zijn, net als dat van de magische wezens die er in gesleurd worden — waar ze zullen moeten vechten om te overleven.
          ”Het spijt me,”fluistert Rohesia zacht, eens Haelyn toegeeft en ze een mager glimlachje weet te tonen. “Oké,” herhaalt de brunette zacht, alvorens ze Haelyn’s gezicht loslaat en haar hand terug in de de hare laat glijden. In haar vlugge poging om uit het zicht te geraken, weg van de oplettende ogen van mogelijk enkele bewakers die hen in de gaten krijgen, heeft Rohesia het bloed op de deur niet gezien. De rode vegen, welke een waarschuwing zouden moeten zijn om de ruimte daarachter niet te betreden, ontgaan haar daardoor volledig. Pas wanneer beide dames door de door heen lopen, beseft Rohesia opnieuw dat ze hier niet hadden moeten zijn.
          ”Oh mijn hemel, wat is —”
                Een golf van misselijkheid overspoelt Rohesia. De deur achter hen valt dicht, de klik die het slot maakt een welke lijkt te galmen door de lange, brede gang. De grond onder hen was nog vuiler dan dat deze binnen bij de arena is; natter en plakkeriger. Echter, daar waar Haelyn wijselijk een andere kant op kijkt, maakt Rohesia de fout om te zien waar de intense stank van dood en verderf vandaan komt. Het beeld dat ze aantreft is misselijkmakend. In de uiterste hoek van de brede gang, dat uit lijkt te lopen tot een smalle kamer aan de linkerkant, ligt een flinke bult. Rohesia ziet handen, voeten en benen uitsteken. Bleke, grauwe en grijze huidskleuren, getekend met broze en beurse plekken of diepe verwondingen. Een geur van ontbinding, maar ook braaksel en ontlasting. Ogen die dicht zitten, een enkeling die met een holle, dode blik voor zich uitstaart. Rohesia’s maag komt in opstand en de hand waarmee ze dat van Haelyn vasthield verplaatst zich naar haar buik in een poging deze te kalmeren.
          ”Dit kan niet echt zijn,” weet Rohesia nog uit te brengen, vlak voor ze begint te kokhalzen en ze zich hoestend wegdraait van het tafereel. Resoluut wil de brunette haarzelf volledig omdraaien, vecht ze met man en macht tegen de instinctieve drang om haar maaginhoud ergens in de hoek te dumpen, maar in de snelle draaiing die ze maakt merkt ze tevens de jonge Elf op, waardoor ze halverwege stopt. Alsof hij slechts een oude zak afval is, is hij in de hoek gedumpt. Zijn lichaam levenloos op de grond, vertonen geen enkele teken van leven meer. De zwakke glinstering voorgoed verdwenen uit zijn eens zo heldere kijkers. Hij was dood, en waarom? Voor het plezier van andere mensen, voor het vermaak van een stel uit de hoogte geplukte piefjes?
          ”Dit is de hel op aarde,” fluistert Rohesia terug tegen Haelyn als ze diens woorden hoort. Dit was inderdaad erger, veel erger. Dit was niet eens meer normaal, verreweg van iets dat menselijk te noemen was. Tranen prikken in Rohesia’s ogen als deze opwellen bij het zien van de jonge Elf, wie minuten geleden nog enigszins in leven had geleken, en een gevoel van onmacht nestelt zich diep in haar eigen wezen. “Laten we een uitgang zoeken,” brengt Rohesia met hese keelklanken uit, vechtend nog steeds tegen de golf misselijkheid die zijn weg naar buiten poogt te vinden. Met haar hand voor haar mond geslagen loopt Rohesia weg van de dode lichamen, weg van het beeld dat haar voorlopig nog in gedachten zal blijven achtervolgen. De geur die niet zomaar meer uit haar neus zal verdwijnen en een teistering zal blijven voor wat ze zojuist heeft gezien. Ergens verloren aan de zijkant van de gang vind Rohesia met behulp van Haelyn een oude houten emmer en terwijl ze door haar hurken heen zakt om er boven te hangen breekt het klamme zweet bij de brunette uit.
          Hoe kon dit? Waarom gebeurd dit en waarom. . . Cian. Met een bleek getrokken gezicht kijkt Rohesia op van de emmer en recht voor haar uit. Om daar te zien hoe de andere kant van de gang verder uitgestrekt is, meters lang de diepte in alsof er geen einde aan lijkt te komen. Met aan een zijde alleen maar kooien; op elkaar en naast elkaar. De ene leeg en verlaten, een ander gevuld met een donkere schim. “Haelyn,” fluistert Rohesia zacht terwijl haar vingers de rand van de emmer steviger omklemmen, tot haar knokkels spierwit worden en ze haar maag alsnog tot kalmte dwingt.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Haelyn Meira Canouville
    The farmer • Human • 21 years old


