Phelan Laoidheach Aedán Roadh
Phelan had de kamer van Kathryn willen verlaten toen hij werd tegengehouden door de gevangenneming van één van zijn handen. Zijn blik ging naar de dame die zijn hand vast hield alsof ze nooit meer los wilde laten. 'Wacht, Phelan, wanneer zie ik je weer?' Om eerlijk te zijn had hij verwacht dat ze nog een lieve opmerking naar hem wilde maken, niet dat ze een hoofdbrekende vraag zou gaan stellen die hij niet wist te beantwoorden. Hij dacht even na en liet daarbij zijn duim zacht over de rug van haar hand strelen. "Ik weet het niet Kathryn." Antwoordde hij toen naar alle eerlijkheid. Phelan had gehoopt de onzekerheid weg te kunnen halen over de hele situatie, als hij een duidelijk antwoord op de vraag had kunnen geven, maar daarin faalde hij. Zijn ogen sloeg hij neer terwijl hij driftig nog een juist antwoord probeerde te verzinnen, uiteindelijk gaf hij het op en keek hij terug in de kijkers van Kathryn. "Ik kan je geen precies moment geven maar we zullen elkaar snel weer zien, dat beloof ik." Hij hoopte dat het hem zou lukken haar later vandaag of morgen nog te bezoeken maar hij wilde geen beloftes doen die hij niet kon houden. Een beetje vaag zijn leverde dan in ieder geval geen teleurstelling op. Zijn lippen drukten nog een kus op de rug van haar hand voordat hij zijn hand los haalde uit haar greep. Hij liet haar alleen achter in de grote kamer nadat hij bij de deur nog wat woorden tot haar had gesproken. Zodra hij op de gang stond moest hij maken dat hij beneden kwam zodat hij een discussie met William kon aangaan over zijn afwezigheid.
Eleanor liet weten dat ze alles had kunnen vinden in het dorp, wat een kopzorg minder voor hem betekende. Toch vroeg hij haar nog even beleefd of hij het mandje even mocht zien, zodat hij kon controleren of ze wel echt alles bij zich had. De mand nam hij over en hij schoof wat spullen op zij zodat hij kon kijken of alles aanwezig was, doordat hij niet meer precies wist wat hij allemaal genoemd had wat ze moest halen nam hij maar gewoon aan dat het was gelukt. Het stuk kaas dat ontbrak merkte hij niet op en met een glimlach overhandigde hij haar het mandje weer. “Bedankt.”
Net toen hij meende dat hij Eleanor verdere instructies kon geven over wat hij van haar verlangde begon William te spreken. “Phelan, waar komt deze jongedame vandaan, wat doet ze hier, waar ben jij geweest en wat heb jij bij Rastullah’s staart uitgespookt met je handen?” Het vragenvuur dat hij op zich af gestuurd kreeg moest hij maar ondergaan. Hij had het ook verdiend, hij had hier moeten zijn, de jongens moeten inlichten over Eleanor, zijn hoofd niet in zaken moeten steken die hem niets aangingen en bovenal niet zijn agressie op een stenen muur moeten afreageren. Van een stenen muur kon je het nooit winnen, tenzij de dood je doel was. Phelan nam een hap lucht om het uit te gaan leggen aan zijn collega, dat hij daarbij dingen ging verzwijgen of verdraaien moest zijn collega maar van hem accepteren. De waarheid zou niet over zijn lippen kunnen komen, niet nu de waarheid zo onzeker was als zonneschijn met een dreigende lucht.
“Deze jongedame, met de naam Eleanor, heeft mij om onderdak gevraagd in ruil voor klusjes die ze kon opknappen, dat is dus ook precies wat ze hier doet, klusjes voor me opknappen. Ik heb wat ontbijt weggebracht aangezien in de keuken de dienstmeiden ontbraken. Met mijn handen heb ik een ongelukje gehad, dus ik heb nog snel een bezoekje gebracht aan de arts, in de hoop dat hij ze kon verzorgen.” Het aantal leugens dat hij had verteld viel hem nog best wel mee, eigenlijk alleen dat laatste was een leugen. Nu kon hij slechts hopen dat hij William zijn uitleg voldoende vond. Kort schoot zijn blik naar zijn handen, die helemaal niet waren verbonden door de arts maar door Kathryn, die hij weer had moeten verlaten. Al vrij snel blikte hij terug naar William, want de jongeman begon weer te spreken.
“Sinds wanneer breng jij ontbijt weg? Dat is de taak van de dienstmeiden, dan had je die maar moeten zoeken. Je hebt de keuken leeg achter gelaten, wat voor excuus heb je daarvoor?” Het vuur begon op te laaien in de ogen van zijn collega terwijl de jongeman verder sprak. “Wat had ik moeten zeggen als de chef mijn kamer was komen binnenstormen omdat er niemand in zijn bakkerij aanwezig was?” De woorden kwamen sissend over de lippen van William, hij wilde kennelijk best de schuld op zich nemen of een smoesje verzinnen maar dan had hij wel een goede uitleg van Phelan nodig, die hij momenteel niet kreeg. Phelan probeerde het, om rustig te antwoorden, zijn woorden waren echter al wat opgefokter dan normaal goed was. “Ik had helemaal niets te doen en die meiden waren onvindbaar, denk je dat ik ze er in de keuken niet al eens om heb gevraagd? Ik heb inderdaad de keuken leeg achter gelaten, maar ik schatte dat ik slechts een minuut of tien weg zou zijn, dat kan ik het toch niet helpen dat ik mezelf verwond?” Phelan boog zich meer naar zijn collega toe voor de laatste woorden.
