Bericht succesvol aangepast!
  • Welcome to Riverside • 542 001 days without incident

    PraattopicRollentopic



    BACKSTORY

    Volledige backstory teruglezen? Check het Rollentopic! Om te voorkomen dat we steeds eerst langs een eeuwige beginpost moeten scrollen staat hier alleen de essentiële informatie.

    Enkele weken na het begin van het einde van de wereld heeft een kleine groep overlevers zich relatief veilig gesettled in een afgelegen deel van het Zwarte Woud (link), dichtbij Feldberg. Riverside is een multiculturele kolonie waar zes talen worden gesproken, maar waar Nederlands de voertaal is. Tegen alle verwachtingen in heeft de originele groep weinig problemen ondervonden sinds ze zich vijf jaar geleden hebben gesettled, en dankzij hun zelfvoorzienende samenleving bleven ze relatief onverstoord. De paar 'verlorenen' of 'zombies' die zich in de buurt van de kolonie waagden waren weinig uitdaging voor de bewapende bewoners. De overlevers die zich over de jaren hebben aangesloten brachten verhalen met zich mee over verloren steden en groepen overlevenden die al hun menselijkheid waren verloren.

    Omdat het kamp al snel is uitgegroeid tot een samenleving van 70+ personen, worden er ieder half jaar zeven vertegenwoordigers aangewezen. Deze vertegenwoordigers maken samen de Raad (of Council) en maken samen de belangrijkste bestuurlijke beslissingen voor de groep. De voertaal van deze bijeenkomsten is Nederlands.





    STORYLINE

    Ons verhaal start de ochtend naar de brand. De meeste bewoners hebben tot diep in de nacht gewerkt om de brand te blussen en te voorkomen dat deze overslaat naar de andere gebouwen. Niemand heeft meer dan een paar uur geslapen als de bellen die de Raad aankondigen door de lucht echoën. Het is een stralende lentedag, koud maar zonnig, maar het prachtige weer staat in schril contrast met de stemming in de gemeenschap. De brand is volledig uit en rookt niet meer, maar je merkt nog wel overal sporen: de scherpe geur van oude rook in de lucht, mensen die nog as op hun kleren of gezichten hebben, etc. De impact van de brand begint langzaam duidelijk te worden: vijf jaar aan hard werk is in één nacht in vlammen opgegaan. Het is het einde van de winter en onze voorraad is mager: als we zuinig aan doen hebben we misschien nog 3 tot 4 weken aan voedsel.

    Het is niet duidelijk waardoor de brand is ontstaan, maar er zijn geruchten over iemand die een schaarse sigaret heeft gerookt achter de voorraadschuur en deze nog smeulend op de grond heeft gegooid. Het stro, dat in de schuur op de grond ligt om de luchtvochtigheid rondom de zaden zo laag mogelijk te houden, ligt in grote balen opgeslagen onder een afdak achter de schuur en heeft waarschijnlijk vlamgevat. Doordat de lente dit jaar koud maar droog aanbrak stond de schuur razendsnel in lichterlaaie. Zelfs de alerte nachtwacht was al te laat; er was niets meer te redden.

    De gezichten zijn grauw als iedereen zich verzameld in het houten raadsgebouw. De rijen stoelen (met gangpaden in het midden en aan de zijkant) beginnen zich te vullen met onderling mompelende mensen. Sommige bewoners hebben stille tranen die over hun wangen rollen, anderen zijn boos. Aan het hoofd - recht tegenover de deur - staat een lange tafel met zeven stoelen voor alle raadsleden. De Raad begint als de meeste mensen binnen zijn.





    ROLLEN

    Raadsleden
    Benjamin Cervantes-Hererra - 43 - hij/hem - Mando - ENG - 1.1
    Lilith Harris - 34 - zij/haar - Styles - NL- 1.4
    Elliot Callahan - 31- hij/hem - Novalunosis- NL - 1.2

    Bewoners
    Cordelia Geneve - 28 - zij/haar- Sgaeyl - NL- 1.2
    Juniper Al'Kapur - 32 - zij/haar- Cecia - ENG - 1.1
    Viktor Kowalski - 35 - hij/hem - Graveborn - NL - 1.2
    Jesse Hale - 35- hij/hem - StFrancis - ENG - 1.4


    REGELS

    • De voertaal tegen Nederlandse karakters is Nederlands. Voor de rest ben je vrij om Nederlands of Engels te schrijven.
    • Aangezien de kolonie relatief groot is, is het inzetten van NPC's om een deel van je verhaal voort te zetten toegestaan. Hou het wel redelijk en hergebruik het liefst personages.
    • 16+ is toegestaan, gelieve wel boven je post vermelden.
    • Gebruik triggerwarnings.


    [ bericht aangepast op 19 feb 2025 - 16:00 ]


    Whittaker -> Mando


    ELLIOT
    Callahan


    31 ● at the council meeting

    Elliot had haar een goede nachtrust gegund, maar kon niet zeggen dat hij verbaasd was toen ze haar hoofd schudde. Cordelia wist precies het probleem te beschrijven waardoor hij zelf ook geen slaap had kunnen krijgen die nacht; de beelden bleven maar terugkomen. Elliot knikte eenmaal begripvol. Hopelijk zou komende nacht beter zijn.
          ''Hoe is het daar nu?’’ Vroeg Cordelia.
          Waar moest hij beginnen? Gedurende de nacht had de constructie het begeven. De voorraadschuur zakte in elkaar als een kaartenhuis en toen de oranje vlammen waren verdwenen, hintte alleen de restanten van de steunbalken erop dat hier ooit een gebouw had gestaan. Een zwartgeblakerd veld waar alle kleur uit was gezogen bleef over. ''Het is niet best,'' vatte Elliot de situatie samen. ''Alles is weg, er ligt alleen nog maar as.'' Elliot slikte bij de pijnlijke herinnering alvorens hij overeind kwam en haar wat te drinken aanbood.
          Het luide gegons van de raadsbellen trok de aandacht nog voordat hij ook maar iets had kunnen inschenken. Er viel een stilte in de keuken totdat Elliot die onderbrak met zijn stille wens voor goed nieuws. Zijn blik vond die van Cordelia die hem gepijnigd aankeek, haast alsof ze zoekende was naar de juiste woorden. Na een diepe ademteug ging Elliot verder met wat hij aan het doen was – drinken inschenken. Ook zijn eigen glas vulde hij bij. Het andere glas zette hij voor Cordelia op tafel neer.
          ''Wil je dat ik met je mee ga?'' Bood ze aan. Het vriendelijke gebaar liep zijn mondhoeken opkrullen tot een zwakke glimlach.
          ''Als je dat niet erg vindt?'' Eerlijk gezegd kon hij de ondersteuning wel gebruiken. ''Dit gaat onwijs hoogmoedig klinken,'' begon Elliot terwijl hij even aan zijn achterhoofd krabde, zijn blik terneergeslagen. ''Maar zo bedoel ik het niet,'' Zijn positie als raadslid hielp niet mee met het waarmaken van die stelling, ''alleen, welke beslissing we ook gaan maken, het zal invloed hebben op iedereen, dus het kan misschien wel nuttig zijn.''
          Elliot gooide zijn glas drinken achterover en zette het lege glas neer op het aanrecht. Na Cordelia's antwoorde griste hij zijn jas – die hij die avond simpelweg neer had gegooid – van de bank, de zwarte vegen nog vers.
          De wandeling naar het raadsgebouw duurde niet lang, maar voerde hen wel langs de ravage. Elliot wierp een veelbetekenend blik naar Cordelia, dit was wat hij eerder bedoelde met het is niet best. Hij probeerde er niet langer dan nodig was naar te kijken en stapte stevig door.
          De zaal was al aardig gevuld toen ze binnenkwamen. Benjamin zat al klaar aan het hoofd van de zaal, en ook de andere plekken aan de tafel waren goed gevuld. Elliot verminderde zijn vaart bij het zien van Juniper in zijn stoel. Ging ze een scène schoppen? Ging hij zelf een scène schoppen? Elliot wist dat hij daar niet de energie voor had – al zou hij hoe het hoe dan ook achteraf te horen krijgen als hij niet voor zichzelf zou komen.
          ''Ik zie je op het einde, okay?'' Zei hij tegen Cordelia voordat hij richting de tafel liep.
          Met een zwakke glimlach en een knikje groette hij de anderen aan tafel voordat hij zich tot Juniper richtte. Hij kon de afwachtende blikken in zijn rug voelen branden. ''Waarom zit je in mijn stoel?'' Vroeg hij met een schuine blik, zijn gezichtsuitdrukking probeerde hij zo neutraal mogelijk te houden. ''Ik wist niet dat je zo'n interesse had in een raadsplek,'' zei hij met een plagende ondertoon, want ondanks dat Juniper hem aan het testen was, mocht hij haar. ''Misschien moet je toch heroverwegen om je op te geven?'' Hij kon de verwachtingen die op zijn schouders rustten voelen als bakstenen. Een raadslid liet zich niet uit het veld slaan, maar wat moest hij doen als ze weigerde? Hij wilde het conflict helemaal niet aangaan, hij wilde überhaupt deze bijeenkomst niet hebben. Als de brand er nou gewoon niet was geweest dan was alles nog normaal.
          Beheerst bewoog hij zich naar voren toe, zijn stem laag genoeg zodat alleen zij het kon horen. ''Now please find a different chair.'' Zijn hart klopte in zijn keel. Het moment voelde aan als een touwtrekwedstrijd – eentje waarvan hij niet zeker was of hij hem kon winnen.


