Moon hoorde de deurbel rinkelen, maar kon zich niet voorstellen dat er bezoek voor haar was. Waarschijnlijk was het een familielid dat hen zijn medeleven kwam betuigen en niet wilde wachten tot de condoleance die morgen werd gehouden.
‘Moon, het is voor jou!’ klonk de stem van de vader des huizes vanuit de hal. Een zenuwachtige tinteling trok door haar lichaam toen ze van de bank overeind kwam. Zou het Li zijn?
Ze had geen flauw idee wie haar anders zou opzoeken en opeens verlangde ze er heel erg naar om hem te zien. Ze had sinds het ongeluk niets meer van hem vernomen, maar vermoedde dat hij ook door bezorgde ouders binnen werd gehouden.
Haar voeten duwden het tapijt naar beneden terwijl ze zich naar de voordeur begaf, terwijl ze probeerde te bedenken hoe ze zich moest gedragen als Li inderdaad voor de deur stond. Het liefste zou ze hem in de armen vliegen en hem stevig tegen zich aandrukken, maar dat verlangen moest ze uit de weggaan. Ze kon hem alleen met gepaste afstand omarmen, zoals het vrienden betaamde.
Haar hart klopte in haar keel toen ze de tussendeur door stapte en de zenuwen vloeiden weg toen ze een onbekende jongen in de deuropening zag staan, die in de verste verte niet op Li leek.
‘Hé,’ bracht ze een beetje verslagen uit. Het lukte haar niet om haar teleurstelling te verbloemen. Op dit moment had ze even geen behoefte aan een dreuzelvriend die een volslagen vreemde voor haar was.
Ze blikte in de ogen van de jongen, die ouder was dan de jongens uit haar klas – ouder dan zij. Hij had een intense blik in zijn ogen, die haar een beetje van slag bracht, al kon ze niet goed beschrijven waarom. Zijn gezicht straalde dusdanig dat het duidelijk was dat hij blij was om haar te zien en Moon vond het moeilijk dat ze hem teleur moest stellen.
Haar vader leek de spanning tussen hen te bemerken, want hij maakte zich gauw uit de voeten en deed de deur achter zich dicht, zodat het in de huiskamer niet zou tochten, waardoor ze een beetje privacy hadden.
‘Moon,’ bracht de jongen met een geëmotioneerde stem uit, waardoor ze zich nog onzekerder voelde tegenover deze vreemdeling. ‘Mag ik – mag ik binnenkomen?’
Moon knikte een beetje onverschillig, maar was blij toen de jongen de deur sloot en de gure buitenlucht haar niet langer plaagde. Omdat het al begon te schemeren deed ze het lichtknopje aan, zodat een zacht peertje het gezicht van de jongen bescheen. Behalve zijn fonkelende ogen had hij ook een stralende glimlach om zijn lippen.
‘Ik ben hier naartoe gekomen om jou te zoeken,’ vertelde hij, terwijl hij zijn jas uitdeed. Als automatisch pakte Moon het kledingstuk aan en hing het aan de kapstok. ‘Toen ik hoorde dat Morgan niet alleen de heersers hierheen had gestuurd, maar ook mensen die al waren gestorven om ervoor te zorgen dat het nieuwe kwaad de wereld niet uit balans zou brengen, wist ik dat ik je hier zou kunnen vinden. Ik smeekte haar om me hierheen te sturen, zodat je tweede kans op een goed leven niet direct van je af zou worden genomen.’
Moon staarde de jongen aan. Zijn woorden konden niet direct een weg vinden naar haar gedachten. Het was alsof ze nu besefte hoe volslagen idioot zij waren in de ogen van de dreuzels hier.
Ze slikte de brok in haar keel weg toen het langzaam tot haar door begon te dringen wie deze jongeman was. Verder zou er niemand naar haar op zoek zijn gegaan.
‘Luuk?’ fluisterde ze, terwijl tranen van ongeloof ik haar ogen prikten.
Hij knikte en spreidde zijn armen. Moon aarzelde geen seconden en kroop in zijn omhelzing, terwijl ze zich afvroeg of dit geen droom was.
In het dodenrijk had ze naar hem willen zoeken, maar de lusteloosheid om iets te doen was zo’n grote kracht geweest dat het haar nooit gelukt was. Ze was alleen in gezelschap van Li geweest, met wie ze samen was gestorven, en de tijd had zo weinig vat op hen dat ze nooit de noodzaak hadden gevoeld naar Luuk – of naar andere bekenden – te zoeken.
