Isabella Eloise Fabiana ll Timuto di Roma
"Isabella, laat me nooit schrikken, voor je het weet heb je een pistool of mes in je nek," verweet Stephen haar en schuldbewust keek ze hem aan. "Sorry," prevelde ze, "het was niet mijn bedoeling je te laten schrikken." Kort schoten haar ogen rond, ze voelde zich nooit op haar gemak buiten. Al dat gedoe met die bendes, ze had zich nooit willen bemoeien met de gevechten en had zich altijd wat afzijdig gehouden. Toch wist ze, dat als ze iemand van de andere bende tegen zou komen, deze geen genade zou kennen. Gevaar lag altijd op de loer.
"Hmm-hmm, jazeker!" Haar gezicht klaarde op toen hij vroeg naar het geld. Toen ze zeker wist dat ze alleen waren gunde ze hem een korte blik in haar handtas waar ze het grote geldbedrag in gestopt had. "Het was nogal een pocher met een hoop cash op zak, helaas was hij niet zo scheutig met het uitgeven ervan, anders had ik nog meer buit kunnen maken," vertelde ze Stephen. Ze stak haar handen in de zakken van haar jas. "Zullen we gaan? Ik wil van dat geld af," zei ze met gedempte stem. Het was geen geheim dat ze altijd nerveus werd als ze met een groot geldbedrag over straat liep, anders had ze het voorstel niet gedaan. Ze wilde niet dat ze laag over haar dachten, maar toegegeven zou ze zichzelf ook uitlachen en op zichzelf neerkijken als ze een ander was geweest. Het was alsof ze hier niet hoorde, maar waar hoorde ze dan wel? Haar geheugen was wazig, wazig sinds die ene nacht.
Een hoge pieptoon was wat haar die nacht uit bed had gehaald. Al vanaf het moment dat haar voeten de koude vloer raakte schoot er een onbehagelijk gevoel door haar lichaam heen die haar rechtstreeks naar de overloop deed lopen. "Pap! Mam?!" riep ze terwijl het verschrikkelijke gepiep doorging, het was van het brandalarm realiseerde zich nu. "Pap!" Haar passen versnelde terwijl ze deuren van slaapkamers opentrok. "Mam! Waar ben je?!" Haar stem sloeg over en ze voelde tranen opkomen. 'Munashe?" Plots kwam ze tot stilstand en haar ogen werden groot van schrik bij het zien van de grote vlammen die uit haar ouders hun slaapkamer kwam en als een razende om zich heen grepen. "Nee.. Nee nee nee.." fluisterde ze. "Pap! Mam!" Ze bleef staan en wachtte, terwijl de vlammen als maar groter werden en de rook dikker. De hitte brandde op haar blote lichaam dat slechts bedekt werd door een nachtjapon. Plotseling begon ze te hoesten en ze sloeg haar hand over haar mond en neus, ze moest weg hier. Snel! Met een ruk draaide ze zich om en rende over de veranda, terwijl van de benedenverdieping niks meer te zien was dan oranjekleurige vlammen en dikke rook. Plots hoorde ze een gil en haar ogen schoten heen en weer. 'Munashe!" ze dacht dat ze schreeuwde, maar er kwam slechts ene schor en bijna onhoorbaar geluid uit haar kil. Ze probeerde het nog eens en nog eens. Plotseling hing ze aan de deurpost van haar eigen kamer, de vlammen hadden het nog niet bereikt en al hoestend strompelde ze richting het raam. Met veel moeite wist ze het raam omhoog te duwen en de koude lucht voelde als een aanslag op haar lichaam, maar tegelijkertijd was de frisse lucht een welkome verrassing. Weg hier. Ze moest weg. Voor ze het wist had ze haar ene been al door het raam gestoken, toen ze geschrokken naar haar openstaande deur keek toen ze een harde knal hoorde. De vlammen kwamen eraan, het zuurstof voedde ze wist ze. Van schrik gooide ze ook haar andere been door het raam naar buiten en voor ze het wist vloog ze door de lucht. Er klonk weer geen gil, maar dit keer was zij het zelf wist ze.
Met een smak raakte ze de grond en de pijn schoot door haar hele lichaam heen. Ze kreunde en rolde op haar zij, terwijl het geluid van sirenes ineens tot haar doordrong. Ze opende haar ogen een stukje en tussen haar wimpers door kon ze de lichten zien, ze deden pijn aan haar ogen. Voorzichtig en kreunend van de pijn kwam ze overeind, weg wilde ze. Ze moest weg, weg van het brandende huis.. De paniek sloeg op haar longen en haar ademhaling was onregelmatig. Dit werd slechts nog erger toen ze begon te rennen. Alles deed pijn, haar hele lichaam, maar ze moest weg. In blinde paniek rende ze door, kreeg soms takken in haar gezicht, struikelde over stenen, botste dingen omver en stootte zich meerdere malen, maar het deerde haar niet. Het was alsof de pijn overal was, maar haar niet kon krijgen. Tranen biggelden over haar wangen en ze rende door en door, totdat ze weer viel en de kracht niet meer kon vinden om op te staan. Bijna dierlijke snikken verlieten haar mond terwijl ze op de grond bleef liggen rillen. "Ssst, het komt goed.." Ze probeerde haar ogen te openen toen ze de stem hoorde. Hoe lang had ze er gelegen? "Het is al goed, het is al goed.. Kom." Ze voelde hoe iemand haar omhoog probeerde te krijgen, waarom deed die persoon dat? Ze wilde het niet! Ze wilde blijven liggen, rustig blijven liggen. De persoon gaf niet op en uiteindelijk moest ze wel meegeven om niet weer om te vallen. Misschien was het wel beter, om zich te laten vallen.. Haar spieren ontspande zich, maar de persoon hield haar staande. "Kom mee." De stem was zacht en aangenaam, maar kon de geluiden in haar hoofd niet overstemmen. Voetje voor voetje schuifelde ze toch de persoon achterna, maar ze had geen idee waarheen.
> Mijn post was nogal kort, dus heb er maar even een flashback in gegooid :'D Ik voelde me een beetje verplicht die er nog in te gooien. Ik heb hem niet meer overgelezen en ben er ook niet super tevreden over ofzo, maar dan is het in ieder geval even duidelijker (:
[ bericht aangepast op 31 dec 2013 - 10:27 ]
In the end the only person we love is ourselves, that's why we choose to love someone who can please us the most.