    Adventurer at heart, but oh how she loved to be home





    Benjamin

    Cervantes - Herrera

    Green army-issue pantsblack shirtbrown boots

    ❦ ❦ ❦ ❦




    'After you, oh, Great One,' Juniper said with a great flourish.
    Benjamin pushed a hand through his hair and smiled, shaking his head. With her still leaning against the table, Ben had no other choice than step into her space or ignore the invitation - which would be a statement he did not intend to make.
    He knew she wasn't really interested in him - he could read body language better than he could read English - but what exactly was going through her head, he'd never know. Not that he minded it much, but he would like to learn what game they were playing.
    Not knowing the rules wasn't going to stop him from playing though.
    Benjamin crossed the room and took his time moving through Juniper's space. Just as his path came closest to her, his eyes swept up and met her gaze with a shock of static. He was close enough to breathe the same air, but he made sure they didn't touch. A pleasing smile curled his lips.
    'Thank you, Junita,' he said in a very low, soft voice so that only she could hear.
    He had a thousand nicknames for her (and everyone) but 'Junita' very seldom made its appearance, and only when he knew that she alone could hear it. He never spoke it in a condescending way, it was meant as an endearment. Still, Benjamin bet two years of his life that she really didn't like this nickname, so he made sure nobody else heard. But, a little teasing, just between them - it wouldn't hurt.
    Plus, she started it.
    The eyecontact only lasted a second or two, and Benjamin had breezed pas before much more could happen. He settled in the chair and expected Juniper to leave, but to his surprise she didn't move from her spot. Suddenly she slid her bootless foot up the inside of his leg. Benjamin blinked, the only visible sign of his surprise.
    'Don't get too comfortable, Ben,' Juniper purred. The blank, uninterested look on his face that her little footwork had conjured softened. A little light appeared in his eyes, the only sign of how pleased he was.
    He really liked it when people said his name.
    People were so careless with names. To him, it was an acknowledgement. I see you, it said. I'm speaking to you, and only to you. It was why he often used nicknames. They are a wonderful, two-sided coin. Nicknames are a way to distance yourself to someone, when their own name is too intimate, but also a way to be close to them. There is power in a name only used between two people. A good use of a name, it felt like the first sip of a good whiskey. A sharp jolt and a warm feeling settling in your stomach. The treat in her voice he could live with.
    'I'm just getting started,' she continued, breaking the spell. Before he could very well respond she settled into the chair next to him, choosing her next victim.
    As if this black-haired demon summoned the devil, Elliot appeared in the doorway.
    Benjamin let his mind drift from their exchange - Elliot was a kindred spirit but he knew how to fight his own battles.
    He allowed his eyes to casually sweep over the assembled group, noting the presence of bear-hearted Viktor and fire-spirited Cordelia. The dripple of people walking in had slowed down and stopped, signalling that most everyone was here. A few faces were still missing.
    Like Astrid. But he knew she wouldn't be here, not for a while at least. She had her own battle to fight.
    Benjamin chewed on his lip and took a deep breath, turning towards to conversation next to him to redirect his thoughts.

    [ bericht aangepast op 31 jan 2025 - 22:04 ]


    Whittaker -> Mando

    Viktor “Grave” Markovic

    De lucht in de raadzaal voelde zwaar. Niet door rook, die was grotendeels al vervlogen, maar door de spanning die in de ruimte hing: de onzichtbare, zware last van verlies en onzekerheid. Viktor leunde tegen de muur, zijn armen over elkaar geslagen, zijn blik ondoorgrondelijk. Hij had zijn vaste plek ingenomen—aan de rand van de ruimte, observerend, zwijgend, wachtend. De houten vloer kraakte onder de schuifelende voeten van de mensen die hun plekken innamen, maar voor hem voelde het alsof hij zich al had losgekoppeld van de kamer. Zijn gedachten dwaalden af, terug naar het verleden, naar een ander moment—met een andere groep.

    De oranje gloed die de duisternis openscheurde was hem maar al te bekend. Het was een gloed die hij eerder meegemaakt had—met een andere kamp, op een andere nacht. Viktor stond op wacht toen hij het zag. Eerst een flakkerende schijn aan de horizon, daarna een muur van vuur die de hemel verteerde. De hitte was nog niet voelbaar, maar hij wist wat dit betekende.
          ‘Ze zijn hier,’ hoorde hij iemand hijgend achter zich fluisteren. Het rivaliserende kamp.
          Het begon met kleine dingen: verdwenen jagers, gestolen voorraden, gefluister in de nacht. Geen directe oorlog, maar een conflict dat langzaam kookte, als water op een vuur dat ze nog niet aan hadden gestoken. Tot nu. Tot het water kookte.
          Het geschreeuw barstte los nog voor hij zijn wapen kon trekken. Mensen renden door elkaar, probeerden water of zand op de vlammen te gooien, sleepten kinderen uit brandende tenten. Viktor bewoog zich door de chaos met een dodelijke kalmte, zijn ogen scannend voor iets—of iemand—om neer te halen.
          Aan de rand van het kamp zag hij een schaduw wegglippen tussen de vlammen. Geen paniek, geen haast. Iemand die wist wat hij deed. Viktor’s grip om zijn mes verstevigde, en zonder aarzeling slingerde hij zich naar voren.
          Een korte, brute worsteling. Vuisten, staal, bloed op de grond. De man hijgde, probeerde iets te zeggen—misschien een smeekbede, misschien een vloek. Maar Viktor luisterde niet.
          Een vonk spatte op het hout naast hen, de hitte begon zijn huid te bijten. Op de achtergrond gilde iemand. Het kamp was verloren. Maar deze man, deze verrader? Hij zou de nacht niet overleven.
          Viktor’s mes maakte de beslissing voor hem.
    Een scherp schuivend geluid—een zware stoel dat over de houten vloer werd geschoven—haalde hem uit zijn gedachten. Zijn ogen flitsten even naar de tafel waar de raadsleden zich verzamelden. De spanning hier was anders—politiek, berekenend. Geen mes tegen een keel, maar woorden die even dodelijk konden zijn.
          Viktor wist al wat deze vergadering zou brengen. Schuld, beschuldigingen—plannen die te laat kwamen. Net als toen. Hij haalde diep adem en dwong zijn gedachten terug naar het verleden. Dit keer zou Viktor de uitkomst wél beïnvloeden.


          Rook en bloed. Twee geuren die Viktor nooit meer zou vergeten.
          Het kamp was verloren. Vlammen likten aan de overgebleven tenten, silhouetten bewogen tussen de rook als geesten van de dood—lange uitgerekte schimmen van de overvallers verdwenen in het bos: als uitgerekte handen die onschuldigen mee namen. Het gegil was minder geworden—niet omdat de paniek voorbij was, maar omdat er simpelweg minder mensen over waren om te schreeuwen.
          Hij stond midden in de chaos, zijn mes stevig in zijn gehavende vuist, terwijl zijn blik de overlevenden scande. Hij wist wat hij moest doen. Overleven. Doorgaan. Maar dat betekende niet dat hij dit zomaar zou laten gebeuren.
          En toen hoorde hij haar stem.

          ‘Viktor!’
          Hij draaide zich razendsnel om, mes geheven, tot hij haar zag. Aurelia.
          Ze kwam op hem af, haar gezicht besmeurd met roet en bloed, haar ademhaling gejaagd en haar blik gekweld. Een glimp van opluchting flitste over haar gelaat toen hun blikken elkaar kruisten, alsof ze wist dat als ze hem vond, ze nog een kans had.
          “Verdomme,” mompelde hij. “Wat doe jij hier?”
          Ze greep zijn arm vast en trok zich tegen hem aan, haar vingers koud ondanks de hitte van de brand om hen heen. ‘Ze hebben hem,’ hijgde ze. ‘Viktor, ze hebben hem meegenomen.’
          Zijn blik verscherpte. “Wie?”
          ‘Jack.’ Haar stem brak bijna op de naam. ‘Ze hebben hem. Die klootzakken van het andere kamp. Ze kwamen niet alleen om te moorden—ze zochten iemand.’
          Zijn greep op het mes verstevigde. Jack. Een jongen die hij had leren vechten. Een kind dat opgroeide in deze hel, maar die nog steeds een soort hoop in zich droeg die Viktor allang was kwijtgeraakt.
          En nu hadden ze hem.
          ‘Ze nemen hem mee,’ ging ze verder, haar stem overslaand. ‘Ze hadden het erover—dat hij waardevol is, dat ze hem kunnen gebruiken. Viktor, als we niks doen—‘
          Zijn blik gleed naar de horizon, waar de overvallers zich terugtrokken in de duisternis. Ze hadden het kamp al grotendeels vernietigd, en nu trokken ze zich terug, mét hun gevangene.
          Met zijn beschermeling.
          Zijn kaak verstrakte.
          “Ga hier weg,” zei hij, zijn stem ruw maar vastberaden.
          Ze trok haar wenkbrauwen samen. ‘Wat? Nee, ik—‘
          “Luister,” gromde hij, zijn handen op haar schouders leggend. “Blijf in leven. Ga naar de overlevenden, ze hebben nog iemand nodig die bescherming en leiderschap toont, zoek dekking. Ik ga hem halen.”
          ‘Maar—‘
          “Ik laat dit niet gebeuren,” zei hij, zijn blik donker en onwankelbaar. “Ik ga hem halen, al moet ik ze allemaal uitmoorden.”
          Ze slikte. Ze wist dat hij het meende.
          Langzaam knikte ze. Haar grip op zijn arm verslapte, maar ze bleef hem aankijken alsof ze wilde dat hij het echt zou beloven.
          Viktor zei niets. Hij gaf geen loze beloftes.
          Hij trok zijn mes strakker in zijn hand, wierp een laatste blik op de brandende ruïnes van hun kamp, en verdween toen in de nacht.
    Bij deze gedachte vroeg hij zich af of hoe het ging met Cordelia—en of ze überhaupt op dezelfde lengte zaten.

