Watch
yourself
Little girl
You're
swimming
in the deep
end now
tekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttekstteksttek
|
Daar zijn hand van haar hals is verdwenen, ondervind ze hem vooralsnog te dichtbij om daadwerkelijk tevreden te kunnen zijn, voelt een steek ongenoegen tegenover zichzelf dat ze hem niet een fractie heeft doen wankelen. Hij staat solide als een huis — de verkleuring nu al ietwat rood bloeiend tegen zijn weinig zon-gekuste huid, gezicht frustrerend onbewogen en ontbrekend aan de reactie waarnaar ze snakt.
Amren haar lach sterft weg uit haar ogen wanneer deze de zijne treffen en ondanks dat ze haar lippen dwingt opgekruld te blijven, weet ze dat die saffieren geen moeite hebben haar te doorgronden. Ze ziet zijn kaak werken, ziet de veel te kalme manier waarop hij overdenkt wat te doen en voelt haar nekharen overeind komen bij de slopende anticipatie.
Het gevoel in haar rechterhand keert langzaam weder, het tintelen van haar zenuwuiteinden met de seconde minder. Haar complete focus wordt echter gelegd op de linkerhand, de greep waarin deze wordt genomen er een die blindelings wordt bewerkstelligd — blikken vooralsnog versmolten en geen gemillimeterde haar op haar hoofd die eraan denkt als eerste weg te kijken.
Vesper zijn grip is als een bankschroef, met iedere verstrijkende seconde verder aangedraaid terwijl hij de fles welke nu in hun beider grepen ligt naar zijn lippen brengt — haar proost nabootst op ijzingwekkend onaangedane toon. Als zijn ogen niet zo zenuwslopend intens zouden zijn, dan zou ze kunnen geloven dat er niets is voorgevallen, dat ze hem niet zojuist met een vuist in zijn gezicht heeft getroffen. Juist op het moment dat ze er zeker van is dat hij de flessenhals kapot zal knijpen met haar vingers als barrière tussen zijn vlees en het glas, ontneemt hij haar de Patron — één luttele seconde verwijderd van het betrekken van haar gezicht tot een pijnlijke grimas. Haar opluchting over die nihile overwinning is slechts van korte duur.
Er is geen enkele voorbode voor de brute beweging welke zijn lichaam inzet, geen aankondiging in zijn ogen, geen blik over zijn schouder om te kijken of er zich niemand bij hen heeft gevoegd die hij zou kunnen raken. Het geluid van spattend glas zorgt voor het korte samentrekken van haar spieren, welke zich behoeden op een impact die niet komt — ogen sperrend onder het missen van een aantal hartslagen. De duivel tegenover haar blijft onbewogen in ieder opzicht.
Je komt de verkeerde vanzelf een keer tegen. Een waarschuwing welke ze al zo vaak in haar richting geslingerd heeft gekregen, door zo veel verschillende mensen. Hoopvol vanaf haar vader, bezorgd vanaf de weinigen die zich wel om haar bekommeren, toegesnauwd door hen die haar niets goeds toewensten of aan het andere einde van haar vuisten hebben gestaan. Amren gelooft dat ze de verkeerde heeft gevonden in deze man — deze getatoeëerde demon.
"Dus—" ze weigert te kijken naar de bewegingen die bij zijn lippen plaatsvinden, houdt zichzelf voor dat ze zijn blik blijft beantwoorden in stille uitdaging en niet omdat deze haar gewoonweg gevangen houdt, "dit is je kans—je enige kans om mij te overtuigen niet met je te doen wat je verdiend voor deze domme, domme daad."
En dan is hij terug bij haar, voor haar, tegen haar aan. Klem. Ze wordt klemgezet tegen de reling en daar waar Vesper voorheen stopte, zet hij nu door, dwingt haar lichaam verder naar achteren dan mogelijk zou moeten zijn en haar ogen sperren ditmaal oncontroleerbaar open bij het gevoel van balansverlies. Even is er het idee hem erop te wijzen wat hij doet, haar hersenen kortstondig in de veronderstelling dat hij het niet door heeft. Wanneer die beredenering binnen één fractie van een seconde wordt opgevolgd door het besef dat hij hierop uit is, pulseert die schok hevig door haar lichaam — haar snak adem al ontsnapt voor ze deze een halt toe kan roepen. De hand welke zich vergrijpt in het voorpand van zijn shirt doet dat op geheel eigen aansturing — zoekend naar een greintje controle over haar stabiliteit, ofwel het gebrek hieraan.
Wankel, zo ongelofelijk wankel is de positie waarin hij haar manoeuvreert — de gewaarwording dat hij enkel achteruit hoeft te stappen om haar naar beneden te laten storten er een die haar eindelijk het oogcontact laat verbreken. Amren strekt haar nek, draait haar hoofd en werpt een blik op het lot waaraan ze plots niet twijfelt of hij zou het haar aandoen — de lunatieke grijns welke zijn gezicht siert wanneer ze naar hem terugkijkt een stille belofte op zich.
"Ik heb de hele nacht, doll."
Haar hand in zijn shirt trekt nog strakker samen, het kloppen van haar hart iets wat de dreunende muziek weet te overstemmen. De normaal onbevreesde voelt haar spieren trillen onder de kracht waarmee ze deze aanspant, pogend zichzelf in zijn richting te trekken en haar balans terug te krijgen. Ondertussen trachten haar hersenen krampachtig woorden te vinden — iets waarmee ze normaliter geen moeite heeft.
"Je waarschuwde me dat mijn mond me niet in onoplosbare situaties moest brengen," gromt ze kortademig, niet langer veinzend dat ze de situatie onder controle heeft, hoe zwaar haar dat ook valt, "dit was niet mijn mond."
Te bijdehand. Fuck. Haar ogen smeulen ondertussen de zijne tegemoet, haar innerlijke worsteling heviger dan ooit tevoren — trots wijkend voor een vlaag zelfbehoud welke uit de krochten van haar wezen lijkt te komen.
"Shit — oké," hijgt ze meer tegen zichzelf dan tegen hem, de aderen in haar arm onderhand steeds prominenter door de kracht waarmee ze zich tracht vast te houden. "Sla terug, doe wat je wil, maar haal me hier weg."
|