    Outfit | The Taverne| With Rohesia


    Are you sure you're okay?
    I’m your friend, I'm here to help.




    We have to get inside.


    Haelyn kan door de reactie van haar vriendin al raden wat er zich in de hoek bevond. Haar gedachten hadden toch gelijk. Ze is nu enorm blij dat ze haar blik op tijd heeft weten af te wenden, want waarschijnlijk had haar maag dat niet volgehouden. 'Inderdaad, het is niet normaal,' fluistert ze weer tegen de brunette. 'Ik weet niet wat hun bezield, maar het gaat veel te ver.' Nog steeds kan ze niet begrijpen hoe iemand het in z'n hoofd kan halen zo om te gaan met anderen, laat staan juichen en wedden op de vechtpartijen. Het lijkt alsof ze hen niet eens als mensen beschouwen, alsof mensen met een kracht ineens monsters zijn. Niet dat dat een reden is om ze tegen elkaar te laten vechten, ze blijft bij haar standpunt.
          'Goed plan,' knikt Haelyn instemmend als Rohesia voorstelt om een uitgang te zoeken, ze wilt niets liever dan deze plek verlaten. Als de mensen al ziek genoeg zijn om dit te doen, dan wilt ze niet weten wat ze met hun zullen doen. De dame begint steeds meer door haar mond te ademen, om de geuren zo uit haar neus te houden. De misselijkheid lijkt ook een beetje gekalmeerd, al voelt ze de knoop nog steeds in haar maag. Zodra haar vriendin neerhurkt voor de emmer, pakt Hae haar haren bij elkaar om die met een touwtje achter vast te knopen. Dan blijft dat in ieder geval uit de emmer. 'Ik weet het,' mompelt ze fluisterend terug. 'Geen zorgen, we komen hieruit,' knikt ze vastbesloten. Ze geeft Ro een bemoedigend schouderklopje voor ze iets van haar af gaat staan. Het is niet dat ze haar niet wilt helpen, maar ze weet dat ze zelf gaat overgeven als ze het zal zien of ruiken. Dus om dat te voorkomen, houdt ze haar afstand, Ro zal het vast wel begrijpen.
          Langzaam zet ze nog een paar stappen achteruit, niet zo slim, want nu an ze niet zien wat er achter zich gebeurd. Door de slechtverlichte ruimte -en het achteruitlopen- merkt ze niet op dat er een stel benen op de grond ligt. Haar voet blijft hierachter haken, waardoor ze achteruit valt. Een geschrokken kreet verlaat haar mond, waarbij ze verwacht de grond te voelen. Maar integendeel, de jongedame valt namelijk niet op de grond, maar tegen een deur die zich achter het lichaam bevond. Zodra haar gewicht tegen het hout valt, schiet de deur met een klap open. Pas daarna raakt Hae de grond. Een rilling loopt over haar rug. 'Au,' mompelt ze met een blik vol afschuw. Is ze nou serieus over een lijk gestruikeld? Een dood persoon heeft onder haar voeten gezeten. De verschrikkelijke gedachten geven haar kriebels, wie doet nou zoiets? Haar gezicht trekt wit weg als ze het lijk ziet bewegen, niet wetend hoe zoiets mogelijk is. Het kost haar dan ook een goede twee seconden voor ze zich beseft dat de persoon nog leeft en dat die persoon nu achter haar aan gaat komen. Vluchtig probeert ze zich overeind te duwen terwijl de bewaker begint te spreken. Een boze mompel rolt over zijn tong. 'Tony ik zei toch dat je me-.' Zijn stem stopt als zijn ogen in de hare staren. 'Jij hoort hier niet te zijn.'

