· · ·
R𐌄DMꝊND,
RꝊN𐌀N
❝A 𐌊𐌍𐌉Ᏽ𐋅𐌕 LIVES
TO 𝒮𝐸𝑅𝒱𝐸
TO 𝒫𝑅𝒪𝒯𝐸𝒞𝒯
— TO 𐌔𐌀𐌂𐌓𐌉𐌅𐌉𐌂𐌄.❞
· w/ Odette ·
|
— Met alles dat hij de afgelopen jaren voor zijn kiezen had gekregen, was deze interactie gemakkelijk te negeren ─op sommige punten na dan. Odette wist op enkele momenten, bewust ofwel onbewust, tegen z'n schenen te trappen. Nu zag hij veel mensen als debielen aan, en ondanks dat Odette zonder twijfel een waaghals was, geloofde hij niet dat ze een plank voor d'r kop had. Hij snapte alleen niet waar ze precies op uit was, aangezien iedereen in Rodirraen een bepaald doel voor ogen scheen te hebben.
Het ogenblik dat hij z'n mond opendeed, was hij uiteindelijk te verbijsterd om te reageren. Die meid liet hem serieus de poen houden? Lichtelijk verwijdt waren z’n mosgroene poelen, iets dat vrij snel naar zijn oude, vertrouwde zuurpruim-gezicht wisselde.
“Gestoor─” Afgebroken door de brutaliteit die ze zo schaamteloos ten uitvoer bracht, sloeg hij nog net haar handen niet weg. Had ze enig besef hoe dit voor een toeschouwer eruit zou zien? Laat staan wat het bij hem teweegbracht ─de spieren in z’n nek verstijfden en hij voelde z’n wangen lichtelijk rood worden. Niet dat hij het aan iemand toe zou geven, maar het was al een flinke tijd geleden dat hij wat actie had gekregen en. . . waarom dacht hij daar überhaupt aan? Ze hoorde bij die vieze verraders! Dat was ‘t nadeel, op een zeker moment zag je elke mokkel als publieke vrouwen. Kuchend stapte hij bij haar vandaan, deed hierbij z’n best direct oogcontact te vermijden, en veegde z’n hand door z’n verwilderde haren heen.
“Mooi, mooi”, mompelde hij onder z’n adem door. Met samengeknepen ogen keek hij haar zijdelings aan, pijnlijk bewust van het feit dat het voorstel nu dus rond was, en perste z'n lippen samen toen ze haar streken vervolgde. “Ho, ho, ho, ff dimmen, meissie”, gooide hij er gelijk uit zodra ze de zak erwten over d’r schouder gooide, “Lui kenne’ zeggen wat ze wille’ over me, maar dit laat ik geen enkel grietje dragen.” Ze zou waarschijnlijk toch zo door d’r rug gaan, één tikkie en ze valt om.
Ronan had pas net de zak uit d’r handen getrokken en terug op zijn schouder gegooid toen hij als de bliksem om zich heen keek of iemand haar gehoord had. “Ben je nou helemaal van de pot gerukt!” siste hij, vervolgens een ongemakkelijke glimlach op z’n gezicht plakkend terwijl hij z’n vrije hand over haar mond drukte. “Kom mee, en houd je bakkes ─voordat je ons allebei de dood nog injaagt.” Hij was aan de goot gewend geraakt, dat betekent niet dat hij er hoefde te sterven.
Uiteindelijk had hij haar zo goed als meegetrokken naar z’n taveerne, waar hij zich door een smal steegje naar achteren wurmde en de vervallen deur open trachtte te wrikken. De zak met erwten dumpte hij ergens op de stenen vloer neer en duwde een andere, houten deur open, eenmaal omkijkend of Odette hem daadwerkelijk volgde. Toen hij zeker was dat hij in een gedeelte van de taveerne was gekomen waar de gasten en werknemers hen niet gemakkelijk konden horen, draaide hij zich vliegensvlug om.
“Als ik erachter kom dat je me zit te naaien, ben je nog niet jarig, juffie.” Het buideltje met geld zwaaide hij voor d’r gezicht, een diepe frons tussen z’n wenkbrauwen. “Vermaak je je om m’n sores? Het leven is één grote verkrachting, meid. Ik zou maar oppassen met die grote smoel van jou. Voor je het weet, belandt je nog erge’s ellendiger dan hier.”
Ronan kneep in de brug van z'n neus, zuchtte diep en schudde vervolgens loom met zijn hoofd. Hij wist niet wat hij zich nu weer op z'n nek had gehaald, het enige waar hij op hoopte, was dat zijn geschiedenis hem niet in kwam halen. “Hier ‘s een tip: niemand is te vertrouwe’. Nou, wach' hier, en haal geen problemen op je hals, ja? Ik zal voor water zorgen zodat je jezelf kan wassen.” Hij wilde zich al omdraaien, maar keek haar voor de laatste keer aan. “Heb je schone kleding?”
|