'Heb jij die nieuwe Bollywoodfilm al gezien?' vroeg Faiza, mijn beste vriendin. We liepen net als altijd naar Charikar, onze woonplaats.
'Welke bedoel je? The Robot? Of een andere?' informeerde ik.
'The Robot natuurlijk! Hij is echt geweldig!' zei Faiza enthousiast.
'Die ga ik dit weekend kijken, als het goed is. Mijn moeder gaat hem huren, als ze dit weekend weer salaris krijgt,' zei ik, denkend aan Rajinikanth, mijn held. Hij acteerde zo goed, en hij is zo knap!
'Mag ik dan ook komen?' vroeg Faiza weer.
'Natuurlijk, als het je leuk lijkt,' zei ik.
Faiza grinnikte. 'Dat is dan afgesproken,' zei ze.
We waren bij ons dorp aangekomen.
'Nou, dan ga ik hier maar weer naar rechts,' zei Faiza.
'En ik naar links,' lachte ik.
'Doei!' riep Faiza nog.
Ik zwaaide haar lachend uit.
Opeens kwam Nassim, onze buurman, me tegemoet rennen.
'Yasmina! Ze hebben ons dorp veroverd! Vlucht!' zei Nassim, waarna hij verder holde.
Ik rende gelijk naar mijn huis, één straat verderop.
'Mam! Aisha! We moeten weg! De Taliban is in ons dorp!' riep ik.
Ze keken me even verbijsterd aan, en toen holden we met z'n drieën het huis uit. Nu klonken er overal pistoolschoten. Overal gilden en riepen mensen. Er ontstond veel paniek. 'Mam! Waar ben je?' vroeg ik, terwijl ik achterom keek. Ik schrok me kapot. Mijn moeder was net vol in haar hart geraakt. Ze stortte in. Huilend bleef ik staan. Toen werd er aan mijn jurk getrokken. Het was Aisha, mijn kleine zusje. 'Yasmina? We moeten door,' zei ze.
Ik knikte, en we holden samen verder. Toen hoorde ik een kreet van Aisha. Verschrikt keek ik om. Aisha greep naar haar schouder.
'Kom mee!' riep ik, terwijl ik overal mensen in zag storten. Een bloedbad, zo kon je het wel noemen.
'Ik kan niet meer!' huilde Aisha.
'Ik draag je wel.'
Ik tilde mijn zusje op en rende verder. Plotseling voelde ik een vreselijke pijn in mijn been. Alles begon te draaien. Alles deed pijn. Dit was de dood. Ik wist het zeker. Ik voelde nog net hoe ik werd vastgepakt door zachte handen en werd opgetild. Toen werd alles zwart.
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
Moeizaam knipperde ik met mijn ogen. Daarna kneep ik ze snel weer dicht. Fel licht scheen in mijn ogen. Waar was ik? Waarom was ik hier? Wat was er gebeurd? Wie was ik eigenlijk? Ik schrok van mezelf. Ik wist mijn naam niet eens meer! Toen ik mijn hersens pijnigde, herinnerde ik hem weer. Yasmina, zo heette ik. Voorzichtig deed ik mijn ogen een klein stukje open. Een vrouw in een schoon wit pakje kwam aangelopen.
'Zo meisje, eindelijk wakker? Je hebt twee dagen geslapen, weet je dat?'
Ik schudde mijn hoofd.
'Waar ben ik?' fluisterde ik met moeite. Het was eigenlijk niet nodig geweest om dat te vragen, het antwoord wist ik eigenlijk al.
'Meisje, weet je dat niet? In het ziekenhuis van Charikar natuurlijk,' antwoordde de vrouw.
Plotseling herinnerde ik me alles weer. Charikar, mijn woonplaats, mijn stad, mijn Afghanistan. Tot twee dagen geleden dan. De Taliban was onze stad binnen gevallen. Mensen holden gillend en krijsend door de straten, ik probeerde ook te vluchten, maar ik werd in mijn been geraakt. Daarna ben ik waarschijnlijk bewusteloos geraakt. Ik zag nog hoe mijn moeder in haar hart geraakt werd, en instortte. Een huivering trok door me heen. Nooit wilde ik meer zoiets vreselijks meemaken.
