• Een groep wetenschappers ontdekte dat er binnen 50 jaar de gehele aarde onder een laag ijs zou liggen. Het duurde niet lang voor ze dit zeker wisten en het naar buiten bracht. Maar zoals ze al wel hadden verwacht geloofde niemand hen. De wetenschappers ieder een vader of een moeder, besloten dat ze de mensheid moesten redden. Er was geen geld om iedereen te kunnen redden dus besloten ze hun zonen en dochters die taak te geven. De uitverkorenen waren allemaal nog zeer jong, sommige zaten zelfs nog in hun luiers of waren nog niet eens geboren. De wetenschappers besloten dat ze hun kinderen in een slaap moesten brengen waar door ze de ijstijd zouden overleven om een nieuwe samenleving op te bouwen. Maar zekerheid dat dit zou kunnen lukken was er niet. Zodra de jonge kinderen oud genoeg waren werden ze voor zo ver dat kon opgeleid. Ze mochten alleen maar gezond eten, waren verplicht om veel te sporten en alles te leren om te overleven. Zelfs werd elk kind aan een ander gekoppeld en ontstonden er kinderhuwelijken. Dit zodat ze later na de ijstijd gedwongen zouden worden om kinderen te krijgen.

    Een wetenschapper genaamd Ethan O'Connell deed nog iets achter de rug van zijn collega's om. Elk kind kreeg snachts een infuus in wat er voor moest zorgen dat ze sterker, sneller en slimmer zouden moeten worden dan de mens op dat moment was. 23 jaar later was het zo ver. De tieners en jong volwassene werden in een cabine gelegd die er voor zou zorgen dat ze lang genoeg beleven slapen.

    Nu 327 jaar later is het ijs gesmolten, er groeien weer bomen en de dieren zijn weer tot leven gekomen. De 18 jongeren worden een voor een wakker om aan een nieuw leven te beginnen. Ze zijn inderdaad sneller, sterker en slimmer dan de mens van vroeger. Maar er is nog iets. In de tijd dat ze lagen te slapen is er een kracht in hen ontstaan. Een kracht die bij iedereen anders. Het is een gaven die hen zou kunnen helpen een nieuwe beschaving op te richten, maar of dit ook echt allemaal voor het goede word gebruikt is nog maar een vraag.

    De aarde nu:


    Nu het ijs is gesmolten ziet de aarde er verlaten uit. Er zullen nog vele ruïnes zijn van steden en dorpen. waarschijnlijk zijn de meeste gebouwen verwoest, maar er zullen er redelijk nog wat overeind staan. De natuur heeft echter zijn kans gepakt en vele dorpen en steden overwoekerd. De kans is ook zeer groot dat er skeletten gevonden zullen worden. Op sommige koude plekken kan er nog ijs liggen, maar dit is echter wel aan het smelten. Zij zullen echter ook de enigste mensen op de gehele aarde zijn. Op dit moment bevinden ze zich in Amerika, in de staat Massachusetts.



    Krachten:

    Er staan redelijk krachtige gavens bij, hier om vraag ik jullie om er niet te veel misbruik van te maken. Ze zijn nog maar net achter hun krachten of komen hier pas wat later achter. Wat betekend dat niemand de krachten lang kan gebruiken en hier zeker ook nog niet mee overweg kan.
    Aerokinesis – manipuleren van de lucht, wind en gas. - Vandinha
    Angelic Mimicry – kan vleugels laten ontstaan en vliegen, en het hele lichaam verlichten. - Lazulis
    Atmokinesis -creëren en manipuleren van de verschillende aspecten van het weer door het gebruik van water, vuur, aarde, lucht, en bliksem / elektriciteit. - Nemeton
    Cryokinesis - controle ijs, sneeuw en andere vormen van bevroren water. - Magnus
    Feline Mimicry - hier door dan de gebruiker, veranderen in een katachtige maar ook de capaciteiten van katachtigen gebruiken. - LoveHemmings
    Geokinesis - controle, manipuleren, en hervormen de aarde op wil. - Hellion
    Hydrokinesis - manipuleren en beheersen vloeibaar water en vorm het in elke gewenste vorm dan ook. - Chao
    Healing – De bevoegdheid om biotische organismen te herstellen in hun optimale gezondheid. - Helianthus
    Invisibility – het lichaam onzichtbaar maken voor anderen. - Nuevo
    Pyrokinese - creëren, controleren en te manipuleren vuur, vlammen en hitte. - Asmodom
    Mind Control– het binnen dringen in iemand gedachten en die aan te passen naar wil. - Rejects
    Molecular Immobilization – De bevoegdheid om moleculen objecten te bevriezen op zijn plaats.- Helianthus
    Shapeshifting – het lichaam veranderen op wil. Dit kan echter alleen in een menselijke vorm. - Magnus
    Supernatural Beauty – De kracht uiterst mooi te zijn en te gebruiken om anderen te beïnvloeden. - Valkyries
    Summoning – De kracht om voort te roepen een object of organisme. - Servant
    Telekinesis - objecten verplaatsen met je geest. - Amarela
    Teleportation - Teleporteren van de ene locatie naar de andere. - Verde
    Thought Projection - De mogelijkheid om je gedachten, bewustzijn en emoties te projecteren in realiteit. - Kit




    Regels:

    – 300 woorden minimaal, is makkelijk te halen.
    – Minstens drie keer in de week reageren.
    – geen perfecte personages.
    - godmodden is niet toe gestaan. Iedereen bespeelt alleen zijn eigen personages, en zegt niet hoe een ander reageerd, of doet. Zonder de toestemming van de ander.
    - powerplayen, is niet toe gestaan. Niemand is krachtig genoeg om een dodelijke aanval te overleven zonder wonden te hebben of uitgeput te zijn etc.
    – 16+ is toegestaan.
    – Hou het realistisch.
    - Een reservering blijft 48 uur staan.
    - Niet meer dan 2 personages.
    – Er moet minimaal twee posten na een post staan voor je weer mag reageren.
    – Topic's worden alleen aangemaakt door Nemeton.
    – Naam verandering door geven.
    – Leef je de regels niet na, dan word je na de derde waarschuwing er uit gegooid.


    Invullen:
    Naam:
    Leeftijd: (17 t/m 25)
    Uiterlijk:
    Innerlijk:
    Kracht:
    Getrouwd met: (keuze word gemaakt met een loting)
    Geschiedenis:
    Extra’s:

    Face claims:
    Om het mensen wat makkelijker te maken, wil ik graag dat mensen een face claim in dienen. Hierdoor hoeft iemand niet eerst te gaan zoeken om te kijken of het uiterlijk dat ze willen gebruiken al in gebruik is.
    Amber heard - Valkyries
    AnnaSophia Robb - Amarela
    Candice Swanepoel - Hellion
    Claire Holt - Asmodom
    Colton Haynes - Vandinha
    Crystal Reed - Nemeton
    Josh Hutcherson - Lazulis
    Lily Collins - Chao
    Luke Hemmings - LoveHemmings
    Marlon Teixeira - Kit
    Taissa Farminga - Rejects

    De koppels:

    Hayden Ryan Tyger & Meredith Aedre Merrin
    Ashton Riley McAllister & Rejects
    Kaih Aiko Mercer & Levy Branchard
    Raphael Samuelson & Lilith Makenzy Serafino
    Alexander Jack McCarthy & Sapphire Makayla Hughes
    Evangeline Blackwood & Isaac Elliot Newt
    Riley Sparks & Dariel Branchard
    Malia Marilyn O'Connell & Jeremiah Raum Vassago
    Dimitris Mathias Timber & Rosa Lucia Anderson


    Meiden vol!
    ~ Malia Marilyn O'Connell // Nemeton
    ~ (R) Rejects t/m 7 aug 2014 ivm vakantie
    ~ Sapphire Makayla Hughes // Amarela
    ~ Lilith Makenzy Serafino // Asmodom
    ~ Evangeline Blackwood // Hellion
    ~ (R) Meredith Aedre Merrin // Chao t/m 9 aug 2014
    ~ Levy Branchard // Helianthus
    ~ (R) Rosa Lucia Anderson // Nuevo t/m 4 aug 2014
    ~ Riley Sparks // Valkyries

    Mannen vol!
    ~ Dimitris Mathias Timber // Lazulis
    ~ Alexander Jack McCarthy // Magnus
    ~ Hayden Ryan Tyger // Magnus
    ~ Raphael Samuelson // Servant
    ~ (R) Ashton Riley McAllister // LoveHemmings t/m 4 aug 2014
    ~ Dariel Blanchard. // Helianthus
    ~ Jeremiah Raum Vassago // Vandinha
    ~ (R) Isaac Elliot Newt Kitt/m 5 aug 2014
    ~ (R) Kaih Aiko Mercer // Verde t/m 4 aug 2014



    Topics
    Rollentopic
    Praattopic
    Story



    Iedereen begint langzaam wakker te worden, behalve wat stijfheid en moeheid is iedereen verder nog gezond ondanks dat ze voor een zeer lange tijd hebben geslapen. Ze hebben allemaal een infuus in waar eerder vocht door heen kwam wat nu natuurlijk op is. Iedereen mocht een tas mee nemen en meer niet, al zijn er vast mensen die de regel hebben overtreden. Het klimaat is nog redelijk koud maar zou door de rpg heen warmer worden tot het weer normaal is. Alles wat met moderne dingen te maken heeft doet het niet meer door dat alles is kapot gevroren. Ze zullen dus eigenlijk beginnen met helemaal niks. Het belangrijkste op dit moment is dat ze voedsel en onderdak vinden waar ze een soort kamp op kunnen slaan.