    [ bericht aangepast op 2 feb 2025 - 22:11 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.

    MT


    How far is far



    Cordelia Geneve
    In this life we will never truly be apart,
    for we grew to the same beat of our mother's heart.

    ⇝      28      ⋅      Elliot's house w/ Elliot -> Viktor      ⇜




          “Het is niet best,” had Elliot gereageerd toen Cordelia aan hem vroeg hoe het nu was op de plek waar de brand afgelopen nacht had gewoed. “Alles is weg, er ligt alleen nog maar as.” Een pijnlijke gloed trok door zijn eens zo heldere kijkers heen en bijna wilde Cordelia zeggen dat het haar speet voor iets waar ze zelf helemaal niets aan kon doen. Ze sloeg in plaats daarvan haar armen over elkaar heen, drukkend tegen haar maag aan terwijl ze via het smalle raam in de keuken naar buiten keek. In de verte was er nog altijd een grijze wolk te doen, met kleine pluimen die vanaf de puin leken te komen. Het was een ramp geworden terwijl iedereen wanhopig zijn best had gedaan om te voorkomen dat alles tot stof zou vergaan.
          Het luide gegons van de raadsbellen deed de al wat onrustige sfeer niet goed. Met een gepijnigde uitdrukking op haar gelaat keek Cordelia naar Elliot, niet goed wetende wat ze nog meer kon zeggen, naast hem aan te bieden met hem mee te gaan. Het voelde nog altijd een beetje ongemakkelijk om zichzelf te mengen tussen een groep mensen, om met iedereen vertrouwd te raken, terwijl Cordelia zelf nog niet eens wist wat ze nu precies wilde. Iedere vezel in haar lichaam bevatte tevens een andere onrust, een die smeekte om eropuit te gaan. Ze was al veel te lang hier en Cordelia kon alleen maar hopen dat Aurelia, haar tweeling-wederhelft, van eenzelfde soort veilige plek gebruik mocht maken.
          ”Als je dat niet erg vindt?” bracht Elliot uit. “Dit gaat onwijs hoogmoedig klinken,” ging hij vervolgens verder. “Maar zo bedoel ik het niet. Alleen, welke beslissing we ook gaan maken, het zal invloed hebben op iedereen, dus het kan misschien wel nuttig zijn.”
          Cordelia ‘speelde’ wat met het glas water dat inmiddels voor haar op tafel was verschenen. Haar vingers gleden over de dunne rand heen en veegde een verdwaalde druppel weg toen ze instemmend knikte en overeind kwam. Na één vlugge slok nam ze het glas van de tafel af, kiepte de rest weer weg in de spoelbak en zette het lege glas terug op het aanrecht toen ze achter Elliot aan liep. Op weg naar buiten trok ze haar eigen jasje van de kapstok af.
          Onderweg naar het raadsgebouw toe liep het duo langs de plek van de brand. Er was werkelijk niets, maar dan ook helemaal niets, meer over dan slechts zwart geblakerde puin. Een geur van verband hout hing nog in de lucht en de hitte van het vuur sluimerde eveneens nog om hen heen. “Alles is weg,” mompelde Cordelia binnensmond, na een veelbetekenend knikje van Elliot. Cordelia wist niet wat ze precies hoopte aan te treffen, maar toen zij vannacht uiteindelijk weg was gegaan had er tenminste nog iets van een geraamte gestaan. Iets wat ze mogelijk konden gebruiken om het weer op te bouwen, maar nu was dat allemaal weg en daarmee iedere hoop vermoedelijk tenietgedaan. In haar binnenste knauwde er iets. Een zwart gapend gat van alle verlies dat Cordelia zelf had meegemaakt, waardoor ze de pijn maar al te goed herkende.
          Eenmaal in de zaal gekomen, liet Cordelia haar blik gauw rond gaan. Ze herkende sommige gezichten direct, die de afgelopen maanden bekenden voor haar waren geworden. Ze schonk Benjamin dan ook een flauw glimlachje en knikte in een begroeting naar Juniper toe, alvorens Elliot en zij ieder hun eigen kant op gingen. “Ik zie je op het einde, okay?”
          ”Succes, you got this,” bemoedigde Cordelia de man, alvorens hij richting zijn zetel liep. Het zat niet in haar om tussen de mensen te gaan zitten. Om een plekje ergens vooraan op te eisen, laat staan in het midden, voor iemand die hier eigenlijk nog maar een paar maanden was. Het voelde tevens ook niet juist om zichzelf te mengen in een gesprek, een bespreking, die mogelijk weleens de toekomst van een kamp betrof waarvan Cordelia niet eens wist of ze hier zolang nog wel kon blijven. En dus verkoos de brunette een plekje aan de rand van de zaal, waar haar blik al gauw getrokken werd naar een welbekend figuur.
          ”Viktor,” riep Cordelia hem, hard genoeg voor de man om haar te kunnen horen, maar tevens niet te hard om alles te overstemmen. Een gespannen klank was hoorbaar in haar stem, die gepaard ging met de onrust die ze de hele dag al voelde. Het was onmogelijk om haar blik voor een keer eens niet over zijn lange, brede gestalte heen te laten glijden, waar ze bijna iedere vorm van zijn contouren in haar opnam om zichzelf. . . wat? Te verzekeren dat hij heelhuids en oké was? Cordelia slikte slechts een keer en voegde zich al gauw aan zijn zijde. Van iedereen die ze hier in het kamp had leren kennen, naast Elliot wellicht, was Viktor de enige bij wie Cordelia echt kon zijn en zich niet schroomde te zeggen wat er scheelde, wetende dat hoe of wat Viktor ook terug zou reageren, het zelden iets was waar ze helemaal niets aan had.
          “Wat denk je dat er gaat gebeuren?” vroeg ze hem zacht. Nog eenmaal bestudeerde ze de uitdrukking op zijn gelaat, die een tikkeltje donker en wat verwrongen leek te zijn, waarna ze haar blik richting de tafel met raadsleden liet gaan.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Viktor “Grave” Markovic

    Viktor liet zijn blik langzaam van de raadsleden naar Cordelia glijden. Zijn houding was zoals altijd onverzettelijk, met zijn armen over elkaar en een strakke kaaklijn die verraadde dat hij zich alert hield. Zijn ogen bleven kort op haar hangen—lang genoeg om haar gespannen uitdrukking in zich op te nemen, om de manier te zien waarop ze haar schouders iets strakker hield dan normaal. Hij was zich bewust van haar gespannen toon, van de lichte onrust in haar bewegingen—Cordelia was niet iemand die haar zenuwen makkelijk liet zien, wat betekende dat dit moment zwaarder op haar woog dan ze toegaf.
          Viktors blik analyseerde de raadsleden; sommigen voerden fluisterend een overleg. Zelfs zonder hun woorden te kunnen verstaan, herkende hij de patronen—de manier waarop sommigen zich voorover bogen, fluisterend en strategisch, terwijl anderen achterover leunden met gevouwen armen, zwijgend maar observerend. Het was een oud spel, één dat hij al vaker had zien afspelen in verschillende vormen.
          Hij voelde een vaag ongemak onder de oppervlakte van zijn kalme façade. Niet door angst, niet door onzekerheid, maar door een diepgeworteld wantrouwen. Hij herkende de tekens in eerdere momenten—andere gemeenschappen, andere leiders, andere nachten vol verhitte discussies die vaak eindigden in iets veel minder diplomatiek. Hij had geleerd dat wanneer de woorden ophielden, het bloed begon te spreken. Het kon zo in een seconde anders zijn.
          Zijn handen rustten over elkaar heen, maar zijn spieren waren gespannen, klaar om te reageren als de situatie omsloeg. Hij liet zijn blik door de ruimte gaan, scande de gezichten van de aanwezigen. Sommigen waren nerveus, bang, anderen vastberaden—mensen die begrepen dat dit niet zomaar een bijeenkomst was.
          Viktor dwong zichzelf te ontspannen. Nog niets was vast gezet. Nog niets was verloren. Maar hij zou niet naïef zijn. Niet weer. Het was slechts een kwestie van tijd.
          Hij snoof zacht en draaide zijn hoofd terug naar de tafel. “Wat denk jij?” kaatste hij droog terug, zijn stem laag en ruw van vermoeidheid. Maar er zat geen spot in, alleen een rauwe directheid. Hij was niet iemand die zich liet meeslepen door speculatie—daar had hij geen geduld voor. Maar hij wist dat Cordelia geen onnozele vragen stelde. Dus na een moment van stilte, waarin de zaal gevuld bleef met zacht gemurmel en geschuifel van de andere aanwezigen, sprak hij weer, deze keer zachter.
          “Weet je nog die nacht?” Zijn stem laag en ruw van ingehouden gedachten. “Dat verlaten huis, de storm die alles overstemde.” Hij keek met een intense blik. “We dachten dat we veilig waren, maar toen... toen hoorden we ze.”
          Zijn ogen vernauwden zich even bij de herinnering aan het gesleep van rottende voeten over de houten vloer, het pijnlijke gekreun van de ondoden die hen hadden ingesloten. Ze waren met z’n tweeën geweest, zonder hulp, zonder een weg voor een ontsnapping.


