Rudie Avila
Rudie had best vaak gefantaseerd over Elliotts lippen. Over hoe zacht ze zouden zijn, of ze een beetje zoet zouden proeven, of het een vlinderlichte aanraking was of een vastberadenere kus.
Wat daarvan waar was, was onmogelijk te zeggen.
Het was gewoon alsof de wereld even op til sloeg toen Elliots gezicht dichterbij kwam en hij hem kort kuste. Alsof er kortsluiting in zijn hersenen was.
Voordat er een paniekstorm opstak waarin hij zich afvroeg wat hij moest doen en hoe hij moest zoenen, trok de jongen zich alweer terug. Er lag een roze zweem over zijn wangen – al moest dat in het niet vallen bij zijn eigen donkerrode gezicht.
Een beetje onwerkelijk bewogen zijn vingertoppen naar zijn lippen.
Ze tintelden.
Zijn hart sputterde in zijn borstkas, alsof dat nu pas besefte wat er gebeurd was. Hoewel het hem niet lukte om de jongen aan te kijken, glimlachte hij wel van oor tot oor.
‘Dag,’ fluisterde hij bijna onhoorbaar – op van de zenuwen.
Zodra de jongen de deur opendeed, ging Rudie vlug naar buiten, hopend weer een beetje normaal adem te kunnen halen. Hij voelde zich wat licht in zijn hoofd. Zijn gevoelens schommelden tussen euforisch en beschaamd heen en weer, twee uitersten die hem verwarden. Met zijn vingers streek hij over de hand die Elliott net had vastgehouden.
Lieve, knappe Elliott.
Hij kon het nog steeds niet helemaal geloven.
Hij was zo in de wolken dat hij zonder op te letten de weg overstak. Een auto toeterde en hij stapte vlug weer terug de stoep op. Overreden worden was wel een hele trieste afloop van iets wat misschien wel een echte relatie zou kunnen worden.
Hij durfde niet te kijken of de jongen zijn blunder had gezien – al had hij het vast gehoord – en wachtte zenuwachtig tot hij veilig de straat kon oversteken.
Every villain is a hero in his own mind.