    [ bericht aangepast op 12 aug 2014 - 21:31 ]

    Dimitris Mathias Timber//Angelic Mimicry
    Dimitris hield zijn laatste noot wat langer aan en stopte het vervolgens opstond om verder te gaan zoeken naar personen. Hij zocht in zijn tas naar zijn bezittingen, alleen het hield echt bij zijn mondharmonica en een setje kleding. Het voelde sinds gisteren dat hij in slaap werd gebracht.
    Ik wist nog dat ze zeiden dat ze me door een middel me in slaap zouden brengen, maar niet voor hoelang en door deze omgeving kon het wel jaren zijn. Hij vond in zijn binnenzak een horloge waar de tijd op stilstond. Onderaan tussen de wijzers stond een datum. De datum was in zijn slaap twee weken voorbij gegaan toen het stopte.
    Aan zijn horloge had hij zeker niks aan. Hij liep tegen een losse steen die een eind voor hem schoof. Het was nog wat frisjes buiten en besloot om maar weer naar binnen te gaan en daar op zijn bed te gaan spelen.
    Hij liep de gang door en zag iemand op bed zitten. Hij had wel meerdere gezien, maar deze jongen was zijn naam even ontschoten. Hij liep de kamer in, maar bleef op afstand staan.
    'Ik weet niet wat hier aan de hand is, maar volgens mij zijn we met een aantal de enige en het is nogal fris buiten,' begon Dimitris te vertellen en zocht naar een stoel om te zitten.
    Even drong het tot Dimitris door dat hij wat onbeleefd binnen was gestapt.
    'Ik bedoel, ik ben Dimitris en ik vroeg me af wat hier aan de hand is. Mag ik vragen hoe je heet, altans het is mij even ontschoten,' zei Dimitris en keek de jongen aan, misschien wist hij wel wat hier gaande was, altans dat zouden niemand die in slaap waren gebracht weten, maar hij kon het altijd vragen aan de jongeman voor hem.

    (Bedoeld voor Dariel)


    Vampire + Servant = Servamp

    Alexander "Alec" Jack McCarthy

    Een hand haalde ik door mijn haren heen. Ik wist niet wat ik hier verdomme deed. Dit was de schuld van mijn ouders. Konden ze zelf hier niet naar toe gaan.
    Woede kwam in me op. Ze hebben me opgescheept in een wereld die we zelf weer moesten opbouwen. Ze hadden het lef niet om zelf te gaan en pakte daarom alles van me af.
    Mijn zogenaamde vrouw mag me gestolen worden. Ik zou beter af zijn zonder haar. Ze is niet degene die ik wil verdomme!
    In een seconde haalde ik met mijn vuist hard uit naar de boom die er stond, blind van woede. Waarom hebben ze me in deze hel opgesloten!
    Langzaam ademde ik uit, proberend mijn woede onder controle te houden. Toen keek ik naar mijn hand. Hij lag open en bloedde, maar door de adrenaline kon ik de pijn nog niet voelen. Met een zucht keek ik naar de boom. Op de plaats waar ik geslagen had, zat ijs. Even fronsde ik. Ik dacht dat alles al gesmolten was. Nou ja. Vast verkeerd gedacht.
    Ik opende mijn gewonde hand en vloekte hardop. Het maakte me niet uit wat anderen ervan zouden denken. Mijn gedachten stonden maar op één ding; wraak nemen op mijn ouders.
    Het was jammer dat ze hier niet waren om dat te doen. Maar ik kon het nog wel op één andere manier doen. En ik zou zeker niet twijfelen om het te doen.
    Even bewoog ik mijn hand en begon toen inderdaad de pijn te voelen. Nog steeds bloedde het. Misschien kon ik beter op zoek naar schoon water om het weg te spoelen. Ik had nog wel een EHBO kistje in mijn tas zitten als het goed was.
    Met grote stappen begon ik te lopen. Richting het bos. Als er ergens water was, dan was het daar well. Ik kon me nog een rivier herinneren die er door heen liep. Als het goed was, was het nu wel ontdooid.
    Ondertussen vervloekte ik Maria en Mark; mijn ouders, in gedachten. Ik haatte ze. Altijd al gedaan. En dat ze me naar deze wildernis hadden verbannen, was het punt geweest waar ik ze niet meer als ouders zag, maar als mensen die er toevallig waren om mijn leven te verpesten. Ik haatte ze en was niet bang om dat tegen ze te zeggen.
    Woede kwam weer in me op, maar deze keer sloeg ik niks. Ik had geen zin in nog een wond. Één was wel genoeg.
    Opeens botste ik hard tegen iemand op en in een reflex gleed mijn hand achter diegene om zeker te zijn dat diegene niet viel. Toen ik door had wat ik deed, liet ik diegene echter los.
    Chagrijnig keek ik de persoon voor me aan. Ik kon haar nog wel vaag herinneren. Ik zou alleen niet weten hoe ze ook alweer heet. Pipi of zo. Het boeide me niet veel.
    "Kijk uit waar je loopt, Pipi." zei ik chagrijnig tegen haar. Ik wou zo snel mogelijk bij die rivier zijn, want ik voelde een straaltje bloed al langs mijn hand en vingers glijden. Ik had geen zin om met iemand te praten en nog minder om iemand te zien. Van mijn part mochten ze allemaal verdwijnen. Dan zou het domme plan van al die professoren ook niet lukken. De enige reden dat ik hier was, was omdat ze me voor ze me in lieten slapen, geprikt hebben met iets waardoor ik bewusteloos raakte. Daarna ben ik niet meer wakker geworden en nog steeds ben ik daar woedend om. Aan die gedachten balde ik mijn vuisten weer vanwege mijn woede. Een protesterende steek ging door mijn gewonde hand en snel ontspande ik mijn hand weer.
    Ik keek Pipi weer even aan voordat ik zei:
    "Ga maar ergens anders spelen en loop me niet weer in de weg."


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    Hayden Ryan Tyger

    Toen ik naast het meisje was gaan zitten, had ze gehaast een boek wat op een fotoboek leek dicht geslagen. Toen draaide ze zich wat om - om me aan te kijken. Even bleef het stil en ik zag haar nadenken. Even bleef ze stil en dacht na. Ik zag haar blik voor een moment over de omgeving gaan voordat ze mij weer aan keek en mijn vraag beantwoordde.
    ”Nee, al zou ik willen dat ik wel dood was," zei ze. ”Hoe konden onze ouders ook maar denken dat ons dit gaat lukken. Misschien was het wel gewoon de bedoeling dat de gehele mensheid gedood zou worden. Ze zijn gestoord. Waarom kozen ze niet gewoon voor hun zelf. Dat zou veel beter zijn. Of misschien juist meerdere mensen, van jong en oud. Dan heb je toch veel meer kans?” Ze zuchtte en even knikte ik.
    "Volgens mij zijn ze ook gestoord. Al helemaal omdat ze ons eerst hebben laten trouwen. Alsof dat iets helpt met de 'mensheid weer te herstell'. Niemand kan ons dwingen." zei ik simpel tegen haar. ”Sorry, ik praat te veel.” Sprak ze zacht waarna ze haar armen om haar heen sloeg en even trilde. Ik haalde mijn schouders op en glimlachte vriendelijk naar haar.
    "Maakt niet uit. Praten helpt soms alsne gefrustreerd of iets bent. Heb je het koud? Ik heb volgens mij nog wel een dik vest in mijn tas als je wilt?" zei ik tegen haar. ”Als we willen overleven moeten we voedsel, onderdak en een warmte bron vinden.” Ik knikte instemmend. Dat was inderdaad nodig. Ik stierf liever niet vanwege honger of dorst. Aarzelend keek Malia me aan waarop ik haar weer vragend aan keek. ”Wil je mee?” Vroeg ze uiteindelijk zachtjes. Een grote glimlach kwam op mijn gezicht te staan toen ik dit hoorde.
    "Natuurlijk!" zei ik vrolijk en gelijk sprong ik op. Snel pakte ik haar hand en mijn tas en begon haar mee te trekken naar het bos.
    "Misschien kunnen we eerst een paar vallen zetten. Of een rivier of iets vinden met schoon water! Of kijken of we iets kunnen vinden waar we kunnen blijven en een vuurtje kunnen stoken! Of we kunnen planten vinden of iets wat we kunnen eten! Of misschien dingen aan bomen. Of..." ratelde ik vrolijk toen we in de buurt van het bos kwamen. Ik liet haar hand los en keek haar vrolijk aan.
    "Wat wil jij? O... Sorry. Praat ik te veel? Ik kan ook niet praten. Zoals heel stil zijn voor een lange tijd. Dat kan ik ook wel. Als je dat wilt. O nu praat ik nog meer..." zei ik en even voelde ik hoe het bloed naar mijn wangen steeg. Misschien had ik iets te veel energie door het slapen. Ach...