'Hoe is het met mijn zusje, Aisha?' vroeg ik ongerust.
'Heet ze Aisha? Oh, ze maakt het goed hoor. Ze heeft alleen een wond in haar schouder, meer niet,' zei de zuster, 'Hoe heet jij eigenlijk?'
'Yasmina,' fluisterde ik.
'Je hebt een schotwond in je been, Yasmina,' zei de zuster.
Ik keek naar mijn been. Inderdaad, ze had gelijk. Ik huiverde. Zou ik ooit nog kunnen lopen?
'Ga maar slapen, je hebt je rust nodig,' vertelde de zuster.
Ze gaf me één of ander drankje. Ik dronk het op en gaf het glas waar het in had gezeten terug. Ik sloot mijn ogen. Later, als ik groot ben, ga ik in het leger. Ik wil mijn Afghanistan terug. Ik zal vechten voor vrede, voor mijn moeder, en voor iedereen die in deze vreselijke oorlog is omgekomen.
~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-~-
'Geen meisjes.' Jason schudde zijn hoofd.
'Meisjes kunnen ook goed vechten!' zei ik boos.
'Jij niet,' zei Jason weer.
'Echt wel! Alsjeblieft, ik wil mijn land helpen. Jullie kunnen toch alle hulp gebruiken? Mag ik het proberen? Ik zal echt mijn best doen!' zei ik.
'Goed dan,' zei de commandant.
'Maar toch, mannen zijn veel sterker hoor, Talib. Zo'n mooi meisje verdient het niet om te sterven,' zei Jason, terwijl hij om mij heen liep. Boos keek ik hem aan.
'Jason, houd je mond. Yasmina, probeer maar of je een goede schutter bent,' zei Talib. Hij duwde een geweer in mijn handen.
Ik richtte op de schijf die aan een boom hing, en schoot. De kogel was door de buitenrand van de schijf gevlogen.
'Niet slecht, niet slecht. Zeker niet voor de eerste keer,' mompelde Talib. Jason krabbelde wat in zijn notitieblokje.
Het moest lukken. Anders zou ik mijn hele leven met een schuldgevoel rondlopen. Ik legde opnieuw aan, en schoot. Ik miste. Ik had nog maar één kans. Die mocht ik niet verpesten.
'Kom op, Yasmina. In de roos,' moedigde Aisha me aan.
'Je kunt het, lieverd.' Ik keek verbaasd om me heen. Wie zei dat?
'Zei jij dat?' vroeg ik aan Aisha.
'Wat?' Ze keek me verbaasd aan.
'Laat maar,' mompelde ik.
Toen hoorde ik de stem opnieuw:'Zet hem op Yasmina. Doe het voor mij. En doe het vooral voor Afghanistan.'
Toen begreep ik wie ik hoorde. Ik wilde bijna 'Mam!' roepen, maar ik deed het niet. In plaats daarvan pakte ik mijn geweer weer en schoot ik. In de roos. Aisha juichte, en Jason keek nors.
'Goed gedaan, je moet nog een paar proeven doen, dan weten we of je echt geschikt bent als militair,' zei Talib. Ik vloog Aisha om haar nek. Toen keek ik omhoog. 'Moeder, ik hak ze allemaal in de pan, die klootzakken. Ik zal zorgen dat u weer gelukkig wordt, en in rust verder kan leven als schim,' fluisterde ik, met tranen in mijn ogen.
'Yasmina? Kom je? Dit moeten we vieren,' zei Talib. Ik knikte. Mijn moeder zal ik niet meer terug krijgen, maar ik kan op zijn minst vechten voor Aghanistan.
Un rêve peut mourir mais on n'enterre jamais l'avenir.