Uiteindelijk liet ze Luuk los en keek ze in zijn gezicht. Met twee handen omvatte ze zijn stoppelige wangen en blikte in zijn glasgroene ogen.
‘Je bent het echt, hè?’ bracht ze overdonderd uit waarna ze hem op zijn wang kuste. ‘Jeetje, wat ben je groot geworden.’
‘Bij mij is de tijd niet stil blijven staan,’ grinnikte hij. Hij streek even langs haar wang. ‘Je bent geen spat veranderd.’
Dat was niet helemaal waar, wist Moon, want ze schitterde niet langer in het maanlicht en droeg geen bloemetjes meer in haar haren, maar dat waren misschien details die niet bij een tienjarige jongen bijbleven.
Ze had zoveel vragen voor hem dat ze niet wist waar ze moest beginnen en vermoedde dat dat ook voor hem gold.
‘Kom, je hebt vast dorst.’
Ze ging Luuk voor naar de keuken, waar ze twee koppen met chocolademelk opwarmde. Daarna liepen ze samen naar boven toe, waar ze op Moons bed plaatsnamen.
Vanuit haar ooghoeken keek ze naar de man, die in zijn chocolademelk blies. Zijn bruine krulletjes vielen een beetje voor zijn ogen en ze kon er niet bij dat dit dezelfde Luuk was als de kleuter die ze op vijfjarige leeftijd uit een oorlogsgebied gered had.
Hij glimlachte toen hij merkte dat ze naar hem zat te kijken en haar wangen kleurden. Ze dacht terug aan haar tijd op Beauxbatons, toen Li ook wel eens een ander lichaam had aangenomen waar ze lang aan had moeten wennen. Zo voelde dit ook.
‘Hoelang ben je hier al?’
‘Gisteren heb ik dit dorp gevonden,’ antwoordde hij. ‘Ik heb bij een meisje overnacht dat een café houdt, maar zodra ik Ignatius zag, ben ik daar weggegaan.’
Moon keek hem onderzoekend aan. ‘Ignatius?’
‘Hij was jonger dan hij als heerser was, maar ik weet zeker dat hij het was.’
Ongemakkelijk schoof ze heen en weer. ‘Ignatius is gisteren gestorven bij het busongeluk.’
‘Dan heeft hij vast een dubbelganger. Hij verblijft in het café. We kunnen er vanavond wel even gaan kijken?’
Moon knikte aarzelend, maar ze kon niet geloven dat het Ignatius echt was. Het moest iemand zijn die op hem leek.
‘Hoe is het je vergaan na – onze dood?’
Luuk tuurde in zijn mok. ‘Ik wist me geen raad, maar ik ben goed opgevangen door Luriane en Felix en zo. Zij hebben voor me gezorgd en toen ik zestien was, ben ik bij het verzet gegaan.’
‘Hoe oud ben je nu?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Vierentwintig.’
‘Ongelofelijk,’ zei ze hoofdschuddend. ‘Vier jaar ouder dan ik.’
Hij grijnsde halfslachtig. ‘Wat is er gebeurd sinds jullie uit het dodenrijk gewekt zijn?’
‘Eerst werden we wakker op Zweinstein.’ Het leek al weer een eeuwigheid geleden. ‘Een Engelse toverschool. We konden het terrein niet af en uiteindelijk was er iemand die ons opdroeg elkaar te vermoorden. Degenen die zouden overleven, konden terugkeren naar hun oude leven. Het was echt absurd. Voordat het echter zover kwam, werden we hier wakker, als dreuzels.’ Ze zuchtte zachtjes. ‘En nu gaan er opeens weer allemaal mensen dood.’
Handenwringend keek ze naar Luuk. ‘Je had hier niet moeten komen! Straks… straks verdwijn jij ook. In jouw wereld was de kust eindelijk veilig.’
‘Dat is mijn wereld niet,’ antwoordde Luuk kalm. ‘Jij bent mijn wereld.’
Een opmerking als deze kwam heel anders over nu Luuk niet langer een kind was en ze draaide de mok ongemakkelijk in haar handen rond.
Luuk leek zich echter van geen kwaad bewust en grinnikte toen hij haar naar haar handen zag turen.