    [ bericht aangepast op 12 aug 2014 - 23:33 ]


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    Kaih Aiko Mercer - Teleportation


    "Anywhere you are, I am near. Anywhere you go, I'll be there.
    Anytime you whisper my name you'll see,
    Every single promise I'll keep,
    cause what kind of guy would I be,
    If I was to leave when you need me most."



    Met het geduld van een peuter stond Kaih te wachten op het blondharige meisje terwijl hij met zichzelf probeerde te overleggen of hij haar wakker zou maken of niet. Geduld was niet Kaih’s sterkste kant en het feit dat het ook dan ook een uur – in werkelijkheid was het hooguit een kwartiertje – leek te duren zorgde ervoor dat hij met zichzelf in een tweestrijd kwam. Hij kon haar toch niet zomaar wakker maken. “Boe. Uit je bed. Je hebt honderden jaren geslapen.” Dat was niet zomaar iets waarmee je wakker wilde worden. Hij besloot dan maar op zijn tanden te bijten en het ongeduld te verdringen.
    “Mam… Waar ben je?” Het was slechts een fluistering waardoor Kaih zich afvroeg of hij het wel degelijk had gehoord en niet zomaar had gehallucineerd. Echter toen hij een zachte kreun hoorde en zag hoe Sapphire leek te schrikken wist hij dat hij het goed had gehoord. Een zachte lach rolde dan ook over zijn lippen waarna hij zijn jeugdvriendin vermakelijk aankeek.
    “Ik dacht juist dat honderden jaren slaap me knapper hadden gemaakt.” Hij zette de rugzak tussen zijn voeten op de grond, “Maar blijkbaar niet.” Hij maakte een spijtig geluidje terwijl de glimlach om zijn lippen niet was weg te slaan. Dit was de Kaih die zijn vrienden kenden. De vermakelijke, grappige, kinderachtige jongeman die ongeacht de situatie altijd wel iets luchtigs had te zeggen.
    Hij zag hoe Sapphire zich weer recht draaide om daarna eventjes te blijven liggen. Hij had bijna de neiging om haar bij haar hand te nemen en naar buiten te sleuren maar wist dat dit niet door de blondine zou worden geapprecieerd. Hij was ergens wel benieuwd hoe het eruit zag en had dan ook problemen om zijn nieuwsgierigheid te bedwingen. Echter werd deze curieusiteit verduisterd door het schuldgevoel dat nog steeds hem boven het hoofd hing.
    “Ook een goede morgen Kaih.” Sapphire’s woorden haalden de jongeman uit zijn gedachten waardoor hij haar voor enkele seconden verward aankeek. Zijn blik gleed echter daarna naar de naald die ze uit haar arm probeerde te halen waardoor de jongeman onmiddellijk zijn blik afwende.
    “Ben je klaar? Zeg wanneer het weer veilig is om te kijken.” Sapphire wist van zijn angst voor naalden en bloed af. Hij maakte er dan ook geen geheim van; iedereen mocht het zelfs weten. Het kon Kaih niet echt schelen wat anderen van hem dachten. Daarvoor boeide het hem te weinig.
    “Je mocht me wel waarschuwen.” mompelde hij waarna hij zich voorzichtig weer omdraaide en keek. Sapphire zat nu rechtop en leek zich niet al te goed te voelen. Het was ook wel logisch als je wist dat we jarenlang hadden geslapen. “Ik voel me werkelijk vreselijk.” Zijn eerst zo lichtjes geïrriteerde blik veranderde in bezorgd toen hij haar woorden hoorde. “Misschien moet je dan nog wat gaan liggen? Of iets eten? We kunnen misschien buiten wel wat vinden.” stelde hij voor terwijl hij keek hoe ze haar tas net zoals hem op haar bed uit kieperde om daarna de spulletjes één voor één weer in de tas te proppen.
    “Misschien moeten we de rest maar even volgen, ik blijf liever niet alleen híér achter." Hij knikte waarna hij zijn rugzak weer van de grond raapte en één schouderband over zijn schouder hing. Hun opdracht hield in dat ze voedsel, onderdak en een warmtebron vonden. Het was van levensbelang.
    “Later splitsen we wel, of ik splits met de anderen als jij niet wilt.” Sapphire was altijd al van jongs af aan een koppig klein opdondertje geweest dat graag tegenwerkte. Hierdoor konden de twee in eerste instantie dan ook niet met elkaar opschieten totdat ze op een dag elkaars gebreken leerden accepteren en een andere kant van elkaar leerde kennen. Vanaf toen waren de twee bevriend geworden – weliswaar nog met de nodige discussies.
    “Dat zullen we dan wel bespreken.” Met deze uitspraak wuifde Kaih haar woorden weg. Ze dacht toch niet dat hij haar zomaar zou laten gaan? En om zich nu af te splitsen van de groep – nou daar leek het hem nog veel te vroeg voor. Het was niet dat hij het idee afkaatste maar er kon nog zoveel in deze tijd gebeuren. Het was nog steeds een optie maar tijd zou uitwijzen of het wel zo slim zou zijn.
    “Ga je mee?” Kaih voelde hoe ze met een lichte beweging zijn arm aanraakte en hoewel hij normaal gezien zijn arm dan zou wegtrekken en met een opmerking duidelijk zou maken dat ze van zijn lichaam moesten blijven liet hij het bij Sapphire zo. Sapphire was één van de weinige mensen die hem mocht aanraken – uiteraard niet teveel want zo wist zij ook dat ze niet mocht overdrijven. Enkel zij samen met Raphael, zijn moeder en vader, Camelia en nog enkele vrienden hadden dit privilege gehad. De ene wat meer dan de ander. Kaih zette zijn oh zo vertrouwde glimlach op zijn gezicht waarna hij knikte.
    “Let’s roll.” Samen met Sapphire liep hij uit de deur en keek hij eventjes om zich heen. Ze zaten blijkbaar in een soort van grot. Zwijgend liepen ze dan ook een stukje van tien minuten totdat ze bovengronds uitkwamen. De koude sloeg hen volop in het gezicht en Kaih voelde hoe het door zijn dunne hemdje drong.
    “Jesus christ. Ik dacht dat ze overdreven toen ze zeiden dat het extreem koud ging zijn.” Met een handige zwaai haalde hij de rugzak van zijn rug waarna hij hem open ritste en er een trui uitnam en deze aan Sapphire gaf. "Hier. Doe dit aan. Ik heb gezien dat je geen kleding hebt meegenomen."
    Daarna ritste hij de rugzak weer dicht en gooide hem over zijn schouder terwijl zijn ogen over het landschap gleden. Het was koud maar zoals gezegd was er geen enkel tikkeltje van sneeuw te bespeuren. Echter waren er toch dingen vast gevroren en een eindje verderop was een lantaarnpaal aan de grond gekleefd. Hij hoopte maar dat de koude langzaam ging overgaan in warmte. Anders zouden ze nog wel eens dood kunnen vriezen als ze niet op tijd een schuilplaats vonden. Verschillende mensen kwamen in Kaih's gezichtsveld terwijl hij probeerde om bij iedereen een naam te kleven. Malia O' Connell, nou haar kende hij goed genoeg. Hij had een hekel aan haar vader; altijd al gehad. Dit wilde niet zeggen dat hij het meisje haatte. Nee, hij had haar nog nooit gesproken dus wist hij ook dat hij geen oordeel mocht vellen. Daarnaast op een steen zat.. hoe heette hij ook al weer? Kaih kende hem wel van gezicht maar zijn naam ontging hem eventjes.
    "Zo te zien zijn we al niet de enige die - " begon hij tegen Sapphire terwijl hij zich weer omdraaide en zijn oog liet vallen op een gestalte dat hij maar al te goed kende. De warrige bruine haren verraadde dan ook zijn identiteit. The servant of the devil has arrived.
    Zijn grijze ogen ontmoette voor nog maar enkele seconden de zijne of Kaih voelde hoe hij werd overspoeld door een walm van woede. Normaal gezien kon hij deze nog goed beheersen – toch in het begin maar deze keer voelde hij hoe er vanbinnen een vuurtje in hem oplaaide. Voor Kaih het goed en wel besefte liep hij naar de negentienjarige jongeman toe, vergat dat hij ooit zijn beste vriend was geweest en gaf hem een rake slag tegen de kaak.
    “Vuile verrader. Hoe voelt het om je beste vriend te verlinken?” Zijn stem klonk niet meer zo kalm als eerst maar nu was hij bijna aan het roepen. Zijn beide handen omvatte Raphael's kraag en met een woeste blik in zijn ogen keek hij de jongeman aan. "Je hebt d'r de dood ingejaagd en dat vergeef ik je nooit."