    Did you forget everything I'll always remember?

    Rohesia Wendelin






          26      ✦      Wendelin's Shop Owner      ✦      The Market -> Taverne      ✦      With Haelyn

    Rohesia kan het water in haar mond voelen lopen. En dat niet vanwege iets lekkers en zoets, of een maaltijd waar ze naar uitkijkt, maar door de misselijkheid die haar maag blijft teisteren. Ze was heus wel wat gewend en door de jaren heen had de brunette beslist wat dingen gezien die ze misschien beter niet had hoeven zien. Zoals nu ook. De bult met lijken was de druppel, tezamen met de geur van ontbinding die haar geurprikkels besloot te martelen was dit net een brug te ver. Rohesia kucht, tracht al slikkend de misselijkheid tegen te houden terwijl haar voorhoofd klammig wordt. Ondertussen hoort ze hoe Haelyn dichterbij komt, eens zij op haar hurken voor een oude houten emmer is gaan zitten. Eén verkeerde geur, nog één misselijkmakend iets en ze zou haar hele maag leeg deponeren in de emmer. Ze moest nu sterk zijn.
          ”Dankje,” fluistert ze zacht met een waterige gloed van een glimlach op haar gelaat als Haelyn haar lange donkere lokken bijeenbindt voor het geval dat en ze haar vriendin een zacht kneepje geeft. Net als zij eerder deed, probeert Haelyn haar nu gerust te stellen. Ze zouden een uitweg vinden, weg van hier — om daar te bedenken wat er hier nu precies heeft plaatsgevonden. Rohesia’s houding verstart echter als ze de kooien ziet; op elkaar gestapeld, langs elkaar gezet over de volle lengte van de lange muur heen. In de meeste gevallen kan ze de donkere gestalten zien zitten, van de wezens die zijn opgesloten. Het duurt even vooraleer ze overeind durft te komen terwijl Haelyn de andere kant op schuifelt, een smalle ruimte in aan de andere kant van de gang. Met de emmer nog altijd tussen haar armen in geklemd lukt het Rohesia om zonder over te geven terug overeind te komen, desondanks vertrouwt ze het onrustig draaien van haar maag nog altijd niet.
          ”Hae, dit is —”
                Een jonge meisje, verscholen in het uiterste hoekje van de kooi waar ze in zit, is naar voren gekropen. De kleding die ze draagt is vuil en afgedragen en haar lange donkerbruine lokken zijn vettig, hangen in slierten langs haar wangen. Haar veel te magere vingertjes omklemmen de vuile tralies en ze drukt haar smalle gezicht zo ver als kan tussen het ijzerwerk door terwijl ze ongemerkt ‘Pas op,’ fluistert. De waarschuwing kwam voor Rohesia echter te laat en voor Haelyn al helemaal. De woorden die ze wil uitspreken tegen haar vriendin, stomme weg op het geluid van een harde plof, gevolgd door een kreet en een klap. Direct draait Rohesia zich om, zoekende — tot ze Haelyn heeft gevonden. En niet alleen de roodharige jongedame, maar nog iemand meer. In vlugge snelheid moet Rohesia zien te schakelen, pogend een helder beeld te krijgen van wat er zojuist precies gebeurd is. Wanneer haar blik op de bewaker valt, die met een woedende blik richting een gevallen Haelyn kijkt, begint het bij de jonge winkelier te dagen.
