"Wat, denk je dat je met dat dingetje iemand kunt neersteken?" Alwyc keek om zich heen toen de stem sprak, maar doordat het zo donker was kon hij niets zien.
"Ik weet het wel zeker," zei hij toen maar en pakte de dolk wat steviger vast. De lach was weer te horen en voor Alwyc het doorhad, lag hij op de grond, zijn arm achter zijn rug en de dolk een paar meter van hem vandaan.
"Als je niet eens weet waar je vijand zich bevind ben je zo'n dolk nog niet een waardig, kleintje." Alwyc keek via zijn ooghoek naar de jongen. "Wat moet je van me," vroeg hij brommend en probeerde zijn arm los te trekken. Het deed echter meer pijn dan dat het goed deed.
"Ik wil weten wat je hier zo alleen doet in het bos," zei de jongen en Alwyc trok een wenkbrauw op. "Als je me loslaat zeg ik het," zei hij en de jongen lachte opnieuw, wat Alwyc zwaar irriteerde. "En trouwens, je bent zelf ook alleen," zei hij bijdehand, wat hem een duw tegen zijn arm opleverde.
"Oké, oké, maar laat alsjeblieft mijn arm los. Het doet pijn," smeekte hij.
"Vertel mij dan wat je hier doet," sprak de jongen rustig, terwijl hij de arm van Alwyc nog altijd vasthield in dezelfde, pijnlijke positie.