    [ bericht aangepast op 13 aug 2014 - 18:33 ]


    Rise and rise again until lambs become lions

    Raphael Samuelson || Summoning



    Aangezien zo'n beetje iedereen al naar buiten was gegaan, volgde Raph hun voorbeeld. Hij keek nog even de kamer rond en zag Kaih zitten bij Sapphire. Een zucht verliet zijn mond bij het zien van Kaih. Zou hij nog net zo boos zijn op Raphael als voor het slapen? Tijd om ruzie te maken over wat er was gebeurd, over wat Raph hem had aangedaan, die was er niet geweest. Spijt had Raph nog steeds niet, als hij terugdacht aan die dag. Het was een wraakactie geweest. Ja, een wraakactie op zijn beste vriend. Jammer dan. Het was het juiste geweest.
          De buitenlucht deed Raph goed. Hij nam een diepe teug frisse lucht op in zijn longen en ademde langzaam weer uit. Tevreden met het zwakke licht dat op zijn gezicht scheen ging hij zitten op een rotsblok naast de grot. Daar zat hij een tijdje. Zijn uitzicht was niet bepaald mooi. De 'stad' was veranderd door de jaren heen en verwoest door het slechte weer dat het geteisterd moest hebben. Hij keek naar de rest, maar twijfelde er niet over om bij ze te gaan staan. Hij had hen niet nodig. Niemand. Ook zijn vrouw niet. God, wat was hij blij dat niemand hem nu nog op zijn vingers zou tikken - figuurlijk, natuurlijk - als hij haar zou negeren. Bah, wat had hij een hekel aan zijn gearangeerde huwelijk. Hoe hadden zijn ouders ooit die keus voor hem kunnen maken?
          Raph schrok op van een maar al te bekende stem achter zich. Hij draaide zich met een ruk om en keek ik de ogen van zijn vroegere beste vriend. Grijnzend stond hij op en hij peilde de reactie van Kaih, die woedend keek. Zachtjes deed hij een paar stappen achteruit. Raph was zeker niet de zwakste, maar hij wist hoe hard Kaih kon slaan. En aan zijn gezicht te zien was dat wat hij wilde gaan doen.
          Voor Raph zich kon beschermen, kwam de klap al aan. Hij kreunde en greep met zijn hand naar zijn kaak, die gloeide. Hij vloekte en keek woest op naar Kaih. Die klap zou hij dubbel zo hard terug gaan krijgen.
          'Vuile verrader. Hoe voelt het om je beste vriend te verlinken?' raasde Kaih. Raph wist even niet goed wat hij moest doen en liet hem nog even schreeuwen. 'Je hebt d'r de dood ingejaagd en dat vergeef ik je nooit.'
          De opmerking kwam harder aan dan Raph had gedacht. Hij snakte naar adem en haalde met zijn vuist uit naar Kaih's buik. Gewoon omdat hij volgens zichzelf die opmerking niet verdiende. 'Ik heb niemand de dood ingejaagd,' siste Raph. 'En jij hebt het recht niet om mij een verrader te noemen.' Raph dacht terug aan de jaren waarin hij Kaih alles kon vertellen. Alles. Tot hij zijn vertrouwen had geschonden en haar van hem af had gepakt. Het was de druppel geweest. Raph wierp een blik op Sapphire, die nog steeds achter Kaih stond. Aan welke kant zou zij staan? Waarschijnlijk die van Kaih. Mijn verhaal wist ze niet. Dat wist niemand. Niemand, behalve Kaih en hij zelf.

    [ bericht aangepast op 13 aug 2014 - 19:57 ]


    :)

    Sapphire Makayla Hughes / Telekinese


    “Je mocht me wel waarschuwen.” mompelde Kaih toen Sapphire haar naald uit haar arm trok, waarna hij zich voorzichtig weer omdraaide en keek. Sapphire zat nu rechtop en leek zich niet al te goed te voelen. Het was ook wel logisch als je wist dat we jarenlang hadden geslapen. “Ik voel me werkelijk vreselijk.” Kaihs eerst zo lichtjes geïrriteerde blik veranderde in bezorgd toen hij haar woorden hoorde. “Misschien moet je dan nog wat gaan liggen? Of iets eten? We kunnen misschien buiten wel wat vinden," stelde hij voor terwijl hij keek hoe ze haar tas net zoals hem op haar bed uit kieperde om daarna de spulletjes één voor één weer in de tas te proppen.
    Sapphire haalde even kort haar schouders op.
    “Misschien moeten we de rest maar even volgen, ik blijf liever niet alleen híér achter," stelde Sapphire toen voor. Kaih knikte waarna hij zijn rugzak weer van de grond raapte en één schouderband over zijn schouder hing. Hun opdracht hield in dat ze voedsel, onderdak en een warmtebron vonden. Het was van levensbelang.
    “Later splitsen we wel, of ik splits met de anderen als jij niet wilt.” Sapphire was altijd al van jongs af aan een koppig klein opdondertje geweest dat graag tegenwerkte. Hierdoor konden de twee in eerste instantie dan ook niet met elkaar opschieten totdat ze op een dag elkaars gebreken leerden accepteren en een andere kant van elkaar leerde kennen. Vanaf toen waren de twee bevriend geworden – weliswaar nog met de nodige discussies.
    “Dat zullen we dan wel bespreken.” Met deze uitspraak wuifde Kaih haar woorden weg. Sapphire zuchtte even zachtjes. Zoals ze al dacht, Kaih zou moeilijk gaan doen wanneer het zover was.
    “Ga je mee?” Sapphire raakte met een lichte beweging zijn arm aan. Kaih zette zijn oh zo vertrouwde glimlach op zijn gezicht waarna hij knikte.
    “Let’s roll.” Samen met Kaih liep ze de deur uit en keek Kaih eventjes om zich heen. Ze zaten blijkbaar in een soort van grot. Zwijgend liepen ze dan ook een stukje van tien minuten totdat ze bovengronds uitkwamen. De koude sloeg hen volop in het gezicht en Sapphire voelde de rillingen over haar hele lichaam gaan.
    “Jesus christ. Ik dacht dat ze overdreven toen ze zeiden dat het extreem koud ging zijn.”
    Sapphire keek hem aan. "Kaih, het is ijs. Had je nu echt verwacht dat het net onder de nul graden zou zijn? Op de noordpool kon het soms ook ver in de min vijftig zijn," zei Sapphire tegen hem.
    Met een handige zwaai haalde Kaih de rugzak van zijn rug waarna hij hem open ritste en er een trui uitnam en deze aan Sapphire gaf. "Hier. Doe dit aan. Ik heb gezien dat je geen kleding hebt meegenomen." Sapphire keek de trui aan en toen Kaih. "Maar.. En jij dan? Jij hebt nog minder aan dan ik," zei Sapphire toen lichtelijk protesterend tegen Kaih, waarna ze de trui toch aan aantrok, omdat ze wist dat ze toch niet van Kaih zou winnen.
    Daarna ritste Kaih de rugzak weer dicht en gooide hem over zijn schouder terwijl zijn ogen over het landschap gleden. Het was koud maar zoals gezegd was er geen enkel tikkeltje van sneeuw te bespeuren. Echter waren er toch dingen vast gevroren en een eindje verderop was een lantaarnpaal aan de grond gekleefd.
    Sapphire begon zelf ook even rond te kijken en zag verschillende mensen.
    "Zo te zien zijn we al niet de enige die - " begon Kaih tegen Sapphire terwijl hij zich weer omdraaide en zijn oog liet vallen op een gestalte dat hij maar al te goed kende. De warrige bruine haren verraadde dan ook zijn identiteit. Sapphire keek Kaih even vragend aan, nieuwsgierig naar wat hij nu eigenlijk wilde vertellen. Uiteindelijk volgde Sapphire's ogen Kaihs ogen en zo kwamen ze uit bij Raph, een andere vriend van haar.
    Voor Kaih het goed en wel besefte liep hij naar de negentienjarige jongeman toe en gaf hem een rake slag tegen zijn kaak. "Kaih!" riep Sapphire nog naar hem. Dit was foute boel.
    Sapphire liep wat dichter bij.
    “Vuile verrader. Hoe voelt het om je beste vriend te verlinken?” Kaihs stem klonk niet meer zo kalm als eerst, maar nu was hij bijna aan het roepen. Kaihs beide handen omvatte Raphael's kraag en met een woeste blik in zijn ogen keek hij de jongeman aan. "Je hebt d'r de dood ingejaagd en dat vergeef ik je nooit." Sapphire wilde ingrijpen, maar wachtte nog een moment, misschien was Raph wel verstandig.
    Helaas was Sapphire's hoop op een verstandige Raph tevergeefs, want al snel plantte Raph zijn vuist in Kaihs buik. "Ik heb niemand de dood ingejaagd," hoorde Sapphire Raph zachtjes sissen. "En jij hebt het recht niet om mij een verrader te noemen." Sapphire zuchtte even en ging nu tussen de twee sukkels in staan.
    "Jongens, alsjeblieft zeg. Ik snap best dat jullie elkaar in de haren kunnen vliegen, of dat jullie elkaar niet meer mogen, maar om al in de eerste tien minuten dat jullie wakker zijn elkaars hersenen in elkaar te timmeren is ook niet het slimste idee dat jullie ooit hebben gehad. Beter negeren jullie elkaar vanaf nu of ontwijken jullie elkaar, want dit werkt níét," begon Sapphire. Ze duwde Kaih wat naar achter, waarna ze dat ook bij Raph deed, zodat ze zelf wat meer ruimte had.
    "Als een van jullie nu even verstandig gaat nadenken en wegloopt, dan hoeven we straks niet een iemand van de grond rapen, maar aangezien jullie je allebei gedragen als kippen zonder koppen.." vervolgde Sapphire rustig. "Blijf ik er mooi tussen staan," eindigde ze haar verhaal en ze vouwde kinderlijk haar armen in elkaar.