    “Het waren er zoveel,” vervolgde hij, een flits van de paniek en adrenaline die hij destijds had gevoeld trok over zijn gezicht. “We hadden geen tijd om te denken. Geen tijd om bang te zijn. We hebben gewoon... gehandeld.”
          Hij keek nu rechtstreeks naar Cordelia, een onderzoekende blik in zijn ogen. “We hebben ons er doorheen gevochten. Niet omdat we per se wisten wat we deden, maar omdat we geen andere keus hadden.” Zijn vingers bewogen rusteloos langs de riem van zijn mes.
          “Kijk naar ze, Cordelia, kijk hoe gespannen ze allemaal zijn.”
          Viktor haalde diep adem, langzaam en gecontroleerd, en trok een mondhoek net genoeg op om de suggestie van een ironische glimlach te geven. “Dus wat ik denk dat er gaat gebeuren?” herhaalde hij, zijn stem laag en rustig, maar met een scherpe ondertoon. Hij liet de vraag even in de lucht hangen, voordat hij zijn schouders nauwelijks merkbaar ophaalde. “Iets wat de meesten hier niet gaan bevallen.”
          Een klein jongetje schoof zijn stoel dichterbij zijn moeder. De moeder keek hem met een glimlach aan, maar angst was op haar gezicht geschreven. De vraag of ze het zouden overleven? Wat de toekomst zou brengen?
          “Macht wordt zelden herverdeeld zonder bloedvergieten in deze wereld, dat weten wij ondertussen beiden. En ik twijfel eraan of degenen die hier zitten bereid zijn om iets op te geven. Na die brand? Ze zoeken een schuldige.”
          De bewoners van Riverside; een groot deel die niet ervaren zijn in het echte leven buiten de muren—te gewend aan het normale leven en de regels van de sociale norm—geen mensen gedood die hun wilden doden of zelfs onder zoveel bloed gezeten dat ze niet wisten van wie het was. Zijn donkere blik gleed over haar gezicht, zoekend naar iets—misschien of ze al begreep wat hij allang wist.
          “En nu vraag ik me af... als het hier gebeurt, als Riverside niet langer beschermd wordt door muren en regels—zouden ze hetzelfde doen als wij op die nacht?” Zijn blik gleed even over de mensen in de ruimte. “Of zijn ze te gewend geraakt aan het veilige leven om te begrijpen wat er buiten echt op hen wacht?”
          Hij draaide zich iets naar haar toe, zodat hij haar volledig aan kon kijken. “De vraag is niet wat er gaat gebeuren, Cordelia. De vraag is: hoe gaan zij erop reageren?”

    [ bericht aangepast op 5 feb 2025 - 17:58 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.





    Al'Kapur

    J U N I P E R


    Voor de zoveelste keer die ochtend werd de deur geopend. Ditmaal echter bleef Juniper gefixeerd op het mes dat ze in de tussentijd tevoorschijn had getoverd. Voor een enkele seconde sloeg haar hart sneller, wetende dat de persoon die nu binnenkwam naar deze stoel zou verlangen. Met een getrainde blik en koele handeling gleed de scherpe punt van het wapen onder haar nagels, om zo het vuil met zich mee te nemen. Zelfs toen de desbetreffende zijn mond had geopend en tegen haar begon te praten, bleef de duisternis van haar ogen gefixeerd op het mes—alsof niemand haar aandacht poogde te trekken.
          Tot hij zich voorover bewoog, en een frisse citrusgeur in haar neusgaten drong. Er was geen mogelijkheid voor haar om hetgeen wat werd teweeggebracht te negeren, waardoor de Spaanse vrouw opkeek—recht in het helderblauw van zijn poelen. Met een hart zo onstuimig als het hare was het zelfs voor Juniper soms onvoorspelbaar hoe haar reactie zou zijn. Ze had een opmerking kunnen maken over hoe ze zijn stoel aan de Raadstafel kon inpikken, vragen of hij het al heet onder zijn voeten kreeg, daar hij meer waarde aan deze stoel gaf dan Benjamin—puur om hem te testen, uit te dagen om voor iedereen te zien. Maar in plaats daarvan was haar blik op hem gericht alsof ze Elliot voor de eerste keer zag, en (zonder oogcontact te verbreken) legde ze het mes op tafel neer. Zoetjesaan verzachtte haar stormachtige kijkers toen deze over zijn gelaatstrekken heen gleden. Ze zag een zwarte veeg op zijn wang—iets volkomen onbeduidend in het grote geheel, lachwekkend bijna.
          En toch voelde ze de vreemde drang om haar hand uit te steken. Haar gedachten raakte verzonken, haast gehypnotiseerd door de magnetische nabijheid van zijn wezen terwijl haar hand net boven zijn huid zweef. Zoals vaker gebeurde de laatste tijd kon Juniper het niet laten zichzelf af te vragen hoe hun kind eruit zou hebben gezien. Als hun wereld niet was ingestort, als alles anders was geweest, zouden ze dat kind dan samen hebben grootgebracht? Zonder na te denken streelden haar vingers over de warmte van zijn gezicht, streken het vuiltje weg met een tederheid die zeldzaam voor haar was. Een die ze normaal gesproken gereserveerd had voor mensen die ze door en door vertrouwde, voor mensen om wie ze gaf—en zelfs dan scheen vriendelijkheid haar niet te dienen hedendaags. Ze stelde zich voor dat ze de zachte huid van een kleintje liefkoosde, een kind dat misschien wel hun ogen had gehad: die stormachtige, helsblauwe poelen die ze altijd even betoverend als verontrustend had gevonden. Zou het kind ook op hem hebben geleken? Zou degene zijn scherpe kaak, zijn donkere haar, die liefdevolle oprechtheid in zijn blik geërfd hebben? Of misschien iets harder, iets dat van haar kwam?
          Een vreemde, bijna pijnlijke sensatie krulde zich in haar borst bij de gedachte. Het was een illusie van een leven dat had kunnen bestaan, een leven dat ze diep had weggestopt, maar de geesten van het verlies vonden altijd een manier om weer op te duiken. Ze slikte de brok in haar keel door, trachtte de gedachten weg te duwen—enkel om erop gewezen te worden door het beven van haar vingers. Sinds het begin van de apocalyps had ze zich voorgenomen haar kinderdroom achter zich te laten, ze had zichzelf verteld wel zonder die toekomst te kunnen leven. Alleen, nu ze daar zo dichtbij hem zat, verried haar hart haar, trok de vrouw terug naar die dromen—die kwetsbare fantasieën die in deze wereld nooit werkelijkheid konden worden. Juniper rukte haar hand weg, te laat beseffend wat ze had gedaan. Als een hert in de koplampen knipperde ze geschrokken met haar ogen, een luttele seconde van pijn voor ze wegkeek. De realiteit van de situatie overspoelde haar eens ze naar het publiek in de ruimte blikte, die stuk voor stuk naar de twee staarden. Ze had niet eens opgemerkt hoe alles stilgevallen was. Haar wangen gloeiden, en zonder een woord te zeggen, stond ze abrupt op. Haar houding was teruggeschoten naar die felle, verdedigende intensiteit die mensen van haar gewend waren.
          “Nu iedereen eindelijk aanwezig is”, schraapte ze haar keel, “ga ik niet om de hete brei heen draaien: we hebben veel verloren. Het moraal is laag.” Voordat haar gevoelens haar overmeesterden, poogde ze zichzelf te herpakken door elk woord met meer kracht te brengen. Het laatste wat ze wilde was iets stoms doen, zoals iets verkeerds zeggen of, erger nog, iets toegeven aan hem, aan zichzelf. Haar stem klonk strikt, als een boog die te gespannen was getrokken. Als het aan haar lag, zou ze zeker niet nogmaals zo verrast worden. “De brand heeft onze voorraden, ons voedsel en onze medicijnen weggenomen.” Het bleef zenuwslopend stil, en ondanks de felheid die ze probeerde te schetsen, realiseerde ze zich al te goed dat ze zojuist een gedeelte van zichzelf had onthuld dat ze niet onder ogen wilde zien. “Nu kunnen we blijven bekvechten over elk klein dingetje en over wie de mogelijke aanstichter is, maar daar schieten we geen reet mee op. Er is geen tijd om te verspelen. We moeten actie ondernemen. En wel nu.” Ze sloeg haar handen op de tafel, het dreunde door de ruimte heen alvorens ze met geperste lippen verder sprak, “De vraag is niet of we een maand zonder eten kunnen overleven, maar of we de moed hebben om naar buiten te gaan en te halen wat we nodig hebben voordat deze plek ook een spookstad wordt.” Hoewel iedere raadslid nu een plek had gekregen, durfde ze niet met het lot te spelen door naar Elliot te kijken—dit ging niet meer om hem immers. Er stond te veel op het spel om niet de sprong te wagen, om niet gelijk in actie te komen. En Juniper had haar eigen pad te bewandelen, één waarvan niet geoorloofd werd in het verleden te blijven hangen. Vanuit haar ooghoeken gluurde ze naar Benjamin, zelfs naar enkele andere raadsleden.
          “Dus ik ga.” Ze pauzeerde even om de woorden te laten bezinken. “Ik beweeg sneller alleen—en of iemand het ermee eens is of niet, het maakt niet uit. Desnoods ga ik met Viktor, hij kent de omgeving en samen kunnen we meer terrein bedekken.” Voor een enkel moment zocht ze naar Viktor, knikte kort in stille overeenstemming, wetende dat ze op één lijn zaten. De anderen in de zaal daagde ze uit om tegen haar in te gaan. Niemand deed dat—nog. Maar Juniper wachtte niet op toestemming: het punt van onderhandelen was allang voorbij. In een soepele en daadkrachtige wijze beende ze rechtstreeks naar de kaart, haalde het van de muur af, en legde deze voor ze uit op de tafel.
          “Junita is going to make herself comfortable now, hope you're ready for it, Bennie-boy”, grijnsde ze gewaagd, een speelse fonkeling in haar donkere poelen voordat ze (zonder enige gêne) plaatsnam op Benjamin’s schoot. Lichtelijk voorovergebogen bekeek ze de vergeelde kaart, bestudeerde het, om vervolgens met het mes een specifieke plek aan te tikken en daarna een pad eromheen te volgen: “Riverside ligt hier. Als de gebieden rondom ons kamp worden verkend, hebben we meer informatie over de situatie. Het is gevaarlijk, maar het is noodzakelijk. Ik zal snel zijn, zoveel mogelijk terrein bestrijken en de voorraden meenemen die we nodig hebben. Maar het is slechts een kwestie van tijd voordat de vijand —of dit nu honger of verlorenen zijn— ons inhaalt. Ik verspil geen seconde meer.” Het gefluister onder elkaar negeerde ze—terwijl ze opstond, gaf ze Elliot wellicht toch gelijk. Een stoel aan de Raadstafel betekende controle, en die had ze zojuist genomen. Met een vastberaden expressie marcheerde ze richting Viktor (en Cordelia), maar hield halt toen ze iemand hoorde zeggen dat het haar dood kon betekenen. Iemand van de Raad.
          “Bekijk het zo”, snoof ze cynisch, ietwat spottend zelfs, “Eén mond minder om te voeden.” Zonder wie dan ook nog een blik te gunnen, begaf ze zich naar Viktor toe, die ze in het voorbijgaan vertelde om haar "over 20 minuten bij het hek” te ontmoeten. Ze opende de grote, houten deuren—en weg was ze.