          ”Jij hoort hier niet,” hoort Rohesia de bewaker nog tegen haar vriendin uitbrengen, terwijl hij al schuifelend overeind probeert te komen. Zijn lochtige lichaam verhindert het echter om soepel omhoog te komen en het feit dat hij slaapdronken is maakt het voor zijn evenwicht erg lastig. Vermoedelijk had de bewaker hier op wacht gestaan en was hij op de grond in slaap gesukkeld — tussen de stinkende geur van de lijken verderop en de angstige blikken uit de kooien waarin verschillende mensen zaten gevangen. De kleine ruimte achter hem, waar Haelyn op de grond is gevallen, moest dienstdoen voor een verwaarloosde keuken. Hoe kon hij het überhaupt voor elkaar krijgen om hier, te midden van alles, een dutje te gaan zitten doen. Hoe was hij bestand tegen deze gruwelijkheden? Nu is echter niet de tijd om erover na te denken. Zodra de man begint te vloeken, zijn worstvinger naar Haelyn uitsteekt met dat ze moet blijven zitten waar ze zit, komt Rohesia in beweging.
          Met haar hart bonkend in een zenuwachtig ritme, de misselijkheid plotsklaps verdwenen nu het instinct tot overleven is wakker geworden, snelt Rohesia op de bewaker af. Maar voor wat? Wat wil zij in haar eentje tegen een beer van een man doen? Rohesia was bekend met de bewakers, of in ieder geval degene die ze buiten (in het dorp) weleens had gezien. Markus was. . . Lichtjes schudt Rohesia met haar hoofd en met de emmer nog altijd tussen haar handen geklemd, besluit ze het voordeel te pakken met dat hij nog half op de grond zit — en dat hij haar nog niet heeft opgemerkt. Of dat is tot hij haar naderende, vlugge voetstappen hoort en enkele opgewonden geluiden uit de kooien achter hen klinken.
          ”Twee van jullie. Waar komen jullie vandaan? Hoe zijn jullie —” moppert en vloekt de bewaker, maar meer tijd om te spreken krijgt hij niet. In een impulsieve handeling neemt Rohesia de emmer tussen haar handen beet, schopt ze de hand weg die hij nu dit keer naar haar uitsteekt en dumpt ze de emmer op zijn kop over zijn hoofd heen. Met een vlaag van paniek kijkt Rohesia naar Haelyn. “Weg hier, nu,” brengt ze al hijgend uit. In het gedempte geluid van de emmer kunnen ze de bewaker beide horen grommen, zijn lange armen maaien alle kanten op, evenals zijn veel te korte benen. “Als ik jullie te pakken krijg — jullie zijn nog niet jarig, horen jullie dat! Blijf staan, stelletje teven.” Tevergeefs probeert de bewaker de emmer van zijn hoofd af te krijgen, maar doordat hij zijn helm eveneens nog droeg is het hout vast komen te zitten om de ijzeren deksel op zijn hoofd. Het zou slechts seconden duren vooraleer de man het gespje onder zijn kin zou herinneren.
          ”Sta op, sta op,” smeekt Rohesia haast paniekerig tegen haar beste vriendin terwijl ze over de dikke bewaker heen naar Haelyn kijkt. Haar eens zo heldere blauwe kijkers vol angst en onzekerheid. Wanneer de roodharige overeind en Rohesia naar haar vriendin toe wil snellen om haar beet te pakken zodat ze weg kunnen rennen, voelt ze hoe een hand als een bankschroef haar enkel omklemt en deze haar moeiteloos onderuit trekt. Ditmaal is een gepijnigde kreet van Rohesia die haar lippen verlaat als ze met een smak voorover op de vieze vloer terechtkomt en zwarte vlekjes kortstondig over haar netvlies dansen.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'