    [ bericht aangepast op 13 aug 2014 - 23:47 ]


    That is a perfect copy of reality.

    Lilith Makenzy Serafino || Pyrokinese

    Terwijl ze stug doorstapte, sloeg de twijfel over waar ze het best heen kon gaan toe. Op zich zou warmte het makkelijkst te verkrijgen zijn bij de ruïnes, gezien daar misschien nog handige spullen of overblijfselen van geïsoleerde kamers en haarden waren, maar voedsel en drinkwater waren eerder te vinden in het bos. Langzamerhand nam haar snelheid af door het op een rijtje zetten van de voor en nadelen van beide plekken. Uiteindelijk verkoos ze drinkwater over extra kans op warmte en vervolgde haar weg richting het bos. Ze moest wel goed onthouden waar ze vandaan kwam om nog terug te kunnen richting de ruïnes voor als alles was vergaard om even voort te kunnen, maar ze was ervan overtuigd dat dat haar wel zou lukken.
    Opeens knalde er iets tegen Lilith aan, waardoor ze even dacht voorover te kukelen, maar de ombeschofte blinde hield die val voor een seconde tegen door haar vast te grijpen. Hij liet haar echter heel snel alweer los, maar dit was precies genoeg om een val te voorkomen en ermee weg te komen met een paar snelle stappen naar voren. Geërgerd draaide ze zich om naar de achterlijke persoon om hem uit te maken voor incompetente imbeciel, maar de gozer had zijn mond al geopend. Voor een fractie van een seconde dacht ze nog dat hij zo wijs was zijn excuses te maken, maar hij bleek werkelijk geen enkele werkende hersencel in zijn kop te hebben.
    'Kijk uit waar je loopt, Pipi.' Beledigd trok Lilith haar wenkbrauwen op en sloeg haar armen over elkaar, waarna ze de gozer nogmaals goed bekeek voor ze zou besluiten wat ze hem aan ging doen. Pipi, wat een bespottelijke naam gaf hij haar. En haar ook nog de schuld geven! Zoiets zou ze nimmer pikken. Hij ging echter nog verder, waardoor ze zich af begon te vragen of hij zelfmoord neigingen had. 'Ga maar ergens anders spelen en loop me niet weer in de weg.'
    'Sorry? Volgens mij loop jij mij omver. Bovendien ben ik hier niet degene die hier rondloopt als wandelend aas, maar als jager,' siste ze duidend op zijn bloedende hand. 'Hoewel ik het geen probleem zou vinden als je verslonden zou worden. Maakt het allemaal alleen maar makkelijker voor mij,' bedacht ze zich hardop met een ingetogen grijns op haar gezicht. 'Oh en ik heet geen Pipi. Als je die naam nog een keer gebruikt, doorboor ik met alle liefde je hals.' Ging ze waarschuwend verder. 'Eigenlijk vind ik dat sowieso wel een goed plan.' Ze draaide zich met een ruk om en liep verder. Ze had geen zin om langer met een bloedende imbeciel op te zitten gescheept. Hopelijk zou hij daadwerkelijk snel het loodje leggen op gruwelikle wijze. Dat zou hun ouders leren. Hun plannen zouden als het aan haar lag nooit verwezenlijkt worden.


    Happy Birthday my Potter!

    Alexander "Alec" Jack McCarthy

    Beledigd trok Pipi haar wenkbrauwen op en sloeg haar armen over elkaar. Een grijns kwam op mijn gezicht te staan. Het boeide me echt helemaal geen flikker als ik haar beledigd had.
    'Ga maar ergens anders spelen en loop me niet weer in de weg.' Waren mijn woorden en net op het moment dat ik weer weg wou lopen, zei ze wat terug.
    'Sorry? Volgens mij loop jij mij omver. Bovendien ben ik hier niet degene die hier rondloopt als wandelend aas, maar als jager,' siste ze doelend op mijn bloedende hand. Ik haalde één wenkbrauw op en keek haar koeltjes aan.
    'Hmm. Ik liep jou omver zeg je? Als ik dat al deed, dan zou het waarschijnlijk zijn geweest vanwege je arrogante uitstraling, Pipi. En ik liep je niet omver, je ligt jammer genoeg niet op de grond. Dat zou vast een vermakelijk gezicht zijn geweest.'
    'Hoewel ik het geen probleem zou vinden als je verslonden zou worden. Maakt het allemaal alleen maar makkelijker voor mij,' zei ze hardop met een ingetogen grijns op haar gezicht.
    'En als jij nou eens weg zou gaan, zou het voor mij allemaal wat makkelijker maken,' zei ik tegen haar. 'Sorry dat ik je teleur moet stellen. Maar ik zal niet zo snel verslonden worden. Ik val namelijk niet bijna om als ik tegen iemand op bots. Waarschijnlijk zou jij eerder opgegeten worden.'
    'Oh en ik heet geen Pipi. Als je die naam nog een keer gebruikt, doorboor ik met alle liefde je hals.' Ging ze waarschuwend verder. Een grijns kwam op mijn gezicht. Precies hoe ik haar ging noemen dus. 'Eigenlijk vind ik dat sowieso wel een goed plan.' Ze draaide zich met een ruk om en liep verder. Hmm. Mooi zo. Als ik haar maar niet weer tegen kwam.
    'Als je het een goed plan vindt, dan moet je het vooral proberen, Pipi. Ik hoop dat je net als iedereen hier een gruwelijke dood sterft.' zei ik liefjes tegen haar rug aan met een grijns. En ik wist dat ik het meende. Zo zou dat project mislukken. Ze hebben mijn vriendin de dood in gejaagd en dat zou ze bezuren. Ik ging niet aan dat project werken. Het was het domste wat ik ooit had gehoord.
    Als ik niet eerst mijn hand had willen verzorgen, had ik die viswijf allang geslagen. Ik vervolgde mijn weg naar de rivier en toen ik er was, begon ik mijn hand schoon te maken. Zodra het bloed van mijn hand gewassen was, pakte ik de EHBO-doos en begon mijn hand nogal onhandig te verbinden. Maar toen het klaar was, keek ik er tevreden naar. Beter iets dan niets.
    Toen keek ik om me heen. Ik pakte een paar grote stenen en legde ze in een cirkel. In het midden legde ik veel hout en na een paar mislukte pogingen kreeg ik vuur. Uit mijn tas pakte ik een tinnen beker. Ik vulde het met water. Er zaten twee gaten in die ik al voordat we hier waren, had gemaakt en daar stak ik een stevige tak doorheen. Ik hield het boven het vuur en wachtte tot het kookte. Toen haalde ik het ervan af en zette ik hem naast me neer. Wachtend tot het zou afkoelen.


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    Jeremiah Raum Vandinha
    •–––•–––•–––•–––•