“Je had een smoesje moeten verzinnen, net zoals ik wel vaker voor je heb gedaan, om de kop van de ander te redden. Je weet heel goed dat ik het blindelings voor jou doe.” William ging direct in het verweer, zoals Phelan eigenlijk wel had verwacht. “Had één van die meiden gezocht dan! Je hoort de keuken niet leeg achter te laten, dat is één van de eerste dingen die je hier leert, dat hoor je niet te vergeten. Hoe denk je eigenlijk te kunnen gaan werken, nu je handen ingepakt zijn? Bij Rastullah’s staart, je weet goed genoeg dat we ons geen bacteriën in het eten kunnen veroorloven, dat kost ons allemaal de kop!” De woorden van William hadden nog net geen vlam gevat, maar het scheelde niet veel meer. En als iemand dan tegengas wist te geven, dan was het Phelan wel. “Dat hadden de lui van de keuken al gedaan, dat heb ik echt wel nagevraagd, achterlijk ben ik niet!” Phelan had zijn stem verheven, de woede omwille van zijn onmacht tegenover de hele situatie van net en zijn ingepakte handen nu, borrelde steeds meer en meer op. “Ik weet goed genoeg dat je die keuken niet leeg hoort achter te laten, ik heb nog iemand gevraagd om op te letten, die zal er wel tussen uit zijn geknepen toen het hem te lang duurde.” Net toen Phelan antwoord wilde geven op de vraag van hoe hij nu wilde gaan werken, met ingepakte handen, begon madam Eleanor te spreken.
‘Ik kan helpen in de bakkerij, al van jongs af aan heb ik mijn vader in de bakkerij geholpen, ik ken de fijne kneepjes van het vak.’ Zijn ogen richtte hij op de jongedame en hij kon zich inderdaad herinneren dat ze iets had gezegd over dat ze wel vaker in een bakkerij had geholpen. Ze leek hem nu uit de brand te helpen, hoewel de woede in zijn binnenste nog borrelde was hij haar dankbaar. William had zijn mond gesloten, om zwijgend zijn ogen over het lijf van Eleanor te laten glijden. Phelan kon al wel raden wat zijn collega dacht, ze was veel te fragiel voor dit vak, ze was niet zo stevig als de andere dames die hier wel hielpen. Dit was hard werken, besefte ze zich dat wel? William had nog geen woord gesproken of er rolden alweer woorden over de lippen van Eleanor, met iets minder zekerheid dan daarnet. ‘Ik heb een verblijfplaats nodig, maar heb weinig geld en weet niet hoe lang ik hier nog zal moeten blijven. Zou ik, als ik in de bakkerij kom helpen, hier tot die tijd kunnen blijven?’ William moest hier een oordeel over vellen maar misschien kon Phelan het meisje nog iets meer helpen.
“William, ik beloof dat ze niet tot last zal zijn, ik zal haar onder mijn hoede nemen en de nodige dingen uitleggen. Ze mag mijn bed hebben, ik verzin wel iets anders.” De jongeman naast hem was diep aan het nadenken maar nam na luttele seconden dan toch een besluit. “Ze kan blijven, mits ze haar werk goed doet, niet tot last is en onder jouw verantwoordelijkheid valt. Bakt ze er niets van, dan verdwijnt ze niet alleen, maar dan zul jij het ook voelen, begrepen? Owhja, je stelt het ook nog voor aan de chef, als hij morgen er weer is.” Phelan knikte nederig. “Bedankt, William.” Wat Eleanor niet wist en ook niet te weten zou komen als het aan Phelan lag was dat hij gestraft zou worden voor als zij er een potje van maakte. Phelan wist goed genoeg wat voor straf er voor hem dan op de planning stond, zijn ogen knepen kort samen bij de gedachten, de pijn kon hij al voelen. De gedachten drukte hij echter weg, zijn aandacht richtte hij op Eleanor. William was intussen weer weg gelopen, naar zijn eigen plek in de bakkerij en de normale hoeveelheid geluid verspreidde zich weer door de bakkerij. Phelan stak zijn hand uit naar het mandje. “Geef die maar aan mij en vraag aan madam Isabel om een schort, ik kom er zo aan.” Kort wees Phelan naar een vrouw die deeg stond te kneden.
Terwijl Phelan langs Eleanor liep fluisterde hij nog wat in haar oor. “Je mag gaan bewijzen wat je werkelijk kunt, in plaats van mooie woorden.” De jongeman ruimde de inhoud van het mandje op, om daarna naar zijn kamer te lopen en een schoon shirt aan te trekken. Met de stof van zijn natte shirt bleef hij nog even in zijn handen staan. Nog altijd kon hij niet geloven dat hij zijn meisje weer had gevonden, zijn meisje. Tegenstrijdige gevoelens zwierven in zijn hoofd rond, hem nog verwarder makend dan hij momenteel al was. Daarnaast waren er nog zoveel onbeantwoorde vragen, nog zoveel tijd om weer in te halen. Het shirt smeet hij op de stoel, hij moest zich nu focussen op het behoud van zijn baan. Eleanor moest goed ingewerkt worden. Bij terugkomst in de bakkerij liep hij op de jongedame af, die inmiddels al een schort om had. “Eleanor, heb je ooit al wel eens boterkoek gemaakt?”
[ bericht aangepast op 1 maart 2014 - 13:13 ]
Stand up when it's all crashing down.