    [ I will always love you ]





    Benjamin

    Cervantes - Herrera


    Green army-issue pantsblack shirtbrown boots


    ❦ ❦ ❦ ❦




    Benjamin jerked his eyes back to the crowd in front of him, the heavy feeling in his chest curling and stretching. He'd wanted to catch Elliot's gaze to assess the situation, but one glance at them told Ben enough to immediately back off. This was private, only meant to be between Elliot and Juniper.
    His eyes found Leaf, who was masterfully blending into the crowd with his small frame and dark clothes - but Benjamin would recognize his partner anywhere. Leaf noticed his gaze and his posture softened, rewarding Benjamin with a warm feeling that chased away the anxiety in his chest. Home.
    Leaf briefly puckered his lips towards a point behind him and moved his gaze in the same direction, pointing at the map on the wall. Ben answered with what was intended as a withering stare, but what somehow translated more as a terrified glance as Leaf reminded him of yesterday's conversation.

    'You know you're going to have to go with them.'
    Benjamin sluggishly turned towards the warm body beside him, sleep clinging to him like a heavy blanket. Leaf was wide awake, staring at the linen ceiling of Benjamin's canopy bed.
    '. . . what?' Benjamin mumbled, still groggy. Leaf turned his head, his normally shockingly green eyes now a soft grey in the dark night.
    'Tomorrow, they're going to decide to send a group out there to find food. And you're going to have to go with them.' His voice was calm but hoarse.
    Benjamin sat up, rubbing his face. Leaf was seldom so outspoken, especially when it concerned Ben's life.
    'I'm not sure I follow. You want me to go out there?' Ben asked, confused. His anxiety reared, waking his body up all at once. Leaf sat up straight.
    'Nobody can be sure of what's going to happen now, but chances are that this community is going to fall,' Leaf said. Fear now seeping into his calm voice. 'You've never been out there. If this community falls, you might end up on your own, and then you will die.' Grey-green eyes met Benjamin's gaze at those last words, emphasizing his point.
    'If you go now, you will have a strong group to protect you. Viktor will likely go, probably Juniper and Cordelia too. Lilith, maybe. They will take care of you. You have to learn to survive out there. You can no longer trust the safety of this community. You need to go now, before it's too late and you have to do it on your own.'
    Benjamin's chest ached as he watched the desperation that wash over Leaf, who no longer bothered to hide it. He couldn't bear to see his partner so alone in his fear, so he reached out and pulled the man close to his chest, trying to fill the gaping hole that was threatening to swallow him up.
    'I will,' he said softly, soothingly. Leaf didn't know what had happened out there, but he knew there was a reason Ben never went outside of the community. He wouldn't ask this of him unless he saw the situation was absolutely dire. And Benjamin would set himself on fire if it meant never seeing Leaf so afraid and so alone again.
    'I will. I promise.'


    Benjamin flinched as Juniper's hand hit the table, sending a loud rattle through the wood. He caught the end of her speech, which was enough to catch him up to speed. Leaf was right, they were sending a group out there. The man's gaze was prickling his skin, burning bright green from across the room. Benjamin shifted a little in his seat, the only visible sign of his discomfort.
    The spell was broken when a quick glance from Juniper caught his eye.
    'Dus ik ga,' she said, then paused. 'Ik beweeg sneller alleen—en of iemand het ermee eens is of niet, het maakt niet uit. Desnoods ga ik met Viktor, hij kent de omgeving en samen kunnen we meer terrein bedekken.'
    Benjamin followed her frame with his eyes as she primly turned around and went for the map that Leaf had pointed towards, moving out of his eyeline. Ben glanced back towards Leaf. The man was goddamn prophet. Noticing a little smile playing on the man's lips, Ben knew he was thinking of the same thing.
    Suddenly, Juniper reappeared in his space, placing the map on the table.
    'Junita is going to make herself comfortable now, hope you're ready for it, Bennie-boy,' she purred, her eyes luminous with the same challenge as before. Benjamin took a deep breath, as if rising from a deep sleep. The game they'd been playing seemed so far away now, with the memory of yesterday still bitter on his tongue. Benjamin couldn't cover a surprised rise of his eyebrows as Juniper smoothly took place on his lap.
    'Oh, hello love,' he rumbled close to her ear, placing a warm hand on her hip. Juniper bend forward and Benjamin's eyes immediately shifted to the ceiling, as if trying to flee from the sudden sensation that rose in his stomach. He could barely hear what Juniper was saying.
    In the back of the room, Leaf's frame was shaking with soundless laughter. The little fucker knew exactly what that move did to him.
    He was just mindfully reciting his favourite poem in French when Juniper abruptly got up, faced the crowd once more and made to leave the room. Benjamin's fingers fidgeted to expel the excess energy.
    When the door closed behind Juniper, a loaded silence filled the space for a long second. With a last glance towards Leaf, Benjamin cleared his throat and rose.
    'Wel, dat was niet geheel onverwacht,' he said with a yielding smile, trying to relieve some of the tension. 'Maar Juniper heeft gelijk. Het is te makkelijk om te blijven hangen in vragen als 'wie' en 'waarom', maar dat gaat ons niet helpen. We moeten actie ondernemen, juist nu. Nu we nog voorraden hebben.'
    He threw a quick glance towards Elliot, not exactly knowing why. Reassurance maybe. He took a deep breath, trying to calm his hammering heart, and spoke those cursed words. For Leaf.
    Shit. The things we do for love.
    'Maar we zijn veiliger in een kleine groep. Daarom sluit ik mij aan bij Juniper om de oplossing te vinden voor deze situatie. Er zijn botanische tuinen in de buurt die voor de Val een zadenbank hadden,' he shared, remembering Astrid's words. 'Het is de moeite waard om uit te zoeken wat daar nog van over is.'
    He clasped his shaking hands behind his back, cold sweat covering his skin. The light suddenly seemed to bright, as if imitating the cold neon light from the world before.
    The rebound from keeping this panic attack under control was going to be fun. He could already feel the sour ache of his muscles.

    [ bericht aangepast op 9 feb 2025 - 21:26 ]


    Whittaker -> Mando



    Cordelia Geneve
    In this life we will never truly be apart,
    for we grew to the same beat of our mother's heart.