    Alhoewel mijn lichaam constant aan het schudden is door de ingehouden woede en angst – voel ik plotseling twee slanke handen rondom mijn bovenarm geplaatst worden, welke van niemand anders afkomstig zullen zijn dan van Evangeline. Sommige personen kunnen met geen enkele mogelijkheid in zien dat ze het niet zullen redden met lief een aardig zijn – maar dat ze voor zichzelf moeten zorgen door hard te zijn en voor zichzelf op te komen. Daarnaast heb je personen zoals Evangeline – die het voorgaande ook niet zullen leren gedurende de lange tijd welke het leven ons te bieden heeft.
          ‘Wees alsjeblieft niet boos.’
          Vreemd genoeg vloeide de woede langzaamaan uit mijn lichaam, grotendeels door de tedere klank van de woorden van Evangeline – alsof het een medicijn was voor mijn woede aanvallen en deze constant kon laten verdwijnen. Mijn lichaam gehoorzaamt wanneer Evangeline me zorgvuldig op het bed plaats laat nemen, waarna ze naar mijn pols wijst en vraagt wanneer ik de kleine wonde heb gekregen. Voordat ik echter antwoord kan geven, is Evangeline verdwenen en staat ze bij haar eigen bed aan de andere zijde van de ruimte. Wanneer ze terug komt heeft ze overduidelijk een EHBO – doos in haar handen, waardoor ik mijn wenkbrauwen frons en mezelf af vraag of ze de kleine prik in mijn pols daadwerkelijk serieus neemt als een wonde.
          ‘Dit prikt even.’ Voor enkele seconden rol ik met mijn kijkers door de overdreven wijze waar op ze mijn “wonde” start te verzorgen. Als ik er eenmaal met mijn hand overheen had gedaan, was het eveneens over geweest en had ik er niets meer van gemerkt. Echter – ondanks mijn gedachten sta ik toe dat Evangeline haar werk doet, omdat het tevens mij kalmeert.
    ‘Alsjeblieft Jeremiah – wees de volgende keer voorzichtiger, ik wil niet dat je pijn hebt. . .’ Nadat ze haar woorden heeft uigesproken, buigt Evangeline haar hoofd en staart naar haar eigen handen. Snuffend door haar onderdanige gedrag – wat me wel aan sprak – kijk ik naar mijn pols, waardoor mijn kijkers plotseling tweemaal zo groot worden.
          ‘Wat heb ik je in godsnaam. . . Denk je dat ik een kind ben?!’ Mijn stem is opnieuw kil en hard en met een snelle beweging ruk ik de belachelijke pleister van mijn pols, waarna hij op de grond dwarrelt en in stilte blijft liggen. Ik was en bleef een volwassen man en ik liet me niet zo af doen als een klein kind dat een gele pleister benodigd had voor iets wat geeneens aan het bloeden was.
    ‘Je bent verschrikkelijk naïef en dat gaat je dood nog worden hier. Kom eens voor jezelf op en laat zien wat je in je hebt verdomme,’ grom ik vervolgens kort. Het kwam even in me op dat haar “man” ontzettend veel geluk met haar moet hebben, aangezien Evangeline een persoon is die overal “ja” en “amen” op zal antwoorden. ‘Moet je trouwens niet naar je husband? Of ben je eindelijk op je strepen gaan staan en heb je toegegeven dat je niet uitgehuwelijkt wil worden – zoals ieder ander persoon?


    Riley Sparks Supernatural Beauty

    In haar val ontging het Riley dat Elliot haar trachtte op te vangen, maar redelijkerwijs faalde door niet snel genoeg te zijn. Hij had met zijn ene hand de hare nog net kunnen vastpakken, maar zijn andere niet achter haar rug kunnen schuiven om haar gewicht effectief op te vangen, om zo te voorkomen dat ze op de grond zou eindigen. Voor dit detail – naast het feit dat zij degene was geweest die tegen hem was op gebotst - had ze totaal geen oog, en het enige wat er dan ook onmiddellijk van haar kant afkomstig kwam, was het verwijt dat hij een onnozelaar was en uit moest kijken waar hij liep.
          Hierop volgde van zijn kant slechts een zacht lachje, waarna hij haar voor even bekeek. Om haar op dergelijk beleefde wijze in zich op te nemen, zonder dat het een ongemakkelijke blik was dat hij haar toewierp. Vervolgens trok hij haar in een soepele beweging omhoog, doordat hij nog altijd haar hand vast hield, om nu wel zijn vrije hand achter haar rug te plaatsen en haar overeind te houden.
          ‘Ik heb geen hulp nodig van een incompetente sul,’ sputterde ze, toen hij wachtte tot ze zelfstandig kon staan, om haar dan pas los te laten. Het was dat ze zich nog steeds ellendig voelde en dacht nog iets te wankelen op haar knieën, anders had ze hem zeker een verrekte schop tegen zijn schenen verkocht. Maar haar inschattingsvermogen was derhalve aanwezig, waardoor ze besefte dat ze direct weer op de grond zou liggen mocht ze dat doen.
          ‘We weten ook meteen wie er geen ochtendpersoon is,’ merkte hij slechts op, wat bij Riley er zowaar voor zorgde dat haar mond half openviel om iets te zeggen. De woorden om hem opnieuw voor van alles dat vies en lelijk was, uit te maken, lagen al halverwege om eruit te gooien.
          ‘We kunnen nu eenmaal niet allemaal het zonnetje in huis zijn,’ verbeet ze zichzelf echter al, op haast vlijmende toon, waarna ze kort snoof.
          Zonder verder nog iets te zeggen, had ze hem voorbij willen lopen, maar doordat ze meer strompelde en slofte dan degelijk kon lopen, viel ze alweer over een losse steen.
          ‘Lompe boer,’ zette ze haar tirade voort tegenover Eliott, ondanks dat hij totaal niks te maken had met haar lompigheid.

    [Sorry dat het zo lang duurde, maar ik heb dan toch iets geprobeerd te schrijven. Hopelijk kan je iets met m'n post, zo niet, dan laat je het maar weten. Als je wilt, mag je Riley ook gewoon op de grond laten liggen en laten voor wat ze is XD Je moet zelf maar even bezien wat je wilt, aangezien ze gewoon echt een pesthumeur heeft (;]


    “If you can smile when things go wrong, you have someone in mind to blame.”

    Lilith Makenzy Serafino || Pyrokinese

    Hoewel ze merkte dat haar bloed begon te koken, deed ze toch haar uiterste best om hem te negeren en niet meteen iemand af te slachten nadat ze wakker was geworden. De volgende woorden maakten het echter dusdanig erg dat ze zichzelf nog onmogelijk in de hand kon houden. Een rode waas verscheen voor haar ogen, terwijl hij de woorden uitsprak.
    'Als je het een goed plan vindt, dan moet je het vooral proberen, Pipi. Ik hoop dat je net als iedereen hier een gruwelijke dood sterft,' klonk het liefjes. Ergens zei haar verstand nog dat hij zo te merken één van de weinigen was die het met haar eens was dat dit plan moest mislukken om wraak te nemen op hun achterlijke ouders, waardoor ze, toen ze de pijl en de boog in een soepele beweging omgetoverd had in een dodelijk wapen, richtte op de schouder van de jongeman in plaats van de nek en ze zou hem hebben geraakt, gezien hij wegliep en haar niet meer in de gaten hield en Lilith goed getraind was, als er niet plots een hard knetterend geluid naast haar had geklonken en er opeens een rode gloed over de bladeren ging. Snel liet ze de boog zakken en draaide zich om. Naast haar was een klein vuur ontstaan, waardoor de desbetreffende struik volledig werd verzwolgen.
    'What the-' snel griste ze de pan uit haar rugzak en begon richting de rivier te rennen. Het bos in lichterlaaie zetten hoorde namelijk niet bij haar plan. Ze besteedde dan ook geen aandacht aan de jongen die nu bezig was met van alles en nog wat bij de rivier en nam een grote schep water uit de rivier voor ze met een noodvaart terug rende naar het vuur. Dit was gelukkig niet veel groter geworden en de overvolle pan was genoeg om het te laten doven. Toch rende ze voor de zekerheid nog terug naar de rivier om nogmaals water te halen, maar ze zag toen ze terug wilde gaan al dat er geen restje vuur meer over was. Met de pan op haar schoot ging ze aan de waterkant zitten om even op een rijtje te zetten wat er nou precies was gebeurd.
    Haar blik dwaalde even langs het vuur dat de gozer had aangemaakt en een kleine steek van woede ging weer door haar heen, waarna het vuur opeens een heel stuk groter werd en gevaarlijk dichtbij hem kwam. Een lachje ontsnapte haar mond voor ze zich bedacht dat er net twee keer nadat ze boos was geworden meer vuur was ontstaan dan er in eerste instantie was geweest. Haar blik dwaalde richting de plek waar het infuus had gezeten.
    'Verdomme, wat een eikels,' vloekte ze, waarna ze overeind sprong en boos haar hand richtte op een kleine graspol vlakbij, die meteen in de fik vloog door de razende hitte die kwaadheid door haar aderen liet stromen. 'Ze hebben freaks van ons gemaakt.' Het vuur werd een steekvlam voor ze de nog gevulde pan water eroverheen gooide. Haar blik ging naar de gozer verderop. 'Of in ieder geval van mij...' mompelde ze.

    (Ugh, slecht. Ik heb maar wat in elkaar geflanst. Hopelijk kan je er iets mee)


    Happy Birthday my Potter!