‘Jij hebt mijn werelden geschapen, Moon. Je hebt me de mogelijkheid gegeven om verder te komen in het leven door aan verwoestingen te ontsnappen, maar steeds in een andere wereld terechtkomen heeft veel van me gevergd. Jij was mijn vaste rots, de enige blijvende factor in al die onbekende magische werelden die me overrompelden en die ik maar moeilijk een plaats kon geven. Toen jij weg was, Moon, heb ik me nooit meer echt thuis gevoeld. Je bent als een moeder voor me. Als een zus. Je bent het enige vertrouwde dat ik ooit heb gekend en nu heb ik dat terug.’
Moon had altijd geweten dat ze een belangrijke rol in Luuks leven had ingenomen, maar ze had er niet bij stilgestaan dat het zo diepgeworteld was. Wat als ze de volgende ochtend niet haalde? Zou hij mentaal instorten als zij de volgende was die uit deze wereld werd weggenomen?
‘Het geeft niet, Moon.’ Blijkbaar zag hij waar ze mee worstelde. ‘Dat ik jou en Li heb kunnen zien, doet al zoveel met me dat ik het niet erg zou vinden om hier te blijven. Dit is tenslotte een wereld waarin ik thuishoor. Een magieloze wereld.’
‘Heb je Li al gezien?’ vroeg ze zacht.
Luuk knikte. ‘Ik las in de krant dat hij in het ziekenhuis lag.’
‘Echt?’ Ze keek hem geschrokken aan.
‘Ja, hij was er niet zo best aan toe, maar hij zal er wel weer bovenop komen.’
Moon sloeg haar ogen neer en schaamde zich dat ze dit nieuws te horen moest krijgen via iemand die niet eens uit deze wereld kwam.
Luuk legde een hand op haar knie. ‘Hij vertelde me wat er is voorgevallen tussen jullie. Het spijt me voor je.’
Moon beet op haar lip. ‘Het is gewoon een rotsituatie. Ik had nooit verwacht dat hij een ander zou zoenen terwijl wij nog een relatie hadden. Ik had verwacht dat hij minstens het fatsoen zou hebben om een punt achter onze relatie te zetten voordat hij wilde uitproberen hoeveel hij van Megan hield, maar blijkbaar heb ik me daarin toch vergist.’
Luuk hoorde de verbittering in zijn stem en begreep nu ook beter waarom ze even afstand had genomen, want Li had niet verteld dat hij was vreemdgegaan. In zijn herinnering was Li echter altijd heel eerlijk en rechtvaardig geweest, waardoor hij zich niet kon voorstellen dat het zonder veel strijd gepaard was gegaan. Moon had daar alleen geen boodschap aan: Li had haar op haar ziel getrapt door een ander te kussen en hij wist hoeveel Moon van hem hield. Het was immers niet de eerste keer dat Li haar in de steek liet en hij kon zich herinneren hoe moeilijk ze het had gevonden toen Li haar achter had gelaten, gedoemd om te sterven. Toen ze elkaar weer vonden drieduizend jaar later, had Moon daar ook mee geworsteld en hij kon zich die herinneringen en die twijfels inbeelden.
‘Hij heeft een vergissing gemaakt, maar ik kan me voorstellen dat de emoties in zo’n situatie hoog oplopen.’
Moon keek met betraande ogen een andere kant uit en hij sloeg een arm om haar heen. Nooit eerder was hij bij machte geweest haar te troosten.
‘Ik heb voor hem gekozen, in plaats van voor Matthias. Misschien had ik dat niet moeten doen.’
Luuk vond dat onzin. Matthias was een aardige knul geweest, maar hij was niet zo machtig als Li. Hij had Moon niet zo goed kunnen beschermen als Li, al had Li uiteindelijk ook gefaald. ‘Je hebt je hart gevolgd.’
‘En die heeft me vroegtijdig naar de dood geleid.’
Luuk kneep zacht in haar schouder. ‘De dood was slechts een station, Moon. Het was niet je eindbestemming. Het leven is nu weer verder gegaan.’
Moon legde haar hoofd tegen zijn schouder. Luuk was precies op het moment gekomen dat ze de behoefte had om haar hart te luchten bij iemand. Hij kon haar weer een helder zicht geven, zodat ze niet stil bleef staan bij wat er was gebeurd. Daar zou ze niks mee opschieten.
Ze legde haar hand op de zijne en zuchtte zachtjes. ‘Ik ben vreselijk blij dat je er bent.’
Every villain is a hero in his own mind.