    ⇝      28      ⋅      Elliot's house w/ Elliot -> Viktor      ⇜




          Wat denk jij?
    Cordelia perste haar lippen op een. Een lichte frons tussen haar wenkbrauwen in gevormd terwijl ze net als Viktor haar armen over elkaar heen sloeg, leunend tegen de gladde muur achter haar. Ondertussen wist ze haar blik los te scheuren van de brede man naast haar en over de menigte heen te laten gaan, nu iedereen zich verzameld had in de grote zaal. De spanning was tastbaar in de lucht. Cordelia kon hem horen, voelen en haast ruiken. De brand had niet alleen een hoop materialistische dingen verwoest, maar bovenal de hoop van de vele mensen die intussen al voor een langere tijd in het kamp woonde.
          “Weet je nog die nacht?” vroeg Viktor ondertussen aan haar. En Cordelia hoefde hem niet te vragen welke nacht het precies was waar hij op doelde. Ze kon de ongure storm nog horen in haar dromen, of de spanning die het destijds met zich had meegebracht. Of het verlaten huis, dat achteraf niet zo verlaten bleek te zijn als dat ze initieel gedacht hadden. Terwijl Viktor verder sprak kwam de herinnering maar al te levendig terug in haar gedachten en ongemerkt balde Cordelia een van haar handen tot een lichte vuist, precies zoals ze dat destijds rondom het handvat van haar mes had gedaan.
          Het waren er inderdaad zoveel. Te veel. En samen met Viktor was het Cordelia desondanks gelukt de nacht te overleven. Ze hadden gehandeld op puur instinct. Zonder plan. Zonder helder nadenken. Zoals ze wel eens vaker deden. Omdat ze geen keus hadden. Cordelia ademde een keer diep in en schudde de geluiden die ze in haar hoofd kon horen ー het schrapende geluid over houten vloeren, het gorgelende geluid van iemand wiens strot werd doorgesneden of de huiveringwekkende grommen die de haren op haar huid overeind lieten komen ー van haar af.
          Cordelia liet haar blik over een jonge vrouw heen glijden die haar zoontje stevig op schoot vast hield. De argwanende blik die ze op een paar andere jongere verderop wierp, net toen Viktor’s woorden dieper tot Cordelia doordrongen. Ergens in het midden van de zaal zat een drietal samen te fluisteren, hun hoofden veel te dicht bij elkaar gestoken. En terwijl Cordelia haar blik een keer over de raadsleden liet glijden, wist ze precies wat het was waar Viktor op doelde. Haar blik vertrok kort een keer, vlak voor Cordelia een glad masker op zijn plek liet schuiven.
          “En nu vraag ik me af… als het hier gebeurt, als Riverside niet langer beschermd wordt door muren en regels- zouden ze hetzelfde doen als wij op die nacht? Of zijn ze te gewend geraakt aan het veilige leven om te begrijpen wat er buiten echt op hen wacht?”
    “Sommige van hen zullen het hier buiten niet overleven," mompelde Cordelia tussen neus en lippen door, zonder naar Viktor op te kijken. Niet iedereen was het gewoon om te overleven zoals zij dat deden. Om de kracht te vinden die zij gebruikten wanneer ze erop uittrokken voor rantsoen en andere dingen. Wanneer zij bleef vasthouden aan dat kleine sprankeltje hoop dat voor haar zuster schitterde. Cordelia’s blik bleef kortstondig op een paar jonge kinderen gericht, alvorens ze waarnam wat er bij de raadstafel gebeurde.
          “De vraag is niet wat er gaat gebeuren, Cordelia. De vraag is: hoe gaan zij erop reageren?”
                “Niet,” bracht Cordelia uit. Met een schuine blik keek ze op naar Viktor en voor een fractie van seconden sloop er iets verzachtend in de scherpe blauwe kleur van haar ogen. “Want ze gaan niet weten hoe ze erop moeten reageren.” Of toch zeker degene niet die al vanaf het begin hun veiligheid, keuzes en antwoorden in handen hebben gelegd van anderen, zonder zelf te weten hoe ze zich moeten redden daarbuiten. “Het zal een chaos gaan worden..”
          Toen Junipers stem door de zaal heen klonk, viel iedere gesprek stil. Haar woorden waren duidelijk, zonder verzachting of pogingen subtiel te zijn. Subtiliteit niet iets dat ze nu konden gebruiken. Cordelia bewoog lichtjes op haar plek, verschoof ongemerkt wat heen en weer tegen de muur aan terwijl ze haar armen krachtig over elkaar gevouwen hield. Ze volgde de donkerharige met haar ogen, tot ze van de raadtafel wegliep en naar buiten beende. Echter, niet voordat ze Viktor vertelde over 20 minuten bij het hek te ontmoeten.
          “Wel, dat was niet geheel onverwacht,” begon Benjamin ondertussen te spreken, maar Cordelia keek allang niet meer naar de plek waar de raadsleden nog zaten. Of luisterde ze naar het zachte geroezemoes dat inderdaad was ontstaan toen het tot een ieder doordrong wat er te gebeuren stond. Cordelia keek naar Viktor en ze probeerde de fijnste lijntjes in zijn gezicht te lezen, tot ze een antwoord vond.
          “Je gaat weg.” Geen vraag. Geen verwijt, maar een constatering. Iets trok subtiel een van haar mondhoeken lichtjes naar omhoog. Haar blik nog altijd dansend over Viktor’s gelaat terwijl een geheel andere spanning door haar lichaam heen trok. Een die ze altijd voelde wanneer ze het kamp verliet om er op uit te trekken, ook al bleef het telkens weer een risico. “Ik ga mee,” bracht Cordelia hard genoeg uit zodat zelfs Benjamin en Elliot het konden horen. Soepel kwam de brunette los van de muur en trok ze haar armen van elkaar. Het kamp was een plek geweest waar ze maandenlang had mogen blijven, waar ze haar steentje bijdroeg terwijl ze vocht met haar eigen innerlijke strijd, maar de onrust die al die tijd op tactvolle wijze aan de oppervlakte was blijven steken, leek nu pas op langzame wijze gekalmeerd te worden.


    'Three words, large enough to tip the world; I remember you.'

    Viktor “Grave” Markovic

    ‘Sommigen van hen zullen het hier buiten niet overleven,’ mompelde Cordelia. Haar mening was kort en krachtig geweest dat deze groep ‘niet’ zouden reageren. ‘Want ze gaan niet weten hoe ze erop moeten reageren. Het zal een chaos gaan worden.’ Met een blik van erkenning voor de vrouw, en instemming wat ze sprak, keek Viktor haar aan. Het was in zijn blik, zijn bruin—smaragd kleurende ogen, geschreven, daar hoefde hij verder niets meer aan toe te voegen. Ze zaten op één lijn—zoals hij al een langere tijd had geweten.

    Viktor had haar al in stilte geobserveerd, hoe ze haar woorden als kogels de ruimte in schoot, geen ruimte latend voor tegenspraak. De standvastigheid waarmee Juniper sprak, de manier waarop ze zichzelf in het middelpunt plaatste, het was niets nieuws voor hem. En toch—dit keer was er een onderliggende urgentie, een felheid die hem liet weten dat ze allang een beslissing had gemaakt voordat iemand in deze ruimte zelfs maar zijn mond had kunnen openen.
          Zijn blik verschoof nauwelijks toen ze haar weg naar hem toe vond, haar opdracht bracht ze kort en zakelijk. ‘Over 20 minuten bij het hek.’ Het was geen vraag—bijna een bevel. Vervolgens verdween ze zonder om te kijken.
          Viktor snoof zacht, zijn kaken even aangespannen. Dit hele plan—haar haast om te vertrekken, haar bereidheid om het risico te nemen—hij begreep het. Maar begrijpen was anders dan ermee eens zijn.
          Hij liet zijn blik over de anderen in de ruimte glijden. De Raad, die hen had laten zitten met meer vragen dan antwoorden. En Cordelia—hij wist nog niet of ze hier iets van zou zeggen, maar hij voelde haar ogen al bijna in zijn rug branden.
          Met een kort, bijna geamuseerd hoofdschudden duwde hij zichzelf van de muur af. “Twintig minuten,” mompelde hij, meer tegen zichzelf dan tegen iemand anders. Hij wist dat hij zou gaan. Niet alleen omdat ze dat van hem verwachtte, maar omdat hij wist dat iemand haar rug moest dekken. Juniper had gelijk over één ding: er was geen tijd meer te verspillen. Dus als zij vertrok, ging hij mee. Of ze nu wilde luisteren of niet, dat was een probleem voor later.

          ‘Je gaat weg,’ klonk de stem van Cordelia.
          ‘Ik ga mee,’ vervolgde ze—hard genoeg om voor de rest te horen.
          Viktor hield Cordelia’s blik vast, zijn eigen uitdrukking onleesbaar, maar in de gespannen lijn van zijn kaak lag een vastberadendheid. Cordelia’s woorden verrasten hem niet. Hij had het kunnen verwachten—zij was niet iemand die zou achterblijven terwijl hij vertrok. Toch bleef hij haar enkele tellen aankijken, alsof hij zocht naar iets in haar ogen dat hem kon vertellen of ze écht klaar was voor wat hen buiten te wachten stond. Indien hij terug dacht aan die ene nacht wist hij dat ze haar mannetje stond mocht het nodig zijn—en zijn twijfels verdwenen.
          Cordelia was stil geweest op zijn herinnering die hij opbracht—het was een stilte waarvan meer dan genoeg zei, meer dan woorden alleen. Ze waren door de dood heen gevochten, enkel met de wapens die ze op zak hadden. Ze waren moe geweest, doodmoe, maar één greintje van rust kon hun beiden de kop kosten.
          Hij schudde langzaam zijn hoofd, niet uit afwijzing, maar uit een mengeling van overgave en iets wat leek op een korte, vermoeide genoegen. “Natuurlijk ga je mee,” bromde hij, alsof het de meest vanzelfsprekende conclusie was. Zijn toon droeg geen irritatie, eerder een zweem van iets anders—iets wat leek op een stil begrip. Misschien zelfs waardering, al zou hij dat nooit hardop zeggen.
          Zijn blik gleed naar Benjamin, en even naar Elliot, die Juniper’s uitspraak ook duidelijk hadden opgevangen. Vervolgens keek hij weer naar Cordelia, iets zachter, al bleef er een zekere scherpte in zijn stem hangen. “Geen impulsief gedrag, Delia. Je weet wat er op het spel staat.”

    Viktor gaf een korte blik naar de deur, waar Juniper zojuist verdween, toen Benjamin zich uitliet over zijn beslissing. De woorden van Juniper waren logisch. Redelijk. Maar dat maakte ze niet minder roekeloos.
          ‘Wel, dat was niet geheel onverwacht,’ sprak Benjamin. ‘Maar Juniper heeft gelijk. Het is te makkelijk om te blijven hangen in vragen als ‘wie’ en ‘waarom’, maar dat gaat ons niet helpen. We moeten actie ondernemen, juist nu. Nu we nog voorraden hebben.’ Hij gaf een snelle blik naar Elliot.
          ‘Maar we zijn veiliger in een kleine groep. Daarom sluit ik mij aan bij Juniper om de oplossing te vinden voor deze situatie. Er zijn botanische tuinen in de buurt die voor de val een zadenbank hadden. Het is de moeite waard om uit te zoeken wat daar nog van over is.’