    Alexander "Alec" Jack McCarthy

    Op het moment dat het water was afgekoeld, zag ik Pipi aan komen rennen, water pakken en weer wegrennen. Ik besloot mijn aandacht er niet aan te besteden en begon te drinken. Weer kwam ze terug rennen om vervolgens weer weg te rennen waardoor ik me begon af te vragen of ze voor een renwedstrijd aan het oefenen was. Daar was het niet echt te tijd voor. Vrouwen...
    Toen kwam ze weer terug en ging met een pan op haar schoot aan de waterkant zitten. Ik rolde met mijn ogen en zuchtte waarna ik weer doorging met drinken. Het zat nog tot de helft vol en ik besloot het niet allemaal gelijk in één keer op te drinken.
    Opeens werd het vuur groter en kwam gevaarlijk dicht bij me. Kwaad keek ik in de richting van Pipi, ik had het gevoel alsof zij dit deed. Ze sprong op en richtte haar hand ergens op. Het vloog in de fik. Ik wist niet wat er aan de hand was, maar ze heeft gezorgd dat ik bijna gebraden werd.
    Boos keek ik weer naar het vuur voor me. Het was echter helemaal in ijs veranderd. What the actual fuck?! Wat hebben ze met ons gedaan? Nog meer. Wat dachten ze. Dat we superhero wouden worden?
    Langzaam werd mijn woede groter. Hoe konden ze dit doen? Het gevoel om wraak te nemen werd groter en ik was zeker niet bang om het uit te voeren.
    Er schoot een gedachte door mijn hoofd heen. Maar dat was iets wat ik zeker niet wou doen. Ik werkte niet met iemand samen.
    Mijn blik schoot weer naar Pipi. Met een zucht liep ik naar haar toe. Dit kon misschien goed uitpakken dat we krachten hadden. Misschien zou ik mijn 'geliefde' verloofde invriezen. Kan ze mooi weer jaren slapen.
    "Oké, Pi-... Lucifer. Wat is je naam?" vroeg ik haar. Als ik wilde dat dit ging werken, moest ik haar niet meer Pipi noemen. Jammer genoeg. Daarom maar Lucifer tot ik haar naam kende. Dit was de schuld van de mensen die zich mijn ouders noemden. Zonder hun hoefde ik verdomme niet eens met haar te praten. "Ze hebben mutanten van ons gemaakt, maar ik heb het gevoel dat we het nog goed kunnen gebruiken tegen de anderen. Vuur en ijs. Een betere combinatie is er niet." zei ik sarcastisch en bitter tegelijkertijd. Ik had het gevoel dat ik niet aan haar uit hoefde te leggen wat ik van plan was. Dat wist ze zelf wel. Maar als ze me haar liet vragen om hulp, dan zou ik weg zijn. Ik vervloekte ze echt. Zonder hun hoefde ik dit niet te zeggen. Maar wat zullen ze er spijt van krijgen dat ze mij stuurden. "En denk niet dat ik het idee van ons samenwerken nou zo geweldig vind, want eerlijk gezegd val ik nog liever van een klif. Ik doe dit vanwege mijn verdomde ouders. Hopen dat ze branden in hel." zei ik er zacht achteraan.

    [ bericht aangepast op 20 aug 2014 - 21:05 ]


    It's not that I don't love our little talks, it's just... I don't love them. ~ Loki

    Evangeline Marala Blackwood ––––
    “I believe in a love that sets me ablaze, takes my breath away and makes me run with the wind. . . Simply because I feel it exploding inside of me – like passionate firework.”



    “Wat heb ik je in godsnaam. . . Denk je dat ik een kind ben?!” Het geluid van zijn stem is geheel omgeslagen, kil en hard zijn de klanken waarmee ze moest leven – waar ze haar gehele leven al aan had moeten wennen. Nagenoeg elk persoon gebruikte deze geluiden bij haar, alsof ze een dienaar was welk geen zeggenschap had over de zaken. Voor zover zij wist echter, oefende haar vader deze stem niet uit, hoewel ze hem pas tot haar zesde levensjaar kende. Moge zijn prachtige ziel op een serene plek rusten, doolde er door haar gedachtegang heen, waarbij een haast onmerkbare glimlach op haar lippen speelde. Ze miste haar vader, voor hem was zij een “prinses”, wat de anderen ook tegen haar zeiden. Met een warm gevoel vanbinnen door de gedachten aan haar lieftallige vader, keek ze toe hoe Jeremiah de vrolijk, gekleurde pleister van zijn pols aftrok, waarna deze treurig op de grond dwarrelde. Het deed haar impulsief denken aan het vallen van een prachtig, gekleurde boomblad welke van een tak af zwierde. Tegelijkertijd voelde ze zich ietwat droevig, omdat ze hem met zorg had behandeld en hij dit in de wind had geslagen.
          “Je bent verschrikkelijk naïef en dat gaat je dood nog worden hier. Kom eens voor jezelf op en laat zien wat je in je hebt verdomme,” snauwde hij voor luttele seconden. Ondanks het gegeven dat ze zulke dingen gewend was, want Jeremiah was niet de eerste die zoiets zou vertellen, voelde ze een mistroostig gevoel welke ten alle tijden in haarzelf bleek plaats te vinden – het zat alleen verstopt. “Moet je trouwens niet naar je husband? Of ben je eindelijk op je strepen gaan staan en heb je toegegeven dat je niet uitgehuwelijkt wil worden – zoals ieder ander persoon?”
    Geen geluid, geen gehoor, geen beweging van de jongedame haar kant. Haar vingers zaten ineengestrengeld en haar knokkels waren een gebroken, bronzen kleur geworden vanwege de druk ervan. Ongeacht het feit dat ze haar hoofd naar hem op wilde heffen, om zijn expressie te kunnen peilen, kon ze wel weten hoe deze stond en bleef hierom onderdanig naar de vrolijke pleister op de vloer staren. Haar volle onderlip had al vele wondjes moeten doorstaan, gezien het gegeven dat ze hier telkens op sabbelde wanneer ze iets moeizaam verdroeg. Toch hadden deze woorden een geheel andere betekenis voor haar; het ging niet om haar eigen dood, maar om die van iemand anders. Wanneer ze dat met haar eigen overlijden kon redden, was ze tevreden genoeg. Evangeline was absoluut geen persoon die een begerige karaktereigenschap bezat, ze was juist het tegenovergestelde en hoewel ze hierdoor zelfs een idioot in kon zijn, deerde het haar niet. Haar onzelfzuchtige karakter gaf haar de kracht hiermee om te gaan, en dat was de reden waarom deze mensen nodig waren. Zodoende begon ze niet als een klein kind te snikken, alhoewel ze niets liever wilde om deze hele situatie – het verlies van haar familie, de druk op haar schouders als zowel de martelende woorden van ieder persoon. De eerste daad om te laten merken dat ze het niet met zijn uitspraak eens was, gebeurde door middel van een zacht, onzeker wiegen van haar hoofd.
          “Misschien ben ik wel naïef en goedgelovig, alleen ik ben overtuigd dat zulke mensen nodig zijn op de aarde. . .” fluisterde ze met haar gebruikelijke tedere klank, waar een kalme genegen ondertoon in verworven zat. Soms dan was het simpelweg nodig zo’n persoon in je leven te hebben, iemand die zichzelf voor de ander zou opofferen, want deze waren daar sterk genoeg voor om verschillende soorten hartenleed te verdragen – zonder zelfzuchtig te worden. Het meisje was van jongs af aan al zorgzaam geweest richting de personen rondom haar, waardoor ze pijn zo min mogelijk in hen leven liet.
          “Jeremiah. . .” Haar stem had de beheerste muziek van de wind kunnen zijn momenteel. Nu kwam het moment dat ze wel haar hoofd ophief naar hem, waarbij haar hazelkleurige poelen, een vermenging van mosgroen en aardebruin, in de zijne penetreerden. “Net zoals dat ik geloof dat jij geen kwaadaardig persoon bent. Je hebt simpelweg iemand nodig waarbij je – je kunt openen, aan wie je – je kwetsbare kant durft toe te vertrouwen.” Een huivering dwaalde eenzaam door haar tengere lichaam, waarbij de emotie van haar verborgen verdriet het meisje teisterde. Ze liet niets aan een persoon weten, dat zorgde voor problemen en dat wilde ze hen niet aandoen, zo eveneens “Jev” niet. Ze was echter tevreden genoeg over deze situatie om vervolgens lichtjes op haar voeten te staan, te bukken en de vitaminereep op te pakken, waarna ze zich omdraaide. Met een zachtaardige glimlach, eveneens in haar ogen – waarbij ze hem niets kwalijk nam -, gaf ze Jeremiah de desbetreffende reep. Evangeline voelde de lichte streling van zijn huid wanneer ze deze met zorg in zijn handen legde.
          “Indien dit mijn ondergang wordt, dan zal het zo zijn en heb ik daar vrede mee. Het is mijn bestemming om een geheel nieuwe wereld te creëren en ik ben gezegend voor zo’n eervolle missie als deze – mijn moeder, mijn vader en oma hebben vertrouwen in mij. Net zoals mijn familie, rekenen de ouders van de anderen hier op hun kinderen – ze geloven in hen, in jou, Jeremiah.” Kort schudde ze haar hoofd opnieuw, waarbij haar glanzende haren lieflijk heen en weer wiegden. “Wie ben ik om mijn belangen voor te zetten? Het enige wat ik kan doen, is hen niet teleurstellen en de aarde betoverend mooi voortbrengen.” Hoewel haar stem ondertussen emotioneel was geworden, bleef ze haar lieflijke glimlach vertonen en haar enigszins onderdanige gedrag bleef. Na alles wat ze gezegd wilde hebben, draaide ze zich rechtsomkeert, klaar om weg te treden en voedsel te vinden. Haar ogen deden pijn wegens het directe licht, dit had ze immers al deze jaren niet verdragen. Om de paar seconden knipperden ze met haar grote, reebruine poelen, waardoor ze iets weg had van een elegant dier in nood.
          “Moge het je smaken, Jeremiah.”

    [ bericht aangepast op 20 aug 2014 - 23:15 ]


    Quiet the mind, and the soul will speak.

