[Ze zijn niet in de kelder, maar in de tuin.]
Memphis
Ik wacht geduldig tot Aurora veranderd is en de connectie tussen ons hersenen voel open glijden.
"Je wil het niet eens met me proberen..."
Ik jammer zachtjes en leg mijn oren plat op mijn kop als ik naast de woorden ook de gevoelens die erbij horen ontvang. Dat wilde ik nou juist vermijden, dat ze zich zo zou voelen.
Voor ik er echter verder over nadenken, glipt een beeld van mij en Aowynn, dichter tegen elkaar staand in de apotheker, mijn gedachten binnen. Gezien het niet vanuit mijn ogen is, weet ik dat het een herinnering is van Aurora. Haar gepiep doet me weer even mijn blik afwenden. Op een langzaam tempo laat ik mijn eigen herinneringen naar haar hoofd vloeien. Hoe Aowynn vloekte dat ze het warm had en hoe ik een toneelstukje opvoerde om verder in de rij te raken en hoe trots ik me achteraf voelde om mijn acteerkunsten. Want dat was, een kleine opvoering, een rol. Wanneer ik me herinner hoe ik Aurora met Jack zag, voel ik weer een steek mijn hart doorboren, alsof iemand er net een ijspriem doorheen geramd heeft en er dan nog eens een flinke tik op heeft gegeven met de hamer. Ik probeer me niet uit het lood te laten slaan en laat de beelden van hoe ik Aowynn's been verzorgde naar Ro sijpelen met de bijhorende gevoelens; puur op de wonde gericht, arrogant omdat ik wel wist hoe het moet, mijn plan in het achterhoofd. Vervolgens geef ik mijn herinnering van eerder die dag, hoe ik Aurora verzorgde; ongerust, bang haar nog meer pijn te doen en gefocust op haar beterschap.
Ik zucht even en kijk -voor zover dat kan- haar verontschuldigend aan als ik merk dat het recht in haar snuit was. Ergens in de verte hoor ik Scar razen, maar mijn aandacht ligt nu even volledig bij Aurora.
"Ik ben bang," spreek ik haar toe, terugkomend op haar eerste gedachte. Heel even speur ik naar de anderen, want dit ga ik haar alleen vertellen als er niemand meeluistert. Wanneer ik zeker ben dat de kust veilig is ga ik verder. "Ik ben bang dat als ik een relatie aanga met iemand uit de roedel dat ik het zal verpesten met mijn eigen stomme gedrag. Ik ben bang om nog iemand te verliezen waarvan ik hou. Ik ben bang van-"
"...En weet je dat je gezegd had je mijn broer wilt zijn? Wel, je bent mijn broer niet en dat zul godverdomme ook nooit zijn!" schreeuwt Scarlet.
Nu gaat ze te ver. In een wip sta ik weer op mijn poten en wandel ik naar haar toe terwijl ze mijn salontafel aan het mollen is.
"Oh, ben ik zomaar een lul die op alles dat leeft en vrouwelijk is kruipt? Hmm? Heb ik vandaag nog niet genoeg bewezen dat ik ook een andere kant heb? Moet ik er een tekeningetje bij maken dat die enkel voor jullie gereserveerd is? Of misschien dringt het gewoon niet in die dikke kop van je door dat ik respect voor jullie heb en niet als een of ander lustobject voor een nachtje beschouw! Weet je wat, Dakota, als je zo graag van me af wil, vertrek dan en bewijs dat ik gelijk heb dat ik geen enkele vrouw van me kan doen houden of op z'n minst kan doen blijven als ze dat wel doet!"
Ik weet dat er uit mijn muil enkel gegrom komt en Scarlet bijgevolg de woorden die het moet voorstellen niet kan horen, nu ze nog in mensenvorm is, maar ik kan de furieuze gedachtenstroom niet tegen houden.
Pas wanneer ik hijgend van woede tot stilstand ben gekomen, besef ik dat ik Scarlet zojuist heb aangesproken met de naam van mijn overleden zus. Jankend baan ik me een weg terug door de kelderdeur, naar buiten, voorbij Aurora, de hele weg achterwaarts tot ik achter het tuinhuis zit verscholen. Eenmaal ik zit, begint mijn lichaam te beven als een riet omdat de pijn, het verdriet en de woede teveel zijn om allemaal tegelijk te bevatten.
Ik heb het verpest. Ik heb Aurora gekwetst, Scarlet haat me en de rest geeft niet eens genoeg om me om op tijd te komen of te horen wat ik te zeggen heb. Misschien zou Jack inderdaad een betere leider zijn. Al mijn goede bedoelingen hebben een averechts effect. Ik verdien de steun van mijn roedel niet en zij verdienen mijn macho-gedrag niet.
Ik dwing mezelf weer overeind te gaan staan en zet het op een rennen. Tegen de tijd dat ik het einde van de tuin bereikt heb, heb ik zo'n snelheid dat ik met gemak over de manshoge omheining spring. In sneltempo ren ik het bos ik een luide huil mijn ziel laat bloot leggen. Ik hoef niet te twijfelen waar ik heen ga. Naar Canada, net de grens over, waar mijn vroegere ouderlijk huis zich bevindt. Cooper neemt het maar over, Jack desnoods. Het is duidelijk dat ze mij niet meer willen. Op automatische piloot laat ik mijn poten me verder en verder dragen, om nooit meer terug te keren als het aan mij ligt. Het is beter voor iedereen dat ik verdwijn.
I've no idea of the future, but I can see the past quite well. And the present, if the weather's clear.