          Viktor spande zijn kaak kort aan terwijl hij naar Benjamin keek, zijn gezicht ondoorgrondelijk. Hij had dit al verwacht—of op zijn minst iets soortgelijks. De Raad kon moeilijk achterblijven terwijl anderen hun leven riskeerden om de gemeenschap draaiende te houden. Toch was er iets aan de manier waarop Benjamin het bracht, de lichte aarzeling in zijn stem, de haast onmerkbare spanning in zijn houding, dat Viktor een moment langer liet kijken.
          “Je hebt enig idee waar je aan begint?” Zijn stem was niet spottend, maar direct. Kort en krachtig. De woorden kwamen er bijna achteloos uit, alsof hij Benjamin niet zozeer wilde uitdagen, maar hem simpelweg wilde laten inzien waar hij aan begon.
          Een botanische tuin. Zaden. Het klonk goed op papier, een langetermijnoplossing. Maar langetermijnplannen betekenden niets als je onderweg dood neerviel. En laat het leven nou anders zijn buiten de muren dan er binnenin.
          Zijn blik gleed even naar Elliot, om op te vangen wat hij ervan vond—en keerde toen terug naar Benjamin.
          “Je wil een botanische tuin riskeren?” Viktor snoof zachtjes, zijn armen over elkaar slaand. “Grote kans dat je niets vindt. Grotere kans dat het krioelt van de verloren zielen.” Hij hield een korte pauze, zijn ogen wendde hij kort af alsof hij de opties in zijn hoofd afwoog, en keek toen weer op. “Je gaat iemands leven kosten. Als je gaat, dan neem je iemand mee die weet hoe je daar levend vandaan komt.” Het was geen vraag of een suggestie—enkel een feit. Zijn blik, naar Benjamin, zelfverzekerd en onveranderlijk.

    Viktor liet zijn blik even over de anderen in de zaal glijden, zoekend naar een reactie, maar er kwam niets dat hem verraste. De spanning hing nog steeds in de lucht. Niemand sprak hem tegen—niet openlijk, althans. Misschien waren ze het met hem eens. Misschien hielden ze zich stil omdat ze wisten dat hij het meende. Benjamin zou zijn keuzes zelf moeten dragen. Net als Juniper. Net als Cordelia. Net als hijzelf.
          Zijn blik gleed weer naar Cordelia. Zij was de enige die hij hier nog iets wilde zeggen. Met een lichte kanteling van zijn hoofd gebaarde hij haar mee naar buiten te lopen. Hij had geen zin om voor deze mensen te staan discussiëren over dingen die hij allang besloten had.

    Pas toen ze buiten stonden, in de koelere lucht, haalde hij langzaam adem en keek haar schuin aan. “Je weet dat dit geen simpele tocht wordt.” Het was geen poging om haar van gedachten te veranderen—daar was het veel te laat voor. Hij wist dat zij het wist. Een onmiskenbare realiteit. “We weten niet wat we tegenkomen. Maar gelukkig—weet jij er genoeg van.” Hoe het daarbuiten was.
          Een korte pauze, zijn ogen even van haar gezicht naar de bomen verderop, alsof hij iets in zichzelf wegduwde. “Heb je alles wat je nodig hebt?” sprak hij direct, praktisch. Maar ergens, diep in die woorden, lag iets anders verscholen. Iets wat hij niet hardop zei. Misschien niet eens onder woorden kón brengen. Hij wist dat het moment was aangebroken—de realiteit van de staat van de wereld nogmaals onder ogen te komen.
          “Ik moet mijn spullen pakken,” zei hij eenvoudig—wat tegelijkertijd het bekend maken voor het eind van het gesprek was. Viktor liet zijn blik nog even op Cordelia rusten voordat hij kort knikte. Hij wist dat zij het zou begrijpen zonder dat hij meer hoefde te zeggen. Hij wist dat hij haar zou zien binnen 20 minuten bij het hek.
          Dus draaide hij zich om en begon te lopen, weg van de raadzaal en van de gesprekken die hij niet meer wilde horen. De spanning in zijn schouders verdween niet, maar zijn pas was onwankelbaar. Hij wist wat hem te doen stond.

    Zijn buitenpost lag net buiten het kamp, een plek die hij zelf had opgebouwd en op zijn eigen manier had ingericht. Het was klein, eenvoudig, maar efficiënt. Geen overbodige luxe of versiersel te zien. Een veldbed in de hoek, een paar wapens binnen handbereik, en een tas die nooit helemaal uitgepakt werd.
          Hij knielde bij de tas en controleerde de inhoud:
          ﹥ Munitie, zorgvuldig geteld.
          ﹥ Een mes dat al zo vaak geslepen was dat het een deel van hem leek.
          ﹥ Een veldfles, niet helemaal vol, maar genoeg om even vooruit te kunnen.
          ﹥ Verband en een paar basisgeneesmiddelen—meer kon hij zich niet veroorloven.
          ﹥ Eten. Weinig, maar genoeg om een paar dagen mee te kunnen.
    Zijn blik viel op een oude horloge dat op de houten plank lag. Het tikte niet meer, de wijzers stonden stil. Toch raapte hij het op en stopte het in zijn zak. Viktor trok zijn jas aan en hing zijn tas over zijn schouder. Met nog een laatste blik op de ruimte—zijn buitenpost—keerde hij zich zonder aarzeling om en liep richting het hek. Het was zijn thuis niet. Dat had hij nergens meer.

    Bij het hek was het stil. De lucht was helder en koel. Viktor leunde met een hand op zijn slaghamer, Judgement, zijn blik op de omgeving gericht. Wachten was niets nieuws voor hem. Zijn andere hand omvatte het heft van zijn mes terwijl hij naar de verte tuurde. Dit was het moment waarop de echte tocht begon. Hier, aan de rand van de beschaving, wachtte hij op Juniper en Cordelia.

    [ bericht aangepast op 16 feb 2025 - 17:52 ]


    Don't walk. Run, you sheep, run.


    ⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘


    JESSE
    HALE


    ⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘⫘

    Sodden, bloodied, his clothes stained with all sorts of liquid, Jesse stumbled along the edge of the evergreen forest. The sickening feeling of hunger he had grown used to, was as unforgiving as ever. His head was pounding and his heart hammering. He was completely drained, but he knew he had to keep going if he wanted to have a chance.
    If anything, he was lucky to have made it this far without having to face too many hitches. He was strong, but the fatigue and the malnutrition were slowly but surely taking their toll on him.
    And for the first time since the world went to shit, he was on his own. He had thought about turning back, looking for survivors of his group. But the more he thought about it, that just seemed more and more like a fool's errand. Sure, he had his skills, learned how to handle himself and the world around him pretty well, but this time he had just been plain lucky. His car and his fondness of tinkering had saved him. For real, this time. He was lucky he got out when he did.
    He had no clue where to go, what the tactical thing to do was. He was left to his own devices, the safety in numbers and the security of walls around him, all gone in the blink of an eye.
    He had driven for miles and miles, waiting, hoping, to stumble upon the answer. By now, he was just simply hoping for a miracle to happen. Part of him began to think he had finally used up his lucky stars.
    His car had broken down after a few days; ran out of gas. With a heavy heart, he left it behind and continued on foot. Without the security of his vehicle, he felt exposed and vulnerable. It had been days, and he hadn't yet stumbled upon any sign of life - at least, not the right kind.
    Jesse was fortunate enough to have carried a pistol with him, but was running terrifyingly low on ammunition. After that he had to rely on his old trusty, but badly oxidized, screwdriver, which was on the verge of falling apart.
    His tactic was to avoid any conflict, but in this world you never knew what might jump you, or was waiting around the corner. Normally, he would have been agile enough to outrun his enemies. But not right now, he simply was just too weak. It wasn't just the exhaustion and the lack of nutrients - it was the trauma, too. He had had plenty of time to overthink the last two weeks, to relive what had happened. Sometimes he had felt so desperate, he thought about using one of his last bullets on himself. Just to put himself out of his misery, after all, what life expectancy did he still have? But Jesse wasn't one to give up that easily. Life had thrown him plenty of curveballs before, and he was sure he still had plenty left to contribute to this world. If only it would let him.


    Jesse used to love the outside. He could spend hours gazing at the horizon, looking at the stars. Or just driving around with the windows down, letting the breeze hit his face and let it ruffle through his hair.
    Right now, the slight breeze was his enemy. The weather itself was fine, his own condition was the problem. He was cold and felt feverish, which slowed him down even more. This forest seemed to go on for miles, and he was slowly losing hope.
    Until he saw it; a giant, wooden gate. Or, at least, he thought he did. It could've easily just been his imagination.
    Warily, he started walking up to it. It didn't take long before he got held at gunpoint. He threw his hands in the air and got on his knees. All he wanted was to let his guard down, just for a minute. To have a bit of food, water and to sleep for a little while. Freshen up, stock up on some supplies and he'd be on his way again.
    At least, if he were to get shot right now, it would be a quick death. Right now, everything seemed better than to be stumbling around, just waiting to become a quick bite to a walker.
    He got asked what he was doing around here, what he wanted. His answer to that was easy; sleep and food. Nothing more and nothing less.
    They told him to get up, took his pistol and informed him to walk with them to one of the bigger buildings in town. Because that was wat it was; a whole fucking town. How?
    Jesse glanced around, his eyes wide open. This was just too good to be true, wasn't it? He didn't dare to dream about these types of places still existing. Yet here he was.
    The place smelt like a giant candle had just been blown out, small particles of dust flying around. It was clear there was something going on, the people he came across looked to be in distress.
    Once the big doors were getting opened before him, he could take a quick glance inside. There was some sort of meeting going on. As soon as he stepped in, he felt eyes burning on his skin. He knew how this kind of thing usually went down. If it had been someone new being introduced into his group, he would be distrustful, too.
    "Sorry, I sure hope I'm not interrupting something." he spoke as he put on his most charming smile, before taking a good glance around the room, waiting for someone to speak up. He felt out of place.
    "I don't mean to be crude in any way, but... now what?"