    Kaih Aiko Mercer - Teleportation


    "Anywhere you are, I am near. Anywhere you go, I'll be there.
    Anytime you whisper my name you'll see,
    Every single promise I'll keep,
    cause what kind of guy would I be,
    If I was to leave when you need me most."



    Het volgende moment voelde Kaih hoe er een zelfgenoegzaam gevoel door zijn lichaam stroomde toen zijn vuist eenmaal Raphael’s kaak raakte. Hij had zo lang op dit moment gewacht – gewoon om die eikel te confronteren met wat hij had gedaan en om hem terug het verstand in zijn brein te slaan. De grijns die om zijn toenmalige beste vriend’s lippen dan ook speelde wilde hij het liefst er van af slaan. De eikel begreep niet eens de gevolgen van zijn acties maar als het aan de Iranese jongeman lag zou hij ze maar al te liefst aan hem leren. Met veel plezier zelfs.
    Een kreun rolde over Raph’s lippen toen Kaih zijn vuist terug trok en zag hoe Raphael naar zijn bezeerde kaak greep. De woedende blik die hij daarna naar Kaih stuurde verraadde maar al te graag duidelijk dat de jongeman niet was opgezet met het vriendelijke gebaar. Het was vriendelijk – zeker als je wist dat Kaih het liefst van al gewoon zijn hele gezicht wilde bewerken. Kaih begreep nog steeds niet hoe hij dit duivelsgebroed zijn beste vriend had kunnen noemen. De twee waren met elkaar opgegroeid door hun bevriende ouders en hoewel het leeftijdsverschil waren de twee nauwelijks te scheiden geweest. Ze deelden lief en leed met elkaar, hielpen elkaar bij hun eerste liefdes, haalden samen kattenkwaad uit en wisten dat ze elkaar hun geheimen konden toe vertrouwen. Kaih had gedacht dat Raphael de enige persoon was geweest die hij voor de volle honderd procent kon vertrouwen – hij vertrouwde de jongen met zijn volle hart waardoor hij hem had ingelicht over zijn plan. Hij besefte nu dat het de domste beslissing was geweest dat hij ooit had gemaakt. Niet alleen had hij zijn zusje daardoor verloren maar ook zijn beste vriend. Dat was wel het laatste dat hij had verwacht. Raphael was als een broer geweest. Dat had hij toch gedacht.
    “Ik heb niemand de dood ingejaagd.” De manier hoe Raphael het zei deed Kaih denken aan een sissende giftige slang – wat in Kaih's ogen een terechte vergelijking was. Hij was zo stil, koel, glad en giftig als een slang. Alsof hij je elk moment met één simpele beet kon doden. Echter had Raphael het op een andere manier gedaan; hij had zijn beste vriend verraden, hem als het ware een mes in de rug gestoken om daarna nog eens een paar keer te draaien. "En jij hebt het recht niet om mij een verrader te noemen." Om zijn woorden nog wat kracht bij te zitten haalde Raphael het volgende moment uit naar Kaih's buik.
    Kaih wist niet precies of het de woorden of het feit dat Raphael hem had geslagen was geweest die hem tot het hoogtepunt hadden gedreven. Raphael had beter moeten weten. Hij wist hoe Kaih was als hij ontplofte. Het gebeurde niet veel maar als het gebeurde was het geen lachertje.
    Zonder enig teken van pijn te tonen balde Kaih zijn handen tot vuisten en keek hij op. Zijn ogen stonden dof – een blik die zoveel wilde zeggen als ‘You’re dead meat, asshole.' kon men eruit opmaken. Bijna had hij dan ook op het punt gestaan om de jongeman nogmaals bij zijn kraag te pakken en tegen de dichtstbijzijnde boom te gooien toen Sapphire uit het niets tussen hen in ging staan. Kaih was haar compleet vergeten. Hij was iedereen vergeten – buiten Raphael en zichzelf.
    “Jongens, alsjeblieft zeg. Ik snap best dat jullie elkaar in de haren kunnen vliegen, of dat jullie elkaar niet meer mogen, maar om al in de eerste tien minuten dat jullie wakker zijn elkaars hersenen in elkaar te timmeren is ook niet het slimste idee dat jullie ooit hebben gehad. Beter negeren jullie elkaar vanaf nu of ontwijken jullie elkaar, want dit werkt níét.” Hij hoorde hoe mevrouwtje bemoeial rustig sprak waarna ze hem een beetje naar achteren duwde. Hij reageerde echter niet op haar woorden of gebaar – het enige dat hem op dit moment belangrijk leek was de bruinharige jongeman die voor hem stond. “Als een van jullie nu even verstandig gaat nadenken en wegloopt, dan hoeven we straks niet een iemand van de grond rapen, maar aangezien jullie je gedragen als kippen zonder koppen.. Blijf ik er mooi tussen staan.” Hij had geen enkele keer naar haar keken maar nu scheurde hij zijn blik los en keek haar met een helse blik aan.
    “Hou je d’r buiten, Sapphire.” Hij klemde zijn kaken stevig op elkaar terwijl hij voelde hoe zijn armspieren zich opspanden. De woorden hadden grommend zijn mond verlaten waarna hij zijn geduld verloor en haar hardhandig opzij duwde.
    “Je hebt geen idee wat er gaande is dus ga die bemoeizieke mond van je maar ergens anders gebruiken.” Snauwde hij haar toe waarna hij weer naar Raphael stormde en nogmaals hem bij zijn kraag nam. Deze keer duwde hij hem tegen een boom terwijl hij hem rechtstreeks in zijn ogen keek. Voor enkele seconden was er ook een vleugje pijn in zijn ogen te bespeuren maar die verdween echter zo snel als het gekomen was. Kaih opende zijn mond, klaar om nog een stevige reeks woorden zijn mond te verlaten maar hij had geen idee wat hij moest zeggen. Zoveel dingen kwamen tegelijkertijd in hem op – de ene wat erger dan de andere – maar hij had geen idee hoe hij deze gevoelens moest verwoorden. Hij werd bedolven door zoveel dingen.
    “Je..” Hij probeerde maar zijn stem kapte hem af. Hij duwde Raphael hardhandig tegen de boom waarna hij de jongeman nog eens goed bekeek. Zijn armen trilden van de spanning die hij had uitgeoefend waarna hij hem uiteindelijk hardhandig los liet. “Je hebt geluk dat prinsesje daar je is komen redden.” gromde hij waarna hij nog eens wilde uithalen naar Raphael maar zich uiteindelijk omdraaide.
    De verdwaasde blik in zijn ogen verraadde hoe opgefokt hij nu wel niet was. Hij wist geen blijf met zich zelf en had elk moment het gevoel alsof hij iemand de keel kon over snijden. De boosheid die in hem naar boven borrelde was vervangen door haat. Hij haatte hem. Met heel zijn hart. Hij verachtte Raphael.
    “Volgens mij heb jij deze harder nodig dan mij. Tien minuten maakt je al helemaal gestoord.” Hij had zich nog maar omgedraaid of Sapphire kwam in zijn gezichtsveld en drukte hem de trui die hij eerder had gegeven in zijn armen. Het kon Kaih niets meer schelen. Hij had er genoeg van en moest hier weg – weg van alle verraders en irriterende mensen. Zonder er nog woorden aan vuil te maken liep hij dan ook de tegengestelde richting in. Hij begon te wandelen maar naarmate hij verder liep zette hij het op een lopen. Hij wilde zijn gevoelens en gedachten onderdrukken. Hij liep alsof hij liep voor zijn eigen leven – niemand hield hem tegen en hij wilde niets meer voelen buiten de wind en de koude. De wind raasde langs hem terwijl hij de hele tijd bleef lopen. Springen. Rechts. Links. Bukken. Alles kwam wel aan de pas terwijl de jongeman niet wilde stoppen. De koude deed hem goed. Het maakte hem kalm en alert.
    Uiteindelijk stopte hij na tien minuutjes omdat hij wist dat hij niet kon blijven lopen. Zijn handen plaatste hij op zijn knieën waarna hij bukte en zo even op adem probeerde te komen. Toen hij het gevoel had dat hij weer een beetje op adem was gekomen, keek hij op om te zien waar hij was beland. Hij stond in het midden van de stad; alles was overwoekerd, de meeste gebouwen waren in elkaar gestort en overal lag wel rotzooi. Kapotte auto’s, lantaarnpalen en stukken van huizen die de verlaten straten bezaaiden maakte het plaatje volledig. Hij sprong op een motorkap van één van de vele kapotte auto’s waarna hij zo op het dak sprong en zo eventjes bleef staan - het hele gebeuren in zich opnemend. Zijn handen vouwde hij achter zijn hoofd terwijl hij zo keek naar de schade die de ijstijd de stad had toegebracht. Het enige geluid dat te horen was was zijn eigen onregelmatige ademhaling.

    [Ik moest van Demi aka Denys de reactie van Sapphire in mijn post verwerken.]

    [ bericht aangepast op 21 aug 2014 - 13:19 ]


    Rise and rise again until lambs become lions