Iyalle Gwendoline Yggdrasil ~ 20 ~ Prinses
De wolken boven mijn hoofd leken zich samen te pakken van de kleine schapenwolkjes tot een dikke brei die gelukkig niet al te grijs werd wat op regen kon gaan wijzen.
En wat is regen nou precies ? Enkel druppels water die uit de lucht komen vallen.
Ik snap nog steeds niet waarom vele mensen daar zoveel heisa om maken, alsof ze van zand gemaakt zijn en geen zin hebben om in modder te veranderen.
Mijn hand streek over de rok van mijn jurk terwijl ik opstond van de trap en nogmaals om me heen keek om te kijken wat ik nu kon doen.
Het was echt veel te stil hier, geen geroezemoes van mensen, geen gelach, zelfs geen gepraat, laat staan muziek.
Er was geen enkel teken van mens of dier, zelfs de paarden waren vanaf hier niet hoorbaar terwijl het toch redelijk dichtbij is.
Ik weet niet of ik hier wel tegen kon, ik was een overvloed aan geluid gewend, mensen op de markt die spontaan in een dans uitbarstte wanneer er een groepje begon te spelen op de fluit,Viool, kleine harp, trom, Luit of lier.
Deze stilte zou me nog eens naar het hoofd stijgen.
Een gedachte zorgde echter voor een glimlach op mijn lippen en hoogstwaarschijnlijk een twinkeling in mijn ogen.
Als ik nou zelf eens muziek zou maken, misschien zou dat hier een aantal zaken wakker schudden en waren we, ook al was het maar voor even, van die doodse stilte af, alsof de dreiging al boven ons hoofd hing en iedere seconde aan kon vallen.
Doemdenkers.
Vele verhalen van strijden beginnen grimmig, met strategische complotten, het opstellen van legioenen, slijpen van zwaarden, bijlen, speren en pijlen, terwijl ze die avond het beste konden feesten wat ze kunnen, het kon als het ware je laatste feestmaal zijn dat je nuttigde en je laatste avond zou je toch niet willen afsluiten in die grimmige bui van de hardvochtige voorbereidingen, met de naderende kou in je kielzog ?
Zuchtend liet ik me toch weer op de trap neerzakken en liet mijn hoofd in mijn handen steunen.
Nu werd ik er ook nog weer depressief over.
Ik moest nodig mijn handen weten te leggen op een instrument, maakt niet wat, zolang het maar iets was waarmee ik overweg kon.
Misschien zou ik daarna toch langs de kasteelmuren lopen terwijl ik speelde, kijken of er hier nog elfen waren met wie ik wel kon praten of samen mee van de muziek kon genieten.
Net zo snel als dat ik was neergeploft sprong ik op en mijn voeten maakten amper geluid terwijl ik de treden terug naar de grote kasteeldeuren opliep.
De deur kraakte zwaar terwijl ik ze opendeed en naar binnenglipte, twee soldaten die daar op wacht stonden keken me een beetje verward aan, maar schenen me daarna toch te herkennen wat ik uit het korte eerbiedige knikje af kon leiden.
Snel knikte ik met een glimlach terug, blij dat ik eindelijk weer een levende menselijke ziel zag.
Normaal vond ik het nooit erg om tijden alleen te zijn, maar zoals ik al zei maakt de stilte het hier redelijk onverdraagzaam.
Mijn voetstappen weergalmden zachtjes door de evenals stille gangen heen terwijl ik mijn verkenningstocht naar een instrument voortzette.
Maar na een tijdje begon ik al lichtjes de hoop op te geven, de gangen bevatte niet heel veel dingen en ik wou niet zomaar ergens binnenvallen door een deur te openen en daarmee misschien wel privévertrekken te betreden.
Een kleine wenteltrap leidde me naar beneden.
Het gesteente werd steeds natuurlijker en naarmate ik de laatste bocht omging kwam ik op een nieuwere gang uit, waar ik weer een trap naar beneden nam, waar ik al snel een aantal soldaten aan een tafel zag zitten.
Ze hadden allemaal een grote ring met sleutels aan hun riemen hangen en in de verte hoorde ik iemand schreeuwen.
Ik moest in de kerkers aanbeland zijn.
Één van de wachters kreeg me in de gaten en stootte de anderen aan waarna hij iets tegen hem fluisterde.
Eentje floot. "Zeg, zo'n eentje wil ik wel in mijn bed hebben."
Zijn woorden had hij zacht gefluisterd maar ik had elk woord duidelijk kunnen verstaan.
Onbeschoft om zo ook maar over wat voor een vrouw dan ook te praten.
Schijnbaar hadden ze geen enkel idee wie ze ook maar voor zich hadden, net zo goed als menig andere mensen hier in het kasteel.
"Jullie hebben vast genoeg te doen heren." Ik knikte ze toe voor ik weer naar boven snelde.
Achter me hoorde ik nog een aantal woorden die naar mijn hoofd gesmeten werden, maar ik blokte ze bewust en onbewust uit mijn geheugen.
"Stelletje barbaren." Foeterde ik zachtjes terwijl ik weer uitkwam op de gang.
Links, rechts of weer via de wenteltrap omhoog, nee, het laatste was geen optie.
Ik koos voor rechts, aangezien die langer leek dan de linkerkant van de gang.
Hier stonden deuren open, dus ik kon nu steeds voorzichtig een glimp naar binnen werpen en ik ontdekte voornamelijk Bezemkasten, verlaten kamertjes met versleten bedden en een hoop stof op het verdere meubilair.
Maar toen vond ik een rommelkamer en voorzichtig zette ik een aantal stappen naar binnen.
Er stonden allerlei spulletjes opgestapeld, van oude stoelen, kussens, kratten vol met kleding, bouwvallige kasten, stellages met roestige zwaarden, oude boeken en een hele hoop stof.
Steeds nieuwsgieriger begon ik de kisten, zakken en kasten te kijken en vond af en toe de leukste dingen, oude juwelen waarvan een steen ontbrak wat waarschijnlijk de waarde omlaaghaalde.
En toen, na kast zeven vond ik eindelijk iets wat er veelbelovend uitzag.
Er lag een vioolkistje in.
Opgewekt prutste ik aan de kleine schuifslotjes en deed het kistje open.
Er lag tot mijn genoegen een viool in, het hout was een beetje afgetakeld maar alle vier de snaren zijn er nog en de strijkstok ziet er ook nog prima uit.
Voorzichtig haalde ik hem eruit en legde hem tussen mijn schouder en kin en haalde de strijkstok zachtjes over de snaren heen, waarna ik even samentrok.
Deze viool moest echt eventjes opnieuw gestemd worden.
Al bezig met het bijstellen van de viool liep ik de gang weer op en boven aan de wenteltrap had ik het eindelijk allemaal voor elkaar gekregen.
Het geluid dat nu de viool verliet was een harmonieuze toon, die zowel opgewekt als emotioneel opgevat kon worden.
Ik sloot eventjes mijn ogen en speelde het eerste deuntje dat ik ooit geleerd had, het was een slaapliedje dat mijn kindermeisje me geleerd had en de noten weerklonken inderdaad aanlokkelijk slaperig in mijn oren, zo goed rolden de noten van de snaren af.
Wauw.
Weer legde ik de viool op mijn schouder en begon een vrolijker liedje te spelen waarvan de klanken de gangen wat meer leven in blies, het voelde bevredigend om dat zo te horen.
Hopelijk zou ik hier een hoop mensen blij mee kunnen maken, want muziek is soms het beste medicijn.
Credendo Vides