    How far is far



    ELLIOT

    Callahan


    Allow yourself to shine
    without the desire to be seen




    31 ● at the councilmeeting

    Elliot had zich allerlei scenario's ingebeeld toen hij Juniper in zijn stoel zag zitten. Misschien zou ze hem uitdagend aankijken, een blik die zonder woorden zei: laat maar eens zien of je deze raadsstoel waard bent. Of misschien zou ze grijzen, met een twinkeling in haar ogen en een gekanteld hoofd zoals enkel Juniper dat kon – een wolf in schaapskleren. Of misschien zou ze hem negeren alsof hij niets meer dan lucht was. Haar onvoorspelbaarheid leverde talloze variaties op die allen wel iets gemeen hadden: ze wilde dat hij van zich af zou bijten zoals ze hem zo vaak had opgedragen. Zijn kaak spande zich aan en een spiertje trok. Dat was totdat ze haar hand naar zijn wang uitstrekte en een restant van de voorgaande avond wegveegde. Haar aanraking zo zacht en teder dat Elliot zijn adem losliet en haast door zijn benen dreigde te zakken. De wereld viel stil, het geroezemoes verdween naar de achtergrond, alleen zij was er nog met haar donkere poelen de hem gevangenhielden.
          Zo snel als het gekomen was – zo snel was het moment ook weer verdwenen. Ze trok haar hand terug en nam fysiek afstand; hem achterlatend met de duizelingwekkende kou. Hij wankelde even alvorens hij plaats nam in zijn vrijgekomen stoel. Met zijn eigen hand traceerde hij kort haar aanraking, in de hoop de herinnering te bewaren – maar het was al weg.
          Om hem heen fluisterde de raad, maar hij hield zijn blik op de houten leuning gericht die hij stevig omklemde met zijn handen terwijl hij zijn ademhaling onder controle probeerde te krijgen. Mede dankzij Juniper die de raad begonnen was kon hij ongezien tot rust komen.
          ''Er is geen tijd om te verspelen. We moeten actie ondernemen. En wel nu,'' Juniper sloeg op het juiste moment met haar handen op de tafel. Elliot verhief zijn blik naar haar nu hij eindelijk met beide benen terug op de aarde was. De brand. De voorraad. Het was van groot belang dat hij zijn aandacht erbij hield. Hij kon het zich niet veroorloven om afgeleid te raken. ''Dus ik ga.'' Elliot’s ogen sperde zich wijd open – ze kon niet serieus van plan zijn om in haar eentje te gaan, dat zou een doodsvonnis zijn. Haast smekend richtte Elliot zich tot Benjamin als er iemand was die tot haar kon doordringen dan was hij het wel.
          Maar waar Elliot had gehoopt dat Benjamin Juniper tegen zou houden, koos Ben ervoor om met haar in te stemmen. Het maakte Benjamin een goede leider; iemand waar Elliot nog veel van kon leren. Benjamin maakte keuzes met zijn hoofd – niet met zijn hart. Diep van binnen wist Elliot ook wel dat hun veilige bubbel was geborsten op het moment dat de vlammen de hemel in waren gereikt, maar desondanks voelde deze aankondiging van Juniper, maar ook van Benjamin, als een storm die zich door zijn kaartenhuis raasden. Elliot nam een diepe ademteug en wreef met een hand langs zijn slapen De situatie viel niet langer te ontkennen. Zijn maag kneep samen.
          Ook Cordelia gaf aan mee te gaan. Het voelde als een wrede grap hoe één voor één zijn geliefden werden afgenomen. Tenzij.... hij met hen mee zou gaan. De vier jaren die hij in Camp Riverside had doorgebracht voelde aan als eeuwen. Vier lange jaren had hij geen voet buiten de muren gezet. Vier lange jaren hadden ervoor gezorgd dat zijn herinneringen aan de buitenwereld in een waas samenkwamen. Zijn laatste tocht? Te voet samen met Lilian, Milo en niets meer dan keukenmessen om zichzelf mee te verdedigen. Elliot had zich voorgenomen om nooit meer in die situatie terecht te komen – tenzij het niet anders kon.
          Zoals nu.
          “Je hebt enig idee waar je aan begint?” Viktors stem galmde door de ruimte heen. Als er iemand verstand had van de buitenwereld, dan was het Viktor wel. Wat volgde was dat Viktor hen eens met de neus op de feiten drukte – en Elliot vertrouwde zijn woord. ''Je gaat iemands leven kosten. Als je gaat, dan neem je iemand mee die weet hoe je daar levend vandaan komt,'' eindigde Viktor alvorens hij aanstalten maakte om de zaal te verlaten.
          ''Iemand zoals jij, bedoel je?'' Merkte Elliot op. ''Zou je het riskeren?’’ Voor het kamp of voor zichzelf? De chaos beviel Elliot niet. Er ontstond nu een tijdsdruk die enkel tot gehaaste beslissingen zou leiden en daar kwam zelden iets goeds uit. Elliot richtte zich tot Benjamin om moed te putten uit het vertrouwde gezicht. De raad toespreken was nooit zijn favoriete bezigheid geweest, maar soms kon het niet anders. Zijn stoel schoof luid naar achteren bij het opstaan. Elliot schraapte zijn keel. ''Als we dit gaan doen – en op dit moment lijkt er geen beter alternatief – dan moeten we het wel weloverwogen doen. Als we nu als kippen zonder kop naar buiten rennen dan gaat het niet goedkomen. We hebben een plan nodig. Wie gaan er mee, wie blijven achter en nemen de leiding hier, splitsen we de groep in nog kleinere groepen of blijven we bij elkaar, wat als we elkaar uit het oog verliezen?'' Hij liet zijn blik eens door de zaal glijden. ''Ik neem aan dat we deze tocht maar één keer willen maken. Daarvoor hebben we meerdere handen nodig zodat we zoveel mogelijk mee terug kunnen nemen. Dan moeten we alleen wél hetzelfde plan in gedachte hebben.'' Iets wat niet ging als iedereen de individuele held wilde uithangen. Vanuit zijn ooghoeken zag hij een vreemd gedaante de zaal binnenkomen. ''Wie gaan er mee en wie blijven hier?'' Eindigde hij zijn speech, waarbij hij zijn eigen hand op stak. ''Ik ga mee.''
          "Sorry, I sure hope I'm not interrupting something," klonk plotseling een onbekende stem. In het midden tussen de banken stond een jongeman die Elliot nog nooit eerder had gezien. "I don't mean to be crude in any way, but... now what?"
          Met een diepe frons nam Elliot de vreemdeling in zich op. ''Wie ben jij?''


    Adventurer at heart, but oh how she loved to be home




    Benjamin

    Cervantes - Herrera


    Green army-issue pantsblack shirtbrown boots


    ❦ ❦ ❦ ❦




    Benjamin found himself thoughtfully chewing on his cheek as Viktor looked around the room, waiting for a response. While his voice had been rough, his words hadn't been unnecessarily cruel and the message, well, it was true. After all, Ben would have done well to ask the professionals for their advice in stead of casually sharing the first idea that came to him. His anxiety was already clouding his decisions, for fucks sake. This was never going to work out there. Be better, he snapped at himself.
          Before he had the mind to respond, Viktor had already left the building with Cordelia trailing in his wake. Nor Juniper, nor Viktor or Cordelia had shared their plan with the group, at least not more than a vague idea. If these people were team players, the certainly did not count him as part of their team. Ben sighed thoughtfully as he sat back down - wishing he could restart the day. He was about to set out on a life threatening journey and nobody, including himself, wanted him there. What the hell was he doing?
          Benjamin's gaze was drawn to his side and found Elliot looking at him. They shared a quiet moment before Elliot turned and stood, addressing the people now that Ben found himself rendered speechless by the idiocrasy of his public promise to join this quest. The nausea subsided a little while he listened to Elliot speak, though, and a quiet pride stirred in his chest. His friend fiercely disliked public speaking, but he carried his message with undeniable confidence. A vague shadow of a smile reappeared on his face.
          Suddenly, an unexpected arrival at the far side of the room caught his eye, but before he could quite make sense of the unfamiliar face, Elliot decided to drop a fucking bomb on him. He couldn't catch himself before his head whipped towards the man with a mixture of surprise and fear. What the fuck? Elliot never went outside. And then, relief. He wouldn't be utterly alone, then. While Cordelia didn't seem to dislike him much when they worked together, he wasn't so sure about Viktor and Juniper's opinion of him - his relationship with the latter being rather complicated.
          Elliot's attention shifted, taking Benjamin's attention with him, to the curious appearance in the middle of the room, two guards quietly towering behind him. It was clear the man was directly escorted here from their gates, judging by his tattered clothes and his starved body, swaying a little on his feet. His handsome face had a haunted expression, which he tried to hide behind a charming smile.
          'Jesus,' Benjamin cursed. He could never get used to the mangled looks of the people who came knocking at their gates. 'Give the man a chair, before he drops dead on the floor.' In his surprise he'd automatically resorted to English, but recovered himself while he addressed one of their cooks. 'Wil je gauw wat brood voor hem halen? En ruimschoots water.'
          While it was customary in their community, he knew the people probably wouldn't appreciate him offering the stranger food, given their dire situation - but he hadn't had time to dwell on this. Everything was happening at breakneck speed and he had to trust his instincts. What is going on with today?
          The cook scurried away and Benjamin turned to the guards, their hands still on their weapons. 'Thank you,' he nodded. Knowing procedure, they stayed behind the unfamiliar man. Though Benjamin had the sense the man could collapse any moment, they knew better than to underestimate the danger of new arrivals.
          Benjamin looked at Elliot, trying to catch his gaze. What to do with this potentially dangerous man, now that their best guards - Viktor, Cordelia, Juniper - where about to leave the community? He rubbed his face, a headache already pounding through his skull.
          'Je hebt een interessant moment gekozen om aan te kloppen, vreemdeling,' he said, trying to sound amused but unable to keep the tiredness out of his voice. 'Onze voorraden zijn bijna op en onze schuur met zaden is vannacht afgebrand. Ik vrees dat we niet veel voor je kunnen betekenen.'

    [ bericht aangepast op 20 feb 2025 - 14:25 ]


    Whittaker -> Mando